Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties











> Retouradres Postbus 20011 2500 EA  Den Haag 
                                                                                        DPV 
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer                                                   dgv/pv/b&o 
der Staten-Generaal                                                                     Schedeldoekshaven 200 
Postbus 20018                                                                           2511 EZ  Den Haag 
                                                                                        Postbus 20011 
2500 EA Den Haag                                                                        2500 EA  Den Haag 
                                                                                        www.minbzk.nl 
                                                                                        Contactpersoon 
                                                                                        Joost Bruinsma  
                                                                                        T 070-4266637 
                                                                                        joost.bruinsma@minbzk.nl 

                                                                                        Kenmerk 
                                                                                        2009-0000113370 
Datum  3 april 2009                                                                      
Betreft  Toezegging betreffende invullingtaken Regionale Inlichtingendiensten            
         politie                                                                         



Tijdens het algemeen overleg (AO) d.d. 16 april 2008. heb ik met de vaste                
commissies voor BZK en Defensie gesproken over het rapport van de Commissie 
van Toezicht op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD) inzake het 
onderzoek naar de samenwerking tussen de AIVD en de regionale 
inlichtingendiensten (RID) respectievelijk de Koninklijke Marechaussee (KMar)            
alsmede mijn beleidsreactie daarop (Tweede kamer, vergaderjaar 2007-2008, 29 
924, nr. 22).  

Tijdens het AO is aan de orde geweest de vraag of de politieorganisatie, en meer 
specifiek de regionale inlichtingendienst als onderdeel van die politieorganisatie, 
ten behoeve van haar openbare ordetaak meer mogelijkheden moet krijgen om 
ingrijpende onderzoeksmethoden toe te passen.  

Tevens kwam de vraag aan de orde of er ten behoeve van die 
onderzoeksmethoden een expliciete wettelijke basis dient te worden gecreëerd. In 
het verlengde hiervan is aan de orde geweest de vraag of de Handleiding 
Informatie-inwinning Openbare Orde 2000 nog toereikend is. 

Toezegging 
Naar aanleiding van vorenstaande vragen heb ik aan het einde van het AO 
toegezegd te komen met een brief met daarin opgenomen een standpuntbepaling 
betreffende de invulling van de taken van de regionale inlichtingendiensten en een 
eventuele wettelijke grondslag voor (aanvullende) bevoegdheden om informatie in 
te winnen.  

Ik zal in deze brief eerst kort ingaan op de reikwijdte van de openbare orde taak 
van de politie en de rol welke RID hierbij vervult.(1) Daarna zal ik ingaan op de 
vraag of de RID als onderdeel van de politie, ten behoeve van haar openbare orde 
taak meer mogelijkheden zou moeten krijgen om meer ingrijpende 
onderzoeksmethoden toe te kunnen passen. (2) Tenslotte ga ik in op de in de 
praktijk toegepaste methoden van informatie-inwinning, zoals deze staan 
beschreven in de Handleiding informatie-inwinning openbare orde 2000 en op de 
vraag of deze Handleiding nog toereikend is. (3) 


                                                                                        Pagina 1 van 5 








                                                                                        Datum 
Ad. 1.                                                                                  3 april 2009 
De burgemeester is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke handhaving van de            Kenmerk 
                                                                                        2009-0000113370 
openbare orde en legt daarover verantwoording af aan de gemeenteraad. (artikel 
172 Gemeentewet). Hij wordt bij de uitvoering daarvan ondersteund door de op             
dit terrein onder zijn gezag opererende politie (artikel 12 Politiewet 1993). 
Daarnaast heeft de politie als taak de daadwerkelijke handhaving van de 
rechtsorde op grond van artikel 2 Politiewet 1993. 

Van belang is hierbij de gangbare opvattingen aangaande het leerstuk openbare 
orde vast te stellen: de openbare orde is een naar tijd en plaats veranderlijke, 
ordelijke of normale gang van zaken op de openbare weg en op andere publieke 
plaatsen en een zekere bescherming van persoon en goed.  
Op grond van artikel 2 Politiewet 1993 vindt niet alleen daadwerkelijke 
handhaving van de openbare orde plaats. Ook vindt de politie in dit artikel haar 
bevoegdheid om informatie te verzamelen met een tweeledige doelstelling. 
Enerzijds wordt deze informatie gebruikt om de burgemeester te informeren over 
mogelijke (toekomstige) verstoringen van de openbare orde. Mede op basis van 
deze informatie is de burgemeester in staat zijn bevoegdheden op grond van de 
Gemeentewet uit te oefenen en de politie aanwijzingen te geven om bestuurlijke 
maatregelen te nemen of over te gaan tot daadwerkelijke handhaving van de 
openbare orde. Anderzijds is deze informatie van essentieel belang voor de 
dagelijkse taakuitvoering van de politie. Onder het algemene gezag van de 
burgemeester gebruikt de politie deze informatie voor eigen strategische 
planvorming en tactische sturing.  

