ChristenUnie
Bijdrage Ernst Cramer aan het plenaire debat gevolgen
crisispakket onderwijs
Bijdrage Ernst Cramer aan het plenaire debat gevolgen crisispakket onderwijs
woensdag 08 april 2009 14:00
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Als u het mij toestaat, heb ik twee opmerkingen voordat ik
aan mijn tekst begin. Het is voor mij een eer en genoegen om in dit
overwegend hbo-gezelschap het woord te mogen voeren. Ik ben, zoals
bekend, een mbo'er en bovendien "van technische huize". Ik ben dus
eigenlijk ook een soort zij-instromer. Daarom is het heel goed om
hierover het woord te kunnen voeren.
Ik heb mij gestoord aan de opmerking van de heer Bosma over de heer
Doekle Terpstra, omdat je in een hoorzitting mensen uitnodigt. De heer
Terpstra was dus bij ons op visite. Dan is het niet echt kies om zo
over een gast van onszelf te spreken.
Dan nu mijn tekst. Op 30 maart ontvingen wij een brief van een aantal
koepelorganisaties in het onderwijs. De brief begon als volgt:
"Geachte voorzitter, goed onderwijs is een speerpunt van dit kabinet."
Dat kon de ChristenUnie-fractie prima volgen; dat was een goede tekst.
Goed onderwijs is inderdaad een speerpunt van het kabinet. Dat blijft
niet bij woorden alleen. Naast de extra middelen die in het kader van
het Actieplan LeerKracht vrij zijn gemaakt, wordt in het aanvullende
beleidsakkoord van het kabinet ook fors geïnvesteerd in onderwijs. Er
is 250 mln. extra gereserveerd voor het mbo en 165 mln. voor onderhoud
en bouw van scholen. Daarnaast is 250 mln. ter beschikking gesteld
voor het bestrijden van de jeugdwerkloosheid en 280 mln. voor het
versterken van de kennisinfrastructuur. Dan heb je toch je best
gedaan?
De brief van de bonden ging echter verder. Daarbij haakte de fractie
van de ChristenUnie toch af. Begrijp mij niet verkeerd: het is goed
dat zorgen die leven in het onderwijs, kenbaar worden gemaakt. Laten
wij daarbij echter wel de juiste proporties hanteren. Er werden grote
woorden gesproken en er werd met nog grotere getallen gegoocheld.
Inmiddels is er op een aantal punten meer helderheid. Het kabinet
keert de arbeidsvoorwaardenruimte voor 2009 volledig uit, conform de
gebruikelijke referentiesystematiek. Dat geldt ook voor 2010.
Daarnaast blijft het Actieplan LeerKracht onverkort van kracht.
Wel is er nog onduidelijkheid over de gevolgen van de premiestijging
voor de pensioenen en de te verwachten stijgingen van de
leerlingenaantallen. De uiteindelijke gevolgen van de premiestijging
voor de pensioenen hangen onder andere af van de keuzes die de sociale
partners zullen maken. De gevolgen van deze keuzes kunnen voor
rekening komen van het ministerie van OCW. Daarin onderscheidt dit
ministerie zich echter niet van een aantal andere ministeries.
De toename van de leerlingenaantallen roept nog wel een vraag op. Kan
de minister aangeven welk effect op het aantal leerlingen in 2009 en
2010 hij als gevolg van de crisis verwacht? Kan hij daarbij ingaan op
de door de MBO Raad gestuurde cijfers?
De stelling dat achter de gepresenteerde pakketten van
crisismaatregelen een bezuiniging schuilgaat, is uit de lucht
gegrepen. In het pakket wordt juist fors geïnvesteerd in het
onderwijs. Wel zijn, zoals bij elk ministerie, als gevolg van de
kredietcrisis tegenvallers te verwachten in de begroting. Die
tegenvallers zijn nog niet allemaal duidelijk. Hoe daarmee moet worden
omgegaan, komt aan de orde bij de Voorjaarsnota en de Miljoenennota.
De fractie van de ChristenUnie gaat er daarbij van uit dat de bewaking
van de kwaliteit van het onderwijs inzet is van de minister. Laten wij
die discussie dan verder voeren op basis van harde feiten en
deugdelijk cijfermateriaal "anno Voorjaarsnota".
Mevrouw Besselink (PvdA):
Voorzitter. Dit kabinet investeert in onderwijs, in goede tijden en in
slechte tijden. Mijn collega's hebben er al aan herinnerd dat het
kabinet in goede tijden in het regeerakkoord 1 mld. heeft
uitgetrokken. Er is 115 mln. extra geïnvesteerd in het mbo en er was
natuurlijk ook de extra 1 mld. voor het Actieplan LeerKracht. Dat zijn
allemaal structurele middelen. Ook in slechte tijden investeert dit
kabinet bijna 1 mld. in onderwijs. In het nieuwe, aanvullende
coalitieakkoord wordt in 2009 en 2010 geld uitgetrokken: 250 mln. voor
het mbo, 280 mln. voor tijdelijke kenniswerkers die hun baan verliezen
en bij overheidsinstellingen toch aan het werk kunnen blijven, 165
mln. voor energiebesparing bij schoolgebouwen en 250 mln. voor de
aanpak van de jeugdwerkloosheid.
In dit pakket is rekening gehouden met een groei van het aantal
leerlingen in het mbo. Samen met het geld voor de aanpak van de
jeugdwerkloosheid, zorgen wij er op deze manier voor dat alle jongeren
die besluiten langer op school te blijven omdat zij anders moeilijk
een baan kunnen vinden, dat ook kunnen doen. Daar moeten wij juist in
deze tijd in investeren. De brandbrief van de MBO Raad laat zien dat
het goed is dat wij dit geld beschikbaar stellen. Voor de 500 mln. die
hiervoor beschikbaar is, moet dit beleid kunnen worden uitgevoerd. Zal
de minister ervoor zorgen dat het geld direct kan worden ingezet in de
onderwijspraktijk? Het mbo moet nu echt gefaciliteerd worden om die
groep jongeren te kunnen opvangen. Indien in 2011 en 2013 blijkt dat
de groei groter is dan het budget dat nu is vrijgemaakt, dan zullen
wij die discussie op dat moment moeten voeren in het kader van de
behandeling van de voorjaarsnota en de begroting. Ik zal daar in dit
debat niet verder op vooruitlopen.
Het kabinet heeft de ambitie om door te groeien naar het
OESO-gemiddelde. Dit betekent een investering van enkele miljarden
extra bovenop het bestaande onderwijsbudget. Nee, dat geld is er nu
nog niet, maar ja, het zal er wel komen. Ik zie uit naar het plan dat
de ministers van Onderwijs en van Economische Zaken zullen opstellen.
De minister van Financiën heeft in het plenaire debat over de crisis
gezegd dat het Actieplan leerkracht onverkort van kracht blijft. Dit
is vanzelfsprekend voor mijn fractie. Gelukkig heeft de minister van
Onderwijs die uitspraak van de minister van Financiën bevestigd.
De heer Pechtold (D66):
In het crisispakket is die ambitie voor de OESO-norm opgenomen in de
plannen voor de langere termijn.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Dat klopt.
De heer Pechtold (D66):
Mevrouw Besselink weet dat het mandaat van deze regering tot 2011
reikt. Er wordt nu gesproken over plannen tot over de horizon van
2015. Als alle kabinetten blijven zitten, praten wij over twee
kabinetten verder. Als mevrouw Besselink zegt dat zij wacht op de
plannen, is zij dan van mening dat de investeringen in de OESO-normen
moeten worden opgenomen in de budgetjaren die voor ons liggen onder de
verantwoordelijkheid van dit kabinet?
Mevrouw Besselink (PvdA):
Het is een ambitie die er mag zijn. Ik wacht op de brief die de
ministers zullen opstellen. Dat die ambitie wordt geformuleerd, is
nieuw in Nederland. Dat wij die met elkaar hebben geformuleerd, wil
niet zeggen dat wij dit niet serieus nemen. Ik ga ervan uit dat die
brief er komt. Hoe dit in de tijd wordt neergezet, moet uit die brief
blijken. Daarom heb ik gezegd dat wij nu niet kunnen zeggen hoe wij
dit geld bij elkaar krijgen. Het is veel geld, maar wij vinden dit met
elkaar nodig en voor het antwoord op de vraag hoe wij dit kunnen
oplossen, is het aanvalsplan van de minister nodig. Daar wacht ik
graag op. Dat dit een belangrijke ambitie is, lijkt mij helder.
De heer Pechtold (D66):
Dit doet mij denken aan die vage vraag die altijd wordt gesteld in
beauty contests waarop iedereen antwoordt: ik ben voor wereldvrede.
Dat zijn wij allemaal, maar de vraag is hoe wij dat kunnen bereiken en
wat wij daar als eerste stap aan kunnen bijdragen. Overigens mag
mevrouw Besselink dit als een compliment opvatten.
Je kunt dit wel formuleren, maar je kunt niets zeggen over de inzet
van een regering die drie periodes verder zitting heeft. Mevrouw
Besselink is dan net zo vaag als de woordvoerder van het CDA. Daarom
stel ik de vraag of wij in 2010 en 2011 in de begrotingen onder de
verantwoordelijkheid van dit kabinet een materiële invulling zullen
zien van dit voornemen of blijft het bij mooie woorden? Zij moet dan
niet weer verwijzen naar de brief, maar eerlijk zeggen wat de fractie
van de PvdA wil. De PvdA wil zien dat er harde euro's in de
begrotingen voor 2010 en 2011 staan om richting de OESO-norm te
krabbelen.
Mevrouw Besselink (PvdA):
De heer Pechtold schoffelt het benoemen van de ambitie nu weg als "een
beetje vaag zijn". Ik vind dit niet vaag. Dit is nu voor het eerst in
Nederland gezegd. Wij moeten dit punt serieus markeren. Ik ga ervan
uit dat de minister in de aangekondigde brief zal aangeven hoe hij dit
doel zo snel mogelijk wil bereiken. Verder ga ik er niet vanuit dat
wij al dit geld in deze kabinetsperiode bij elkaar kunnen krijgen,
maar wel dat er een aanvalsplan komt om dit zo snel mogelijk te doen.
Daar mag de heer Pechtold mij aan houden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik heb er geen behoefte aan om in de toekomst te kijken. Voor mooie
woorden koopt het onderwijs niets. Er zijn nu al dingen in deze
kabinetsperiode waarover onduidelijkheid bestaat. Er is al helderheid
verschaft over de lerarensalarissen, maar in het crisisakkoord is een
bezuiniging van 8,7 mld. voorzien. 3,7 mld. in het kader van de
taakstelling van de voorjaarsnota, 1,8 mld. bij de taakstelling
tekortreductie overig en 3,2 mld. bij de bezuinigingen op de
uitkeringen en de lonen in de collectieve sector. Is de fractie van de
Partij van de Arbeid -- en dan niet verwijzen naar de minister -- van
mening dat het onderwijs moet worden uitgezonderd van de
bezuinigingen? Anders betekent dit dat al het geld dat extra wordt
geïnvesteerd, helemaal voor niets is, want dan wordt er per saldo
gewoon bezuinigd.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Dit debat voeren wij wel vaker in deze Kamer. U zegt niet te veel
vooruit te willen kijken, maar toch vraagt u mij om uitspraken over de
toekomst. U kent de PvdA, u kent onze strijd voor het onderwijs. Wij
vinden onderwijs van groot belang voor de ontwikkeling van onze
samenleving, voor de emancipatie van vele groepen en hebben daar
altijd voor gestreden. Wij zullen dus, ook in de toekomst, bekijken
hoe de bezuinigingen uitvallen: waar ze terecht moeten komen en waar
ze niet terecht moeten komen. U kunt dan wel aanvoelen waarvoor de
PvdA zal strijden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik ben niet tegen in de toekomst kijken, maar deze minister is nog
twee jaar minister, en over twee jaar misschien niet meer. Hij kan dus
wel ambities formuleren voor over tien jaar, maar daar hebben wij nu
niks aan. De komende twee jaar staat er een bezuiniging van 8,7 mld.
op stapel, die mogelijk ook het onderwijs raakt. Accepteert de Tweede
Kamerfractie van de PvdA dat er bezuinigd kan worden op het onderwijs?
Mevrouw Besselink (PvdA):
Als we gaan bezuinigen op topsalarissen in het onderwijs, ben ik daar
niet principieel op tegen. Toch vind ik dat we samen goed moeten
overwegen waar de bezuinigingen kunnen vallen. Het is een breed
pakket, over hoe alles precies uitvalt moeten we discussiëren wanneer
de situatie dáár is; daar ga ik nu niet op vooruitlopen. Meneer Dibi
kent het standpunt van de PvdA, hij weet hoe wij in het onderwijsdebat
staan, dus hij kan ervan op aan waarop de PvdA gaat inzetten.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik stel hierbij vast dat de PvdA geen keiharde garantie geeft dat er
vanwege het crisispakket niet zal worden bezuinigd op het onderwijs.
Ik vind dat treurig, want mevrouw Besselink geeft die helderheid wel
bij de lerarensalarissen.
Dan heb ik een andere vraag: over de extra leerlingen in het mbo. Het
kabinet investeert 250 mln. De MBO Raad berekende dat het veel meer
gaat kosten. Eist mevrouw Besselink van de minister de garantie dat er
wordt geïnvesteerd in al die extra leerlingen in het mbo? Graag een
duidelijk antwoord.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Volgens mij was ik in mijn bijdrage heel duidelijk hierover: ik zei
namelijk dat ik het goed vind dat dit geld wordt vrijgemaakt, dat de
signalen van de MBO Raad goed zijn gehoord en dat wij ervan uitgaan
dat met de beschikbare middelen -- en dat zijn veel middelen -- een
grote slag kan worden geslagen. Ik heb ook gezegd dat we verderop, in
2011-2013, in voorjaarsnota en begroting moeten bekijken hoe de
budgetten zich verhouden tot de groei van het aantal leerlingen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. De nieuwe inzichten van de PvdA zijn altijd weer
verrassend: nu wordt, bijvoorbeeld, het OESO-gemiddelde weer
nagestreefd. Dat is op zich heel goed, maar ik vraag mij daarbij wel
af waarom mijn motie in 2007 niet door de PvdA werd gesteund. Mevrouw
Besselink zegt dat zij achter het Actieplan LeerKracht staat, maar van
de week las ik in de krant dat haar collega Depla zei dat aan
vmbo-leraren eigenlijk veel meer zou moeten worden betaald. En dat
druist weer in tegen dat actieplan...
Mevrouw Besselink (PvdA):
Nee, hoor.
De heer Jasper van Dijk (SP):
...dus dat vind ik ook verrassend.
Maar vandaag is eigenlijk maar één vraag relevant: sluit de
PvdA-fractie bezuinigingen op onderwijs uit, ja of nee?
Mevrouw Besselink (PvdA):
Ik constateer dat de PvdA met de coalitiepartners ervoor heeft gezorgd
dat er veel wordt geïnvesteerd in het onderwijs. We hebben een aardige
track record. Al voordat er een crisis was, hebben wij enorm
geïnvesteerd en ook nu investeren wij. Dit lijkt me dus een overbodige
vraag.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Wat is dan het antwoord? Bezuinigingen, ja of nee?
Mevrouw Besselink (PvdA):
Wij investeren in het onderwijs.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Sluit u bezuinigingen uit, ja of nee? Dat is een heel gemakkelijke
vraag.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Wij investeren in het onderwijs.
De heer Jasper van Dijk (SP):
U geeft dus geen antwoord.
Mevrouw Besselink (PvdA):
De hoorzitting met de koepels van vorige week heeft uitgewezen dat een
groot deel van de benoemde problematiek onterecht was; een groot deel
werd snel van tafel geveegd. Onduidelijkheid blijft nog bestaan over
de uitgaven voor de pensioenen en eventuele extra uitgaven als de
loonontwikkeling in de markt geen gelijke tred houdt met die in het
onderwijs. Voor beide geldt dat we de precieze omvang nog niet kennen
en die is afhankelijk van de opstelling van de sociale partners. In
ieder geval gaat dit pas vanaf 2010 spelen. Ons is wel duidelijk
geworden dat er voor 2009 geen problemen zijn en dat vanaf 2010 naar
oplossingen zal worden gekeken. Wij wachten dit spel voor de
Voorjaarsnota af en zullen daar nu niet op vooruitlopen.
Voor de PvdA-fractie gelden de volgende uitgangspunten: het plan
LeerKracht moet onverkort van kracht blijven, het mbo moet worden
gefaciliteerd om de groei op te vangen en wij moeten investeren in
werkgelegenheid voor mensen; scholing is daarbij van onbetwistbare
waarde.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. De ministers Bos en Plasterk waren uiterst stellig: de
zorgen over de gevolgen van het crisispakket van dit kabinet voor het
onderwijs waren overbodig. Mijn zorgen waren overbodig toen ik vorige
week bij dat debat een motie wilde indienen om de salarissen in het
onderwijs veilig te stellen. Overbodig, zei minister Bos.
Ik ben hier vandaag om over één vraag helderheid te krijgen: bestaat
er ook maar een kans dat een leraar wordt ontslagen vanwege dit
crisispakket? Dat is mijn vraag. Ik heb het beleidsplan van de
coalitie en het akkoord met de sociale partners gelezen. Ik begrijp
heel goed waar de mensen in het veld zich op dit moment zorgen over
maken. Hun brief was helder en onderbouwd. Ook tijdens de hoorzitting
vorige week waren hun vragen duidelijk. De brief van de minister was
kort door de bocht en miste juist veel onderbouwing. Gelukkig kregen
wij snel antwoord op onze vragen van gisteren, waarvoor mijn dank.
Hebben die antwoorden iets opgeleverd? Jazeker. Wij weten nu zeker dat
voor dit kabinet alles in de toekomst vaag en onzeker is. Wij weten nu
ook zeker dat dit kabinet geen duidelijke keuze durft te maken voor
het onderwijs. Natuurlijk is onzeker hoe groot de omvang van de
tekorten precies zal zijn. Het is jammer dat de minister zijn absolute
cijfers niet rond heeft. Maar ik wil vandaag niet alleen daarbij
stilstaan.
Ik vraag of het kabinet bereid is ervoor te zorgen dat wij juist
sterker uit de crisis tevoorschijn komen. Leraren gaan er tot en met
2010 niet in koopkracht op achteruit. Daarna ziet de minister weer
verder. Of de pensioenpremies zullen stijgen en wat dat betekent voor
het onderwijs? Ook dat zien wij dan wel weer. Zullen meer leerlingen
langer in het onderwijs blijven? Wij zien straks wel hoe wij daarmee
omgaan. De minister kent een slecht voorland waar het gaat om dit
soort vage toezeggingen. Ook de middelen voor de uitvoering van het
Plan LeerKracht moesten na langdurig beraad voor een groot deel uit de
eigen onderwijsbegroting worden gehaald.
Vandaag moeten wij zekerheid krijgen. Het kan niet zo zijn dat scholen
straks leraren moeten ontslaan, dat klassen groter worden of dat
leerlingen moeten worden geweigerd vanwege een economische crisis. Dat
kan gebeuren wanneer het kabinet vandaag geen heldere keuze maakt en
antwoorden geeft. Wanneer de minister geen absolute cijfers kan geven
-- ik kan daar best begrip voor opbrengen -- laat hem dan in ieder
geval vertellen wat zijn keiharde inzet is.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Verdonk niet aanwezig is. Zij staat wel op de
lijst, maar ik vermoed dat dit nu niet meer kan.
Minister Plasterk:
: Voorzitter. Elk moment om met de Kamer te verkeren is een ideaal
moment. Je hebt gewoon ideale momenten en zeer ideale momenten. Dit is
een gewoon ideaal moment omdat wij midden in het beraad binnen het
kabinet zitten over de Voorjaarsnota. Ik ben dus niet in een positie
om vandaag vooruit te lopen op wat in het kader van het overleg over
de Voorjaarsnota in de boezem van het kabinet besproken wordt. Dat is
altijd zo. Ik moet en wil u voor alles wat daarmee verband houdt,
verwijzen naar de Voorjaarsnota. Ik ga ook niet praten over mijn
intenties. Een van de leden vroeg mij net om mijn inzet daarbij te
bespreken. Dat werkt echter niet zo. Ministers delen hun inzet in het
kabinetsberaad niet op voorhand met de Kamer. Ik ben dankbaar voor
alle steun die is uitgesproken en berg die woorden diep in mijn hart.
Ik neem ze mee naar het kabinetsberaad maar heb geen enkele intentie
om vandaag vooruit te lopen op mijn inzet in het kabinetsberaad.
De heer Pechtold (D66):
Ik vind dit ten eerste formeel, ten tweede flauw en ten derde is het
niet vol te houden. Een dergelijke redenering betekent dat iedere
Voorjaarsnota en iedere Prinsjesdag volledige onzekerheid veroorzaakt
op alle beleidsterreinen. Dan kunnen wij twee keer per jaar alles
overboord zetten. Dit kabinet maakt van onderwijs een speerpunt met
steun van de voltallige Kamer. Vorige week lag er voor Bos c.s. de
kans om keihard te zeggen waar hij voor staat. Die kans ligt er
vandaag voor deze minister. Terecht hebben collega's gezegd dat
anderen dat wel eens doen door te zeggen "ik ga dat ervoor, ik ga dat
halen en anders zoeken ze er maar een ander voor". Dat kan de minister
wel degelijk doen. Hij hoeft mij niet te antwoorden op de 100 mln.
precies. Ik heb zelfs niet in een spoeddebat gevraagd naar alle
concrete cijfers na 2010. De minister heeft onze steun wanneer hij
naast het Plan LeerKracht gaat staan voor de onderwijsbegroting wat
betreft de salarissen en de pensioenen en de schoolgrootte. Zeker
wanneer hij zich ook verantwoordelijk stelt voor het extra geld dat
hij de laatste tijd heeft toegezegd voor het mbo en dergelijke.
Laat u het vaag dan gaan wij dit circus in crisistijd twee keer per
jaar meemaken.
Minister Plasterk:
Ik gebruik worden als "flauw" maar niet. Ik kan met de Kamer spreken
over wat de regering voorstelt. Ik herinner u er verder ook maar aan
dat ik nog niet zo heel lang geleden in de Kamer mocht verschijnen,
omdat de Kamer, vooruitlopend op het crisispakket, wilde weten wat
mijn inzet bij de collegegelden en het Actieplan leraren was. Ik heb
toen ook gezegd dat ik daarop niet vooruit kon lopen, omdat ik zaken
doe binnen het kabinet. Ik heb u overigens niet meer over gehoord over
het besluit om de collegegelden in het crisispakket niet te verhogen.
Praat over wat wij de Kamer voorstellen en probeer niet elke keer om
ons iets te ontlokken over een beslissing die het kabinet weken later
in het kader van de Voorjaarsnota gaat nemen! Ik ga daar in ieder
geval niet op in.
De heer Pechtold (D66):
Dat is prima, maar ik stel hier de vragen. Ik controleer u en ik stel
vast dat u vaag bent. U bent na Beetsterzwaag tot het kabinet
toegetreden en in het constitutioneel beraad hebt u niet goed geregeld
dat er geld voor het onderwijs moest komen. U hebt gewoon uw
handtekening gezet.
Wij hebben u een paar weken geleden inderdaad bevraagd over de
collegegelden. Maar wat bleek: u was helemaal niet betrokken bij de
sessies achter het hek van het Catshuis. Mevrouw Jongerius zat er wel
bij, maar u niet. U moet het nu inderdaad weer in de ministerraad gaan
binnenhalen, maar desondanks kunt u ons best vertellen wat uw inzet
is. U kunt toch zeker wel zeggen dat u voor het onderwijs staat en dat
u ervoor zult zorgen dat er niet wordt bezuinigd?
Minister Plasterk:
Ben ik nou de kluts kwijt of hoe zit het? Wij spraken vandaag toch
over de brandbrief van de onderwijskoepels? U betrekt Beetsterzwaag
erbij; ik begrijp dat niet. U vindt het verder niet fijn dat de
collegegelden niet worden verhoogd, omdat u liever had gezien dat ik
erbij had gezeten op het moment dat daartoe werd besloten. Ik vind het
moeilijk om daarop te reageren. Ik constateer dat een kwestie waarvan
u eerder een groot punt maakte, is opgelost op de manier die u wenst,
en dat u daarover niet meer heeft te zeggen dan dat ik niet in
Beetsterzwaag heb gezeten.
De heer Pechtold (D66):
Het is misschien een kleine frustratie van de minister dat hij niet
aanwezig is bij de overleggen waar de beslissingen worden genomen. Hij
moet elke keer zeggen: ik weet het niet, want ik zit er niet bij of ik
moet het nog voor elkaar krijgen. Hij is niet bereid om in een
spoeddebat over de grote lijnen aan te geven wat zijn inzet voor het
onderwijs is.
Dat de collegegelden niet zijn verhoogd, weten wij nu. De minister
heeft echter nooit gezegd: het zal niet gebeuren.
Minister Plasterk:
Wat moet je daar nou weer op zeggen.
De heer Pechtold doet zich iets minder wijs voor dan hij eigenlijk is.
Hij heeft ook in een kabinet gezeten en hij weet dan ook wat de
procedures zijn. Portefeuillehoudende ministers bespreken hun inzet
voor het beraad over de Voorjaarsnota nu eenmaal niet van tevoren met
de Kamer. Dat is niet vaag, flauw of frustrerend. Dat heeft er
allemaal helemaal niets mee te maken. Dat zijn gewoon de parlementaire
spelregels die ook onder vorige kabinetten golden. Ik houd mij aan die
spelregels.
Ik wilde niet vooruitlopen op het vorige beraad. Het resultaat daarvan
staat echter wel.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik stel vast dat het erop lijkt dat de minister inderdaad de kluts
kwijt is. Wij praten nu over de gevolgen van de crisismaatregelen voor
het onderwijs en nergens anders over. Ik stel verder vast dat dit het
grootste vooruitschuifkabinet is dat ik mij uit de parlementaire
historie kan herinneren. Niet alleen worden er bezuinigingen
vooruitgeschoven, maar ook antwoorden. En dat terwijl de minister
zegt: dit is een ideaal moment om in de Kamer te verschijnen, want ik
zit net middenin de onderhandelingen over de Voorjaarsnota.
Minister Plasterk:
Dat was ironisch.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Dat zei u er niet bij.
Minister Plasterk:
Bij dezen.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik neem de minister serieus en ik vind dat wij dit ideale moment
moeten benutten om van hem te horen wat zijn inzet is. Ik hoef de
einduitslag niet van hem te horen, want die wacht ik wel af. Er leven
grote zorgen in de samenleving over het onderwijs en de minister zou
die nu kunnen wegnemen.
Minister Plasterk:
Ik heb hier al antwoord op gegeven. Het getuigt van een gebrek aan
constitutioneel besef om te denken dat ik voorafgaand aan het
kabinetsberaad met de Kamer mijn inzet ga bespreken. Ik pieker daar
niet over. U kunt uw vragen nog drie keer herhalen, maar ik zal ze
niet beantwoorden. U zult overigens ook geen van mijn collega's bereid
vinden om dat wel te doen voor Volksgezondheid, duurzaamheid of enig
ander pakket.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD): Ik vind het betreurenswaardig
dat de minister naar de Kamer komt zonder een antwoord te geven.
Minister Plasterk:
Ik ben uitgenodigd. Ik heb dit debat niet belegd. De Kamer heeft
gevraagd om een spoeddebat.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Het is geheel aan mij om vast te stellen dat de minister niet ingaat
op de wens van de Kamer om opheldering te verschaffen. In mijn termijn
heb ik twee vragen gesteld en ik neem aan dat de minister daarop kan
antwoorden omdat dit het ideale moment is met het oog op de
voorbereiding van de Voorjaarsnota. Wellicht heeft hij de cijfers
waarom ik heb gevraagd in zijn tas zitten.
Minister Plasterk:
Dit is een aanname.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik ben ook sprakeloos. Wij zijn hier niet omdat de werkgevers een
brandbrief hebben geschreven, maar wij zijn hier vanwege het
crisispakket van dit kabinet. De gevolgen daarvan voor het onderwijs
kunnen nog wel eens heftig zijn. Ik heb al gewezen op een bezuiniging
van 8,7 mld. Volgens mij moeten alle departementen eerlijk de pijn
verdelen. Dat betekent dus dat ook op het onderwijs zal worden
bezuinigd, tenzij de minister zegt: wij gaan het onderwijs
uitzonderen. Dat doet hij echter niet. Gaat deze minister de
geschiedenis in als de zoveelste minister die gaat bezuinigen op het
onderwijs?
Minister Plasterk:
Er wordt niet bezuinigd op het onderwijs. Het budget voor OCW is
volgend begrotingsjaar groter dan dit jaar en voor 2010 is het nog
weer groter.
Voorzitter. Ik ben dus niet van plan om vooruit te lopen op de
besluitvorming over de Voorjaarsnota. Uit de procedurevergadering heb
ik begrepen dat wij hier spreken naar aanleiding van de brandbrief van
de onderwijskoepels over eventuele gevolgen van het crisispakket voor
het onderwijs. De commissie heeft hierover een hoorzitting gehouden en
naar aanleiding daarvan heeft de Kamer mij uitgenodigd om hierover met
haar te spreken. En dat doen wij nu.
De heer Dibi had het over een belofte die wordt omgezet in een
dreiging. Hij vroeg zich af hoe het in godsnaam mogelijk is dat wij
hier nu staan. Het verschil met een jaar geleden is dat de wereld in
een diepe economische crisis terecht is gekomen. In Ierland wordt de
krimp zelfs op 8% geraamd. Die crisis heeft ook gevolgen voor de
rijksbegroting en die zijn verwerkt in het crisispakket dat de Kamer
eerder met de minister-president en de minister van Financiën heeft
besproken. De precieze weerslag daarvan krijgt de Kamer bij
Voorjaarsnota. Dan kan de Kamer ook bepalen of zij het daarmee eens
is.
Een belangrijk punt zijn de ramingen van de studentenaantallen. Ik
stel allereerst vast dat de ramingen voor dit jaar zijn meegevallen.
De ramingen voor 2009 worden verdisconteerd en op de ramingen voor
2010 komen wij terug bij de Voorjaarsnota van volgend jaar. Ik heb
zeer wel verstaan de zorgen die leven in het veld, zoals in de
mbo-sector. Ik ben dan ook blij dat in het crisispakket van het
kabinet behoorlijk wordt uitgepakt voor het onderwijs en met name voor
het mbo. Van het pakket van 250 mln. moet de invulling overigens nog
tot stand worden gebracht. Dat geld staat op de zogenoemde aanvullende
post bij de minister van Financiën. Wij moeten daarvoor voorstellen
indienen - het werkt als een fonds - en de minister keert uit als de
voorstellen aan de criteria voldoen. Maar het signaal dat daarin het
verwerken van de lerarenramingen een significante rol moet spelen, is
zeer wel gehoord. Daarnaast is er nog de post "jeugdwerkloosheid"
waarover ook SZW en Jeugd en Gezin zullen meedenken. Ik kan mij
voorstellen dat ook in dat kader aandacht wordt besteed aan de
gevolgen die de crisis voor de mbo-sector heeft en dat voorstellen
nodig zijn om de noden geheel of gedeeltelijk te lenigen. Ik denk dus
dat ik de vraag van mevrouw Besselinkpositief kan beantwoorden.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik stel nogmaals een vraag over het crisispakket van uw kabinet.
Daarin staat een voorjaarstaakstelling van 3,7 mld. in 2011, een
bezuiniging op lonen en uitkeringen in de collectieve sector van 3,2
mld. in 2011 en een taakstellende tekortreductie op de post overig van
1,8 mld. in 2011. Zoals het er nu naar uitziet, moet u daar ook aan
meebetalen. Mijn vraag aan u is: betekent dit dat er bezuinigd gaat
worden op het onderwijs? Gaat u dat accepteren of gaat u tegen
minister Bos van Financiën zeggen: dat maak ik niet mee? Gaat u
zeggen: ik zal niet toestaan dat wij in deze tijd van crisis, waarin
wij juist het onderwijs nodig hebben om uit de crisis te komen, gaan
bezuinigen op onderwijs? Dat gaat u toch niet meemaken?
Minister Plasterk:
Ik loop op geen enkele manier vooruit op besluitvorming die nog moet
plaatsvinden. In het crisispakket is ook een voorwaardelijke aanvang
in 2011 van het herstel van de overheidsfinanciën opgenomen. Er is een
taakstellend bedrag opgenomen van 1,8 mld. Als u mij vraagt of ik kan
uitsluiten dat ook maar enig deel daarvan landt binnen de begroting
van het departement van OCW, is het antwoord: nee. Dat lijkt mij ook
niet redelijk, want het gaat om een bedrag met een omvang van 30 mld.
Dat is een aanmerkelijk deel van de overheidsfinanciën. Om iets
daarvan integraal uit te sluiten lijkt mij niet redelijk, maar verder
ga ik er niet op in.
De heer Dibi (GroenLinks):
Het lijkt mij juist heel redelijk dat u tegen de minister van
Financiën en tegen de andere vice-premier en tegen de
minister-president zegt dat het onderwijs uitgesloten moet zijn en dat
heel goed is uit te leggen dat het wel binnen andere departementen
gezocht gaat worden, maar niet binnen het departement van onderwijs,
omdat wij juist het onderwijs nodig hebben om uit deze crisis te komen
en om als Nederland sterker te worden. Die opmerking wilde ik gemaakt
hebben.
Dan over de mbo-leerlingen. Garandeert u ook dat er wordt geïnvesteerd
in alle extra leerlingen in het mbo? U zegt dat u de zorgen van de MBO
Raad hebt gehoord en dat u die begrijpt. Komt u er ook aan tegemoet?
Zegt u ook dat u, als er meer leerlingen in het mbo terechtkomen,
daaraan meebetaalt?
Minister Plasterk:
Voor het jaar 2009 wordt elke leerling bekostigd. Voor 2010 is er bij
de voorjaarsnota een nieuw moment om te bezien wat de stand van zaken
is, maar ik heb u al wel aangegeven dat in het crisispakket wordt
uitgepakt op een aantal grote posten, die met name voor de mbo-sector
van belang zijn.
De heer Jasper van Dijk (SP):
U zei zojuist in antwoord op een eerdere vraag van mijn collega: er
wordt niet bezuinigd op onderwijs. Klopt dat?
Minister Plasterk:
Er wordt niet bezuinigd op onderwijs? Nee. In antwoord op de vraag:
"kunt u uitsluiten dat van de 1,8 mld in 2011 ook maar iets landt
binnen het departement van OCW?" heb ik gezegd: nee, dat kan ik niet
uitsluiten. Maar misschien was de dubbele ontkenning lastig. Wij
hebben een begroting van 30 mld. Ook voor volksgezondheid,
duurzaamheid en een aantal andere terreinen zal de crisis op een
gegeven moment consequenties hebben. Dat zou voor een deel ook het
geval kunnen zijn voor OCW.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In antwoord op een eerdere vraag heeft u gezegd -- wij kunnen het
nalezen in het stenogram: er wordt niet bezuinigd op onderwijs. Dat
was heel heldere taal. Ik vraag mij af: waarom hebt u dat niet in uw
brief geschreven? Daarmee zou u alle zorgen wegnemen, bij de scholen
en bij de leraren, in de trant van: de minister van onderwijs zegt
luid en duidelijk: er wordt niet bezuinigd op onderwijs. Dan hebben
wij heldere taal. Nu zegt u weer: ik kan het niet uitsluiten, want de
crisis zorgt ervoor dat wij overal moeten gaan kijken waar er
bezuinigd kan worden, dus ook bij onderwijs. Mijn stelling is: het
onderwijs is niet schuldig aan de crisis, dus u moet het onderwijs ook
niet laten opdraaien voor de crisis. Dat zou heldere taal zijn.
Minister Plasterk:
Ik heb gezegd dat de begroting van OCW voor 2010 groter is dan die
voor 2009, en die van 2009 is groter dan die voor 2008. Dat is wat ik
heb gezegd, dus u moet mij niet fout citeren. Het argument dat
iedereen die geen schuld heeft aan deze wereldwijde economische crisis
vanuit zijn departement niet zou moeten bijdragen aan het weer op orde
brengen van de overheidsfinanciën verwerp ik. Ik denk dat mijn collega
Cramer ook niet verantwoordelijk is voor de crisis, en dat geldt ook
voor mijn collega Klink. De logica van die redenering ontgaat mij.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Het kabinet moet gewoon handig gaan bekijken waar het geld kan worden
weggehaald. De SP heeft daar ook voorstellen voor gedaan. Wij hebben
altijd gezegd: een beter Nederland voor hetzelfde geld. Daar kun je
voorstellen voor doen, op het gebied van de hypotheekrenteaftrek, de
bureaucratie et cetera. Maar u zegt: nee hoor, ik ga bij onderwijs ook
kijken als het nodig is dat daar bezuinigd gaat worden. Dat is wat wij
nu juist niet willen, want onderwijs is te belangrijk. Daar moet je
niet op bezuinigen. Ik stel helaas vast dat u dit nu niet uitsluit.
Daarmee blijven de zorgen in het onderwijs bestaan.
Minister Plasterk:
Voorzitter. Ik ben hier niet gekomen om uitsluitsel te geven over
besluiten die nog genomen moeten worden door het kabinet. Dat was ook
mijn eerste zin. Ik dacht namelijk: laat ik daar geen verkeerde
verwachtingen over scheppen, anders gaan wij hier een verkeerd debat
voeren. Zodra wij een voorstel hebben, leggen wij dat aan uw Kamer
voor. Dat lijkt mij het juiste moment om daar met de Kamer over te
spreken.
Diverse sprekers hebben het onderwerp van de cao aan de orde gesteld.
Dat is inderdaad in eerste instantie een verantwoordelijkheid van
werkgevers en werknemers, zoals de heer Bosma en anderen betoogden.
Dat is ook zo. Voor dit jaar en voor volgend jaar geldt het
referentiesysteem. Dat betekent voor dit jaar dat instellingen
vergoedingen krijgen in de orde van grootte van wat zij nodig hebben.
Het zal misschien iets schelen, maar dat zijn normale afwijkingen die
van jaar op jaar kunnen optreden. Wat uiteindelijk de situatie zal
zijn volgend jaar, hangt er ook van af wat de ontwikkelingen in de
markt zullen zijn. Daar loop ik niet op vooruit.
Ten slotte geldt hetzelfde voor de pensioenproblematiek. Die speelt
rijksbreed en niet alleen in het onderwijs. De eerste woordvoerder op
dat punt vanuit het kabinet is de minister van BZK. Ook daarvoor geldt
dat de problematiek die in de toekomst zou kunnen ontstaan, afhangt
van de premieontwikkeling in de marktsector. Dat is immers de basis
waarop de referentiesystematiek werkt.
Met die paar algemene opmerkingen probeer ik toe te komen aan de
specifieke vragen die door de leden van uw Kamer zijn gesteld. De
vragen van de heer Dibi heb ik in het algemene deel beantwoord. De
heer Jasper van Dijk vroeg naar de invulling van de plannen rondom de
OESO-norm. Ik dacht dat al eerder tegen uw Kamer was gezegd dat ik die
bij de Miljoenennota aan u zal voorleggen, samen met de collega's uit
het kabinet. De heer Van Dijk meldde eveneens zijn voorkeur om de
raden op te heffen, de HBO-Raad en de MBO-Raad. Ik ben daar niet voor.
Ik dacht ook niet dat daar op dit moment een Kamermeerderheid voor te
vinden is.
Mevrouw Dezentjé vroeg naar de raming voor 2010. Daar heb ik op
geantwoord. De heer Jan Jacob van Dijk dank ik voor zijn steun. Ik ben
het met de lijn van zijn betoog eens. Dat gold op onderdelen ook voor
het betoog van de heer Bosma. De heer Cramer vroeg naar de
leerlingenramingen en of ik de omvang daarvan onderschrijf die de
HBO-Raad voorziet. Het vaststellen van de leerlingenraming is altijd
een heel complex proces, waarbij demografie en gedragseffecten een rol
spelen. De economie speelt natuurlijk eveneens een rol. Ik denk niet
dat wij in het komende cursusjaar die 35.000 extra deelnemers zullen
krijgen. In onze ervaring loopt het ook altijd iets achter bij de
situatie in de markt. Het moment waarop wij dat nauwkeuriger kunnen
bezien, is in de telling die per 1 oktober 2009 komt. Dan kunnen wij
zien wat de stand van zaken is en die zal consequenties hebben voor
het jaar 2011.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Uiteraard snap ik het antwoord over de demografische
ontwikkelingen, maar dat is business as usual. Daar heeft de minister
ieder jaar mee te maken. In deze discussie gaat het specifiek om de
vraag of het niet logisch zou zijn dat mensen als gevolg van de
recessie -- men vindt misschien moeilijker een baan -- langer blijven,
met als gevolg een grotere toestroom of een langer verblijf. Dan nemen
die aantallen toe. Er wordt een beetje mee geschermd of het nu deze
getallen zijn of niet. Mijn vraag aan de minister was of hij er nog
even op kan ingaan hoe hij dat vanuit het ministerie en vanuit zijn
functie ziet.
Minister Plasterk:
U hebt gelijk. Ik denk dat er een correlatie is tussen de werkloosheid
en de leerlingenraming. Ik heb dat ook mooi laten uitzetten in een
grafiek over de laatste 30 jaar. Dan zie je dat het een inderdaad vrij
nauw op het ander volgt. De omvang daarvan is nog even onzeker,
evenals de omvang van de werkloosheid nog even onzeker is. In die zin
kan ik nu niet voorzien wat het voor volgend jaar of het jaar daarna
gaat betekenen, maar de zorg dat de economische crisis consequenties
zou kunnen hebben voor de leerlingenraming, die deel ik. Daarom denk
ik dat wij in ieder geval voor de komende twee jaar met het
crisispakket redelijk uit de voeten kunnen en uiteindelijk dan ook een
helderder beeld zullen hebben in de toekomst van hoe de ramingen zich
dan zullen ontwikkelen.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Nog even een aanvulling daarop. Ik snap wat de minister
zegt. Hij geeft aan dat de grafiek laat zien dat er sprake is van
oorzaak en gevolg in dezen.
Zou het mogelijk zijn om in de Voorjaarsnota, aan de hand van
scenario's van economische groei en ontwikkeling van de werkloosheid,
al wat vooruit te kijken en een indicatie neer te leggen van de
verwachtingen? Al was het maar dat de minister in het kader van
"regeren is vooruitzien" zou proberen te bekijken wat er op ons af zou
kunnen komen.
Minister Plasterk:
Zoals ik al zei, verwacht ik dat in het cursusjaar 2009-2010 het
conjuncturele effect nog betrekkelijk gering zal zijn en dat het
daarna zal toenemen. De teldatum van 1 oktober 2009 zal ons een eerste
beeld geven van het begin van de curve. Ik verwacht dat die naderhand
nog verder omhoog zal gaan. Ik denk niet dat ik daar bij de
Voorjaarsnota een nauwkeuriger schatting van kan leveren dan ik dat nu
kan.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik denk dat wij langs elkaar heen praten. De minister antwoordt in
reactie op mijn vraag dat hij de zaak gaat bekijken aan de hand van de
gegevens van de teldatum. Hij gaf eerder aan dat er een grafiek is te
maken op basis van een correlatie vanuit het verleden. Die zou je nu
kunnen loslaten en je zou scenariogewijs vooruit kunnen kijken. Met
een teldatum in de hand heb je meteen een referentie of het zich
inderdaad op een bepaalde wijze gaat ontwikkelen. Dan sta je steviger
voor je beleid dan wanneer je maar afwacht wat er gaat gebeuren en
vervolgens ook gaat tellen.
Minister Plasterk:
Ik bedoel wat de heer Cramer zegt. Met de gegevens van de teldatum van
dit jaar in de hand kunnen wij een wat nauwkeuriger prognose maken van
wat in de toekomst gaat gebeuren. Ik zeg dus niet dat wij alleen maar
terugkijken en achteraf gaan constateren. Ik ben het er dus mee eens
dat wij zo goed mogelijk vooruit moeten kijken. De Voorjaarsnota van
het volgende jaar biedt de gelegenheid te bekijken wat de
consequenties daarvan zijn.
Op de vraag van mevrouw Besselink over de inzet van de middelen in het
onderwijs heb ik al antwoord gegeven. Formeel is de gang van zaken dat
bij de minister van Financiën voorstellen zullen worden ingediend voor
alle onderdelen van het crisispakket, waarna de middelen zullen worden
toegekend en kunnen worden uitgegeven.
In het algemene deel ben ik al ingegaan op de vragen van de heer
Pechtold naar de garanties en zekerheden van dit moment.
De heer Dibi (GroenLinks):
Voorzitter! Mooi die OESO-ambitie, maar ik zou willen dat de minister
in het hier en nu leeft. Het hier en nu is een somber beeld. De
conclusie die ik uit dit debat trek, is dat de minister van Onderwijs
niet kan uitsluiten dat er in het onderwijs ingrijpend bezuinigd zal
worden. Zeker in deze tijden is dat teleurstellend.
Toch heb ik de hoop dat wij iets uit dit debat kunnen halen. De
minister kan geen keiharde garantie geven dat er niet op het onderwijs
bezuinigd wordt. Maar vindt de minister met GroenLinks dat bij
bezuinigingen het onderwijs eigenlijk een voorkeursbehandeling
verdient, als je dat vergelijkt met andere willekeurige departementen?
Vindt de minister dus ook dat, wanneer de minister van Financiën gaat
bekijken waar geld vandaan moet komen, het onderwijs wat meer moet
worden ontzien dan de andere departementen, juist omdat wij in deze
tijden het onderwijs nodig hebben om als land sterker te worden?
Ik dien daarover de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat we juist nu moeten investeren in onderwijs;
verzoekt de regering, tegenvallers op de begroting van het ministerie
van OCW niet voor rekening te laten van de minister van OCW maar te
zien als een kabinetsprobleem,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Jasper van Dijk en
Pechtold. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 46 (31070).
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):
Wat betekent deze motie, mijnheer Dibi?
De heer Dibi (GroenLinks):
Dat heb ik al uitgelegd bij de toelichting op de motie, maar ik wil
het nog een keer doen.
GroenLinks stelt, in tegenstelling tot het CDA, vast dat mogelijk
ernstig bezuinigd gaat worden op het onderwijs. Dat vinden wij, in
tegenstelling tot het CDA, een ernstig probleem. Wij vinden dat het
kabinet, als het op zoek gaat naar geld, het onderwijs meer moet
ontzien dan het andere willekeurige departementen ontziet. De minister
moet dus een beetje de andere kant opkijken, als het gaat om de
onderwijsbegroting.
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):
Als ik de tekst van de motie goed heb gehoord, zou er helemaal niets
mogen gebeuren op het terrein van het ministerie van Onderwijs.
De heer Dibi (GroenLinks):
Wij zouden inderdaad het liefst zien dat er op onderwijs niets zou
worden bezuinigd. GroenLinks voert kwaliteitsoppositie en wil, als er
dan toch iets moet gebeuren, graag meedenken met het kabinet. Er zijn
in het onderwijs posten als gratis schoolboeken en maatschappelijke
stages, maar er zijn ook de salarissen van bestuurders, die nog steeds
weigeren om, net als ieder ander in het voortgezet onderwijs, een
normaal salaris te ontvangen.
Er zijn reserves van basisscholen en van middelbare scholen. Er zijn
posten waar je wel geld vandaan kunt halen als het moet, maar niet het
primaire proces, dus niet de klas, de leerlingen en de leraren. Wij
willen dat dat uitgesloten wordt.
De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):
Met andere woorden, u ontzenuwt uw eigen motie nu al doordat u er een
heel andere interpretatie aan geeft dan wat erin staat.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik ontzenuw helemaal niets. Wat wij zeggen, is dat het departement van
OCW moet worden ontzien bij de bezuinigingen, het liefst helemaal en
als het niet anders kan, dan meer dan andere departementen. Ik wil
namelijk zaken doen, ik wil proberen iets te bereiken. Ik zie dat u
niet bereid bent om als coalitie met de oppositie gezamenlijk op te
trekken en ervoor te zorgen dat er niet bezuinigd wordt op het
onderwijs. Soms moet je dan compromissen sluiten. Ik hoop dat u
daarvoor openstaat.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Nu hoopte ik zo dat ik de gezamenlijke strijd met de heer Dibi kon
voeren om de topsalarissen aan te pakken, maar met zijn motie
blokkeert hij deze weg.
De heer Dibi (GroenLinks):
Hoezo?
Mevrouw Besselink (PvdA):
Wij mogen niet meer bezuinigen.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik vind het toch wel bijzonder dat wij een debat voeren over
bezuinigingen in het onderwijs en dat de coalitiepartijen geen van
alle eisen van het kabinet dat het onderwijs wordt ontzien. Ik probeer
mee te denken en ik wijs erop dat er bestuurders zijn, bijvoorbeeld in
het voortgezet onderwijs, die ontzettend veel geld verdienen, soms
meer dan de minister-president, en dat je daar dus best wel wat geld
kunt halen. Dan zegt u dat wij daarop geen zaken kunnen doen. Volgens
mij hebben wij daarop al in het verleden zaken gedaan. Wij hebben
onlangs nog een debat hierover gevoerd. Toen zijn wij als coalitie en
oppositie gezamenlijk opgetrokken. Dus ik hoop niet dat u ook meewerkt
aan het creëren van een mistgordijn in dit debat. Er wordt misschien
bezuinigd op het onderwijs. Ik zou ook in uw inbreng willen horen wat
u daarvan vindt.
Tot slot dien ik nog twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat we alles op alles moeten zetten om leerlingen
(langer) op school te houden en dat vanwege de crisis met name op het
mbo meer leerlingen zullen toestromen;
verzoekt de regering, te bevorderen dat alle extra leerlingen worden
gecompenseerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Pechtold en Jasper van
Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 47 (31070).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening, dat we alles op alles moeten zetten om leerlingen (langer)
op school te houden en dat we dus juist nu moeten investeren in
onderwijs;
verzoekt de regering, te garanderen dat er niet wordt bezuinigd op het
primaire proces in het onderwijs,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi, Pechtold en Jasper van
Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 48 (31070).
De heer Jasper van Dijk (SP):
Voorzitter. Ik concludeer dat de minister vaag blijft en nietszeggend.
Hij gaat vandaag niet staan voor het onderwijs, hij wil niet
garanderen dat er niet wordt bezuinigd op onderwijs. Het blijft dus
mogelijk dat er op de scholen wordt bezuinigd. Daarom steun ik de
moties van de heer Dibi om bezuinigingen op het onderwijs te
voorkomen.
Ik kom bij de werkgevers en de raden. Het punt is dat er nu veel
vragen bestaan op de scholen over de besteding van het budget. Wij
weten dat scholen veel reserves en eigen vermogen hebben. Als ik de
minister nu vraag of hij dat geld maximaal in het klaslokaal kan
besteden, zegt hij dat de schoolbesturen daar in eerste instantie
verantwoordelijk voor zijn. Dat wekt ergernis bij leraren. Ik vind dat
het budget maximaal moet worden besteed in het schoollokaal. Daarom
zeg ik tegen de minister: u bent de minister, u bent daarvoor
verantwoordelijk, ga daar pal voor staan!
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor de antwoorden. In
tegenstelling tot wat ik wel bij andere collega's hoor, beluister ik
toch wel enige empathie bij de minister voor de zorgen die er in de
Kamer leven. Je kunt er altijd over discussiëren hoe ruimhartig dat
was, maar ik heb hem toch wel goed verstaan.
De ChristenUnie steunt de minister er in dat nu eerst de resultaten
van de Voorjaarsnota op tafel moeten komen en dat vervolgens het
inhoudelijke debat verder moet worden gevoerd. Ook zijn wij het met de
minister eens dat het belangrijk is welke keuzes de sociale partners
maken voor de uiteindelijke omvang voor 2010 en volgende jaren.
Met betrekking tot de leerlingenaantallen meen ik dat de minister en
ik elkaar niet helemaal goed verstaan hebben in met name het laatste
deel van het interruptiedebat. De minister zei opnieuw dat hij de
cijfers op basis van de nieuwe teldatum gebruikt om dan te komen tot
een vooruitblik. Mijn bedoeling is juist dat je eigenlijk op basis van
de historische gegevens vooruitblikt en dan de teldatum als
toetsingsinstrument gebruikt om na te gaan in hoeverre die historische
lijn op basis van de nieuwe situatie aangepast moet worden. Mijn
verzoek aan de minister is dan ook om toe te zeggen dat wij bij
Voorjaarsnota een eerste vooruitblik krijgen die wij later kunnen
toetsen.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Voor ons is
de ambitie die deze minister uitstraalt helder. Ik dank hem ook voor
zijn toezeggingen over het mbo. De zorg op dat punt heeft hij wat mij
betreft helder overgebracht, waarbij hij duidelijk heeft aangegeven er
oog voor te hebben. Ik wens hem veel succes in zijn strijd om ervoor
te zorgen dat er een goed plan komt met het daarvoor beschikbare geld.
De verwarring over de brief van de koepels is een beetje overgeslagen
naar een deel van de oppositie. Er zijn grote woorden gesproken over
mogelijke bezuinigingen en eventuele tegenvallers. Ik constateer dat
dit kabinet vooral investeringen doet in het onderwijs en ambitie
toont. Waar wij over mogelijke tegenvallers hebben gesproken, hebben
wij feitelijke investeringen gezien.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Waar is toch die vrolijke man? Waar is dat enthousiasme en
die ambitie van twee jaar geleden van die minister die het daarvoor
altijd beter wist, die in de columns altijd vlijmscherp wist aan te
geven hoe anderen het fout deden? Die man is verdwenen! Terecht mag de
Kamer vragen aan een minister die geen geld had bij de start en voor
een groot deel het plan leraar uit zijn eigen begroting moest betalen,
hoe het zit. Als de minister zegt dat de OESO-norm in 2015 gehaald
wordt, is het terecht dat de Kamer vraagt hoe hij dat denkt te
financieren. Ik zou zeggen: kom naar zo'n spoeddebat, toon de Stan
Huygensblik, straal vrolijkheid uit! Wij hebben hier die helderheid
waarom ik vroeg niet gekregen. Wij gaan die wel vragen middels een
motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat investeringen in onderwijs, kennis en innovatie van
groot belang zijn voor versterking van onze economische structuur;
overwegende de plannen van het kabinet om de investeringen in
onderwijs, kennis en innovatie te verhogen tot ten minste het
gemiddelde niveau van de investeringen in de OESO-lidstaten;
verzoekt de regering, een financiële uitwerking van deze
investeringsplannen voor onderwijs, kennis en innovatie op te nemen in
de begrotingen startend in 2010,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49 (31070).
Mevrouw Besselink (PvdA):
Ik ken de heer Pechtold als een zeer heldere en duidelijke man die
niet van verwarring houdt. Ik ga er dan ook van uit dat hij nu de
verwarring gaat wegnemen die hij zelf creëert door te zeggen dat dit
kabinet is begonnen zonder extra middelen voor onderwijs. Volgens mij
kunnen wij feitelijk constateren dat dit kabinet met een extra
investering voor onderwijs is begonnen.
De heer Pechtold (D66):
Spoeddebatten, ik kom er niet graag, u komt er niet graag, maar wij
hebben er toch al heel veel gehad over het plan leraar. U kunt niet
ontkennen dat dit plan voor een groot deel is gefinancierd uit
onderwijsgeld. Er ligt een Kennisinvesteringsagenda. Dit land wil uit
een crisis komen. Er ligt een kennisinvestering van 6 mld. onder
leiding van de premier te wachten, te verstoffen en te vergelen. Er
wordt wat gekrabbeld in begrotingen en er wordt niet hervormd. Dit
wordt niet overstegen door te zeggen: dit land wil kennis hebben. Op
deze manier gaan wij de Lissabondoelstellingen niet halen in 2010. De
OESO-normen zijn verdwenen achter de horizon van het volgend-volgend
kabinet. En dus zal ik in ieder debat hier aangeven dat wat u uittrekt
voor onderwijs, te weinig is.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Ik vind het niet correct om 1 mld. aan investeringen tot nul te
reduceren. Ik vraag de heer Pechtold op welke punten hij het beter zou
willen doen dan hetgeen dit kabinet ambieert. Toen hij er zelf over
ging, heeft hij het ook niet georganiseerd. Maar toen had hij het
moeten doen. Hij moet dus nu geen grote woorden over vroeger en over
de toekomst gebruiken. Ik had gehoopt dat hij destijds meer ambitie
had laten zien, want wij hadden deze debatten dan wellicht niet hoeven
te voeren.
De heer Pechtold (D66):
Ik doe een laatste poging om elkaar te overtuigen en elkaar te vinden
in het gezamenlijk streven naar onderwijs. In tijden dat het niet zo
gemakkelijk was, zijn onder onze verantwoordelijkheid toch vele
honderden miljoenen naar het onderwijs gegaan. Ik had gehoopt dat die
stijgende lijn, die mede door voorstellen van D66 is ingezet, weer
omhoog gaat. Wij zullen elkaar waarschijnlijk weer bij de behandeling
van de Voorjaarsnota zien. Dan zullen wij eens stevig bekijken of de
minister van OCW de vrolijke blik weer heeft en of hij dat geld
inderdaad bij collega Bos heeft weggehaald.
Mevrouw Besselink (PvdA):
Ik constateer dat in de tijd waarover de heer Pechtold het nu heeft,
er 250 mln. is geïnvesteerd. Op dit moment wordt 1 mld. geïnvesteerd.
Ik kan rekenen: volgens mij is 1 mld. echt meer.
De heer Pechtold (D66):
Bij aanvang was direct sprake van 700 mln. Ik kan mij nog herinneren
dat destijds rond Pasen 250 mln. voor de vmbo-scholen en nog eens 200
mln. voor het wegwerken van achterstanden werd uitgetrokken. Ik ben er
trots op dat in die periode de trend voor meer geld is gezet. Bij de
start van dit kabinet zijn echter ambities verdwenen.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink. De spanning
is inmiddels opgevoerd.
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Voorzitter. De verwachtingen zijn nu inderdaad hooggespannen.
Dit is een debat over een heel belangrijk onderwerp, waaraan je een
gevoel overhoudt dat het een "kluitje in het riet"-debat is. Ik ben in
elk geval geen steek wijzer geworden. Misschien had ik te hoge
verwachtingen, maar dit is toch jammer. Ik heb er toch behoefte aan om
van een aantal dingen beter op de hoogte te zijn. Daarom dien ik de
volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering weigert in te gaan op de consequenties
van het crisispakket voor het onderwijs;
overwegende dat ofwel het onderwijs geraakt wordt door de
crisismaatregelen, ofwel de overheidsfinanciën nog minder rooskleurig
zijn dan is voorgespiegeld;
verzoekt de regering, zo snel mogelijk, ruim voor de Voorjaarsnota,
een doorrekening te maken van de gevolgen van de crisismaatregelen
vanuit verschillende groeiscenario's, en daarbij de mogelijke gevolgen
voor het onderwijs in kaart te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming-Bluemink. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50 (31070).