De taak van het inwinnen van openbare orde informatie wordt binnen de politie 
uitgeoefend onder meer door de wijkagenten, de recherche, de 
noodhulpmedewerkers en verschillende andere politieonderdelen. Al deze 
politiemensen werken immers voortdurend in de publieke ruimte en zij doen daar 
tijdens hun reguliere werk kennis op betreffende de openbare orde en mogelijke 
openbare orde verstoringen. Zoals dat bij de bestrijding van de criminaliteit ook 
het geval is, wordt informatie ten behoeve van de handhaving van de openbare 
orde soms ook heimelijk ingewonnen. Anders dan bij de bestrijding van de 
criminaliteit het geval is, is deze openbare orde informatie niet bedoeld voor de 
voorkoming van criminaliteit en de bewijsvoering in strafzaken, maar voor het 
voorkomen en bestrijden van verstoringen van de openbare orde. Het heimelijk 
inwinnen van informatie met gebruikmaking van afscherming is op basis van 
organisatorische keuzes uit het verleden binnen de politie belegd bij de RID. De 
RID beschikt over de vaardigheid en de professionaliteit die voor een 
verantwoorde uitvoering van heimelijke methoden noodzakelijk is. In de praktijk 
blijkt dat er in veel gevallen bovendien een directe relatie met de AIVD taak van 
de RID bestaat. Hierdoor is directe afstemming mogelijk en zijn partijen in staat 
vroegtijdig afstemming tussen beide belangen te realiseren. Hiermee is echter 
niet gezegd dat het verkrijgen van informatie ten behoeve van de openbare orde 
enkel en alleen een aangelegenheid van de RID zou zijn. Het verkrijgen van 
informatie op het terrein van de openbare orde is een aangelegenheid van de 
totale politie organisatie die bijeenkomt in de functie van de Regionale Informatie 
coördinatie. De RID vervult daarbij een beperkte maar belangrijke rol. Namelijk 
het aanleveren van heimelijk ingewonnen informatie. 

                                                                                        Pagina 2 van 5 








                                                                                        Datum 
Ad. 2.                                                                                  3 april 2009 
                                                                                        Kenmerk 
                                                                                        2009-0000113370 
Tijdens het AO van 16 april 2008 is de vraag aan de orde gekomen of er behoefte 
bestaat aan meer bevoegdheden op het terrein van het inwinnen van informatie             
onder het gezag van de burgemeester ten behoeve van diens openbare orde taak. 
Overleg met alle betrokken partijen heeft mij tot het inzicht gebracht dat dit niet 
noodzakelijk is. Ik constateer dat uitbreiding van de bevoegdheden ten behoeve 
van de handhaving van de openbare orde niet proportioneel zou zijn.                     

Indien zich een zodanige bedreiging van de openbare orde voordoet dat de inzet 
van ingrijpende  bevoegdheden als bijvoorbeeld het afluisteren van 
telefoongesprekken noodzakelijk is, dan zal er mijns inziens in de regel ook altijd 
een dreiging zijn van strafbare feiten dan wel ­ afhankelijk van het feitencomplex 
­ van een mogelijke dreiging van de nationale veiligheid. In een dergelijke 
situatie kan door de politie onder het gezag van het openbaar ministerie gebruik 
worden gemaakt van de bevoegdheden uit het Wetboek van Strafvordering of ­ 
indien de nationale veiligheid in het geding is ­ de (bijzondere) bevoegdheden op 
grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 door de politie 
onder het gezag van de AIVD (Wiv 2002)  De uitoefening van deze bevoegdheden 
is onderworpen aan strenge regelgeving, waarbij ook sprake is van onafhankelijk 
toezicht. 

Indien het feitencomplex duidt op een dreigende (ernstige) verstoring van de 
openbare orde maar eveneens op een dreiging voor de nationale veiligheid, 
prevaleert een aanpak binnen het kader van de WIV 2002. Hierbij geldt voor de 
AIVD de opdracht om binnen de wettelijke kaders en waar mogelijk, oog te 
hebben voor de belangen van het lokaal bestuur, op grond waarvan de AIVD het 
lokaal gezag actief informeert, zoals ook is vastgelegd in het rapport "vaste 
verbindingen" (commissie Holtslag). Zoals ik tijdens het AO van 16 april 2008 heb 
aangegeven, wordt hieraan door de AIVD gevolg gegeven. 

Van belang is daarbij wel dat de verschillende betrokken instanties die betrokken 
zijn bij een dreigende, grootschalige openbare orde verstoring, nauw 
samenwerken. Indien er sprake is van een adequate informatie-uitwisseling 
waardoor de burgemeester als verantwoordelijke voor de openbare orde diens 
verantwoordelijkheid ook kan waarmaken, is er geen noodzaak om tot 
aanvullende bevoegdheden in de sfeer van de openbare ordetaak te komen. Ik 
heb de overtuiging dat deze samenwerking op dit moment sterk is verbeterd en 
nog verder zal verbeteren. 