Mevrouw Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD):
Ik vertrouw erop dat deze motie op brede steun van de Kamer kan
rekenen.
De voorzitter:
De minister heeft de motie-Dezentjé Hamming-Bluemink op stuk nr. 50
nog niet ontvangen, maar hij wil toch met zijn inbreng beginnen.
Minister Plasterk:
: Voorzitter. Laat ik mij allereerst beperken tot de eerste vier
moties: de moties-Dibi c.s. op stukken nrs. 46,47 en 48 en de
motie-Pechtold op stuk nr. 49. Met deze moties wordt beoogd om mij in
enigerlei vorm te steunen in het beraad dat nog in de boezem van het
kabinet plaatsvindt. Ik heb zonet al benadrukt dat de Kamer mij heeft
willen steunen in het voorkomen van het snijden in de
studiefinanciering en in het actieplan leraren, dat overigens door
mijzelf is opgesteld. Bij die gelegenheid heb ik gezegd dat ik het
niet juist vind om via de Tweede Kamer met mijn collega-ministers te
onderhandelen. Ik zou het ook niet op prijs als de minister van VWS
zich door allerlei moties van de betreffende woordvoerders liet
steunen en daarmee bij het overleg van het kabinet zou komen. Ook
hebben de moties potentieel consequenties voor het budget. Daarom
ontraad ik de aanneming ervan.
Als ik zo direct de motie-Dezentjé Hamming-Bluemink op stuk nr. 50 heb
gekregen, kom ik daarop terug.
De heer Dibi (GroenLinks):
Ik vind het heel jammer, alhoewel ik het wel enigszins begrijp. Daarom
vraag ik u niet om een keiharde garantie dat er niet op onderwijs zal
worden bezuinigd. Eigenlijk hebt u al gezegd dat dit wel zal gebeuren.
Vindt u dat, wanneer de minister van Financiën bij alle departementen
naar geld gaat zoeken, juist het onderwijs meer moet worden ontzien
dan andere willekeurige departementen? Onderwijs is immers juist zo
belangrijk in tijden van crisis.
Minister Plasterk:
Natuurlijk zet ik mij keihard in voor het belang van goed onderwijs,
want daarvoor ben ik. Ik doe dit echter op de plek waar dit hoort: in
de boezem van het kabinet.
De reden waarom ik de moties ontraad en de reden waarom ik het debat
met de heer Pechtold en anderen op dit punt prematuur heb genoemd, is
niet dat ik niet het grote belang van onderwijs zie. Absoluut niet!
Daar zit ik voor, daar zit ik de hele dag voor. Dit is echter niet de
plek om zaken te doen over allocatiebeslissingen, waarbij het erom
gaat of het geld naar duurzaamheid, naar volksgezondheid of naar
onderwijs gaat.
De heer Dibi (GroenLinks):
Dit is niet uw probleem, dit is geen kabinetsprobleem, dit is een
maatschappelijk probleem. Als er bezuinigd gaat worden op het
onderwijs dan zal het iedereen in Nederland raken, zeker ook
toekomstige generaties. Ik zou willen dat u ons als bondgenoten ziet,
ook de onderwijsorganisaties die misschien niet alles juist op een
rijtje hadden maar die zich zorgen maken over de bezuinigingen. Ook
die moet u zien als bondgenoten in uw strijd in de ministerraad om
ervoor te zorgen dat het onderwijs wordt ontzien. Ik zou graag zien
dat u die handreiking aanvaardt in plaats van dat u ons van u afduwt
en zegt: waar bemoeit u zich mee? Wij hebben alle recht om ons te
bemoeien met wat u straks in de ministerraad gaat doen. U noemt dat de
boezem van het kabinet, maar het gaat ons allemaal aan. Ik vind dat u
erg formeel en zakelijk bent in deze discussie, terwijl u dat niet
altijd bent. Ik zou nog wat meer van u willen horen over uw inzet.
Minister Plasterk:
Ik heb dat bijvoorbeeld in antwoord op vragen van mevrouw Besselink
aangegeven. Ik heb gezegd dat ik de zorgen van de koepels in mijn oren
geknoopt heb. Meer kunt u van mij op dit moment niet vragen. Ik denk
dat wij die strijd niet alleen in het kabinet moeten voeren, want daar
zitten geen bad guys, daar zitten ook alleen maar good guys. Wij
zullen er met zijn allen voor moeten zorgen dat wij dit land door een
diepe economische crisis heen koersen, zodanig dat wij aan de ene kant
de overheidsfinanciën op orde houden -- want niemand heeft er iets aan
om de schulden naar de toekomst te schuiven -- en aan de andere kant
voorkomen dat er onherstelbare schade optreedt. Daar sta ik voor. U
kunt erop rekenen dat ik, gegeven de crisis, ervoor zal zorgen dat ik
op het gebied van het onderwijs, en overigens ook op de andere
beleidsterreinen die onder mijn verantwoordelijkheid vallen, zo goed
mogelijk perspectief biedt in de toekomst. Het is echter wel een
ernstige crisis en daarom vind ik dat niemand zich kan veroorloven om
hier in de Kamer mooi weer te spelen en te zeggen: dit terrein houden
we er helemaal buiten.
Voorzitter. De heer Cramer vroeg of wij de komende teldatum niet als
toetsmoment kunnen beschouwen voor eerder gemaakte prognoses, zodat je
weet of die prognoses enigszins deugen. Of dat voor de behandeling van
de Voorjaarsnota lukt, weet ik niet. Ik wil hem toezeggen dat ik ga
proberen om samen met de MBO-raad te bezien wat er aan zinnigs te
zeggen is over de leerlingenramingen, ook in de toekomst. Zodra ik
daar een uitkomst van heb, laat ik dat weten.
De heer Pechtold begon weer over het feit dat ik geen columnist meer
ben. Dat hoor ik al twee jaar. Ik weet dat, ik realiseer mij dat. Het
was ook een mooie activiteit, maar het is niet anders, mijnheer
Pechtold.
Evenals mevrouw Besselink weerspreek ik de uitlating dat er geen geld
voor het onderwijs is bijgekomen. Dat is natuurlijk onzin. Bij de
vorming van dit kabinet was er in de enveloppes 7 mld. beschikbaar.
Daarvan was meer dan 2 mld. bestemd voor het onderwijs. Laten wij in
ieder geval de feiten goed weergeven.
Ik meen dat ik hiermee alle punten heb besproken.
De voorzitter:
Beschikt u al over de motie van mevrouw Dezentjé?
Minister Plasterk:
Nee, heeft iemand die?
De voorzitter:
De motie is u wel aangereikt, maar komt opnieuw.
Minister Plasterk:
Nee, die motie is mij niet aangereikt, want die zou ik aan het hart
drukken. Nu krijg ik haar wel aangereikt.
Voorzitter. Ik moet aanvaarding van deze motie ontraden. Wij hebben
allerlei vormen van verantwoording, ook om vooruit te kijken,
prognoses te maken en doorrekeningen te maken, maar om nu ruim voor de
behandeling van de Voorjaarsnota -- de krokussen zijn al bijna
uitgebloeid -- diverse groeiscenario's door te rekenen, lijkt mij niet
nuttig en nodig. Daarom ontraad ik deze motie.
De heer Jasper van Dijk (SP):
De minister zegt net dat hij geen columnist meer is. Dat klopt, maar
ik constateerde gisteren wel dat hij fotomodel is geworden voor een
bepaald dagblad. Dat vind ik uiterst dubieus, maar dat ter zijde.
De voorzitter:
Dat is buiten de orde.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Er komt 250 mln. extra voor het mbo, onder andere voor "werkscholen".
Wat zijn werkscholen?
Minister Plasterk:
Ik heb niet gezegd dat er 250 mln. extra komt voor het mbo. Ik heb
gezegd dat er 250 mln. voor het onderwijs is, dat de plannen daarvoor
moeten worden ingediend en dat ik mij kan voorstellen dat het mbo een
prominente rol speelt bij de toebedeling van die gelden, ook gehoord
de geluiden uit het veld. Ik kan op dit moment niet overzien welke
andere crisisoplossende maatregelen -- daar gaat het immers om bij dit
pakket -- daar ook eventueel voor in aanmerking komen.
De heer Jasper van Dijk (SP):
In de brief van het kabinet over het crisispakket staat dat er geld
komt voor onder andere "werkscholen". Wat zijn werkscholen?
Minister Plasterk:
Bij die scholen gaat het om het grensvlak tussen de arbeidsmarkt en
het onderwijs. Als u daar meer details over wilt weten, moet u
daarover spreken met de portefeuillehoudende staatssecretaris, mevrouw
Van Bijsterveldt.
De heer Jasper van Dijk (SP):
Dat vind ik een vaag antwoord voor een minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap.
De voorzitter:
Ik dacht dat ik al "tot slot" had gezegd; ik weet dat eigenlijk wel
zeker. Ik dank de minister voor zijn antwoorden.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemming over de ingediende moties vindt volgende week dinsdag
plaats.
De vergadering wordt van 14.37 uur tot 15.30 uur geschorst.
Imams bij de krijgsmacht
Aan de orde is het spoeddebat over benoeming van twee imams bij de
krijgsmacht.
De voorzitter:
Ik heb het al met de leden besproken die aan dit debat deelnemen, maar
ik wil ook vanaf deze plaats zeggen dat het hier goed gebruik is om
namen van mensen in het debat te vermijden. Ik stel voor dat wij dat
ook nu doen.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. Wij hebben nu bijna een jaar geleden al met deze
staatssecretaris gesproken over het aanstellen van twee imams binnen
Defensie. Het kan hem dan ook niet verbazen dat de PVV tegen de
aanstelling van deze imams is. Op 22 april vorig jaar hebben wij
hierover een motie ingediend die niet is aangenomen. Wij kregen enkel
steun van de SGP. Onze belangrijkste argument toen was de dubbele
nationaliteit van deze imams die naar onze mening een dubbele
loyaliteit zou inhouden. De staatssecretaris heeft tijdens dat overleg
toen duidelijk aangegeven dat deze personen grondig zouden worden
gescreend en dat zij in het algemeen ook de Nederlandse waarden en
normen zouden respecteren. Nu blijkt echter dat een Turkse imam is
verbonden aan de organisatie Mili Gürüs, een organisatie die in
Duitsland is verboden en waarvan bekend is dat zij via allerlei
internationale islamitische organisaties is gelieerd aan de Moslim
Broederschap. Algemeen bekend is dat deze broederschap banden heeft
het Al Qaida.
Daarnaast blijkt dat de tweede imam een man is van Marokkaanse afkomst
en dat hij het dragen van een burka toejuicht, hij het goedvindt dat
islamitische buurtwerkers vrouwen een hand weigeren en hij ook
verklaart om trots te zijn op de Arabische wereld na de Arabische
reactie op de Deense cartoons. Deze Marokkaanse imam heeft een
overigens buitengewoon beledigend richting de minister-president
geschreven artikel op Maroc.nl geplaatst, waarin hij zegt dat de
christenen nog altijd in oorlog zijn met de islam en dat van een
broederschap tussen christenen en moslims geen sprake kan zijn, enkel
van tolerantie.
Voorzitter. Met andere woorden Defensie stelt een Turkse imam aan die
verbonden is aan een in de ogen van de PVV foute organisatie en een
Marokkaanse imam die aan alle kanten aangeeft, geen respect te hebben
voor de Nederlandse waarden en normen, sterker nog, praat over het
tolereren van christenen!
Heeft de MIVD deze personen gescreend en was men na deze screening op
de hoogte van eerder genoemde feiten? Indien deze screening heeft
plaatsgevonden, heeft men dan enig moment bedenkingen gehad over de
aanstelling van deze beide imams? Heeft de staatssecretaris deze
bedenkingen misschien nu en is hij bereid, deze benoemingen terug te
draaien?
De heer De Krom (VVD):
Mevrouw de voorzitter. Natuurlijk moet er binnen de krijgsmacht ruimte
zijn voor islamitisch geestelijk verzorgers. Morgen ontvangen twee
imams hun baret als de eerste legerimams in Nederland. Eentje daarvan
noemt de premier een hypocriet, beschrijft hem als een dolle
kruisvaarder en vindt hem nog geen deurmat waardig. Iemand die
bovendien trots is op de Arabische wereld als verdediger van de
religieuze beschaving na de Deense cartoons. "Eindelijk een
statement"!
Voorzitter. Ambassades gaan in vlammen op, de vrijheid van
meningsuiting wordt vertrapt, een tekenaar wordt bedreigd, maar deze
imam is trots! Hoe kan Defensie een vertrouwensfunctie aanbieden aan
een geradicaliseerde imam die van mening is dat christenen nog altijd
met de islam in oorlog zijn en dat christen en moslims nooit een hecht
broederschap zullen vormen? Wij kunnen elkaar hooguit tolereren, zegt
deze mijnheer! Iemand bovendien die meent dat Nederland niets in
Afghanistan heeft te zoeken, die meent dat onze soldaten Afghaanse
gezinnen onteren en niet zuiver bezig zijn, die vindt dat de Afghaanse
missie niet meer is dan een ordinaire poging om het land te
terroriseren en die vindt dat de radicalisering in de islamitische
wereld de schuld is van het Westen!
Deze mijnheer gaat onze mannen in uniform spiritueel ondersteunen.
Onze mannen inderdaad, want onze vrouwen geeft hij geen hand. En hoe
verwerpelijk ook, dat mag hij van de VVD allemaal vinden, maar niet
van onze belastingcenten en niet in ons uniform.
De staatssecretaris heeft niet een paard van Troje binnengehaald, hij
lijkt zelf het paard van Troje. Hij is de voetbalcoach die een speler
opstelt die spuugt op zijn eigen team, die de regels van het spel niet
kent en de tegenstander het liefst ziet winnen.
Ik heb maar een vraag aan de staatssecretaris: hoe is dit in godsnaam
mogelijk.
Mevrouw Karabulut (SP):
De heer De Krom zegt dat hij niet voor afschaffing van de geestelijke
verzorging is. Hij zegt ook dat hij een scheiding tussen kerk en staat
voorstaat. Mag ik hem vragen welke voorwaarden hij stelt aan de
functie van geestelijk verzorgers? Waar moeten zij aan voldoen?
De heer De Krom (VVD):
Ik ben van mening dat iemand in ieder geval in de organisatie zou
moeten passen en in ieder geval geschikt zou moeten zijn om mensen
sociaal en spiritueel bijstand te verlenen. Dat kun je van deze
mijnheer toch echt niet zeggen. Het gaat hier om een werkgever die
iemand in dienst neemt die de organisatie verwerpt en ook nog eens de
missie waar die organisatie aan werkt. Ik moet eerlijk zeggen dat ik
geen werkgever zou kunnen noemen die zoiets doet.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dit is geen antwoord op mijn vraag. Ik wil van de heer De Krom horen
aan welke voorwaarden geestelijk verzorgers moeten voldoen om in
dienst te treden van de krijgsmacht.
De heer De Krom (VVD):
Ik heb net een antwoord gegeven. Dit antwoord bevalt mevrouw Karabulut
niet, dat is iets anders. Ik ben van mening dat iemand in ieder geval
in staat moet zijn om op een goede manier sociale en spirituele
bijstand te verlenen. Nadat ik zojuist een reeks uitspraken van deze
mijnheer heb geciteerd, lijkt het mij duidelijk dat hij volstrekt en
volledig ongeschikt is om binnen het defensieapparaat op een goede
manier te kunnen functioneren.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Vanaf deze plaats mijn gelukwensen aan de
staatssecretaris en de defensieorganisatie met de aanstaande
aanstelling van twee geestelijk verzorgers op islamitische grondslag.
Waarom ben ik daar zo blij mee? De Partij van de Arbeid heeft hier al
jaren om gevraagd. Dit past in een belangrijke Nederlandse traditie
dat ook onze militairen recht hebben op geestelijke bijstand, ook op
basis van religieuze of humanistische grondslag.
Dit is in Nederland goed vormgegeven. Voor de inhoudelijke opvatting
van betrokkenen geldt namelijk dat er een zendende instantie tussen
zit. De staatssecretaris gaat helemaal niet over de religieuze
opvattingen van de geestelijk verzorgers. Daar is de zendende
instantie op aanspreekbaar en voor verantwoordelijk. Dat is zeer
terecht, omdat wij hechten aan de scheiding van kerk en staat.
Ik ben dus blij met de aanstelling. Ik ben ook blij dat dit gebeurt
uit verschillende stromingen. Ook de Milli Görus is een in Nederland
geaccepteerde stroming binnen de islam. Dus ook op dit punt heb ik
geen bezwaren.
Blijft over de vraag of betrokkenen voldoende in staat zullen zijn en
zijn gebleken om volstrekt neutraal en op basis van gelijkwaardigheid
van man en vrouw, homo en hetero, hun werk te doen. Ik neem aan dat
die vragen aan de orde zijn geweest bij de aanstelling van betrokkenen
en dat daarover geen twijfel hoeft te bestaan.
De voorzitter:
Het leek mij goed om de woordvoerder eerst te laten uitspreken,
voordat ik gelegenheid geef voor interrupties.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Wie is die zendende instantie in dit geval?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Het CMO.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Kent de heer Dijsselbloem het CMO?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ja, heel goed.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Weet de heer Dijsselbloem dat het CMO aan elkaar hangt als los zand en
dat de samenstelling van het contactorgaan voortdurend verandert? Hoe
kan hij garanderen dat de controle van deze zendende instantie is
zoals die moet zijn en zoals die is bij andere religieuze bedienaren?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Het CMO is opgericht ten tijde van minister Verdonk, dus in de periode
van mevrouw Verdonk als minister. Zij heeft de statuten goedgekeurd en
zij is akkoord gegaan met de samenstelling van het CMO. Het CMO is
inmiddels erkend als zendende instantie. Dat is allemaal in haar tijd
gebeurd en onder haar verantwoordelijkheid. Ik heb mij daar wel eens
kritisch over getoond. Zij heeft ook het CGI erkend. Als iemand er op
aanspreekbaar is als wordt gezegd dat dit niet deugt, is zij het, want
zij heeft dit goedgekeurd.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dit soort opmerkingen van de heer Dijsselbloem kunnen niet meer. Dit
kabinet is nu meer dan twee jaar in functie. Ik denk dat het destijds
een uitstekend idee was om het CMO en de CGI op te richten. Alleen wat
blijkt? Moslimmensen hebben zo veel verschillende achtergronden en er
zijn zo vele interpretaties in hun religie, dat het heel moeilijk is
om van hen een vast verband te maken. En als het goed is, heeft de
minister of de staatssecretaris van Justitie dit zo langzamerhand ook
wel gemerkt: het is namelijk los zand. Ongeacht wat de bedoeling was
tijdens mijn ministerschap -- en die bedoelingen waren goed -- blijkt
nu in de praktijk dat het CMO er niet toe in staat is. Hoe is het
anders in godsnaam -- of misschien ook in allahsnaam -- mogelijk dat
deze meneer, imam Ali E. -- ik zal niet zijn gehele naam noemen -- is
aangedragen bij de staatssecretaris van Defensie? Daaruit blijkt toch
al dat het CMO zijn werk niet goed doet?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Nee. Het CMO is een samenwerkingsverband tussen vele verschillende
stromingen in de islam. U ziet dat blijkbaar als een probleem, ik
niet; het is gewoon een feit dat er binnen de islam vele verschillende
stromingen zijn, zoals er overigens ook binnen de christelijke
gemeenschap vele verschillende stromingen zijn. Daar is een vorm voor
gevonden, het CMO is daarbij erkend als zendende instantie. Het is
verantwoordelijk voor, zeg maar, het geestelijke deel van de
geestelijke bedienaren die hier zijn aangesteld. Ik heb de
staatssecretaris de vraag gesteld of deze mensen voor het overige op
basis van de Nederlandse wet- en regelgeving en rechtsstatelijke
beginselen, zoals de gelijkwaardigheid van man en vrouw, te werk
zullen gaan. Ik ga ervan uit dat hij dit in zijn personeelsbeleid
gewoon heeft geborgd.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik vroeg naar de mening van de heer Dijsselbloem hierover. Die eigen
mening heb ik namelijk niet gehoord; hij zei alleen wat het CMO
volgens de statuten behoort te zijn.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik stel gewoon vast dat het CMO een aantal koepelorganisaties van
moskeeën in Nederland vertegenwoordigt en is erkend als zendende
instantie voor geestelijk bedienaren. Dat geldt in het
gevangeniswezen, dat geldt binnen de krijgsmacht. Nogmaals, wij zijn
blij dat er nu ook geestelijk verzorgers in de krijgsmacht zijn met
een islamitische achtergrond.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. Ik begrijp dat de PvdA blij is met deze imams, want zo
ondertussen is de islamitische gemeenschap nog maar de enige achterban
van de PvdA geworden. Maar los daarvan, ik moet denken aan het beeld
van mevrouw Verdonk van een aantal jaren geleden: zij bezocht een
moskee en haar werd een hand geweigerd. Ik zie zoiets wéér gebeuren,
maar nu binnen Defensie: dat ik straks met de collega van de heer
Dijsselbloem, mevrouw Eijsink, voor de commissie van Defensie op
bezoek ga en dat haar een hand wordt geweigerd. Ik zou dat vreselijk
vinden, want dat betekent dat de islam niet alleen terrein wint als
geloofsuiting, maar ook binnen onze eigen defensie. Wat vindt hij daar
nu van?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Laten we even twee dingen uit elkaar halen. Eerst de toenmalige
kwestie met mevrouw Verdonk, destijds minister Verdonk, toen zij in de
moskee geen hand kreeg. Haar reactie was toen heel goed: zij zei dat
ze daarmee meteen het eerste onderwerp van gesprek te pakken hadden.
Dat is de manier waarop je zoiets, in die situatie, moet aanpakken. In
de wet staat namelijk nergens dat mensen elkaar een hand moeten geven.
Maar in die andere situatie hebben we het over een geestelijk
verzorger, in dienst van Defensie, en die dus staat op de loonlijst
van de rijksoverheid. In zo'n geval is het voor de PvdA klip-en-klaar:
dan moet er een hand worden gegeven, aan mannen en vrouwen.
Overheidsdienaren kunnen dus niet persoonlijk een andere bejegening
kiezen van mannen dan van vrouwen. Zoiets is niet toelaatbaar en ik
ben ervan overtuigd dat de staatssecretaris het daarmee eens is.
De heer Brinkman (PVV):
Ja, maar deze meneer zegt dat hij het goed vindt dat ook andere mensen
in overheidsdienst geen hand geven aan vrouwen. Met andere woorden:
ook al zou hijzelf die hand geven, hij keurt dat stukje
anti-integratieve karakter in de islam toch goed. Hij geeft dus geen
goed signaal af, maar die persoon, met een voorbeeldfunctie, gaat
straks wel bij Defensie werken. Volgens mij houdt u dat niet goed in
het oog.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Het gaat om een aantal te onderscheiden zaken. Iemand mag als
rijksambtenaar, of in dienst van de rijksoverheid, privéopvattingen
hebben, maar hij mag die niet altijd en in alle opzichten meenemen
naar zijn werk. Iemand mag dus zeer orthodoxe religieuze opvattingen
hebben, maar als hij in dienst is van de overheid of optreedt namens
de overheid, of de minister of staatssecretaris van Defensie, moet hij
volstrekt gelijkwaardig optreden jegens mannen en vrouwen. En daar
zijn wij niet tolerant in; volstrekt niet.
De heer De Krom (VVD):
De PvdA-fractie en de VVD- fractie zijn het erover eens dat er ruimte
moet zijn voor islamitische geestelijke verzorgers in de krijgsmacht.
Daarover mag geen misverstand bestaan. Het gaat nu echter over deze
ene specifieke mijnheer. Ik heb een aantal citaten van deze mijnheer
naar voren gebracht. Is de heer Dijsselbloem van mening dat deze
mijnheer de kernwaarden van onze samenleving onderschrijft met deze
uitspraken? Hij vertelde bijvoorbeeld dat hij trots was op de reactie
uit de moslimwereld op de cartoonrel. Duidt dat er volgens de heer
Dijsselbloem op dat deze heer de kernwaarden, waaronder de vrijheid
van meningsuiting, onderschrijft? Vindt hij het niet heel merkwaardig
dat deze mijnheer over de premier van dit kabinet zegt: hij is voor
mij minder dan een deurmat? Vindt hij het niet gek dat deze mijnheer
over onze soldaten in Afghanistan zegt dat zij niet zuiver bezig zijn?
Waarom is er dan toch plaats -- ik vind dat onbegrijpelijk -- voor
deze mijnheer in het defensieapparaat?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik kan in alle eerlijkheid niet verifiëren of al deze uitspraken aan
hem kunnen worden toegeschreven. Ik weet zeker dat de staatssecretaris
van Defensie, of de mensen die namens hem deze man hebben aangesteld,
dit soort kwesties aan de orde hebben gehad. Voor mij telt of hij in
staat is professioneel en namens de Nederlandse overheid zijn werk te
doen. Zijn religieuze opvattingen zijn daarbij niet voor de
verantwoordelijkheid van de overheid. Gelukkig gaat de Nederlandse
overheid niet over religieuze opvattingen. Laat de staatssecretaris
maar reageren op alle andere mogelijke kwalificaties die zijn gedaan.
Ik neem aan dat daarover gesproken is bij zijn aanstelling. Ik zit
niet in de sollicitatiecommissie. Ik juich toe dat er geestelijk
verzorgers zijn aangesteld. Ik juich toe dat dit nu eindelijk gebeurt.
De staatssecretaris zal dadelijk reageren op de keuze voor deze
mensen. Ik ga ervan uit dat religieuze verzorgers, van welke
religieuze achtergrond ook, in hun bejegening geen onderscheid maken
tussen mannen en vrouwen en tussen homo's en hetero's. Ik ga ervan uit
dat zij gelijkwaardigheid voorop stellen en respectvol zijn. Kortom,
dat zij in hun functie alle kernwaarden voorop stellen.
De heer De Krom (VVD):
Ik zal dadelijk twee columns van deze imam aan de heer Dijsselbloem
geven. Hij kan daarin al deze uitspraken letterlijk terugvinden. Mijn
vraag is dan: verandert dat zijn oordeel?
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Dat weet ik niet. De heer De Krom is een groot pleitbezorger van de
vrijheid van meningsuiting. Ik dacht dat wij daar samen in optrokken.
Nu heeft een columnist in het verleden columns geschreven die de heer
De Krom kwestieus acht. Is hij van mening dat een columnist op basis
van wat hij in een column heeft geschreven een beroepsverbod moet
krijgen?
De heer De Krom (VVD):
Ik vind dat iedereen zijn vrijheid van meningsuiting mag uitoefenen.
Hoe verwerpelijk ik al zijn opvattingen ook vindt, deze mijnheer mag
dat vinden. Het gaat er hier echter om dat een werkgever, in dit geval
Defensie, in een door onze belastingbetalers betaalde baan een
overheidsfunctionaris, een vertrouwenspersoon, in dienst neemt van wie
je op zijn minst de vraag kunt stellen of hij de kernwaarden van onze
samenleving onderschrijft. Onderschrijft hij de doelstellingen van
Defensie wel? Uit alles wat ik heb gelezen, blijkt dat dit duidelijk
niet het geval is.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Of niet het geval is geweest. Voor mij is duidelijk dat hij dadelijk
als geestelijk verzorger in dienst van de Krijgsmacht die kernwaarden
van dag tot dag, van uur tot uur, voorop moet stellen. Nogmaals,
daarop worden geen compromissen gesloten.
De heer Knops (CDA):
Ik ga ervan uit dat de uitspraken waar de heer De Krom aan refereerde
waar zijn. Ik heb deze ook gelezen. Vindt de heer Dijsselbloem het dan
toch niet opmerkelijk dat zo iemand op dit moment op de nominatie
staat om benoemd te worden? Er is toch sprake van een
vertrouwensfunctie? Deze mijnheer gaat niet alleen met Moslims werken,
maar met militairen van alle gezindte. Ik kan hem dat uit ervaring
vertellen. Dat is in de operatie niet zo gescheiden. Het is niet te
verwachten dat iemand die deze uitspraken twee keer binnen twee jaar
heeft gedaan, ineens een andere opvatting heeft.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik weet niet hoeveel vertrouwen de heer Knops heeft in het
personeelsbeleid van de staatssecretaris van Defensie. Ik neem aan dat
hierover is gesproken bij zijn aanstelling en dat zijn nieren terdege
zijn geproefd. Wij zijn beiden van mening dat dit soort opvattingen
die hij in het verleden als columnist op papier heeft gesteld, geen
rol mag spelen in zijn functie als geestelijk verzorger voor alle
militairen in het veld, zoals de heer Knops terecht stelt. Dat
onderscheid maak ik wel. Wanneer de heer Knops voortaan van alle
mensen in overheidsdienst wil weten wat hun privéopvattingen zijn en
of die zich in alle aspecten verhouden tot de kernwaarden van onze
samenleving, krijgt hij nog veel te stellen.
Wij moeten dat onderscheid echt blijven maken. Iedereen heeft namelijk
recht op privéopvattingen, uiteraard met de aantekening dat je die
soms thuis moet laten. Religieuze opvattingen zijn voor deze functies
ondergebracht bij zendende organisaties, een kerkgenootschap of een
koepel van kerkgenootschappen. Als iemand in dienst is van de
rijksoverheid, moet hij of zij zich houden aan de Nederlandse wet- en
regelgeving en de kernwaarden van de Nederlandse samenleving in ere
houden.
De heer Knops (CDA):
Ali E. komt in dienst van de overheid. Had de zendende organisatie dan
niet meer rekening moeten houden met de maatschappelijke discussie in
Nederland? Ik ben een voorstander van het aanstellen van imams bij de
overheid, maar juist met het oog op de maatschappelijke discussie vind
ik dat de zendende organisatie een zeer zorgvuldige voordracht had
moeten doen.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Zeker. Ik ga er echter van uit dat dat is gebeurd.
Hebt u ooit Kamervragen gesteld over de maatschappelijke en religieuze
opvattingen van andere geestelijke bedienaren in dienst van Defensie?
Wij hebben dat geen van beiden gedaan, omdat wij allebei vinden dat
wij ons niet moeten mengen in iemands privéopvattingen en dat
religieuze opvattingen niet onder de verantwoordelijkheid van de
staatssecretaris vallen. De staatssecretaris is straks dan ook alleen
aanspreekbaar op het functioneren van deze imam als ambtenaar. De
staatssecretaris zal de nieren van deze ambtenaren moeten proeven,
maar wij horen zo meteen of hij dat gaat doen.
De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Als het aan Defensie ligt, werken er vanaf donderdag
aanstaande twee imams bij de Dienst Geestelijke Verzorging. Er mag
geen misverstand over bestaan dat mijn fractie het zeer op prijs stelt
dat de Dienst Geestelijke Verzorging wordt versterkt met imams die net
als andere al langer bij de geestelijke verzorging betrokken
denominaties onze militairen hier en vooral ook in uitzendgebieden
kunnen bijstaan in hun moeilijke werk. In meerdere debatten heeft mijn
fractie gewezen op het belang van een goed functionerende en goed
toegeruste Dienst Geestelijke Verzorging, juist vanwege de meerwaarde
van deze dienst.
Mijn aanvankelijke vreugde is inmiddels omgeslagen in grote
bezorgdheid. Wat ik over Ali E. heb moeten lezen, baart mij namelijk
grote zorgen. Zijn naam staat onder publicaties met ronduit
beledigende uitlatingen. De heer De Krom heeft ze allemaal genoemd en
ik hoef ze dus niet te herhalen. Ik vind het schokkend om te lezen wat
deze aanstaande ambtenaar van de Dienst Geestelijke Verzorging in het
recente verleden heeft gezegd.
Als de door de heer De Krom aangehaalde uitlatingen werkelijk door Ali
E. zijn gedaan, verdient hij geen plaats in de geestelijke verzorging.
Ik neem het hoog op, want ik verwacht van de medewerkers van alle
geestelijke verzorgingsdiensten van Hare Majesteits krijgsmacht dat ze
een voorbeeldrol kunnen vervullen, van onbesproken gedrag zijn en in
staat zijn een vertrouwensfunctie voor álle militairen te vervullen.
Voorzitter. Ik hoor graag wat de staatssecretaris van mijn opvatting
vindt. Ik heb verder nog een aantal specifieke vragen. Wat heeft de
staatssecretaris tijdens de benoemingsprocedure gedaan om te
achterhalen of deze personen in aanmerking kunnen komen voor het ambt
waarvoor ze opteren? Hoe verhouden de opvattingen van de betrokkenen
zich tot de waarden en normen van de krijgsmacht, tot de inspanningen
van de staatssecretaris om meer vrouwen en allochtonen te werven en
tot de voorbeeldfunctie van de krijgsmacht voor de samenleving, ook
als symbool van nationale eenheid? Op welke termijn denkt de
staatssecretaris ten slotte een imam met een Nederlandse imamopleiding
te kunnen werven?
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Al jaren spreken wij over de benoeming van imams bij de
krijgsmacht. De SGP-fractie is daarvan principieel nooit een
voorstander geweest. In eerdere debatten is dan ook duidelijk geworden
wat wij vinden van deze vorm van multiculturalisering van de
geestelijke verzorging.
In dit spoeddebat spreken wij echter over de uitvoering van de
beslissing om imams aan te stellen als geestelijk verzorger. Er wordt
al langere tijd over gesproken, maar tot nu toe is het er nog niet van
gekomen. De oorzaak daarvan was dat men niet kon voldoen aan de eis om
een samenwerkingsverband van islamitische organisaties te vormen dat
als zendende organisatie kon worden aangemerkt. Toen het te lang ging
duren, heeft Defensie de eisen versoepeld en is het Contactorgaan
Moslims en Overheid gevraagd op te treden als zendende instantie.
Uiteindelijk zijn dan nu de benoemingen voorzien, die gelijk vragen
hebben doen rijzen. Gesproken wordt nu al over omstreden personen. Dat
lijkt mij ook een buitengewoon slechte start. De vraag is allereerst
of volledig voldaan is -- daar ga ik eigenlijk van uit -- aan de
voorwaarden die zijn gesteld in de brief van januari 2008, te weten
een verklaring van geen bezwaar van de Militaire Inlichtingen- en
Veiligheidsdienst (MIVD) en dergelijke voorwaarden meer. Daarnaast
speelt wat ons betreft -- het staat er niet met zo veel woorden in,
maar ligt toch voor de hand -- dat ook mensen in een dergelijke
functie van onbesproken gedrag zijn en zich loyaal opstellen, ook
tegenover de overheid, hoezeer je ook andere opvattingen kunt
huldigen. Dan kan ik het inderdaad ook niet rijmen dat iemand wordt
benoemd in deze functie -- ik heb de column Vredesmissie ook gelezen
-- die zich op deze wijze uitlaat over vredesmissies die plaatsvinden.
Hoe zou het moeten gaan als zo iemand met een dergelijke missie op pad
zou moeten gaan? In hoeverre is er gesproken over dit soorten
loyaliteitsconflicten? Ik las ergens dat zo'n imam vooralsnog niet mee
zou gaan bij een uitzending. Wat is daarvan waar? En waar is dat
precies op gestoeld? Geeft het allemaal niet aan hoe moeizaam het
kennelijk is? Er kwam eerlijk gezegd nog een vraag bij mij boven. Als
je terugkijkt, lijkt het erop dat vooral Defensie er zo op gebrand was
om imams in dienst te krijgen dat bij mij de vraag rees of niet ook in
dit opzicht de eisen wat te soepel geworden zijn. Waren er wel genoeg
potentiële kandidaten? Of heeft uiteindelijk gewonnen dat men nu
eenmaal snel iemand wilde gaan benoemen? Zijn ook de normale
opleidingseisen gevolgd in dit geval?
Voorzitter. Dat zijn de vragen die ik in eerste termijn naar voren
wilde brengen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Ik citeer: "mijn opvatting dat christenen nog altijd met
de islam in oorlog zijn, wordt nagenoeg met de dag bevestigd. Ik
geloof dan ook steeds minder in hecht broederschap tussen christenen
en moslims; we kunnen elkaar hooguit tolereren." Dat is een citaat van
onze pas benoemde Marokkaanse imam bij Defensie. Nog een paar citaten.
Ik weet dat ze al genoemd zijn, maar ik vind ze zo schandalig dat ik
ze nog maar een keer herhaal. "De christen Balkenende laat zijn dolle
kruisvaarders op moslims jagen". Volgend citaat: "christen, hypocriet,
minister-president". Over de missie in Afghanistan: "het is niet meer
dan een ordinaire poging om de mensen in eigen land te terroriseren en
de eigen westerse waarden en normen op te leggen".
Ongehoord. Dit is een man die er duidelijk extreme opvattingen op
nahoudt over de Nederlandse samenleving en over al het goede werk dat
onze troepen doen in Afghanistan. Zo'n man hoort niet bij de overheid.
Dit is juist de man die de staatssecretaris heeft aangesteld om onze
jongens en meiden geestelijk te ondersteunen. Woorden schieten tekort.
Ik sta pal voor de mening van vrijheidsuiting, maar het kan toch niet
zo zijn dat iemand met een dergelijke opvatting onze jongens en meiden
geestelijk gaat ondersteunen? Hoe denkt de minister dat deze imam kan
opereren binnen een organisatie die volgens hem kruistochten voert?
Dit is ook de man die het goed vindt dat moslimmannen de hand weigeren
van vrouwen. Ik weet wat dat betekent. Ik heb het zelf meegemaakt en
het is heel akelig. Stel dat jij die soldatenvrouw bent, die
moslimvrouw die ondersteuning wil hebben van deze imam, en dan begint
hij door je de hand te weigeren? Kan de staatssecretaris garanderen
dat dit niet gebeurt?
Tot slot: Trots op Nederland is niet tegen imams in het Nederlandse
leger. Onze strijdkrachten hebben geestelijk ondersteuners van
allerlei religieuze achtergronden die goed werk leveren. Trots op
Nederland is wel tegen de aanstelling van een fundamentalist. De vraag
aan de staatssecretaris is dan ook om die benoeming per direct terug
te draaien.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Overal in de wereld, ook in Nederland, krijgen mensen in
de krijgsmacht geestelijke verzorging. Naast het feit dat er nu al
joodse, protestantse, hindoe en humanistische verzorgers zijn, worden
morgen als het goed is ook twee islamitische geestelijke verzorgers
aangesteld.
Dat is prima en dat vinden wij hartstikke goed. Alleen moeten deze
mensen, van welke stroming of gezindte zij ook zijn, aan voorwaarden
voldoen. Voldoen deze twee personen ook aan de voorwaarden? Klopt het
dat er een veiligheidsonderzoek is geweest en dat zij daar doorheen
zijn gekomen? Welke integriteiteisen worden gesteld en voldoen deze
twee heren daar ook aan? Voor de rest ga ik ervan uit dat zij geen
moord hebben gepleegd, geen haat zaaien, niet discrimineren, niet
staatsgevaarlijk zijn en niet verbonden zijn aan verboden clubs. Kan
de staatssecretaris dat bevestigen?
De heer De Krom (VVD):
Wat een merkwaardige inbreng van de SP-fractie. Mevrouw Karabulut
heeft zojuist uitgebreid allerlei citaten gehoord van een van de heren
die straks wordt aangesteld. Wat is haar oordeel over de aanstelling
van deze mijnheer binnen de defensieorganisatie?
Mevrouw Karabulut (SP):
Wij kunnen niet treden in het geweten van mensen. De overheid kent de
scheiding van kerk en staat en wij hebben een rechtstaat. Er worden
allerlei voorwaarden, criteria en kwaliteitseisen gesteld aan de
geestelijk verzorgers. Ik ga ervan uit dat ook de twee aan te stellen
personen daaraan voldoen.
De heer De Krom (VVD):
De conclusie van de SP-fractie is dus dat de aanstelling van deze
personen eigenlijk wel prima is?
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat is de conclusie niet. Ik zeg dat deze twee personen zullen moeten
voldoen aan alle voorwaarden en eisen. Als dat het geval is, dan is
het prima. Als dat niet zo is, dan horen zij niet thuis in de
defensieorganisatie.
De heer De Krom (VVD):
Het punt is nu juist dat uit de citaten alleen maar de onomstotelijke
conclusie kan worden getrokken dat een van de heren niet voldoet aan
de voorwaarden. Hoe komt het dat mevrouw Karabulut daar nog aan
twijfelt?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ken alle uitspraken en citaten niet, net zo min als ik alle citaten
ken van de andere geestelijk verzorgers in dienst van de krijgsmacht.
Als zij haat zaaien en de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen of
van homo's en hetero's niet respecteren, als zij gevaarlijk zijn, als
zij discrimineren, dan horen zij daar niet thuis. Ik ga ervan uit dat
de staatssecretaris het nodige heeft gecontroleerd en dat personen in
dienst van de overheid zich allemaal aan de voorwaarden houden.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dat zou ik ook graag zien. Ik heb een citaat bij de hand waarover ik
graag uw mening zou horen, mevrouw Karabulut. Het is een citaat over
de missie in Afghanistan: "Dat is niet meer dan een ordinaire poging
om de mensen in eigen land te terroriseren en de eigen westerse normen
en waarden op te leggen." Bent u het daarmee eens?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ken de citaten niet en kan er geen uitspraak over doen. Als deze
twee personen als geestelijk verzorger in dienst van de krijgsmacht
komen, mag ik ervan uitgaan dat zij de missie respecteren en ook dat
zij zich houden aan onze wetten en regels en die ook uitdragen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
U kent het citaat wel, want ik lees het u voor.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik kan het niet verifiëren. Ik hoor ook dat een van de heren gezegd
zou hebben dat hij de cartoonrellen geweldig vindt. Ergens anders lees
ik dat hij ze juist heeft afgekeurd. Daarom ga ik ervan uit dat de
personen zijn gescreend op alle nodige punten.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Mevrouw Karabulut zal geen reden hebben om te twijfelen aan mijn
integriteit. Zij mag er dan ook van uitgaan dat ik hier een citaat
voorlees dat ik letterlijk heb gehaald uit een stuk van de heer Ali E.
Ik heb nog een citaat en ik hoop dat zij erop vertrouwt dat dat ook
dit citaat, dat gaat over onze premier, echt is. Over de premier zegt
hij dat hij hem een deurmat vindt, dus niet een schoothondje, maar een
deurmat.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb de staatssecretaris over al dit soort punten vragen gesteld.
Nogmaals: ik ga ervan uit dat de geestelijk verzorgers die worden
aangesteld bij de krijgsmacht, netjes voldoen aan alle voorwaarden en
dat ook de twee nieuw aan te stellen personen daar keurig netjes aan
voldoen.
De voorzitter:
Dames en heren, de staatssecretaris zal nu antwoorden. Met het oog op
een goed verloop van de discussie verzoek ik u eerst goed naar de
redenering van de staatssecretaris te luisteren en niet meteen al na
één zin te interrumperen.
Staatssecretaris De Vries:
: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Ik
deel de mening van de afgevaardigden die hebben gezegd dat het van
buitengewoon belang is in een krijgsmacht anno 2009 dat wij geestelijk
verzorgers hebben van alle verschillende denominaties. Wij vragen
nogal wat van onze mensen, met zware missies, zoals in Afghanistan.
Wij merken een toenemende behoefte aan geestelijke verzorging. Wij
zien dat geestelijk verzorgers, ongeacht hun achtergrond, mensen van
allerlei verschillende achtergronden kunnen helpen en steunen met raad
en daad. Juist deze week laat ook weer zien hoezeer dat van belang is.
Daarom hebben wij bij Defensie gezegd: in het brede palet van
collega's die wij hebben, ook met een islamitische achtergrond, hebben
wij islamitische geestelijk verzorgers nodig. Dat is geen punt van
discussie, dat is gewoonweg een goed werkgever willen zijn.
Hoe wij dat nu doen bij de islamitische geestelijk verzorgers, wijkt
niet af van de werkwijze bij anderen. De heer Dijsselbloem wees al
terecht op de scheiding tussen kerk en staat. Defensie selecteert geen
geestelijk verzorgers, dat doen de zendende instanties. Dat is hij
humanisten niet anders dan bij dominees, aalmoezeniers of imams. Wij
hebben gezocht naar wat de zendende instantie kan zijn waarmee wij in
dit geval zouden kunnen samenwerken. In dit geval is gekozen voor het
CMO, een door de overheid erkende organisatie, een organisatie waar
breder binnen de rijksoverheid -- ik wijs op Justitie en het
gevangeniswezen -- wordt samengewerkt voor het betrekken van
geestelijk verzorgers. Die verantwoordelijkheid ligt daar.
Waar ligt dan de verantwoordelijkheid van Defensie? Daar werd ook door
uw Kamer naar gevraagd: hoe toetst u en hoe gaat u daarmee om? Voor
geestelijk verzorgers geldt, zoals voor iedere militair, dat zij
psychologisch en medisch worden gekeurd. Men moet gewoonweg door de
keuring komen. Van geestelijk verzorgers, ongeacht hun achtergrond,
vragen wij dat zij willen werken voor iedere collega binnen Defensie,
ongeacht zijn achtergrond. Die bereidheid moet worden uitgesproken. Er
moet kennis zijn van de Nederlandse samenleving en men moet er actief
een bijdrage aan willen leveren. Inderdaad, er is een MIVD
veiligheidsonderzoek. Aan al deze vier voorwaarden is voldaan. Zij
zijn getoetst bij deze geestelijk verzorgers.
Vervolgens kwamen de twee columns aan de orde. Verschillende
afgevaardigden hebben daaruit correct geciteerd. Het zal u dan ook
niet verbazen dat ik evenzeer onaangenaam verrast was door die columns
en dat ik daar vragen en opmerkingen bij had.
Daarna is het volgende gebeurd. Toen ik kennis had kunnen nemen van
die columns is de MIVD gevraagd om nog een double check te doen met
deze informatie, en is de Dienst justitiële zaken gevraagd om er nog
eens extra naar te kijken. Maar bovenal is de organisatie verzocht om
een gesprek te hebben met deze geestelijk verzorger, om bij hem na te
gaan wat zijn mening is over deze columns. Dat gesprek is gevoerd en
daarin is klip en klaar aangegeven door de betrokkene dat hij afstand
neemt van deze columns.
Van deze geestelijk verzorger zijn ook andere columns bekend, columns
waarin hij opkomt voor de positie van de vrouw en waarin hij moslims
bekritiseert die daar op een andere manier mee omgaan. Nog onlangs, in
2008, heeft hij in Trouw een groot stuk geschreven over Marokkaanse
jongeren en hoe wij daarmee mogen omgaan. Ook die columns zou ik graag
ter lezing aanbevelen. Voor mij is bepalend dat iemand afstand neemt
van wat hij in het verleden heeft geschreven; dat hij zegt te willen
voldoen aan de voorwaarden die Defensie stelt; dat hij er voor iedere
geloofsdenominatie wil zijn. Dan is er dus inderdaad volstrekt geen
discussie. De heer Dijsselbloem wees daar terecht op. Dan gelden de
voorwaarden zoals die voor iedere ambtenaar gelden bij de
rijksoverheid. In zijn columns schreef hij er overigens niet over dat
hij zelf vrouwen geen hand wilde geven, hij had het over de
buurtwerkersdiscussie. Maar nog los daarvan, hij heeft wat dit betreft
geen keuze, als het al zijn mening zou zijn, werkend bij de
rijksoverheid.
Dat sluit aan bij wat de heer Van der Staaij zei. Er moet sprake zijn
van onbesproken gedrag en aansluiting bij de gewenste waarden en
normen. Kortom, op basis van de columns heeft een extra toets en een
extra gesprek plaatsgevonden. Er is aan betrokkene gevraagd om hiervan
afstand te nemen. Dat heeft hij gedaan. Voor ons is dat bepalend. Wij
richten ons op de toekomst, niet op het verleden.
De heer De Krom (VVD):
Betekent dit ook dat hij niet meer vindt wat hij allemaal heeft
geschreven? Betekent dit dat hij zegt: ik neem daarvan afstand, dus ik
ben helemaal niet meer trots op de Arabische wereld? Vindt hij nu dat
onze soldaten in Afghanistan wél zuiver bezig zijn? Vindt hij nu
opeens de missie in Afghanistan eigenlijk een heel goede missie?
Gelooft de staatssecretaris dat zelf?
Staatssecretaris De Vries:
Voor mij is bepalend dat hij van de columns afstand neemt en het
betreurt dat zij zijn verschenen. Ik wijs de heer De Krom erop dat
mensen die bij defensie gaan werken, bepaalde opvattingen kunnen
hebben. Dat geldt zelfs voor geestelijk verzorgers. Er zijn ook
protestantse geestelijk verzorgers in het nieuws geweest met nogal
kritische opmerkingen over de missie. Daarbij ging het over precies
dezelfde discussie als in deze column aan de orde komt. Er werd
gesteld dat de missie in Afghanistan geen opbouwmissie maar een
vechtmissie is. Men vraagt zich af: wat doen wij daar? Ik ken die
geluiden. De opmerkingen van deze protestantse geestelijk verzorgers
zijn niet in de Kamer bediscussieerd. Er is in de Kamer geen discussie
gevoerd over de vraag of deze opvattingen binnen de krijgsmacht door
de beugel kunnen.
De heer De Krom (VVD):
Ik doe mijn best om mijn verbijstering te verbergen. Deze mijnheer
wijst alles af waar de organisatie van de staatssecretaris voor staat
en waarmee defensie bezig is tijdens die heel moeilijke missie in
Afghanistan. De staatssecretaris stelt daarop: nou ja, hij heeft er
afstand van gedaan. De staatssecretaris zegt: ik weet niet of hij de
opvattingen nog heeft, maar dat doet er niet veel toe; ik vind het
eigenlijk wel prima. Deze mijnheer stelt dat zijn toekomstige
collega's in Afghanistan onzuiver bezig zijn! De staatssecretaris
vindt dat allemaal goed? Ik ben verbijsterd.
Staatssecretaris De Vries:
Ik denk dat u niet goed naar mij hebt geluisterd. Ik ben helemaal niet
gelukkig met deze columns en ik vind het niet allemaal maar goed. Niet
voor niets heb ik om extra onderzoek gevraagd en is er een extra
gesprek geweest. Niet voor niets heeft betrokkene klip en klaar moeten
verklaren dat hij afstand neemt van de inhoud van de columns. Klip en
klaar is gesteld dat dit niet het verhaal is dat hij binnen onze
organisatie mag uitdragen.
De heer Knops (CDA):
Ik heb hier moeite mee. De staatssecretaris stelt dat de imam afstand
heeft genomen van de uitspraken die hij in het verleden heeft gedaan.
De uitspraken zijn overigens nog maar anderhalf tot twee jaar geleden
gedaan. Het ging in de columns niet om één uitspraak, maar om wel tien
uitspraken die mijns inziens schokkend zijn. Dit is niet zomaar even
aan de borreltafel gezegd, maar weloverwogen in columns gepubliceerd.
Als de schrijver anderhalf jaar later stelt dat hij daarvan afstand
neemt, vraag ik mij af hoe betrouwbaar zo'n verklaring is. Kan de
staatssecretaris zich voorstellen dat ook militairen die straks moeten
samenwerken met deze man, zich afvragen hoe betrouwbaar een en ander
is? Zij zullen zich afvragen hoe geloofwaardig deze mijnheer is.
Staatssecretaris De Vries:
Het gaat mij erom dat wij met gelijke maten moeten meten. De maten
mogen en moeten kritisch zijn. Mensen mogen iets kritisch opschrijven
over de missie en daarbij mag het geen verschil uitmaken of iemand
imam is of dominee. Ik veroordeel de uitspraken die zijn gedaan over
de minister-president. De heer Knops weet echter dat dergelijke
uitspraken over de minister-president wel vaker worden gedaan. Onlangs
werden in verband met het cao-conflict forse uitspraken gedaan over
bewindspersonen. Die uitspraken waren zelfs forser dan de uitspraken
waarover wij nu spreken. Is het enkele feit dat zo'n uitspraak is
gedaan, een reden om iemand die afstand neemt van de columns een
functie te ontzeggen?
De heer Knops (CDA):
Ik misgun niemand zijn privéopvattingen over het nut en de noodzaak
van de missie. Deze man gaat echter niet zomaar een functie vervullen,
maar wordt geestelijk verzorger. De columns van de dominees waarnaar
de staatssecretaris nu verwijst, vind ik van een echt andere orde. Ik
vind het ongepast dat de staatssecretaris deze vergelijking maakt. Het
gaat bij de column waarover wij nu spreken niet alleen over
Nederlanders, over militairen en over onze minister-president, maar
over heel onze samenleving. De opvattingen van deze mijnheer gaan over
veel meer dan alleen de missie.
Staatssecretaris De Vries:
Ik herhaal dat ik net als de heer Knops de irritatie deel over de
columns en dat ik om die reden ook tot genoemde actie ben overgegaan.
Echter, uiteindelijk kan ik van iemand niet meer verlangen dan dat die
afstand neemt van de columns en zegt er in de toekomst niets meer mee
te zullen doen. Vervolgens moet ik varen op datgene wat de MIVD
analyseert ten aanzien van het afgeven van een verklaring van geen
bezwaar.
De heer Brinkman (PVV):
Dat laatste is natuurlijk klinkklare flauwekul, want u kunt hem morgen
gewoon die baret niet geven. U moet hem gewoon niet aanstellen. Zo
simpel is het gewoon. Maar even voor de duidelijkheid; u heeft wel
gelijk. Inderdaad, na een aantal jaren kun je afstand doen van een
zienswijze in een column of in een stuk dat je ooit geschreven hebt.
Met de jaren kun je tot een andere zienswijze zijn gekomen en kun je
zeggen: ik had het toen fout. Dat kan. Vergissen is menselijk. Maar
deze uitlatingen van deze mijnheer, dat zijn niet zomaar uitlatingen,
dat zijn levensvisies, dat betreft levenswijzen. Deze mijnheer zegt
gewoon dat er een oorlog is tussen christenen en de islam. Deze
mijnheer zal met zijn christelijke collega's -- ik hoop het niet --
moeten samenwerken, terwijl hij twee jaar geleden dacht en volgens mij
nog steeds denkt -- zo naïef kan de staatssecretaris toch niet zijn --
dat hij met die collega's in oorlog is. Hoe rijmt u dat nu? Hoe kunt u
die man nu inpassen? En dan nog wat. Heeft die man bij zijn
aanstelling niet gewoon verteld dat hij dit soort verschrikkelijke
columns heeft geschreven? U bent gewoon twee keer besodemieterd!
Staatssecretaris De Vries:
Over de irritatie van de columns verschillen wij niet van mening. Voor
mij is bepalend dat hij er afstand van neemt en die columns betreurt.
U zegt dat ik hem gewoon geen baret moet geven. Feitelijk is de
situatie dat op het moment dat iemand aan zijn opleiding begint, hij
de facto al is aangesteld bij Defensie. Dus in dit geval vraagt u mij
dus om een aanstelling terug te draaien. Dan kan echter niet alleen
gebaseerd zijn op een gevoel van irritatie, hoe begrijpelijk dat
gevoel ook is op basis van de columns. Dan moet het gebaseerd zijn op
een juridische analyse, op een verklaring van geen bezwaar die wordt
ingetrokken en op een persoon die klip-en-klaar verklaart nog volop
achter deze columns te staan. Geen van drieën is echter aan de orde.
De heer Brinkman (PVV):
Ik heb u ook gezegd: u bent twee keer besodemieterd. Hij had bij zijn
aanstelling al meteen moeten zeggen dat hij dit soort vreselijke zaken
over de minister-president, over het christelijk geloof en over het
leger heeft uitgesproken. Dat heeft hij niet gedaan. U bent
besodemieterd. U heeft alle redenen, ook juridisch om die man de laan
uit te sturen.
De voorzitter:
Misschien kunt u iets andere woorden gebruiken om dat uit te drukken,
want er zijn anderen die zich daar ook aan storen.
De heer Brinkman (PVV):
Excuus, voorzitter, maar "de laan uitsturen" is toch een heel normale
Nederlandse uitdrukking, dacht ik?
De voorzitter:
Maar ik had het over het woord dat u een keer of vijf daarvoor
gebruikte. Ik zal het zelf niet herhalen.
De heer Brinkman (PVV):
Nee? Is het zo erg?
De voorzitter:
Ja, maar ik wil het u nog wel eens uitleggen.
De heer Brinkman (PVV):
Gelukkig begrijpt de staatssecretaris wat ik bedoel. En daar gaat het
volgens mij om.
De voorzitter:
Daar gaat het zeker om.
Staatssecretaris De Vries:
De heer Brinkman heeft gelijk -- ik ben dat graag met hem eens -- dat
het handig was geweest als betrokkene op voorhand had aangegeven: let
even op, dit heb ik in het verleden een keer geschreven, er kan
discussie over ontstaan, maar weet dat ik er niet meer achter sta. Dat
was te verkiezen geweest. Feit is dat ik van die persoon weet dat hij
die mening is toegedaan.
De heer Van der Staaij (SGP):
De staatssecretaris beriep zich meerdere malen op de verklaring van
geen bezwaar van de MIVD. Maar dat zegt toch in feite niet meer dan
dat iemand geen bedreiging is voor de staatsveiligheid? Dat is toch
iets anders dan dat iemand op een voldoende vertrouwenwekkende manier
zijn functie kan uitoefenen? Zijn die columns en het daarmee verbonden
gedachtegoed niet een heel belangrijke contra-indicatie voor zo'n
belangrijke vertrouwensfunctie?
Staatssecretaris De Vries:
Er zijn natuurlijk afspraken gemaakt over de manier waarop mensen
worden gescreend voor bepaalde functies bij de overheid. Dat geldt
voor geestelijk verzorgers maar ook voor andere ambtenaren. Die
voorschriften ten aanzien van de screening die moet plaatsvinden om de
verklaring van geen bezwaar te verkrijgen, zijn toegepast. Als u zegt
dat u zou willen dat er bij dit soort functies een zwaardere screening
zou moeten gelden omdat u vindt dat dit functies zijn die je in de
categorie A zou moeten plaatsen qua screening, dan is dat een
andersoortige discussie. Die moet u dan met de minister van Justitie
voeren. Ik heb gehandeld conform de voorschriften die op dit moment
bestaan voor deze functies.
De heer Van der Staaij (SGP):
Betekent dit dat er eigenlijk geen enkele toetsing mogelijk is? Hebt u
geen enkele mogelijkheid meer om er een stokje voor te steken als
iemand door de MIVD-screening is gekomen, maar allerlei uitspraken
heeft gedaan waardoor het eigenlijk niet verstandig is of eigenlijk
niet goed uit te leggen dat die persoon in zo'n functie wordt benoemd?
Staatssecretaris De Vries:
Jawel. Daarom wilde ik na het constateren van die column, ook al was
er al een eerste screening geweest, juist een extra screening op dit
punt. Ik wilde dat de afdeling juridische zaken ernaar zou kijken en
ik vond dat er een gesprek moest plaatsvinden met betrokkene. Wat mij
betreft was het echt geen kwestie van "de screening is al geweest, dus
ik ga er verder geen probleem van maken". Dat probleem is er wel van
gemaakt en dat gesprek heeft plaatsgevonden.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb de bewuste column nu in handen. Een ding daarin vind ik heel
ernstig. In de column wordt geschreven dat christenen en de islam met
elkaar in oorlog zijn en dat dit iedere dag wordt bevestigd. Tevens
staat erin dat deze persoon steeds minder in broederschap tussen
christenen en moslims gelooft. Sommige partijen prediken een
soortgelijke oorlog, maar wij willen dat natuurlijk niet. Hebt u dit
in het gesprek besproken en op welke manier controleert u dat hiervan
afstand wordt gedaan en dat dit soort gedachten en ideeën niet worden
verspreid?