Het bovenstaande impliceert overigens ook dat een burgemeester niet aan de 
politie kan opdragen dat zij een fenomeen als radicalisering in zijn algemeenheid 
onderzoekt. De politie kan onderzoek doen als radicalisering leidt tot feitelijke 
gedragingen of situaties die voorspelbaar kunnen leiden tot verstoringen van de 
openbare orde. Dit kan het geval zijn als er sprake is van oplopende spanningen 
(c.q. polarisatie) tussen bevolkingsgroepen of van onrust- of protestuitingen die 
extreem van karakter zijn. 

Dit laat onverlet dat het openbaar bestuur in het algemeen en de burgemeester in 
het bijzonder, vanuit zijn bestuurlijke verantwoordelijkheid, natuurlijk een taak 
                                                                                        Pagina 3 van 5 








                                                                                        Datum 
heeft in het onderzoeken van de maatschappelijke (plaatselijke) ontwikkelingen          3 april 2009 
en het bevorderen van de sociale samenhang. Dit staat echter los van de                 Kenmerk 
                                                                                        2009-0000113370 
bevoegdheid en taken van de burgemeester op het vlak van de openbare orde. 

Mijn conclusie op dit punt is dan ook dat nieuwe bevoegdheden thans niet aan de 
orde zijn. De huidige praktijk, waarin de politie in het belang van de openbare 
orde de bevoegdheden met betrekking tot observatie, het runnen van 
informanten en het bevragen van gegevens toepast, beschouw ik als voldoende.            
Wel is gebleken dat een nadere beschrijving en regeling van de bestaande 
bevoegdheden wel gewenst is. Twee punten verdienen daarbij de aandacht:  
- De toepassing van observatie vraagt om een nadere beschrijving teneinde 
duidelijkheid te scheppen over de vraag wanneer een bepaalde wijze van 
observeren als stelselmatig kan worden beschouwd (en dus niet op grond van 
artikel 2 Politiewet 1993 kan plaatsvinden); 
- De mogelijkheden voor het opvragen van gegevens bij externe partijen, zoals 
telecom gegevens (o.a. historische gegevens) bij telecom-aanbieders, zijn niet 
afdoende geregeld, terwijl de behoefte nadrukkelijk wel bestaat.  

Ik zal ten aanzien van beide punten voorstellen laten ontwikkelen.  

Ad. 3. 
De CTIVD concludeert dat de toepassing van bevoegdheden voor heimelijke 
inwinning van informatie ten behoeve van de openbare orde in de praktijk grote 
diversiteit bij de verschillende korpsen laat zien. De CTIVD wijdt dit onder andere 
aan het gebrek aan heldere regelgeving met als risico oneigenlijke toepassing, 
toepassing in strijd met het EVRM en ongewenste vermenging met andere taken. 
De CTIVD pleit er voor de regelgeving op dit vlak te verbeteren.  

Ten aanzien van de reguliere politietaken acht ik het huidig stelsel afdoende. Deze 
bevoegdheden worden toegepast in reguliere situaties en gangbare verstoringen 
van de openbare orde. Ten aanzien van de toepassingen van de bevoegdheden 
van het heimelijk inwinnen van informatie ten behoeve voor de handhaving van 
de openbare orde, meen ik echter, in navolging van de CTIVD, dat nieuwe 
regelgeving noodzakelijk is. Deze bevoegdheden zijn naar mijn mening slechts 
aan de orde als er sprake lijkt te zijn van een `voorspelbare' dreiging van een 
`ernstige' verstoring van de openbare orde en de burgemeester behoefte heeft om 
informatie te ontvangen die anders dan met gebruikmaking van genoemde 
methoden niet kan worden verkregen. Ik beoog hiermee een aantal zaken te 
verbeteren: 
- Scheppen van een heldere beschrijving van de reikwijdte van het begrip 
openbare orde zoals bedoeld onder 1. 
- Versterking van de positie van de burgemeester op het gebied van de 
handhaving van de openbare orde. 
- Het duidelijk beschrijven van alle toepasbare bevoegdheden en de begrenzing 
daarvan ten aanzien van de stelselmatigheid van observatie. 
- Het vaststellen van de onderlinge verhouding tussen de verschillende domeinen 
(WIV-Strafvordering-Openbare orde), indien dit aan de orde is en beperking van 
het grijze gebied tussen de verschillende domeinen. 
- Toetsingskader voor de inzet van bedoelde bevoegdheden vooraf en normering 
van proportionaliteit en subsidiariteit. 
                                                                                        Pagina 4 van 5 








                                                                                    Datum 
- Toezicht op de inzet en de uitvoering van de genoemde bevoegdheden.               3 april 2009 
- Beperking van het grijze gebied tussen de verschillende domeinen.                 Kenmerk 
                                                                                    2009-0000113370 
- Versterking van de samenwerking tussen AIVD en Politie. 
- Afspraken over de opschaling openbare orde informatie op nationaal niveau          

Ik ben van plan deze aangepaste regelgeving te verwezenlijken in het Besluit 
Beheer Regionale Politiekorpsen. Tevens ben ik ook van plan om de Handleiding 
openbare orde 2000 voor de politie te herschrijven zodat deze beter bij de huidige   
situatie aansluit.  

DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES, 





Mevrouw dr. G. ter Horst 


                                                                                    Pagina 5 van 5 






---- --