Staatssecretaris De Vries:
Juist dit citaat is in het gesprek heel erg van belang geweest. Ik heb
in dat kader zojuist een van de vier criteria genoemd. Wij eisen van
onze geestelijk verzorgers dat zij, ongeacht hun denominatie,
beschikbaar zijn voor iedere collega binnen Defensie, ongeacht de
geloofsovertuiging van die collega. Ik verwacht dus ook van de imam
dat hij op een goede en verstandige manier kan omgaan met een
christelijke collega die hulp bij hem zoekt. Tijdens het gesprek zijn
duidelijk de vragen aan de orde geweest hoe ik deze uitspraak moet
zien in relatie tot de gestelde eisen, of de betrokkene daartoe in
staat is en hoe hij daarmee omgaat.
Mevrouw Karabulut (SP):
Bij de selectie van personen voor deze functie zou mijn oog niet
direct vallen op een persoon met dit soort ideeën. Hoe is dit gegaan?
Staatssecretaris De Vries:
Dat ben ik graag met u eens, maar ik heb aangegeven dat wij de
geestelijk verzorgers niet selecteren, want de zendende instantie
voert die selectie uit. Vervolgens toetsen wij betrokkene op een
viertal punten. Bij Defensie hebben wij dus geen heel grote groep
mogelijke kandidaten waarmee wij gesprekken voeren; vanuit de zendende
instantie zijn twee personen voorgedragen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dat begrijp ik. Wij moeten de scheiding van kerk en staat vooral zo
houden en daar waar zij af en toe vervaagt, wil ik haar graag
herstellen. Hebt u hierover dan wel gesprekken gevoerd met de zendende
instantie?
De voorzitter:
Ik was even afgeleid, want anders had ik deze derde interruptie niet
toegestaan.
Staatssecretaris De Vries:
Ook met de zendende instantie zijn gesprekken gevoerd. Er moet echter
niet worden vergeten dat betrokkene niet nieuw is: hij was al
geestelijk verzorger bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. De
rijksoverheid had al van hem gebruikgemaakt vanuit diezelfde zendende
instantie.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Ik bied mijn excuses aan voor het feit dat ik vanwege
persoonlijke omstandigheden even weg moest, maar ik heb zojuist wel
met een half oog via de televisie het debat gevolgd. Wanneer de ene
minister zit te slapen, wil dat toch niet zeggen dat de volgende
bewindspersoon daarin mee moet gaan? Dat is natuurlijk te gek voor
woorden! De staatssecretaris heeft zojuist gezegd dat betrokkene
tweemaal is gescreend en dat met hem een gesprek heeft plaatsgevonden.
Heeft de staatssecretaris toen afstand genomen van alle uitlatingen
van betrokkene, zoals de uitlatingen over de missie in Afghanistan en
de uitlatingen over de minister-president?
Staatssecretaris De Vries:
Defensie heeft zeker afstand genomen van die uitlatingen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
De betrokkene zelf bedoel ik.
Staatssecretaris De Vries:
Aan hem is gevraagd of hij er afstand van neemt en dat heeft hij
gedaan.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dat is aardig, maar is er een verslag van dat gesprek? Kunnen wij
ergens zien dat hij voor de volle honderd procent heeft gezegd dat hij
afstand neemt van de betreffende uitlatingen, omdat hij nu eenmaal een
baan bij de overheid ambieert?
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb daarvan geen verslag dat ik aan de Kamer ter beschikking kan
stellen, maar het staat ieder Kamerlid vrij om betrokkene -- als
betrokkene zijn opleiding heeft afgerond -- daarover zelf te spreken,
opdat het lid zelf kan bepalen of betrokkene geschikt is voor deze
functie.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik vind dit wel erg gemakkelijk. Wij zitten niet in de
benoemingsprocedure van geestelijk verzorgers bij Defensie. U zit dat
wel en het is dus uw verantwoordelijkheid. U moet ons daar geen rol in
willen geven. Het is onze taak om u te controleren en dat doen wij bij
dezen. Ik vind dat u uw werk niet goed hebt gedaan. Er vindt een
screening en een tweede screening plaats en vervolgens een gesprek
zonder dat de man op schrift, voor de volle 100%, dit soort
uitlatingen heeft teruggenomen. Hij treedt in dienst van Defensie en
doet uitlatingen over missies die gewoon niet te tolereren zijn.
Staatssecretaris De Vries:
Ik vind die mondelinge verklaring hard genoeg. Het volgen en het
nauwlettend erop toezien, stopt natuurlijk niet op dit moment.
De heer De Krom (VVD):
Mijn eerste vraag is: wat moet je eigenlijk doen om niet door Defensie
aangenomen te worden? Mijn tweede vraag is: klopt het bericht in Vrij
Nederland dat Defensie heeft geprobeerd om deze benoeming of
aanstelling gedurende een periode van drie maanden stil te houden?
Waarom was dat?
Staatssecretaris De Vries:
In Vrij Nederland heeft inderdaad gestaan dat de directie Voorlichting
gesteld heeft, gegeven eerdere ervaringen met andere geestelijk
verzorgers, dat het verstandiger is dat voordat mensen interviews
geven over Defensie en hun werk bij Defensie, zij hun opleiding
volledig hebben afgerond. Die KMA-opleiding is één, maar daarna volgt
nog een andere interne opleiding. Wij hebben op dit punt leergeld
betaald bij andere geestelijk verzorgers. Om die reden is gezegd: deze
personen zijn nog niet beschikbaar voor mediaoptredens, in elk geval
niet tot na het moment dat de introductie en opleiding volledig zijn
afgerond binnen Defensie.
De voorzitter:
En de eerste vraag van de heer De Krom?
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb aangegeven op welke vier criteria wij toetsen. Als op een van
die vier criteria twijfel is of blijft bestaan, voldoet iemand niet.
De heer De Krom (VVD):
Op het punt van de tweede vraag is de waarheid natuurlijk gewoon dat
u, ofwel het ministerie, nattigheid voelde. U zag allang aankomen dat
dit debat in de Kamer zou volgen waarbij een groot deel van de Kamer
afwijzend zou staan tegen de benoeming van deze meneer. Klopt dat?
Staatssecretaris De Vries:
Nee. Ik voelde na lezing van de columns wel dat er nog iets extra's
moest gebeuren voor wij verder konden gaan met deze kandidaat-imam bij
de krijgsmacht. Daarvan heb ik verslag gedaan.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Deze staatssecretaris is altijd heel duidelijk in het
geven van zijn mening. Ik kan mij voorstellen dat als hij hier achter
de microfoon had gestaan, hij dezelfde mening had gehad als de meeste
partijen in dit huis, in elk geval de meeste reëel denkende partijen.
Hoe kan hij aan de soldaten die op die missie in Afghanistan zitten en
dat moeilijke werk doen, waarbij veel collega's sneuvelen, verkopen
dat hij een imam aanneemt die over hen zegt dat zij eigenlijk
moslimjagers zijn? Hoe kan hij dat verkopen?
Staatssecretaris De Vries:
Ik zie het probleem dat mevrouw Verdonk schetst. Daarom is het een
bittere noodzaak dat betrokkene daar afstand van neemt en dat ook luid
en duidelijk kenbaar maakt. Mevrouw Verdonk spreekt mij aan op hoe ik
hier sta. Ik sta hier natuurlijk voornamelijk als verantwoordelijk
staatssecretaris en in die zin als werkgever. Als werkgever hanteer ik
bepaalde criteria bij het beoordelen van personeel op geschiktheid.
Als werkgever moet ik ook met gelijke maten meten en mensen een faire
kans geven in het voldoen aan criteria. Daar moet ik mensen op
beoordelen, hoezeer ik de mening van deze Kamer deel dat die colums
niet passen bij dat beeld. Voor mij geldt echter dat als de betrokkene
aangeeft dat hij daar afstand van neemt, ik hem daarop moet geloven.
Als hij vervolgens positief scoort op de andere criteria, dan heb ik
als werkgever geen ander criterium. Die beoordeling mag niet enkel op
basis van gevoel worden gedaan.
De voorzitter:
Ik ben heel ruimhartig, maar u hebt op dit punt al geïnterrumpeerd.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dat is waar, maar mag ik nog één korte vraag stellen?
De voorzitter:
Nog een heel kort vraagje dan.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik weet zeker dat, als ik daar had gestaan in plaats van de
staatssecretaris, deze imam niet was aangenomen. Ik weet zeker dat ik
daarvoor redenen gevonden had en niet een gevoel. Het is bij de
staatssecretaris veel meer een gevoel, want ik zie hem voortdurend
naar die bank kijken voordat hij antwoord geeft. Hij zit er namelijk
behoorlijk mee in zijn rats. Ik verzoek hem nogmaals om die
aanstelling terug te draaien.
Staatssecretaris De Vries:
Mevrouw Verdonk, het verschil is dat ik hier nu sta en niet u.
De voorzitter:
Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Nee, er kan nog een
tweede termijn komen als de Kamer daaraan behoefte heeft. Ik was er
zelf eigenlijk niet aan toe, maar wellicht zijn anderen dat wel. Ik
constateer dat dit het geval is en geef eerst de heer Brinkman het
woord. Ik vond het eigenlijk wel goed, maar ja.
De heer Brinkman (PVV):
Ik nog lang niet, voorzitter. Deze staatssecretaris is niet dom en ook
niet naïef, dus wat steekt er achter? Is het alleen dat juridische
deel, dus het feit dat hij die man al heeft aangenomen?
Staatssecretaris, u bent twee keer bedonderd? Ik mag dat woord toch
wel gebruiken, voorzitter?
De voorzitter:
Bedrogen.
De heer Brinkman (PVV):
Ja, dat is een mooi woord. De staatssecretaris is twee keer bedrogen.
Dat laat hij toch niet gebeuren? Dat kan toch niet waar zijn? Iemand
die dergelijke verschrikkelijke dingen over het Nederlandse leger en
over zijn minister-president zegt, zelfs zijn eigen partijgenoot, zal
in ons leger een baan moeten vinden? Die persoon zal dan moeten
samenwerken met zijn collega's van christelijke huize of wat dan ook,
terwijl hij zegt dat hij met hen in oorlog is. Dat kan niet. Die man
moet ontslagen worden. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Defensie voornemens is om een Marokkaanse imam aan te
stellen van wie bekend is dat hij het dragen van een boerka toejuicht,
hij het goed vindt dat islamitische buurtwerkers vrouwen geen hand
geven, die zegt dat christenen nog altijd in oorlog zijn met de islam
en dat van een broederschap tussen christenen en moslims geen sprake
kan zijn, enkel van tolerantie;
constaterende dat deze opvattingen totaal haaks staan op een te
verwachten open en hartelijke houding van een geestelijk verzorger
tegenover Nederlandse waarden en normen in ons land;
verzoekt de regering, de betreffende Marokkaanse imam te ontslaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 100 (31700-X).
De heer Brinkman (PVV):
In eerste termijn heb ik aangegeven dat die Turkse imam wat ons
betreft ook de laan uit kan vanwege zijn banden met Milli Görüs.
Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Defensie voornemens is, een Turkse imam aan te stellen
die verbonden is aan de organisatie Milli Görüs;
overwegende dat Milli Görüs in Duitsland als een verboden organisatie
is
aangemerkt en dat zij Internationale banden heeft met de Moslim
Broederschap waarvan bekend is dat leden van de Moslim Broederschap
terreur ondersteunen;
verzoekt de regering, de betreffende Turkse imam te ontslaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 101 (31700-X).
De heer De Krom (VVD):
Voorzitter. Het was een bizar antwoord van de staatssecretaris. Dat
woord mag ik toch wel gebruiken, voorzitter?
De voorzitter:
Ja.
De heer De Krom (VVD):
Hij verdedigt een man die zijn eigen premier minder dan een deurmat
noemt. Hij verdedigt een man die zijn eigen premier een moslimjager
noemt, die denkt dat het oorlog is tussen christenen en moslims, die
niet gelooft in verbroedering en die straks met collega's moet werken
die volgens hem onzuiver bezig zijn. De staatssecretaris verdedigt een
man die alles afwijst waar Defensie voor staat. Ik vind het antwoord
van de staatssecretaris een bizar meebuigverhaal, een verhaal dat
meebuigt met de verdediging van foute mensen. Ik kan mij niet aan de
indruk onttrekken dat hij van deze aanstelling baalt als een stekker,
maar dat hij er om allerlei juridische redenen niet meer onderuit kan.
Dat is voor mijn fractie wel de laatste reden om te zeggen dat die man
moet blijven. Deze man moet er wat de VVD-fractie betreft uit.
Simpeler kan ik het niet zeggen. Ik dien daarom de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het vanzelfsprekend is dat er geestelijk verzorgers
binnen Defensie werkzaam zijn, van welke geloofsovertuiging dan ook,
en dus ook geestelijk verzorgers die Defensiepersoneel met een
islamitische geloofsovertuiging sociaal en spiritueel kunnen bijstaan;
overwegende dat het ministerie van Defensie een imam heeft aangesteld
die een reeks radicale uitspraken heeft gedaan die in strijd zijn met
normen en waarden waar Defensie c.q. de Nederlandse samenleving voor
staat;
overwegende dat het volstrekt ongepast en onwenselijk is dat deze imam
een aanstelling bij de overheid in casu Defensie heeft gekregen;
verzoekt de regering, de aanstelling van deze imam onmiddellijk
ongedaan te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden De Krom en Verdonk. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 102 (31700-X).
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Voorzitter. De kern van dit debat zijn de opvattingen en uitlatingen
van een columnist in de afgelopen jaren en de vraag of hij in dat
licht op dit moment nog kan worden aangesteld bij de krijgsmacht. De
staatssecretaris heeft de gevolgde procedure en de kritische, dubbele
toetsing geschetst. De kern is -- in de woorden van de
staatssecretaris -- dat betrokkene afstand heeft genomen van de
uitlatingen, deze betreurt en er spijt van heeft. Deze drie uitspraken
van de staatssecretaris heb ik genoteerd. Het lijkt mij evident dat
wij niet iemand op basis van uitlatingen in het verleden als columnist
een beroepsverbod kunnen geven bij de rijksoverheid. Ik begrijp heel
goed dat er vragen zijn over hoe iemand die deze uitlatingen heeft
gedaan, nog geloofwaardig de functie kan vervullen. Ik heb echter
vertrouwen in de zorgvuldigheid van de staatssecretaris en de wijze
waarop de nieren van betrokkene zijn geproefd. Ik heb geen behoefte
aan de ingediende moties.
De heer Knops (CDA):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording. Zoals
ik in eerste termijn heb gezegd, gaat het niet om zomaar een functie,
maar om een zeer kwetsbare functie waarbij "vertrouwen" met
hoofdletters is geschreven. Juist vanwege de discussie die nu al wordt
gevoerd over deze man en zijn uitlatingen, en de vele discussies in de
maatschappij over de wijze waarop integratie moet plaatsvinden, moet
worden gekozen voor mensen die een voorbeeld kunnen vormen. Niet
alleen voor hun eigen geloofsgemeenschap maar voor alle militairen die
zij dienen.
Onze militairen in Afghanistan worden nu met iemand opgescheept die
een zeer discutabel verleden heeft en een aantal zeer discutabele
uitspraken heeft gedaan. De staatssecretaris heeft een aantal checks
uitgevoerd maar die hebben er niet voor gezorgd dat de discussie die
wij nu voeren, eerder is gevoerd waar die gevoerd had moeten worden.
In het licht van de Geschikt/Ongeschikt-campagne van de
staatssecretaris was daar dan het predicaat "ongeschikt" uit gekomen.
Dat betrokkene nu afstand neemt van uitspraken die hij in het zeer
recente verleden heeft gedaan, is niet geloofwaardig. Als een van ons,
iemand in het parlement, de premier of een minister, de koningin op
deze manier zou beledigen en later afstand zou nemen van die
uitspraken, was de wereld te klein. Terecht, want dit soort uitspraken
doe je niet op een achternamiddag; daar heb je over nagedacht. Deze
man is wat ons betreft dus ongeschikt.
De heer De Krom (VVD):
Daar zat volgens mij geen letter Spaans bij. Betekent dit dat de
CDA-fractie de door de VVD-fractie ingediende motie zal steunen?
De heer Knops (CDA):
Dat kan ik op dit moment nog niet zeggen, maar het zou best wel eens
kunnen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording, maar
alles bij elkaar vond ik die toch onbevredigend. Hij wees, op zichzelf
formeel correct, op de verantwoordelijkheid van de zendende instantie:
wij gaan daar niet over. Het is goed om nog even terug te halen hoe
dat in het recente verleden is gegaan. Eerst zouden het CMO en de
Contactgroep Islam samen de zendende instantie vormen. Zij kwamen er
niet uit, wat weinig vertrouwenwekkend was. Het CMO komt nu met een
kandidaat die de vraag oproept: was er nou echt niet iemand te vinden
die meer breed vertrouwenwekkend zou overkomen? Heeft de
staatssecretaris gesproken met het CMO over het rekruteringsbeleid?
Zijn onze criteria en basiseisen, inclusief de MIVD-verklaring van
geen bezwaar, wel toereikend?
Is het, helaas, niet nodig om nog te expliciteren wat mijns inziens
tot nu toe min of meer ongeschreven als gemeengoed werd gezien,
namelijk dat iemand van onbesproken gedrag moet zijn? In dit geval
heeft betrokkene wel afstand genomen van uitlatingen. Het gaat echter
niet om één incidentele uitglijder, maar om een patroon van
uitlatingen. Mijn fractie wil niet de personeelschef spelen. Er is
echter in een concrete situatie iets naar voren gekomen, kennelijk als
resultaat van regels die wij met elkaar hanteren. Wij vinden dit
onbevredigend. Wij vinden het niet kunnen dat iemand die dergelijke
uitlatingen heeft gedaan in zo'n vertrouwensfunctie wordt benoemd.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. De staatssecretaris neemt als werkgever een
moslimfundamentalist aan en ziet geen mogelijkheid om die aanstelling
ongedaan te maken. Wat doen zijn ambtenaren? Slapen zij of zijn zij te
druk met Hyves? Begrijpen zijn niet dat deze man, deze imam, onze
waarden en normen vertrapt? Snappen zij niet dat als deze man eenmaal
binnen is bij Defensie, niemand hem meer controleert?
Staatssecretaris, redt het aanzien van de Nederlandse krijgsmacht en
ontsla deze imam.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. De staatssecretaris geeft aan dat deze imams aan alle
voorwaarden voldoen en dat zij de screening hebben doorstaan. Dan
blijven staan de politieke uitspraken in de columns, die ik inmiddels
ook heb gelezen. De staatssecretaris zegt dat deze zijn besproken en
dat daar afstand van is gedaan. Die mensen zijn nu aangesteld. Mij
rest nu één vraag, namelijk wat hij gaat doen als deze meningen, deze
politieke opvattingen, ook in uniform worden verkondigd. Hoe gaat hij
ingrijpen?
De heer De Krom (VVD):
Mevrouw Karabulut heeft kennis kunnen nemen van de uitspraken. Zij
heeft bovendien kunnen verifiëren dat die inderdaad zijn gedaan en
niet uit de lucht zijn gegrepen. Ik wil haar nu vragen of dat haar
oordeel over deze zaak dat zij in eerste termijn heeft uitgesproken,
verandert. Vindt zij nu, met de VVD-fractie, dat deze aanstelling
onjuist is en alsnog ongedaan moet worden gemaakt?
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik heb gezegd dat deze meneer aan alle voorwaarden voldoet. Volgens de
screening van de staatssecretaris zal hij zich houden aan de gestelde
regels. Hij heeft inderdaad opvattingen, die ik overigens ook niet
deel. Ik vind het ook merkwaardig dat juist deze mensen zijn
voorgedragen door het CMO, maar daar ga ik niet over. Hij is nu
aangesteld. Ik vind dat nu deze personen zijn aangesteld dit soort
uitspraken absoluut niet meer mag voorkomen en dat de staatssecretaris
daarvoor verantwoordelijk is.
De vergadering wordt van 16.45 uur tot 16.55 uur geschorst.
Staatssecretaris De Vries:
: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. Er
ligt een aantal moties voor. Laat ik me eerst uitspreken over de motie
betreffende de imam die verbonden is aan Milli Görüs. Helder is dat
dit een onderdeel is van het CMO. De Kamer heeft niet uitgesproken dat
het een organisatie is waarmee wij volstrekt geen zaken willen doen.
Dat enkele feit is voor mij geen reden om te zeggen dat ik een
probleem heb met deze imam. Daarom zou ik deze motie willen ontraden.
In verband met de andere moties constateer ik dat een vrij groot deel
van de Kamer problemen heeft met deze benoeming. Ik constateer dat
daarmee een publieke discussie ontstaat over deze benoeming. Die
discussie ondergraaft datgene wat ik wil: goede geestelijk verzorgers
voor islamieten binnen onze krijgsmacht, en draagvlak daarvoor in de
samenleving. Gegeven die constatering, gegeven de politieke discussie
en de maatschappelijke discussie die nu ontstaan, wil ik de ontstane
situatie graag bespreken met de zendende instantie en met betrokkene
zelf om met hen te wegen of het verstandig is om dit zo door te
zetten. Daarom wil ik de Kamer verzoeken om de stemming over deze
moties aan te houden totdat ik daarover nader heb gerapporteerd.
De voorzitter:
Zou ik de indieners van de moties mogen vragen om op het verzoek van
de staatssecretaris te reageren?
De heer De Krom (VVD):
Ik wil de staatssecretaris graag die gelegenheid geven, als hij enige
indicatie kan geven wanneer de Kamer duidelijkheid krijgt over de
uitkomst van dat gesprek en over de uitkomst van eigenlijk het hele
verhaal.
Staatssecretaris De Vries:
Dat zal binnen een week moeten zijn.
De heer Brinkman (PVV):
Ik wil daar wel wat over weten. Wat de PVV betreft, kan er maar één
uitslag uitkomen. Die is dat deze man niet bij Defensie gaat werken.
Is dat de uitslag van het gesprek, hoe dat ook wordt?
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb ruimte gevraagd om het gesprek te voeren. Ik wil niet
vooruitlopen op die discussie. Alsdan heeft de heer Brinkman nog alle
ruimte en vrijheid om zijn motie al dan niet in stemming te brengen.
De heer Brinkman (PVV):
Laat ik dan niet kinderachtig doen. Dan doen we maar uitstel.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
De fractie van de PvdA is van mening dat de Kamer niet gaat over
aanstellen of niet aanstellen. Dat is echt personeelsbeleid van de
staatssecretaris. Ik respecteer zijn inzet als hij zegt: ik neem het
terug. Daarmee blijft de verantwoordelijkheid bij hem. Maar ik vind
wel dat wij hier een principiële kwestie aan de hand hebben. Eerst een
praktische kwestie: als de maatschappelijke kritiek die nu ontstaat
voor de staatssecretaris een overweging is, had hij dat dan niet
eerder kunnen bedenken? Het is toch wel buitengewoon kwetsbaar wat
hier gebeurt. Het principiële punt blijft dat iemand op basis van zijn
opvattingen in het verleden, in dit geval zelfs als columnist, nu niet
meer benoembaar zou zijn in de publieke dienst. Ik begrijp dat de
staatssecretaris het terugneemt. Dat respecteer ik ook. Maar ik denk
dat wij hiermee een discussie aangaan en een weg opgaan die veel
bredere repercussies zal hebben. Ik ben zeer verbaasd dat de fracties
die hier altijd staan voor de vrijheid van meningsuiting deze nu in
die zin willen beperken dat mensen dadelijk niet meer benoembaar zijn
in publieke functies.
De voorzitter:
Wij moeten oppassen dat we niet in een heropening of een derde termijn
terechtkomen.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Voorzitter.
De voorzitter:
Ik zeg: we moeten ervoor oppassen. Ik verwijt u niets. Maar dan gaat
de heer De Krom op u reageren, etc.
De heer De Krom (VVD):
De heer Dijsselbloem heeft kennelijk niet goed geluisterd, maar dat
terzijde. Omdat de staatssecretaris het gesprek aangaat, neem ik aan
dat ook de beëdiging van deze ene meneer morgen geen doorgang vindt,
in ieder geval niet dan nadat de Kamer is geïnformeerd en hij het
gesprek heeft gevoerd.
Staatssecretaris De Vries:
Ik heb er al op gewezen dat de betrokkene feitelijk al aangesteld was
op het moment dat hij aan zijn opleiding begon. Het afronden van het
militaire deel van zijn opleiding, waar de baret bij hoort, doet daar
niets aan toe of af.
De heer De Krom (VVD):
Dat kan niet zo zijn. Ik waardeer het dat de staatssecretaris in alle
ernst zegt dat hij het gesprek aangaat met het eventuele doel om de
zaak te heroverwegen en nog eens goed te bekijken en dat hij daarbij
de kritiek van een groot deel van deze Kamer betrekt. Het kan niet zo
zijn dat de beëdiging morgen gewoon doorgaat. Want dan heeft dit debat
voor niets plaatsgehad. Ik geef de staatssecretaris graag de ruimte,
maar dan moet de beëdiging worden uitgesteld totdat alles is geklaard.
Staatssecretaris De Vries:
De heer De Krom noemt het nu een beëdiging, maar de betrokkene heeft
de afgelopen weken voldaan aan de militaire vereisten. Daarbij hoort
de baret. Vandaag staat ter discussie of de betrokkene kan
functioneren als imam binnen de krijgsmacht. Dit doet niets toe of af
aan het feit dat hij geslaagd is voor zijn militaire test.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik moet eerlijk zeggen dat dit mij heel erg verbaast. Wij hebben net
een debat gevoerd met de staatssecretaris. Ik heb vragen gesteld over
de screening. Ik heb gevraagd of de staatssecretaris bekend was met
bepaalde uitspraken. De staatssecretaris heeft dat bevestigd. Hij
heeft gezegd dat intensieve gesprekken zijn gevoerd en dat betrokkenen
afstand hebben genomen van hun uitlatingen. Eigenlijk zegt de
staatssecretaris nu dat hij het allemaal niet meer zo zeker weet. Hij
weet niet meer zo zeker hoe het allemaal gegaan is en gaat daarom
terug. Heeft de staatssecretaris misschien een telefoontje gehad van
het CMO? Ziet betrokkene er zelf vanaf? Wat is de rechtspositie van de
betrokkenen? Volgens mijn zijn zij gewoon aangesteld.
Staatssecretaris De Vries:
Dat heb ik ook proberen duidelijk te maken. De betrokkene is gewoon
aangesteld. Het moment met de baret doet daar niets aan toe of af. Wij
hebben een debat gevoerd. Ik heb mijn best gedaan de Kamer ervan te
overtuigen dat de benoeming geen probleem zou moeten zijn, gegeven wat
de betrokkene heeft verklaard. Ik constateer op basis van de moties en
de steun die deze krijgen, dat ik daarin beperkt ben geslaagd. Ik vind
dat ik daarmee iets moet doen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik ben het helemaal met de heer Dijsselbloem eens. Wij varen een
nieuwe koers. Dat kan zo niet. Ik constateer dat de staatssecretaris
zijn werk niet goed had gedaan en dat hij zojuist een
broodjeaapverhaal heeft lopen vertellen. Bovendien gaat de Kamer nu
blijkbaar over de aanstelling. Daarmee laten we de scheiding tussen
kerk en staat los.
Staatssecretaris De Vries:
Nee, de Kamer gaat over de vertegenwoordiging van het volk en daarmee
over het draagvlak voor het laten functioneren van imams binnen de
krijgsmacht. Dat weeg ik mee.
De heer Brinkman (PVV):
Ik ging ervan uit dat de ceremonie van morgen voor de desbetreffende
imam niet door zou gaan. Als de staatssecretaris zegt dat de ceremonie
wel doorgaat, wil ik morgen gewoon over de motie stemmen. Want er gaat
morgen geen feestje gevierd worden met deze imam, die het merendeel
van deze Kamer niet bij Defensie aan het werk wil hebben. De
staatssecretaris gaat volgende week praten met deze man en zal
proberen om deze man uit vrije wil Defensie te laten verlaten. Dat kan
niet. Dat is niet eerlijk tegenover de man zelf, niet eerlijk
tegenover de Tweede Kamer en ook niet tegenover Defensie. Ik wil
gewoon een klip-en-klaar antwoord. Wordt de baret morgen uitgereikt of
niet?
Staatssecretaris De Vries:
De baretuitreiking is niet morgen, maar vrijdag. Laat ik de Kamer
toezeggen dat ik mijn best zal doen om de Kamer morgen duidelijkheid
te geven, zodat zij dit kan meewegen voor de stemming.
De voorzitter:
Dat kan niet anders dan voldoende zijn voor de heer Brinkman.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Nog even voor de duidelijkheid: morgen komt de staatssecretaris terug.
Dan heeft hij het gesprek al gehad.
Staatssecretaris De Vries:
Dat zal wel moeten.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
De staatssecretaris zegt dus toe dat hij morgen een gesprek heeft. De
uitkomst van dat gesprek bepaalt of vrijdag de baret wordt uitgereikt.
Zit het zo in elkaar?
Staatssecretaris De Vries:
Ja.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Oké.
De heer Knops (CDA):
Ik dank de staatssecretaris voor deze toezegging. Het lijkt mij dat
deze volledig recht doet aan dit debat. Ik neem afstand van de
opmerking van mevrouw Karabulut op dit punt. Ik denk dat het goed is
dat wij het op deze wijze zorgvuldig aanpakken.
De voorzitter:
U bent al geweest, mevrouw Karabulut, dus ik kan het echt niet
toestaan. O, u zegt er alleen voor de gezelligheid te staan. Dat kan.
Dat is erg goed. Dat moet iedereen vaker doen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ook ik waardeer de handreiking van de staatssecretaris. Ik wil er wel
aan toevoegen dat het wat ons betreft niet gaat, ook niet in dit
parlementaire debat, om incidentele benoemingen. Het gaat uiteindelijk
natuurlijk om de vraag waartoe de bestaande criteria kennelijk kunnen
leiden. Daarbij is ook de controlerende rol van de Kamer aan de orde.
Mijn vraag, ook in tweede termijn, is als volgt. In hoeverre zit een
bepaalde opvatting over van onbesproken gedrag zijn, een opvatting die
kennelijk breder gedeeld wordt, wel voldoende in de tot nu toe
gehanteerde regels? Is de staatssecretaris bereid om dat punt verder
terug te nemen en misschien in overleg met de zendende instanties aan
de orde te stellen?
Staatssecretaris De Vries:
Ik gaf in antwoord op een eerdere vraag van de heer Van der Staaij al
aan dat het ook alles te maken heeft met de mate van screening die je
aanlegt en dat dit een punt is dat de minister van Justitie
regardeert. Ik zal dit punt met hem bespreken.
De beraadslaging wordt gesloten.
De heer Dijsselbloem (PvdA):
Ik heb een inhoudelijk punt en een punt van orde. De PvdA-fractie
verzet zich er zeer tegen dat de Kamer zich ad hoc gaat bemoeien met
het benoemingenbeleid van de overheid, waar dan ook bij de overheid.
Ik zou het zeer betreuren als op basis van dit ad-hocdebat de
staatssecretaris een benoeming terugneemt die hij voornemens was te
doen.
Dan kom ik ook meteen bij het punt van orde. Wat de staatssecretaris
uiteindelijk ook beslist, ik kan mij niet voorstellen dat het niet tot
een heropening zal leiden. Als hij namelijk niet doet wat de indieners
van de motie vragen, zullen zij zeker om heropening van het debat
vragen. Als hij het wel doet, zal ik om een heropening vragen,
gesteund door de SP-fractie, omdat wij dan een weg opgaan die ten
principale niet wenselijk is.
De voorzitter:
Ik heb niet gezegd dat ik geen heropening toesta, maar ik begrijp nu
dat u het slechts aankondigt. Het is duidelijk dat er behoefte zou
kunnen zijn aan een heropening.
Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoord. Hij heeft toegezegd
dat hij morgen voor de stemmingen de Kamer informeert over de uitkomst
van de contacten die hij heeft. Ik neem aan dat de leden zich zullen
melden bij de regeling van werkzaamheden afhankelijk van wat die
informatie voor hen betekent.
De vergadering wordt van 17.04 uur tot 19.00 uur geschorst.
Voorzitter: De Pater-van der Meer
Kilometerheffing
Aan de orde is het debat over de kilometerheffing.
De voorzitter:
In tegenstelling tot op wat de agenda staat, is dit geen spoeddebat,
maar een gewoon debat. Ik heet de minister van Verkeer en Waterstaat
welkom. In eerste termijn geldt een spreektijd van vier minuten per
fractie.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een ordevoorstel. Van minister Eurlings hebben wij
een brief gekregen over de wijze waarop hij wil omgaan met de wensen
van de vaste Kamercommissie voor Verkeer en Waterstaat over de vraag
welke scenario's voor de kilometerheffing wel of niet uitgewerkt
worden. Diverse van die scenario's heeft hij terzijde geschoven.
Daarmee voldoet hij niet aan het verzoek om informatie van de Kamer.
Ik vind dat zeer ernstig. In de procedurevergadering van aanstaande
woensdag wil ik bespreken hoe wij daarmee omgaan. Ik stel daarom voor,
de brief van de minister over de scenario's vandaag niet of niet
uitputtend te behandelen, maar dat op een later moment te doen.
De heer Koopmans (CDA):
Voorzitter. De woordvoerders gaan er zelf over of zij de brief al dan
niet uitputtend behandelen. Niet behandelen lijkt mij echter niet
verstandig. Mevrouw Van Gent kent natuurlijk het advies van de TCI.
Zij weet dus ook dat veranderingen van scope kunnen leiden tot enorme
problemen bij de uitvoering van een project. En met name de
voorstellen van GroenLinks leiden tot nogal wat scopeveranderingen. In
het licht van mogelijke vertragingen moet dit zeker onderdeel van dit
debat zijn.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. Over de vraag wat er allemaal onderdeel van dit debat kan
zijn, kunnen wij een week discussiëren. Ik stel voor om het voorstel
van mevrouw Van Gent zo veel mogelijk te volgen. Ik heb mij
geconcentreerd op de brief van de minister over de rapportage.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. Ik zal er een paar woorden aan wijden, maar het is
verstandig om op een later moment terug te komen op de vraag of het
terzijde schuiven van een aantal alternatieven toch niet heroverwogen
moet worden.
De heer Roemer (SP):
Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft haar voorstel zeer zorgvuldig
geformuleerd en ik steun dat.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Voorzitter. Ik ben het ermee eens dat wij in de procedurevergadering
bespreken wat wij gaan doen met al deze brieven. Met dit debat is het
zeker niet afgelopen. Wij hebben het tenslotte over een
voortgangsrapportage.
De voorzitter:
De conclusie kan zijn dat het de woordvoerders vanavond geheel vrij
staat om de spreektijd van vier minuten naar eigen inzicht in te
vullen. De brief komt in ieder geval aanstaande woensdag, dus op 15
april, terug in de procedurevergadering van de commissie. Dan weet men
ook wat dit debat heeft opgeleverd.
Dan is nu het woord aan mevrouw Van Gent voor haar eerste termijn van
het debat.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter. Hartelijk dank voor uw bemiddeling en uw goede
samenvatting van wat zich zojuist rond het ordevoorstel heeft
afgespeeld. Ik dank natuurlijk ook de heer Roemer voor zijn
compliment.
Voorzitter. Daar gaan wij weer! Na de ministers Kroes, Jorritsma,
Netelenbos, De Boer en Peijs voert ook de minister van "doorpakken,
tempo maken en de schop de grond in" een politiek circusnummer op over
de kilometerheffing. Deze keer is de boodschap dat het allemaal te
ingewikkeld, te complex en te riskant is. Dus wordt de boel op de
lange baan geschoven. De hamvraag voor vanavond is of dit nu wel zo
is. Wat zijn de risico's die de minister opeens ontdekt heeft? Mij
houdt vooral de vraag bezig hoe de Duitsers het gedaan hebben. Sinds
2005 hebben zij een goed functionerend en gedifferentieerd
kilometerheffingsysteem voor vrachtauto's. Inclusief kinderziektes
kostte de invoering ruim twee jaar. Idem dito voor Oostenrijk,
Tsjechië en Zwitserland. Het mooie van het Duitse systeem is dat
gewerkt wordt met een relatief simpele techniek, terwijl toch rekening
wordt gehouden met milieukenmerken, tijd en plaats.
Bedient deze minister zich niet van politieke smoesjes? Maakt hij het
met de verwijzing naar de technische moeilijkheden niet ingewikkelder
dan het is? Welke risico's zijn er dan manifest geworden? Zoekt hij de
problemen niet stiekem een beetje op? In het regeerakkoord van
Balkenende 2 uit 2003 stond al dat er een kilometerheffing voor het
vrachtverkeer zou komen. In het huidige akkoord staat toch
overduidelijk dat er een onomkeerbare en betekenisvolle stap wordt
genomen; dat was een citaat. Dadelijk zijn er acht jaar voorbij zonder
dat wij een stap verder zijn. Ik ben benieuwd wat de coalitiepartijen,
die vorige week nog zo trots waren op het o zo groene crisisakkoord,
daarover te zeggen hebben.
De heer Koopmans (CDA):
Begrijp ik het goed dat GroenLinks nu afscheid neemt van het
oorspronkelijke voorstel en ook de ideeën van de coalitie rondom de
invoering van de kilometerheffing om ook het milieu mee te nemen? U
stelt net voor dat wij gewoon het Duitse systeem doen: autootje,
kilometer, that's it.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat is niet autootje, kilometer, that's it. Ik heb net helder
aangegeven dat het ook heel goed mogelijk is om de kenmerken milieu,
tijd en plaats mee te nemen in het Duitse systeem. Wij hebben dat
grondig onderzocht, want u kent ons. U vraagt of wij afscheid nemen
van het kenmerk milieu, maar daarmee vraagt u naar de bekende weg. Dat
doen wij natuurlijk niet. Wij zijn wel goed maar niet gek en dat zou
ook voor u moeten gelden. Wij houden daaraan vast, maar ik blijf een
aantal indringende vragen stellen aan de minister. In Duitsland is het
ook met allerlei problemen van dien mogelijk geweest een
gedifferentieerd systeem binnen twee jaar in te voeren. In Nederland
praten wij er tien tot vijftien jaar over. De tijd van praten is
voorbij; het is nu tijd voor actie.
De heer Koopmans (CDA):
De conclusie moge duidelijk zijn. GroenLinks draagt het plaatsgebonden
element dat in de plannen van het kabinet zit, het tijdgebonden
element dat in de plannen van het kabinet zit en het milieugebonden
element waarnaar het zelf altijd heeft gestreefd nu ten grave met dit
voorstel om het voor de vrachtauto's op de Duitse manier te doen. Bent
u het met mij eens dat de fractie van GroenLinks nu bezig is een
doodlopende of in elk geval afdwalende weg te volgen?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wij zijn wel de laatsten die bezig zijn op een doodlopende weg. Als
het aan ons ligt, zal dat zeker niet gebeuren. Wij zijn nu ook al
jaren bezig om hierover te discussiëren. Ook voor u zou moeten gelden:
niet kletsen maar poetsen. Dat geldt zeker voor minister Eurlings. De
conclusies die u trekt zijn te kort door de bocht; die slaan nergens
op. Maar ik ken dat van u, want ik ken u ook uit andere debatten.
Volgens mij bent u volledig de weg kwijt, gelet op de manier waarop u
mijn woorden samenvat, want daar klopt helemaal geen hout van.
De heer Koopmans (CDA):
U pleit hier voor het Duitse Mautsysteem. Dat betekent toch dat u
afstand neemt van de belangrijke elementen in het voorstel van het
kabinet, het plaats- en tijdgebonden element waarmee wij het eens
zijn, en dat u ook afstand neemt van uw eigen idee om een milieufactor
in te bouwen? Dat zit allemaal niet in het Duitse systeem. Geef gewoon
eerlijk antwoord op die vraag en begin niet allerlei andere dingen te
vertellen. Betekent de keuze voor het Duitse Mautsysteem voor
vrachtauto's niet het afscheid nemen van die drie elementen?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik dacht dat het drie vragen waren. Laat ik op de conclusie van de
heer Koopmans drie keer beantwoorden: nee, nee, nee. De heer Koopmans
verdraait mijn woorden, maar dat moet hij lekker zelf weten. Ik heb
alleen aangegeven dat het in andere landen wel degelijk mogelijk is
geweest om binnen een paar jaar een gedifferentieerd systeem in te
voeren en dat wij in Nederland alleen maar bezig blijven met praten,
praten, praten.
Als het erop aankomt om nu echt tot uitvoering te komen, is uitstel en
doorschuiven naar een volgend kabinet de enige techniek die wordt
toegepast. Nou, mijnheer Koopmans, dan geeft de GroenLinks-fractie
geen thuis. Ik heb mijn mening helder gegeven. Wij vinden: afspraak is
afspraak. Je moet dat natuurlijk technisch goed uitvoeren, maar wij
zijn hier niet pas vandaag mee bezig. Wij zijn hier al jaar in jaar
uit mee bezig. Wij zijn toch niet zo dom dat wij in al die jaren niet
tot een goed systeem kunnen komen?
GroenLinks is altijd een warm voorstander van de kilometerheffing
geweest, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet er
bijvoorbeeld milieuwinst worden geboekt. Ik wil het voor de heer
Koopmans nog wel een keer herhalen: milieuwinst boeken. Die voorwaarde
raakt verder en verder uit beeld. Door dit oponthoud is een gapend gat
ontstaan in de kabinetsambities voor het schoner en zuinig maken van
het verkeer. GroenLinks staat in die zorg niet alleen. Letterlijk alle
planbureaus en adviesraden kraakten hier inmiddels harde noten over.
Vorige week kwam er een spijkerhard advies van de Algemene Rekenkamer
bij. Conclusie: het resultaat van het klimaatbeleid in de sector
verkeer valt tegen. Als het kabinet niet alles uit de kast trekt,
haalt het zijn doelstellingen niet. En wat doet minister Eurlings? Hij
draalt nog maar eens met de kilometerheffing.
Voorzitter: Ten Hoopen
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Inmiddels zijn alle drie de pijlers onder het kabinetsbeleid rond
klimaat weggeslagen. Eerder bleek de EU veel slapper dan gehoopt bij
het stellen van normen aan de uitstoot van auto's. Daarna spatte de
bel rond biobrandstoffen uiteen. Er waren veel te optimistische
inschattingen. En nu schuift minister Eurlings de kilometerheffing
weer op de lange baan. Als minister Cramer nog geen grijze haren had,
zou ze ze van collega Eurlings wel krijgen. Dat geldt niet alleen voor
de problemen die minister Eurlings haar bezorgt rond klimaat, maar ook
voor de problemen rond luchtkwaliteit. Ook in het Nationaal
Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit heeft minister Eurlings weer een
lelijk gat geschoten. De kilometerheffing was een van de belangrijkste
ingrediënten om de lucht schoon te maken. Nu mogen minister Cramer en
de gemeenten letterlijk het vuile werk opknappen.
GroenLinks is niet getrouwd met de kilometerheffingsplannen van dit
kabinet. Niet voor niets schreef oud-collega Duyvendak al in 2004 een
initiatiefwet om het wegbeheer de mogelijkheid te bieden een
kilometerheffing te introduceren op bepaalde wegvakken waar de
problemen het grootst zijn. Die initiatiefwet ligt klaar voor plenaire
behandeling. Mijn fractie overweegt serieus om zelf dan maar het heft
in handen te nemen nu de minister maar blijft dralen. Oud-collega
Duyvendak zal daarvoor met plezier als mijn adviseur in vak-K
plaatsnemen; dat heeft hij mij vandaag nog verzekerd.
De heer Aptroot (VVD):
Mevrouw Van Gent denkt aan een eigen wetsvoorstel voor de baanvakken
waar de problemen het grootst zijn. Wil zij een supertarief heffen?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Nee, dat hebt u verkeerd begrepen. Als het kabinet blijft dralen en
uitstellen en steeds maar nieuwe smoezen blijft verzinnen -- dat geldt
ook voor voorgaande kabinetten -- dan gaan wij zelf het heft in handen
nemen om toch een begin te maken met een heffing. Dat doen wij dan
voor de drukste wegvakken. Uiteindelijk hopen wij natuurlijk wel op
een systematiek voor het hele land.
De heer Aptroot (VVD):
Bovenop alle lasten die er al zijn, wilt u dus een extra tarief heffen
op de drukke baanvakken, waar de hardwerkende Nederlander op weg naar
zijn werk is of terug van zijn werk op weg naar huis. Alleen
Nederlanders met een dikke portemonnee kunnen straks nog naar hun werk
of een keer uit. Nederlanders met een modaal of kleiner inkomen kunnen
dankzij GroenLinks niet meer rijden met hun oude Suzuki Alto. Ik vind
het een asociaal beleid.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wat ik asociaal vind, is dat mensen letterlijk niet meer kunnen
ademhalen door al die vieze uitstoot. Ik gebruik de term "asociaal"
niet zo snel, maar goed, het zijn uw woorden. Ik vind het asociaal dat
de hardwerkende Nederlander in de file staat en dat niemand in
Nederland, ook u niet met uw mooie woorden, bereid is om werkelijk
iets aan de fileproblemen en de milieuproblemen te doen. Men laat het
allemaal zoals het is, men schuift het op de lange baan.
Nou, mijnheer Aptroot, daar doen wij niet aan mee. Het wordt, om met
minister Eurlings te spreken, tijd om door te pakken, tempo te maken
en die heffing nu eindelijk in te voeren.
De voorzitter:
U was al geëindigd, wij waren al toe aan de interrupties.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik was de heer Aptroot aan het beantwoorden.
De heer Koopmans (CDA):
Hoorde ik het net goed dat mevrouw Van Gent met een initiatiefvoorstel
of zoiets wil komen...
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat is al klaar, daar zult u blij om zijn.
De heer Koopmans (CDA):
Ik begin een soort parallel te bespeuren met de Betuweroute. Zoals
bekend hebben collega Aptroot en ondergetekende in de
commissie-Duivesteijn gezeten. Misschien kunt u zich nog herinneren
dat wij toen met een aantal Kamerleden, waaronder de heren Crone en
Leers, een klein bustochtje hebben gemaakt, dat ertoe heeft geleid dat
het project totaal van scoop veranderde en daardoor 1 mld. toen nog
guldens duurder werd. Dat beeld van u met aan het stuur de heer
Duyvendak zie ik helemaal voor mij: u zit in een busje en bent bezig
het traject van de kilometerheffing dat nu door een keuze van de
minister vertraging heeft opgelopen, te verkennen. U brengt nu totale
verwarring aan met een nieuw wetsvoorstel met een nieuwe scoop,
waardoor u dezelfde fouten gaat maken als destijds bij de Betuweroute.
Ziet u dat beeld ook een beetje voor u?
De voorzitter:
Ik vraag eenieder kort en bondig te spreken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik zie dat beeld helemaal niet voor mij. De heer Koopmans doet net
alsof het idee van de kilometerheffing een uur geleden is bedacht,
maar dat is natuurlijk volstrekte flauwekul. Kabinet na kabinet praat
daar al over, en wij willen geen verder uitstel. Ook wij willen dat
het op een goede manier wordt ingevoerd. Ik heb voorbeelden genoemd
van landen waar dat is gebeurd. Ik ben nooit te beroerd om zelfs met
hem in een busje te gaan zitten, maar laten wij dat dan op korte
termijn doen en laten wij niet tot een soort uitsteltactiek komen.
Daar voel ik niets voor. Ik houd van een beetje tempo erin en zo ken
ik hem ook.
De heer Koopmans (CDA):
Maar dan zoeken wij wel een andere chauffeur dan de heer Duyvendak!
De voorzitter:
Dat is een constatering.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik ben ook niet op de hoogte van uw rijstijl, mijnheer Koopmans, maar
ik zal het overwegen.
De voorzitter:
De heer Cramer, als het hem schikt.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik moest mij even vermannen. De heer Koopmans bespeurde een
parallellie met de Betuweroute, wat meer spoor betekent. Ik waardeer
deze suggestie, dat is heel wat beter dan asfalt.
Mevrouw Van Gent gooit de handdoek in de ring door het voorstel van
GroenLinks over die wegvakken boven de markt te laten hangen. Is zij
het met mij eens dat wij vanavond eerst de minister maar eens goed aan
de tand moeten voelen over oorzaak en gevolgen, alvorens wij dat soort
maatregelen nemen? Het zou het proces niet helpen als wij allerlei
omwegen volgen om het doel te bereiken.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Nee, wij moeten niet meer omrijden dan nodig is. Zeker bij dit
voorstel is dat al genoeg gebeurd. Ik gooi de handdoek niet in de
ring. Ik steun u als coalitiepartner, ik hoop dat mevrouw Roefs haar
poot stijf houdt en dat de heer Koopmans ook tegen de minister zegt
dat die kilometerheffing er moet komen. Als het getreuzel doorgaat en
er politieke smoesjes blijven komen, dan is er een moment, dat niet
meer heel ver weg ligt, dat ook het geduld van de GroenLinks-fractie
op is en dat de kilometerheffing gewoon moet worden ingevoerd. Ik hoop
dat ik dan op uw warme steun kan rekenen, mijnheer Cramer.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Minister na minister haalde bakzeil in de ver
doorgeschoten race tegen de files om niet meer asfalt aan te leggen
maar de mensen van de weg te jagen door invoering van een torenhoge
kilometerheffing. Het wordt ons verkocht als eerlijk en goedkoop. Mijn
fractiegenoot Barry Madlener zei eerder: het enige eerlijke aan de
kilometerheffing is het gezicht van Camiel Eurlings als hij het erover
heeft. En dat is ook zo. Want de kilometerheffing is niet eerlijk. Het
is niet eerlijk om de mensen van de weg te jagen die hun kinderen naar
school brengen, die boodschappen doen of die naar het ziekenhuis
moeten. Goedkoop is de kilometerheffing allerminst. Door een aantal
deskundigen heb ik mij eens laten vertellen dat die zo'n EUR300 per
maand kost bij 12.000 km per jaar. Ik was toen nog woordvoerder in
Noord-Holland. Misschien is dat een lastige rekensom, maar dat
betekent natuurlijk wel dat loodgieters, stukadoors en schilders die
vele kilometers per jaar maken en met hen nog vele andere
beroepsgroepen, simpelweg failliet gaan. De enorme tijdelijke
prijspiek van olie en vervolgens benzine van 2008 heeft wederom
bewezen dat je mensen niet uit hun auto krijgt
De heer Van der Ham (D66):
Fijn dat u er bij bent, maar u zegt dat mensen failliet gaan en dat
het allemaal veel meer gaat kosten. U weet toch wel dat er twee
belastingen worden afgeschaft? De motorrijtuigenbelasting wordt
afgeschaft. Dat geldt ook voor de bpm, waar mensen een grote hekel aan
hebben. U waarschijnlijk ook, want u heeft aan heel veel dingen een
hekel, zeker aan belastingen. Die twee worden dus afgeschaft, waardoor
mensen veel minder behoeven te betalen. En daarvoor in de plaats komt
een heffing voor de gereden kilometers. Dat is toch fantastisch?
Mevrouw Agema (PVV):
Mijnheer Van der Ham vindt dat inderdaad fantastisch. Hij is van de
kilometerpolitie. Het is toch te gek voor woorden dat mensen die hun
brood verdienen op de weg, zoals de stukadoors, de loodgieters en de
timmerlieden, zo'n EUR300 per maand bij 12.000 km per jaar betalen?
De heer Van der Ham (D66):
Maar zij betalen geen motorrijtuigenbelasting...
Mevrouw Agema (PVV):
Maar die is geen EUR300 per maand, mijnheer Van der Ham.
De voorzitter:
Nee, wij gaan niet door elkaar heen praten. Wij kunnen alleen maar met
elkaar zingen. Met spreken laten wij ieder apart aan het woord.
De heer Van der Ham (D66):
Daar ben ik ook altijd wel voor in, voorzitter. Ik heb uw stem nog
niet getest, mevrouw Agema. Misschien na dit debat. Het punt is,
mevrouw Agema, dat u hier een karikatuur maakt van de
kilometerheffing. En dat begrijp ik wel, want dat scoort nu heel erg
lekker, maar dat is niet helemaal eerlijk. U bent er toch ook voor dat
de belasting op het wegverkeer lager moet worden? Of bent u ervoor dat
wij het zo houden als het nu is, dus dat mensen heel veel
motorrijtuigenbelasting betalen en dat ze nog steeds bpm moeten
betalen bij de aanschaf van een auto? Als u dat vindt, moet u dat hier
zeggen. Dan bent u namelijk eerlijk. Anders is het gewoon een beetje
voor de bühne mee blèren. En daar kunnen wij echt de automobilist niet
mee helpen.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik denk dat ik heel erg duidelijk ben geweest. Wij zijn tegen
invoering van rekeningrijden. Maar wat is er dan eerlijker? Zo'n
EUR300 per maand bij 12.000 km per jaar? Als je 24.000 km per jaar
rijdt, is dat EUR600 per maand. Die mensen kunnen simpelweg hun
bedrijf niet meer exploiteren, ze gaan gewoon op de fles. Dat wilt u
op uw geweten hebben, mijn fractie niet.
De heer Koopmans (CDA):
Loodgieters, timmerlieden en stukadoors, allemaal mensen met een busje
die rondom hun eigen woonplaats bezig zijn om hun werk te verrichten.
Iedereen weet -- ook MKB Nederland heeft dat laten weten aan ons --
dat die allemaal minder dan 20.000 km per jaar rijden. Die zullen dus
minder gaan betalen dan in het huidige systeem. Ze zullen minder gaan
betalen dan al die dure jongens die in leaseauto's 50.000 tot 60.000
km per jaar rijden. De vraag is waar u voor kiest. Kiest u voor die
dure jongens die in leaseauto's rondrijden of kiest u net als de
CDA-fractie voor die timmerlieden, loodgieters, stukadoors en oudere
mensen die bijvoorbeeld maar 3000 tot 7000 km per jaar rijden?
Mevrouw Agema (PVV):
Zo veel van die leasebakken zijn er natuurlijk niet. Dus uiteindelijk
zijn het de gewone mensen die de rekening gaan betalen voor het
rekeningrijden.
Zij gaan uiteindelijk de rekening betalen die u bij hen neerlegt.
Overigens ligt die grens niet bij 20.000 km per jaar maar bij 12.000
km per jaar. Dat komt al uit op 300 euro per maand.
De heer Koopmans (CDA):
Misschien kunt u de vraag eens aan de minister stellen zodat hij daar
antwoord op kan geven. Ik vraag u nog eens om goed naar de stukken te
kijken. Iedereen die minder dan 20.000 km per jaar rijdt, gaat minder
betalen met dit systeem. Iedereen die meer rijdt, gaat meer betalen.
Daardoor krijgen wij een eerlijke verdeling van de kosten. Ik vraag de
PVV-fractie nogmaals om zich om te keren en te kiezen voor degene die
nu te veel betaalt omdat hij te veel vaste lasten heeft. Kies niet
voor degene met de dikke portemonnee die in zijn dikke leaseauto
tienduizenden kilometers meer rijdt dan oudere mensen die maar 2000,
5000, 7000, 8000 of 10.000 km per jaar rijden.
Mevrouw Agema (PVV):
Dit is de kern van het probleem. Het wordt ons voorgesteld als een
oplossing die eerlijker is maar in de realiteit niet eerlijker zal
blijken te zijn. Uiteindelijk heeft iedereen namelijk zo'n
spionagekastje in de auto. Uiteindelijk kan iedereen gewoon betalen.
Dan zullen wij zien waar de centjes vandaan komen. Dan zullen wij zien
dat de gewone man en vrouw, de gewone mensen, het straks moeten
betalen. Juist de mensen met een kleinere portemonnee die nu nog weten
waar zij aan toe zijn, zijn op het moment dat zij naar het ziekenhuis
moeten opeens een heel groot bedrag kwijt voor één ritje.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Het valt mij op dat dit debat eigenlijk over het
uitstel van de kilometerheffing zou gaan maar in werkelijkheid over de
kilometerheffing als zodanig gaat. De leden zijn vrij om hun vragen te
stellen zoals zij dat willen, maar het gaat over het uitstel. De
kilometerheffing as such staat niet ter discussie.
De heer Roemer (SP):
U maakt volgens mij een kleine denkfout. Van uitstel kan ook afstel
komen.
De voorzitter:
Dat is een goede aanvulling. Ik dank u wel.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Mijn vraag aan mevrouw Agema gaat over het principe van de
kilometerheffing maar dat staat u mij vast wel toe. Ik zou natuurlijk
blij moeten zijn dat de fractie van de PVV net als de fractie van de
SP op dezelfde lijn zit als de fractie van de VVD, namelijk dat de
kilometerheffing er niet mag komen. Ik heb echter wel moeite met het
verhaal. Hoe komt mevrouw Agema aan dat cijfer van 300 euro per maand?
Dat is 3600 euro per jaar bij 12.000 km per jaar. Dat komt neer op 30
eurocent per kilometer. Ik lees in de stukken van de minister dat het
gaat om 8 eurocent, mogelijk gedifferentieerd tot 15 eurocent. Heeft
mevrouw Agema haar cijfers door het CPB laten uitrekenen of staat zij
zelf wat te fantaseren? Als dat laatste het geval is, is dat dan omdat
de SP-fractie tegen elke bezuiniging is...
De heer Roemer (SP):
Ho, ho.
De heer Aptroot (VVD):
Sorry. Is dat dan omdat de PVV-fractie net als de SP-fractie tegen
bijna elke bezuiniging is en dat het tarief, als de PVV het voor het
vertellen zou hebben, naar drie eurodubbeltjes zou moeten omdat die
partij anders de gedane beloften niet kan waarmaken?
Mevrouw Agema (PVV):
Nee hoor, zoals in de Kamer te zien is, zijn er van links tot rechts
veel tegenstanders van de kilometerheffing te vinden en dat is
natuurlijk maar goed ook. Voordat ik Kamerlid werd, was ik Statenlid
in de provincie Noord-Holland. Ook daar speelde dit dossier en ook
daar voerde ik veel debatten met gedeputeerde Mooij. Hij kwam na lang
doorvragen met de cijfers van 300 euro per maand bij 12.000 km per
jaar. Ik weet dat er meer cijfers rondzweven, maar de heer Aptroot
weet net zo goed als ik dat wij het allemaal niet weten omdat het
allemaal in de toekomst ligt. Mijn fractie wil er niet aan dat
uiteindelijk iedereen veel meer gaat betalen dan wat er van tevoren
wordt voorgespiegeld.
De heer Aptroot (VVD):
Ik hoor graag een onderbouwing van die drie eurodubbeltjes per
kilometer, want die lees ik nergens in de stukken. Heeft de PVV een
berekening gemaakt, staat het in de stukken of is het afkomstig van de
PVV-borreltafel?
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb het zojuist uitvoerig uitgelegd, maar als de heer Aptroot niet
wil luisteren, ga ik maar verder met mijn betoog.
De enorme tijdelijke prijspiek van olie en vervolgens benzine van 2008
heeft wederom bewezen dat mensen niet uit hun auto te krijgen zijn.
Mensen staan niet voor hun lol in de file. Zij staan niet voor hun
plezier elke dag uren stil. Zij zijn niet voor niets langer weg van
hun gezinnen en partners. Omdat wij als Nederlanders het wel zo slim
vinden om te werken gedurende de uren van de dag dat het licht is,
vinden wij dat dat een goed gegroeid idee is dat wij met zijn allen
moeten verdedigen. Er is niets mis met werken tussen negen en vijf.
Overigens is er ook niets mis met onregelmatige werktijden, zoals in
de zorg en de horeca, maar dat terzijde.
85% van onze verplaatsingen gebeurt met de auto. Eenieder die denkt
dat hij daaraan iets kan veranderen of erger, die meent dat hij
daaraan iets moet veranderen, gaat voorbij aan de rol die de auto en
verplaatsing in het algemeen in ons leven speelt. Het is als een
eerste levensbehoefte, we kunnen niet zonder.
De minister loopt nu vast op techniek en wil daarom uitstel. De
PVV-fractie wil afstel. Wij willen onze vrijheid en die van alle
Nederlanders behouden om te kunnen gaan en staan waar en wanneer wij
dat willen. Het lukt de minister niet om voor 2012 de spionagekastjes,
dat zijn het namelijk, in de ruim 7 miljoen auto's in te bouwen.
Minister, laat ons met rust. U hoeft niet te weten waar wij zijn, hoe
lang wij daar zijn en welke wegen wij gebruiken.
Wij leerden onze minister eerder kennen als een zonnige roeier die
tegen de heersende stroom in ging. In de tijd dat het rekeningrijden
de grootste populariteit had, sprak hij schamperend van "Tineke
Tolpoort". Dat deed hij lang voordat zij de eerste minister werd die
zich in deze heilloze plannen klemreed. Intussen heeft Camiel
Kilometer ofwel Eurovreter Eurlings de euvele moed gehad om de
kampioen te worden van plannen waarvan hij de fundamentele
ondeugdelijkheid zes jaar eerder glashelder inzag. Op 13 maart 2002
zei hij namelijk als woordvoerder van de toenmalige oppositiepartij
CDA dat het heffen van spitstarieven op een weg waarvoor wij met z'n
allen al hebben betaald, waarop wij in de file staan en waarvoor geen
alternatief is, zal leiden tot duurdere mobiliteit. Mensen zouden
namelijk geen uitwijkingsmogelijkheid hebben. Dat zou leiden tot het
terugdringen van mobiliteit. Hij zei toen dat, als wij het duurder
maken, de file uiteindelijk misschien wel korter wordt, maar dat dit
economisch en sociaal heel veel zal kosten. Hij zei: "Dat is een prijs
die wij niet willen betalen."
Wij moeten zodoende voorkomen dat er tol wordt geheven op alle
bestaande wegen die door de belastingbetaler worden gebruikt. Anders
kom je, als je niet oppast, een stukje in de richting van de
kilometerheffing. Dat lijkt ons een verhaal dat volkomen redelijk en
overtuigend is. Misschien wil de minister daar nog eens naar kijken en
vervolgens aangeven wat daaraan niet klopt. Of hij moet de logische
conclusie trekken dat zijn gewijzigde plannen die op dezelfde denkfout
zijn gebaseerd, het best zo snel mogelijk van tafel kunnen. Wat ons
betreft komt er van uitstel, afstel. Geen spionagekastjes in onze
auto. Wij willen de vrijheid om te gaan en te staan waar, hoe en
wanneer wij dat wensen. Wij willen vrij zijn om de wegen te gebruiken
die wij zelf kiezen, zonder dat wij daarvoor een rekening
gepresenteerd krijgen en zonder dat de minister precies weet waar wij
zijn geweest. Hij weet dan gelukkig niet wat wij hebben uitgespookt.
De heer Van der Ham (D66):
Ik stel een vraag over die spionagekastjes. Hebt u een auto?
Mevrouw Agema (PVV):
Ja.
De heer Van der Ham (D66):
Hebt u een TomTom?
Mevrouw Agema (PVV):
Nee.
De heer Van der Ham (D66):
Wilt u er een?
Mevrouw Agema (PVV):
Nee, want ik kan altijd prima de weg vinden.
De heer Van der Ham (D66):
Oké, u kunt dat wel doen. Maar vindt u dat mensen die een TomTom of
iets dergelijks hebben, bespioneerd worden?
Mevrouw Agema (PVV):
Die mensen kiezen zelf voor de TomTom. Zij kiezen niet voor het
spionagekastje van de minister.
De heer Van der Ham (D66):
Denkt u dat het kastje dat er uiteindelijk voor die kilometerheffing
zal komen, meer zal doen dan die TomTom?
Mevrouw Agema (PVV):
Het gevolg is dat je de rekening thuisgestuurd krijgt.
De heer Van der Ham (D66):
Ja, maar uiteindelijk is de bedoeling dat dat kastje ongeveer
hetzelfde werkt als een TomTom. Dat kastje "weet" inderdaad waar je
bent, maar die gegevens zullen niet ergens worden opgeslagen. Je zult
betalen op grond van de kennis van dat apparaatje. Er zal dus helemaal
niet gespioneerd worden. U hoeft zich niet zo bang te maken.
Mevrouw Agema (PVV):
D66 is de privacypartij! Het zou dus D66 moeten zijn die deze
spionagekastjes niet in al die auto's wil hebben. U krijgt straks toch
de rekening gepresenteerd?
De heer Van der Ham (D66):
Ja, maar juist de partij die zo voor de privacy is, denkt dat het op
die manier hartstikke goed geregeld wordt: de overheid weet niet
precies waar we zijn, maar zij kan ons wel vragen om de rekening te
betalen. Dat is toch een fantastisch middel?
Mevrouw Agema (PVV):
Wat de techniek betreft is dat niet los van elkaar te zien en ook niet
los van elkaar te denken. Het is niet mogelijk om niet te weten van
welke wegen iemand gebruik heeft gemaakt, maar wel wat het aantal
afgelegde kilometers is. Dat kan helemaal niet. Die techniek kun je
niet los van elkaar zien. Daarvoor heb je die systemen nodig die
nagaan waar, hoe en wanneer. Die zijn er om te controleren. Anders heb
je geen deugdelijk systeem en loop je dus vast op de techniek.
De heer Roemer (SP):
Voorzitter. Afgelopen maandag werden wij geconfronteerd met de brief
van de minister over de voortgang, of beter gezegd over de vertraging
van de kilometerheffing. Die kan overigens beter de filebelasting
worden genoemd. Al vijf ministers eerder kwamen wij tot de conclusie
dat rekeningrijden toch wel een erg lastige materie is. Het is dus
niet vreemd dat ook deze minister tegen diezelfde lamp loopt.
Ook al roepen de minister en het CDA dat zij nog steeds een groot
voorstander zijn, steeds meer mensen hebben daarbij zo hun
bedenkingen.
Dit is weer zo'n voorbeeld van een project dat leuk lijkt aan de
keuken- of op de tekentafel, maar in de praktijk een doffe ellende is.
Deze kilometerheffing is en blijft veel te ingewikkeld. Zij is te veel
te duur en oneerlijk -- zeker zolang mensen geen alternatieven hebben
-- en zal niet werken, behalve als je haar zo duur maakt dat niemand
meer kan autorijden. Weer zo'n groot en ingewikkeld project. Ik zie
mensen al denken: waar kennen wij dat van? Inderdaad, van andere
megaprojecten als de HSL, de Betuweroute en de Noord-Zuidlijn. Daarom
doe ik deze oproep -- ik hoop dat zijn opgestoken duimen voor mij
bedoeld zijn -- aan de minister: stop deze geldverslindende kwestie en
pak de mobiliteit aan op een andere, voortvarende wijze. Hij steekt
nog steeds zijn duim op, dus dat komt goed.
Wij kunnen op onze klompen aanvoelen dat deze kilometerheffing er
uiteindelijk niet komt, want het draagvlak dat er nog is, wordt
zienderogen minder. De problemen en de daarmee samenhangende kosten
rijzen de pan uit. Het systeem mag jaarlijks niet meer dan 5% van de
huidige belastingen kosten, dus ongeveer 450 mln. Wat een bedrag,
overigens. Dat gaan we never nooit niet halen: het wordt veel duurder.
Ook de problemen bij de provinciale inkomsten schuiven we gewoon door
naar 2010 of nog later.
Kortom: dit was niks, dit is niks en dit gaat niks worden. Dan kun je
beter je gezond verstand gebruiken en ermee stoppen. Daarmee zijn wij
er echter nog niet. Vervolgens moet er vaart worden gemaakt om de
mobiliteitsproblemen echt aan te pakken. Er moet immers iets gebeuren
aan de filedruk en de problemen in de mobiliteit. De huidige terugloop
van die problemen is namelijk niet blijvend. Daarom moet de regering
verder denken en vooral handelen. Niet voor niets heeft ook de SP nog
niet zo lang geleden een plan ingediend voor de aanpak van de files,
zonder het systeem van deze kilometerheffing.
Op heel veel fronten gaat het nog mis. De reizigersgroei van 5% in het
openbaar vervoer wordt niet gehaald. De tarieven in het openbaar
vervoer zijn sinds 2000 met maar liefst 37% gestegen. Uitgewerkte
plannen, bijvoorbeeld naar aanleiding van het rapport van de
commissie-De Waal, laten nog steeds op zich wachten. De minister maakt
er nu melding van dat het risicoprofiel onverminderd hoog blijft. Ook
maakt hij er melding van dat er daardoor een vertraging is van maar
liefst minimaal acht maanden in het tijdsbestek van een halfjaar. Wij
zijn dus niets opgeschoten. Sterker nog, het project staat er nog
steeds slecht voor. Dan kunnen wij maar één conclusie trekken, voordat
het nog vreselijk veel meer geld gaat kosten: trek nu de stekker uit
dit plan, geef automobilisten een goed en betaalbaar alternatief en
pak zo de files aan.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Wij kennen het pleidooi van de heer Roemer tegen de kilometerheffing
al langer. Zijn alternatief is het OV. Op zich deel ik die keuze. Als
je echter zegt dat kilometerbeprijzing niet mag doorgaan, betekent dat
tegelijk dat de noodzakelijke verbreding van de wegenstructuur niet
helemaal kan worden opgevangen. Er is dan 7 mld. meer nodig om dat
probleem op te lossen. Daarnaast wil de heer Roemer extra investeren
in het OV. Ik ken zijn plannen, maar niet de financiële onderbouwing
ervan. Daarover moet hij toch wat meer duidelijkheid geven. Of is die
kilometerbeprijzing eigenlijk toch wel een goed idee, maar durft hij
dat hier niet te zeggen?
De heer Roemer (SP):
De heer Cramer vraagt eigenlijk twee dingen. Deze discussie hebben wij
al vaker gevoerd. In onze plannen gaan wij uit van de gegeven cijfers
over filebestrijding zonder deze filebelasting. Openbaar vervoer is
daarin een belangrijke poot, maar zeker niet de enige. Onze mening is
daarover hetzelfde: het mobiliteitsprobleem kun je niet met één
maatregel oplossen, daarvoor is een veelvoud aan maatregelen nodig.
Knelpunten op de weg moeten worden aangepakt. Het openbaar vervoer
moet worden uitgebreid en gemoderniseerd. Verder staan er heel veel
plannen in het rapport van de commissie-De Waal. Bovendien vind ik nog
steeds -- daaraan wordt veel te weinig aandacht besteed -- dat je met
goed verkeersmanagement heel veel problemen kunt oplossen. Dit is nog
onvoldoende uitgewerkt. Zo kun je voorkomen dat je die extra 7 mld.
moet uitgeven; dat hebben wij hier vaker met elkaar besproken.
U stelde nog een tweede vraag. Het antwoord daarop is dat wij tegen
deze kilometerheffing zijn, omdat wij deze vorm veel te ingewikkeld en
veel te duur vinden. Ik sta wel achter het principe dat degene die
meer rijdt meer betaalt. De meest eenvoudige wijze, waar wij allang
voorstander van zijn, is om dat via de benzineaccijnzen te doen. Wij
dan meer rijdt, betaalt ook meer. Dat principe deel ik, maar niet met
deze plannen die erg ingewikkeld en erg duur zijn en uiteindelijk niet
gaan werken.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Jammer. De SGP-fractie is teleurgesteld over het
presenteerde uitstel van invoering van de kilometerheffing. Wij hebben
die heffing steeds gezien als een nuttig en rechtvaardig instrument
tegen files en als stimulans voor schoner vervoer. Het is geen links
speeltje, maar eerlijker betalen voor mobiliteit. Het is een plan dat
ook door de ANWB en VNO-NCW stevig is gedragen.
De minister heeft echter geconstateerd dat er sprake is van een
complex traject en dat er risico's aan zijn verbonden. Vertraging
lijkt volgens hem dan ook onontkoombaar. Dat de invoering van de
kilometerheffing ingewikkeld en tijdrovend is, is al lang bekend. Dat
is op zich dan ook geen nieuws. Bij andere projecten waarbij het een
beetje tegen zit, roept deze minister al snel om een spoedwet of benut
hij zijn aanjagende functie ten aanzien van andere partijen tot op het
randje. Legt hij nu niet te gemakkelijk het hoofd in de schoot? De
slogan "de schop moet in de grond" is ingewisseld voor "kwaliteit gaat
voor snelheid". Ik roep de minister graag op tot daadkracht en elan
wat betreft dit onderwerp. Gelooft hij nog steeds in invoering van de
kilometerheffing? Het is zaak dat vanavond op die vraag, ook in het
licht van de beeldvorming rond deze vertraging, een glashelder en
overtuigend antwoord komt.
Het zwakke in de brief vond ik met name dat nauwelijks wordt
uitgewerkt waaruit de geconstateerde risico's bestaan als gevolg
waarvan vertraging onontkoombaar zou zijn. Wij hebben het hier over
een ingrijpend megaproject. Er is bovendien sprake van een zeker
momentum. Dan mag de Kamer toch verwachten dat uitstel buitengewoon
zorgvuldig wordt gemotiveerd? Die grondige motivering miste ik.
Bovendien is er geen heldere nieuwe planning voor in de plaats
gekomen. Het eindigt dus een beetje in een gat. Waarom heeft de
minister voor deze aanpak gekozen? Maakt hij op die manier het
draagvlak voor de heffing niet zelf ook fragieler? Krijgt dit project
zo niet een geloofwaardigheidsprobleem?
Kan je eigenlijk kwaliteit en snelheid op dit dossier wel scheiden?
Moet je niet zeggen dat juist hier snelheid ook een aspect van
kwaliteit is, zoals de directeur van de ANWB onlangs deed? Doordat het
invoeringstraject erg lang duurt, is bij burger een vertekend beeld
ontstaan. Is juist ook niet de vertraging in de invoering schadelijk
voor dat draagvlak? Op welke wijze wil de minister werken aan een goed
imago van de kilometerprijs? Moet hier niet een extra slag worden
gemaakt?
De concrete invoering van de kilometerheffing wordt feitelijk
doorgeschoven naar een volgend kabinet. Mijn fractie vindt het van
groot belang dat in deze kabinetsperiode onomkeerbare stappen worden
gezet ten aanzien van die invoering. Is dat nu gegarandeerd, volgens
de minister? Hoe wil hij dat waarborgen? In hoeverre is het
definitieve uitvoeringsbesluit, dat later dit jaar komen, nu te
beschouwen als een onomkeerbare stap? Hoe zit het met het wetsvoorstel
over de kilometerprijs? Leiden de geconstateerde risico's ook tot
vertraging in de wetgeving? Wanneer verwacht de minister dit
wetsvoorstel te kunnen indienen? Op bladzijde 1 van de brief las ik
nog tegen de zomer en op bladzijde 2 werd het rond de zomer, maar
wordt het straks niet na de zomer? Loopt dit ook niet al wat weg?
Kan de minister aanduiden op hoeveel uitstel hij rekent? Wat doet hij
om dit uitstel zo klein mogelijk te houden? Welk prijskaartje hangt er
aan dit uitstel? Zijn er bepaalde categorieën weggebruikers die extra
kunnen worden gedupeerd door dit uitstel? Welke consequenties zal
uitstel hebben voor de beoogde milieuvoordelen? In hoeverre is bij de
grote bouw- of infraprojecten reeds gerekend met de milieuwinst die
zou worden behaald met de invoering van de kilometerheffing?
Wij roepen op door te zetten. Zie het draagvlak niet als een soort
noodlot als het afbrokkelt of iets wat vanzelf moet komen. Laten de
voorstanders zich krachtig inzetten om uit te dragen dat dit echt
eerlijk betalen voor mobiliteit nuttig is, dat het goed is en dat wij
er zo snel mogelijk mee aan de slag moeten.
De heer Van der Ham (D66):
Voorzitter. Tja, daar staan we dan, met de kordate minister Eurlings.
Ik prees hem toen hij een paar jaar geleden de Zuiderzeelijn afblies.
Dat was heel kordaat. Blijkbaar is hij een beetje in die mood van
vooral dingen afblazen blijven hangen. De vliegtaks werd eerst matig
ingevoerd. Toen weigerde hij om hem aan te passen, en daarna werd hij
heel kordaat weer afgeschaft. De kilometerheffing wordt nu ook weer
heel kordaat uitgesteld.
Tijdens eerdere debatten heb ik me al afgevraagd wat daar precies
achter zit. Zit er toch deze agenda achter: eigenlijk hebben we er
geen zin in? Deze minister en het CDA-smaldeel in het kabinet -- soms
merk ik het ook in de Kamer -- lijken een spelletje te spelen. Ze
stoeien een beetje met de PvdA en de ChristenUnie, dollen met ze,
houden ze een beetje bezig. Ze veinzen hun grote, vrome gehechtheid
aan de afspraken, en intussen bewegen ze heel handig in de richting
van uitstel. Dat uitstel proberen ze met nauwelijks onderdrukt
genoegen, bijna handenwrijvend te bewerkstelligen.
De heer Koopmans (CDA):
Beseft de heer Van der Ham dat hij met zijn voorstellen met betrekking
tot vergroening eigenlijk zelf het grootste risico voor vertraging van
het project voor de kilometerheffing aan het veroorzaken is?
De heer Van der Ham (D66):
Nee, dat is helemaal niet zo. Door een aantal fracties is een aantal
suggesties gedaan. Zij hebben gevraagd om die door te rekenen. Ik vind
dat er best een debat mag volgen over wat de juiste modaliteit zou
kunnen zijn. Maar ik ben me er zeer van bewust dat we tempo moeten
maken, en mijn fractie is geen enkele keer de veroorzaker geweest van
vertraging rond de kilometerheffing. Wij hebben de coalitie daarin
zelfs wel eens gesteund. Dat is dus een verwijt dat u mijn fractie
echt niet kunt maken, zelfs op dit punt niet.
De heer Koopmans (CDA):
In de briefwisseling tussen de Kamer en de regering op het punt van
milieurandvoorwaarden hebt u voorgesteld om het systeem dat het
kabinet heeft bedacht, aanzienlijk en ingrijpend te wijzigen. Daardoor
moet het hele traject waarmee de minister bezig is, worden opgerekt.
Waarschijnlijk -- de minister mag dat in zijn antwoord dadelijk
preciezer zeggen -- zal het tot een jarenlange vertraging leiden.
Vindt u het niet van een wat hoge toon getuigen om de minister te
verwijten dat hij een vertraging veroorzaakt, terwijl u zelf een veel
grotere vertraging als risico in uw voorstellen meeneemt?
De heer Van der Ham (D66):
Nee, het is als volgt gegaan. De Kamer heeft gezegd dat zij een aantal
scenario's wil laten doorrekenen. Dat wil ik ook, zeker. Sommige
scenario's zijn heel radicaal. Die zullen niet allemaal op mijn steun
kunnen rekenen. De GroenLinks-fractie wil bijvoorbeeld dat de bpm niet
wordt afgeschaft. Ik ben daar wel voorstander van. Dat er een paar
dingen worden doorgerekend, is prima. Maar ik sta niet achter elke
radicale doorrekening die de minister heeft gedaan. Het is prima dat
we elkaar verwijten maken -- ik maak er ook een aantal in uw richting
-- maar dit kunt u werkelijk niet volhouden. Mijn partij is juist erg
van het tempo op dit punt, en heeft de coalitie daarin zelfs gesteund.
Het is zo ontzettend jammer dat die vertraging zich gaat voordoen.
Het is jammer, want de kilometerheffing is goed voor een eerlijke
prijs voor het autoverkeer, goed tegen vervuiling en goed voor het
bestrijden van files. Maar ja, het is nu niet hip, het is nu even niet
en vogue om voor beprijzing te zijn. Dus is de tactiek -- dat vermoed
ik althans -- er een van vertragen en uiteindelijk afserveren. Dat
vind ik erg jammer.
Misschien heb ik ongelijk dat dit smaldeel in het kabinet en in het
parlement daar eigenlijk op uit is, maar op dit punt heb ik -- ik zeg
het niet vaak -- toch wel een enigszins voorspellende blik gehad. Alle
scenario's die ik twee jaar geleden, tijdens de eerste debatten, heb
voorspeld, beginnen zich nu te ontrollen.
Is het dus een schijndebat dat wij hier voeren? Ik weet het niet. Ik
stel maar gewoon mijn vragen om in ieder geval niet zelf het verwijt
te krijgen dat ik niet constructief ben. Uitstel wil ik, net als de
heer Van der Staaij, dus met meer argumenten verdedigd zien. Waarom is
dat uitstel er? Ik zie in de brief nauwelijks argumentatie. Wat is er
in de afgelopen maanden veranderd, en wat is er gebeurd dat de extra
vertraging motiveert? Graag krijg ik hierop een zeer uitvoerige
toelichting.
De minister heeft de Kamer in november 2007 toegezegd dat hij op weg
naar de invoering van de kilometerbeprijzing mobiliteitsprojecten wil
laten uitvoeren voor een bedrag van 100 mln. Heeft het uitstellen van
de kilometerbeprijzing consequenties voor de 100 mln. die de minister
ter beschikking stelt voor de mobiliteitsprojecten in deze zes
proefregio's? Welke gevolgen heeft dit voor andere dossiers? In de
doorberekening van de klimaatambities van het kabinet, in het plan
Schoon en Zuinig en in het nationaal samenwerkingsprogramma
luchtkwaliteit gaat de regering uit van de kilometerheffing. Wat gaat
het kabinet doen nu het de kilometerheffing heeft uitgesteld? Wanneer
kunnen we de nieuwe doorberekening van de klimaatplannen, zonder
kilometerheffing, tegemoet zien, om te bekijken welke extra
maatregelen we moeten treffen om de doelen te halen?
We hebben zojuist met de heer Koopmans al gesproken over de
verschillende scenario's. Wat betekent de benchmark precies, die de
minister laat uitvoeren ten aanzien van het vrachtverkeer? Waarom
wordt er niet gewoon een uitgebreid onderzoek gedaan zoals bij de
personenauto's? Welke tarieven worden onderzocht? Wordt ook onderzocht
wat het hoge tarief oplevert aan vermindering van CO2-uitstoot? Klopt
het dat de Duitse Maut dit jaar flink is gestegen in vergelijking met
2008? Wordt met deze stijging ook rekening gehouden?
Ik heb gesproken over de kordate minister, wiens kordaatheid de
afgelopen tijd vooral is gebleken doordat hij dingen niet liet
doorgaan. Ik hoop dat hij dat beeld kantelt. Ik vind het voor hemzelf
en zijn eigen geloofwaardigheid belangrijk dat dit gebeurt, maar
vooral voor dit belangrijke project. Natuurlijk komt er tegenstand als
je dichter bij de uitrol van zo'n plan komt. De VVD gaat wabberen. De
VVD is opeens tegen, terwijl zij eerst voor was. Dat is allemaal
gedoe. Natuurlijk komt er ook tegenstand uit andere delen van de
bevolking. Daar moet de minister doorheen. Minister Eurlings is een
volwassen minister. Hij moet dit grotemensenproject tot een goed einde
kunnen brengen. Daarvoor moet hij wat tegenwind kunnen bieden. Ik hoop
dat hij zijn ambitie om dit voor 2011 te realiseren, gaat waarmaken.
Als de minister dit niet in zijn eerste termijn toezegt, zal ik in
tweede termijn wellicht een motie indienen, waarin ik uitspreek dat
dit project op 1 januari 2011 ingaat voor het vrachtverkeer. Dan zet
de minister er maar een aantal extra ambtenaren op om het te
versnellen. Dat kan best. Ik hoop op de daadkracht en de kordaatheid
van de minister, zodat hij wel iets realiseert.
De heer Koopmans (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie is voor de kilometerheffing. Dat was ze al
in het voorjaar van 2005. Dat heeft ze ook opgeschreven in het
verkiezingsprogramma. Bang voor verkiezingen is zij dus niet. De
CDA-fractie is voor kilometerheffing, omdat ze goed is voor het
milieu, leidt tot minder files, de autokosten eerlijker verdeelt en
daarbovenop ook nog leidt tot 1 mld. welvaartsgroei per jaar.
De heer Aptroot (VVD):
Het klinkt heel stoer dat de heer Koopmans zegt dat het CDA voor de
kilometerheffing is. Hij gaat echter terug tot 2005. Kan hij iets
verder teruggaan in de tijd, toen de heer Eurlings nog woordvoerder
was namens de CDA-fractie en hij tegenover minister Netelenbos stond?
De heer Koopmans (CDA):
De heer Eurlings, die overigens goed voor zichzelf kan spreken, was
tegen de plannen van Tineke Tolpoort. Het kabinet waar ook de VVD in
zat, kwam met deze voorstellen. In deze voorstellen was geen sprake
van een eerlijke verdeling van kosten, zoals in het huidige voorstel.
Er was ook geen sprake van dat netto, per saldo, de autokosten niet
meer zouden zijn. Mevrouw Netelenbos heeft namens het paarse kabinet
laten weten dat zij voorstander was van een plan dat extra kosten voor
de automobilist impliceerde. De CDA-fractie is er nog steeds trots op
dat zij destijds heeft gezegd dat dit plan, dat in zijn technische
uitvoering ook nog eens miljardenverslindend was, mede door toedoen
van het toenmalige Kamerlid Eurlings naar het putje gedreven is.
De heer Aptroot (VVD):
Ik zal straks een paar citaten noemen waaruit blijkt dat het CDA ook
een kilometerheffing niet wenste. Ik heb een vervolgvraag. De heer
Koopmans is tegen extra lasten voor de automobilist. Waarom heeft zijn
kabinet vorig jaar en dit jaar de lasten voor de automobilist onder
andere door middel van extra accijnsverhogingen met 1 mld. per jaar
verhoogd?
De heer Koopmans (CDA):
Wij kunnen natuurlijk de algemene politieke beschouwingen en de
debatten over het regeerakkoord overdoen. Daar is destijds door onze
fractievoorzitter uitdrukkelijk de totaalafweging neergelegd, op grond
waarvan wij de keuzes hebben gemaakt die wij hebben gemaakt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De heer Koopmans zegt bijna juichend dat het CDA voor de
kilometerheffing is en dat dit ook in het partijprogramma staat. Dat
juich ik toe, kan ik hem verzekeren. De grote vraag is natuurlijk wel
wanneer de heer Koopmans voor de kilometerheffing is. Mijn tweede
vraag is of de heer Koopmans nog onderschrijft wat er in het
regeerakkoord staat, dat er in deze kabinetsperiode onomkeerbare
stappen gezet moeten worden richting de kilometerheffing. Staat hij
daar nog steeds achter?
De heer Koopmans (CDA):
Ja. Op de eerste vraag, wanneer het CDA daar voorstander van was ...
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Nee, mijn vraag is wanneer de heer Koopmans het gaat invoeren, wanneer
hij een start gaat maken met de invoering.
De heer Koopmans (CDA):
Nee, ik heb goed geluisterd en de eerste vraag van mevrouw Van Gent
was wanneer het CDA het vond. Wij vonden het zoals gezegd al in 2005.
Wij vonden dat in 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2011, 2012 en zo kan
ik verdergaan. Wij vinden dat, behalve als er iemand gaat rommelen aan
de drie randvoorwaarden, behalve als de drie belangrijkste
randvoorwaarden die de CDA-fractie heeft gesteld in gevaar komen. Die
drie randvoorwaarden zijn ten eerste dat het niet te duur mag worden,
ten tweede dat de automobilist netto, per saldo, niet meer mag gaan
betalen en ten derde dat het geld dat we met elkaar ophalen in een
infrafonds moet worden gestopt, van waaruit investeringen in wegen en
openbaar vervoer betaald worden. Die drie randvoorwaarden zijn voor
ons heilig. Wie daaraan tornt, loopt het risico dat de CDA-fractie
"nee" zegt. Deze randvoorwaarden zijn namelijk bepalend voor het
draagvlak. Er zijn zeven miljoen automobilisten die veel te vaak in de
file staan en die willen dat daar wat aan gebeurt. Zij willen dat
echter niet tegen elke prijs. Zij willen niet dat de lasten hoger
worden. Zij willen niet dat wij geld ophalen en het dan besteden aan
iets anders. Zij willen ook niet dat wij kiezen voor een systeem dat
torenhoog duur wordt door allerlei, misschien begrijpelijke, wensen op
het gebied van het milieu van de fracties van GroenLinks en D66. Dat
willen die automobilisten allemaal niet. Nogmaals, de CDA-fractie is
en blijft voorstander van het systeem van kilometerheffing, maar dan
wel onder de drie genoemde voorwaarden.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Roemer. Excuus, het woord is aan mevrouw Van
Gent. Ik dacht dat u uw twee vragen al had gesteld. Ik geef u nog
eenmaal de gelegenheid om een vraag te stellen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik dacht dat het drie keer mocht. Maar je moet nooit met de voorzitter
in discussie gaan, dat weet ik zelf ook.
De voorzitter:
Dat is een heel goede constatering!
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik heb een vraag over de drie randvoorwaarden. Je kunt daar natuurlijk
een subjectieve beoordeling aan verbinden. De CDA-fractie moet het op
dit punt nog eens worden met haar partners. Als het aan het CDA ligt,
wordt de kilometerheffing dus gewoon ingevoerd, via het tijdspad dat
oorspronkelijk is afgesproken. Dan moeten er nu geen politieke
smoesjes en afvoerputjes bedacht worden met drie randvoorwaarde die
waarschijnlijk steeds strenger zullen worden naarmate het tijdstip
dichterbij komt. Ik denk dat GroenLinks dan toch met de fracties van
de ChristenUnie en de PvdA een coalitie moeten vormen tegen het CDA om
voortvarend de kilometerheffing te kunnen invoeren.
De heer Koopmans (CDA):
Voorzitter. De kilometerheffing is goed voor het milieu, leidt tot
minder files, verdeelt de kosten eerlijker en leidt tot een
welvaartsgroei. Daarom vinden wij iedere dag vertraging jammer. In het
regeerakkoord stond invoering per 2011. 100 dagen later -- ik sluit
niet uit mede door een opmerking van mij die tot veel beroering leidde
-- heeft het kabinet in het beleidsplan opgenomen dat we starten in
2011 met vrachtauto's en in 2012 met personenauto's. De minister heeft
ons nu in een brief de nieuwe cijfers laten weten. Overigens een
halfjaar geleden bij de voortgangsrapportage, toen ging het over die
prachtige tabel waarin de probabilistische planning beschreven werd,
heb ik al de conclusie getrokken dat we heel misschien 2011 zullen
halen met betrekking tot de vrachtauto's maar hoogstwaarschijnlijk
niet. Het antwoord van de minister op mijn vraag daarover was toen
helder. Hij zei toen dat ik het goed had begrepen. Ik vond dat hij wat
ingewikkelde termen gebruikte, "probabilistisch" en "deterministisch",
maar dat was destijds zijn antwoord.
Wij zijn voor zo min mogelijk uitstel. Wij willen dat de
kilometerheffing zo snel mogelijk wordt ingevoerd, maar wel op een
verstandige manier.
De heer Roemer (SP):
Daarmee zegt de heer Koopmans eigenlijk alles. Het is heel goed voor
de beeldvorming om nu te zeggen dat het CDA hartstikke voor de
kilometerheffing is. De heer Koopmans weet echter heel goed dat met de
voorwaarden die het CDA er vanaf het begin heeft gesteld, deze
kilometerheffing er niet zal komen.
De heer Koopmans (CDA):
Hoe komt u daarbij?
De heer Roemer (SP):
Dat zal ik uitleggen. De 5% halen wij nooit. Het zal alleen maar
duurder en duurder worden en er zullen zich wellicht veranderingen in
scope voordoen. Dat zijn voor u allemaal redenen om straks te zeggen:
nu doen wij het niet meer. Hebt u al nagedacht wat het meest
strategische moment is voor het CDA om de stekker er uit te trekken?
De heer Koopmans (CDA):
Dit is een van die prachtige discussies die rondom dit thema spelen.
Men heeft het dan over de datum van de verkiezingen en dergelijke. Ik
heb de afgelopen zeven jaar in dit huis ondervonden dat dit soort
dingen absoluut niet te plannen is. Maar los daarvan, laten wij het
simpel houden. In ons programma voor de verkiezingen van 2006 hebben
wij klip-en-klaar opgenomen dat wij voor de kilometerheffing zijn. De
CDA-fractie duikt ook niet weg. Zij is er voorstander van vanwege de
vier voordelen die eraan verbonden zijn. Iedereen die ertegen is, laat
de automobilist in de file staan. Dat is ons probleem met degenen die
een al te gemakkelijk standpunt hebben. Wij geloven in het systeem.
Wij weten en merken ook dat het bedrijfsleven en de
belangenorganisaties en masse voorstander zijn van het invoeren van de
kilometerheffing, van MKB Nederland tot de ANWB, van VNO-NCW tot noem
maar op. Iedereen is voor.
De heer Roemer (SP):
Uw verhaal klinkt erg mooi, maar u houdt het tegen beter weten in,
mijnheer Koopmans. Het was het CDA dat zei: eerst rijden, dan
beprijzen. Dat was de leus van het CDA waar u van losgeraakt bent.
Daar stonden wij trouwens achter. De voorwaarden die u stelt, worden
bij lange na niet gehaald. Dit blijkt al uit de voortgangsrapportage.
Die 5% halen wij helemaal niet, tenzij wij tornen aan de wijze van
berekening, maar dat zult u niet willen. Als je alle kostenfactoren
buiten beschouwing laat, dan kun je die 5% wel halen, maar dat zal uw
insteek niet zijn. Het mag niet te duur worden, maar dat zal het wel
worden. Dat hebben wij bij alle grote projecten gezien. Zodra er
vertragingen optreden, weten wij één ding zeker: het wordt altijd
duurder. Uiteindelijk zult u tot de conclusie moeten komen dat het
systeem niet voldoet aan de voorwaarden van het CDA. Op een gegeven
moment gaat de stekker er uit. Doet u dat dan zo snel mogelijk, want
dan wordt er zo weinig mogelijk geld verspild.
De heer Koopmans (CDA):
De drie randvoorwaarden die ik formuleerde, zijn niet alleen van het
CDA. Die staan ook in het regeerakkoord en in de motie-Hofstra. Kunt u
zich nog herinneren wat de SP-fractie gedaan heeft toen die motie in
stemming kwam?
De heer Roemer (SP):
Zegt u het maar.
De heer Koopmans (CDA):
Zij heeft voor die motie gestemd. Die drie randvoorwaarden zijn uw
randvoorwaarden, mijnheer Roemer, en mijn randvoorwaarden. Het zijn
ook belangrijke randvoorwaarden voor het draagvlak van de
kilometerheffing. Wij varen een consistente koers. Dat blijven wij ook
doen. De drie randvoorwaarden die vanaf 2005 in de Kamer zijn
vastgesteld, zitten in het regeerakkoord en zaten in ons
verkiezingsprogramma. Die randvoorwaarden gebruiken wij om de
uitwerking van de plannen te toetsen.
De heer Roemer (SP):
U draait om de vraag heen. De kosten moeten natuurlijk zo laag
mogelijk zijn. Als je een dergelijk systeem invoert -- wij willen dat
niet -- dan moet dat natuurlijk zo min mogelijk kosten. Daarom is het
ook logisch dat wij voor die motie hebben gestemd. Wij willen deze
kilometerheffing niet, maar u eigenlijk ook niet. U weet nu al verdomd
goed dat de kosten die 5% zullen overstijgen en dat het veel te duur
wordt. U kunt het nog wel even rekken door te zeggen dat u afwacht of
het kabinet in staat is om die kosten toch nog te drukken, maar u weet
dat dit niet zal lukken.
De heer Koopmans (CDA):
Kern van uw vraag was dat u de CDA-fractie verweet dat zij vasthield
aan die drie randvoorwaarden. Ik herinner u eraan dat het ook uw drie
randwaarden zijn, namelijk niet meer betalen, niet te duur en de
opbrengst in het Infrafonds. Wij zullen het kabinet daaraan blijven
houden.
De heer Roemer (SP):
Dat was zeker niet de kern van mijn betoog was. Mijn betoog was dat u
die voorwaarden kent; u hebt ze altijd terecht genoemd. Maar u weet nu
al dat deze kilometerheffing er op deze manier nooit aan kan voldoen.
De voorzitter:
Dat is helder, maar dat hebben wij drie keer gewisseld. Ik geef het
woord aan de heer Van der Ham.
De heer Van der Ham (D66):
Het gaat wel over hetzelfde onderwerp. Die 5% is een belangrijk getal
en ik vermoed dat het de komende maanden steeds belangrijker zal
worden. Ik ben het helemaal met u eens. Die drie voorwaarden aan de
kilometerheffing zijn ook de mijne. Wij hebben ook hartgrondig voor de
motie-Hofstra gestemd. Maar als het niet boven die 5% exploitatie mag
komen, moet je wel durven definiëren waaraan het moet voldoen. Dat
vraag ik ook aan u. Zeker aan het begin zal het nooit aan die 5%
kunnen voldoen, want bij invoering kost het altijd meer. Ik wil van u
een garantie. Ik wil dat u zegt: die 5% zal aan het begin meer zijn en
dat accepteren wij, maar wij streven ernaar om uiteindelijk naar die
5% te gaan. Dan zijn wij het helemaal met elkaar eens. Als u zegt dat
het 5% moet zijn, zegt u eigenlijk: laten wij er maar mee stoppen.
De heer Koopmans (CDA):
Wij zijn het met elkaar eens, want ik heb een halfjaar geleden al in
het debat met de minister laten weten dat de CDA-fractie heel goed
snapt dat er in het eerste jaar na de start geen sprake van kan zijn
dat je op 5% kosten zit. Volgens de tabel in de voortgangsrapportage
zitten wij in 2020 nog op 7,8%. Lof dat wij weer een klein beetje
gezakt zijn in de voortgangsrapportage, maar voor dat doel zou ik nu
niet meteen tekenen. Wij vinden 7,8% in 2020 nog te hoog. Wij zijn het
erover eens dat het niet vanaf dag 1 kan. Deelt de minister onze
opvatting dat de prijs omlaag moet en het tempo omhoog om zo ver te
komen?
De heer Van der Ham (D66):
Ik ben blij met dit antwoord. Als die 7,8% naar beneden kan, moet dat
natuurlijk vooral. Maar als het 5,5% of 6% is, is het dan afgelopen?
Die 5% is leuke wiskunde, maar zou weleens niet overeen kunnen komen
met de praktijk. Gaan wij het dan met 6% afblazen? Wat zijn uw marges?
Laat u dat wegen ten opzichte van andere zaken die spelen? Of zegt u:
het is 5% en het blijft 5%; als het maar een promille erboven komt,
moet het ophouden?
De heer Koopmans (CDA):
Het interessante van dit soort debatten is dat ze publiekelijk worden
gevoerd. De minister is bezig met aanbestedingstrajecten. Het publiek
in deze zaal en op andere plekken zit vrolijk te luisteren, ook het
bedrijfsleven. Als men hoort dat Kamerleden al te gemakkelijk zeggen
dat die 5% ook 6, 7, 8, 9 of 10% mag zijn, wordt het er niet beter op
voor de rekening en voor de innovatieve kracht. Ons ultieme doel is om
het draagvlak te handhaven voor de kilometerheffing en daartoe bij 5%
uit te komen en niet meer.
De heer Aptroot (VVD):
Het is stoere taal van de heer Koopmans dat het systeem ten opzichte
van de totale opbrengst 5% mag kosten en niet meer. Wij zullen hem
daaraan houden, maar ik wil hem ook aan die andere afspraak houden dat
het niet meer mag kosten. Hier wordt de trukendoos volledig
gehanteerd. De invoering wordt opgeschoven en ondertussen schroeft dit
kabinet met medewerking van het CDA de lasten op. Als u de afspraken
wilt waarmaken die een paar jaar geleden zijn gemaakt, draait u de
lastenverhogingen, nu al meer dan 1 mld. per jaar voor automobilisten,
terug en praat u ook niet over verdere lastenverzwaring zoals nu in
het kabinet gebeurt. De transportsector hebt u al aardig de nek
omgedraaid.
De heer Koopmans (CDA):
Die plaat heeft de VVD al een aantal malen gedraaid. Ik heb er zo-even
al antwoord op gegeven. Dat is allemaal gewisseld bij de algemene
politieke beschouwingen en bij het debat over de regeringsverklaring.
Het is ook even aan de orde geweest bij het debat over de herziening
van het regeerakkoord. U kunt het zich misschien nog herinneren, want
dat is wat korter geleden. Ik kan mij nog ongeveer de bijdrage van de
heer Rutte herinneren, maar een grote herziening op het punt van de
autokosten is er toen van de zijde van de VVD ook niet gekomen.
Wij voeren nu het belangrijke debat over de kilometerheffing, maar
ondertussen gaat de crisis buiten nog steeds door en is er sprake van
een crisis in de overheidsfinanciën. En om dan zomaar even te zeggen:
een miljardje voor de autolasten kan er wel even af ... Dat kunt u
niet waarmaken en dat wil ik niet waarmaken.
De heer Aptroot (VVD):
Dat laatste klopt niet. In onze tegenbegroting zorgden wij ervoor dat
de accijnsverhoging niet doorging en dat de vliegtaks direct kon
worden teruggedraaid. Dat doet het kabinet nu eindelijk wel. U zegt
dat u zich aan afspraken houdt. Het zou niet duurder worden, het zou
niet meer dan 5% kosten. U hebt de autokosten vervolgens met ruim een
miljard verhoogd. U hebt zich dus niet aan uw stoere woorden en
afspraken gehouden. Geef dat nou gewoon toe, wees eerlijk: oké, wij
beloven veel, maar wij doen het niet.
De heer Koopmans (CDA):
Bij de autokosten en de kilometerheffing gaat het over de bpm, de
motorrijtuigenbelasting en het eurovignet. De CDA-fractie heeft zich
aan de afspraken gehouden. Wij hebben zelfs het grote voortouw genomen
om de bpm naar nul te brengen. Ik ben er nog steeds trots op dat het
ons gelukt is om die belasting naar nul te brengen. Dit winstpunt
leidt tot helderheid voor de automobilist, die weet dat alle vaste
kosten omgezet worden in variabele kosten, waardoor mensen die minder
dan 20.000 kilometer rijden erop vooruitgaan, en mensen die meer dan
20.000 kilometer rijden meer gaan betalen.
Ik heb een aantal vragen aan de minister. Leg ons die vertraging nog
eens goed uit. Waarom heeft de minister niet ingegrepen om die
vertraging te voorkomen? Wat dat mogelijk? Waarom wordt gesproken van
vijf maanden voor de aansluitingsperikelen van verschillende percelen,
en daarbovenop drie maanden voor de certificering rond de relatie met
het garantiespoor? Is het nodig dat het vijf plus drie wordt?
De TCI heeft heldere conclusies getrokken over een goede
voorbereiding. Vindt de minister dat zijn werkwijze daarmee in
overeenstemming is? Ziet de minister de risico's die ook door de TCI
zijn geschetst, dat juist een lange duur van een project leidt tot
risico's op verandering van scope? Deelt de minister onze opvatting
dat wij nu terug zijn op het eigenlijke schema van het
platform-Nouwen? De politiek, het regeerakkoord en daarna het
beleidsplan hebben een ideaal neergezet dat in 2011 begint.
Wanneer wil de minister beginnen met de personenauto's? Het viel de
CDA-fractie op dat volgens de voortgangsrapportage de personenauto's
een jaar later volgen, maar dat in de begeleidende brief de
personenauto's niet genoemd worden. Deelt de minister onze opvatting
dat uitstel van de invoering geen wijziging met zich meebrengt voor de
peildatum van de provinciale opcenten? De provinciale opcenten zijn in
het afgelopen jaar door tal van provincies fors en in onze ogen soms
bizar verhoogd. Vertraging in het project mag niet leiden tot een
wijziging van de peildatum.
Hoe kijkt de minister aan tegen de mogelijkheden van het bedrijfsleven
om te blijven inspelen op de tenders die hij uitschrijft? Blijft het
bedrijfsleven op een voldoende wijze de mogelijkheden benutten nu
sprake is van vertraging?
De CDA-fractie is een groot voorstander van de kilometerheffing, maar
wenst het kabinet elk halfjaar te toetsen op de drie randvoorwaarden.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik heb die drie randvoorwaarden nog even tot mij laten doordringen.
Die randvoorwaarden hebben toch niets te maken met vertraging? Ze
hebben meer te maken met hoe je een en ander inricht. Bent u het met
mij eens dat die relatie er niet is? Het lijkt erop dat u met uw
verhaal omwegen zoekt om maar niet op de plaats van bestemming, de
heffing, te hoeven aankomen. U legt er zoveel nadruk op, dat ik een
dubbele agenda proef.
De heer Koopmans (CDA):
De CDA-fractie zou het liefst rechttoe, rechtaan zonder enige
vertraging uitkomen, de drie randvoorwaarden hanterend, bij de
invoering van de kilometerheffing. Er is geen sprake van een omweg.
Probleem is juist dat uw fractie, als zij blijft volharden in het in
de kilometerheffing brengen van allerlei vormen van milieucomponenten,
bezig is met het volgen van om- en zijwegen, wat ertoe bijdraagt dat
er grote vertragingen en kostenoverschrijdingen komen bij het project.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik ken deze truc, ik pas hem zelf ook wel eens toe: je houdt nog even
je eigen verhaal en geeft geen antwoord op de gestelde vraag. Ik krijg
graag nog antwoord op mijn vraag. Begrijp ik het goed dat de drie
randvoorwaarden van de heer Koopmans niets, maar dan ook niets te
maken hebben met het tijdstip waarop je de heffing kunt invoeren? Ik
zie de relatie tussen de randvoorwaarden en de vertraging niet, met
name omdat wordt gesproken over onomkeerbare stappen in het
regeerakkoord, nog steeds gesteund door de heer Koopmans. Hoe zit dat
precies?
De heer Koopmans (CDA):
De drie randvoorwaarden hanteren wij nu en altijd.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat heeft dus niets met vertraging te maken.
De heer Koopmans (CDA):
Dat wat in het regeerakkoord staat, gewijzigd in het beleidsplan --
dat heb ik uitgelegd -- blijven wij absoluut nastreven. Daarom heb ik
de vraag aan de minister gesteld. Ik sta niet te juichen over uitstel,
helemaal niet. De CDA-fractie heeft het liefst dat de kilometerheffing
zo snel mogelijk, de drie randvoorwaarden hanterend, wordt ingevoerd.
De heer Roemer (SP):
Wanneer moet voor het CDA helder zijn dat definitief en onomkeerbaar
aan de drie voorwaarden wordt voldaan?
De heer Koopmans (CDA):
Heel simpel: op elk moment in het hele traject toetsen wij daar de
kabinetsplannen op. De heer Van der Ham heeft mij de terechte vraag
gesteld over die 5%. Als je dat percentage heel absoluut hanteert, zou
dat onrealistisch zijn. Dan zou je dus een dubbele agenda hebben, en
die heeft de CDA-fractie niet. Wel willen wij naar die 5% toe.
De heer Roemer (SP):
Daar zijn wij nog steeds niet. Ook in deze voortgangsrapportage staat
7,8%. Wanneer vindt de CDA-fractie dat helder moet zijn dat die 5%
wordt gehaald? Als u onomkeerbare beslissingen wilt nemen, zult u van
tevoren die garantie moeten hebben. Wat is voor het CDA de ijkdatum
voor wel of niet doorgaan?
De heer Koopmans (CDA):
Ik heb al vaker gezegd dat wij elk half jaar bij de
voortgangsrapportage van dit kabinet onze mind zullen opmaken, kijkend
naar de drie randvoorwaarden. Wij koersen naar die randvoorwaarden
toe, wij kennen de voordelen van de kilometerheffing, zodat wij die
ook nastreven. Maar die drie randvoorwaarden zullen wij continu in de
gaten blijven houden. De heer Van der Ham heeft gelijk: vooral die 5%
kun je niet precies op dag X in jaar IJ bepalen. Maar wij willen wel
dat er zicht op is dat die 5% wordt gehaald. Daar gaat het om!
De heer Van der Ham (D66):
Ik wil even iets rechtzetten. De heer Koopmans zegt steeds dat het
proces vertraging oploopt door allerlei milieuzaken. Er is een aantal
moties ingediend over milieucomponenten, waaronder een aantal van mijn
hand, die tot mijn grote vreugde steeds de steun kregen van de
CDA-fractie, om vooral te bezien hoe wij op een slimme manier de
kilometerheffing snel kunnen doorvoeren en ook de milieucomponenten
kunnen aanbrengen, een wens van de CDA-fractie. Wij hebben nog nergens
een meerderheid gehad om de scoop te veranderen. De heer Koopmans
kijkt dan vooral naar GroenLinks, dat daarin wel alleen staat. Wij
willen ook een milieucomponent en hij ook, wat wij op een slimme
manier moeten doen, zonder vertraging.
De heer Koopmans (CDA):
Daar zijn wij het snel over eens.
Die motie was op dat punt helder, maar in uw schriftelijk bijdrage die
door u samen met de GroenLinks-fractie bij de Kamer is ingeleverd om
naar het kabinet te worden gestuurd, zaten tal van voorstellen
waarvoor ik u wil waarschuwen. Ik denk dat wij grote risico's gaan
lopen als wij die zo gaan uitvoeren. Ik heb er helemaal geen moeite
mee dat het kabinet erover nadenkt om bij de invoering van de
kilometerheffing op een eenvoudige manier een milieucomponent mee te
nemen. Integendeel, ik heb onze fractie voorgesteld en erin
meegekregen om uw motie te steunen.
De heer Van der Ham (D66):
Er zijn verschillende varianten doorgerekend en aan de minister
meegegeven. Wij komen later nog te spreken over welke variant de
voorkeur heeft. De meest radicale varianten die erin staan, steun ik
echter niet.
De voorzitter:
Oké, dat is dan helder en dat behoeft verder geen betoog.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Voorzitter. Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen. De
PvdA-fractie vraagt zich af wat de minister heeft bezield om op
maandagavond een persbericht de deur uit te doen. Dit bericht ging een
heel eigen leven leiden en uiteindelijk zorgde het voor de kop in de
Telegraaf "stekker uit de kilometerheffing". Wij vinden dat de
minister tot nu toe weinig heeft ondernomen om dit beeld recht te
zetten.
De heer Aptroot (VVD):
Als mevrouw Roefs zich dit over de grote coalitiegenoot, het CDA,
afvraagt, mag ik dan concluderen dat de minister dit zonder overleg in
het kabinet, laat staan met coalitiepartners -- die verhalen hoor je
ook wel rondzingen -- eigenhandig heeft gedaan om daarmee in ieder
geval niet in deze periode aan de ellende te hoeven beginnen?
Mevrouw Roefs (PvdA):
Nee, de minister heeft een voortgangsrapportage naar de Kamer gestuurd
en daarvan heb ik kennisgenomen. Vervolgens is er heel veel gebeurd,
met name in de media. Er zijn conclusies getrokken en daarover heb ik
het.
De heer Aptroot (VVD):
Mevrouw Roefs begon heel dramatisch. Ik zag haar gezicht er helemaal
bij verkrampen en ze keek verbijsterd. Ze vraagt zich af waarom de
minister op maandagavond opeens zo'n brief stuurt en waarom je dan van
die koppen in de Telegraaf krijgt. Bij de PvdA is de pleuris
uitgebroken; dat weten wij. Vindt mevrouw Roefs het normaal dat een
minister in een coalitie zo op eigen houtje opereert?
Mevrouw Roefs (PvdA):
Daarover heb ik het helemaal niet. Ik heb het over een persbericht
waarvan de kop is "ontwikkeling kilometerprijs vordert gestaag". Dan
denk je dat het een goed bericht is. De eerste zin is echter "door
toegenomen inzicht in het kilometerprijssysteem is duidelijk dat de
invoering voor vrachtwagens per 2011 onwaarschijnlijk is". Ik moet
eerlijk zeggen dat ik dit een raar persbericht vind. Het lijkt goed
nieuws en de eerste zin brengt slecht nieuws. Hoe is het mogelijk dat
een ervaren minister zoiets overkomt?
De heer Van der Ham (D66):
Wij noemen dat een gelikt persbericht. Mevrouw Roefs heeft het over
het beeld dat is ontstaan. Het beeld klopt niet. Ik heb net als
mevrouw Roefs die voortgangsrapportage een beetje door zitten
worstelen. Er wordt eigenlijk helemaal geen argument gegeven waarom
het wordt uitgesteld. Hebben wij het over het beeld dat niet goed is?
Dan gaat de minister natuurlijk zeggen dat er sprake is van een heel
ander beeld. Vindt mevrouw Roefs de inhoud niet deugen? Er wordt
helemaal niet toegelicht wat nu precies het probleem is. Je zou ook
kunnen zeggen dat je wat extra vaart kunt maken als je vertraging
oploopt. Hoe boos is mevrouw Roefs?
Mevrouw Roefs (PvdA):
Tja, hoe boos ben ik? Er staan twee duidelijke argumenten in. Het ene
levert vijf maanden vertraging op, het andere drie. Samen is dat acht
maanden vertraging. Ik herinner de heer Van der Ham even aan wat de
heer Koopmans zei. Er was 15% kans dat in december 2011 de
vrachtwagens aan de beurt zouden zijn. Wat dat betreft moet ik eerlijk
zeggen dat ik niet erg verrast ben door deze vertraging. Ik vind het
wel heel vreemd dat het vervolgens zo'n eigen leven is gaan leiden en
dat onze minister, van wie wij toch altijd vinden dat hij zeer
krachtdadig optreedt, dit heeft laten gebeuren.
De heer Van der Ham (D66):
Dan gaan wij het dus over beeldvorming hebben. Ik vind het echt heel
jammer als u zegt dat het beeld een beetje verkeerd naar buiten is
gekomen. Er staat gewoon niet toegelicht waarom die vertraging
optreedt. U zei dat de kans dat dit goed zou gaan maar 15% was.
Ik zei toen bij dat algemeen overleg al: als die kans nu al wordt
aangekondigd, reken maar dat die wordt ingekopt. En dat gebeurt dus nu
ook. Kunt u met terugwerkende kracht zeggen dat de minister dit soort
openingetjes helemaal niet moet laten? Dat moet u vooral als PvdA niet
toestaan. U heeft uw handtekening onder dat regeerakkoord gezet. U
weet hoe lastig deze materie ligt bij uw coalitiefractie het CDA. Dan
moet u toch als een ongelofelijke ridder bovenop dat traject van de
kilometerheffing zitten en het verdedigen, tot de tand toe bewapend,
en dan moet u toch geen ruimte geven aan deze minister of aan de
CDA-fractie om er via een omweg onderuit te komen of vertraging toe te
staan? Dat doet u echter niet. U bent veel te zwak. U moet er veel
harder op inzetten dat ze hun afspraken nakomen. Waarom doet u dat
niet?
De voorzitter:
Dit is meer een aanmoediging dan een vraag.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Het is een beetje vreemd dat de heer Van der Ham na twee zinnen van
mij blijkbaar een conclusie trekt over hoe de PvdA nu in dit dossier
staat. Ik vind het gewoon erg voorbarig en ik vraag de heer Van der
Ham om de rest van mijn bijdrage af te wachten. Dan zal hij horen wat
ik van dit debat verwacht.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Wij moeten het toch nog wel even hebben over hoe u behandeld bent. Ik
vind het ook allemaal niet netjes. U reageert er heel relaxed op, maar
laten wij wel wezen, u moet zich gewoon niet laten piepelen in dit
dossier. Dat is niet goed, ook niet voor het milieu en zeker niet voor
de heffing. Bent u nog steeds van mening dat in deze kabinetsperiode
onomkeerbare stappen gezet moeten worden als het gaat om de
kilometerheffing? Als wij de termijnen willen halen, moet de minister
in plaats van "een beetje domme" persberichten te versturen maar een
stapje harder zetten met de kilometerheffing?
Mevrouw Roefs (PvdA):
Op beide vragen is het antwoord een heel duidelijk ja. Dat zal ook
blijken uit mijn bijdrage.
Voorzitter. Onze indruk is dat de minister het gehele project wel erg
gemakkelijk richting afgrond laat glijden. De minister wil zich
bewijzen als een krachtig man die doorpakt, spades in de grond steekt
en een onomkeerbare stap zet in het kilometerheffingdossier. Maar op
deze manier staat de minister straks alleen bekend als de minister van
het hamertje in de auto. Wat is er aan de hand en wat is er eigenlijk
gebeurd? Hoe zeker kunnen wij er nu van zijn dat deze minister niet de
zoveelste minister op rij is die vol vertrouwen over het
rekeningrijden of de kilometerheffing praat, maar vervolgens niets
bereikt? Wij gaan toch niet van deterministisch naar probabilistisch
naar fatalistisch? Uit de stukken lezen wij een vertraging van acht
maanden. Klopt dat of zit er nog meer aan te komen? Welke einddatum
heeft de minister nu eigenlijk voor ogen? Wij willen na dit debat twee
zaken duidelijk hebben. De milieudoelen moeten toch gehaald worden en
de minister moet alles op alles zetten om versnellingsmogelijkheden te
onderzoeken.
De heer Roemer (SP):
U zei in een bijzin die bij mij overigens behoorlijk doordrong, dat
dit niet de minister van alleen het hamertje in de auto moet worden.
Daarmee geeft u het behoorlijke waardeoordeel dat u op dit moment
verre van tevreden bent over hetgeen deze minister heeft bereikt op de
diverse dossiers. Dat betekent eigenlijk dat u nu met een heel
kritische blik de komende tijd deze minister gaat volgen. U noemde
zo-even twee dingen. Kunt u mij aangeven wat u dan de komende tijd,
laten wij beginnen met dit jaar, van deze minister daadwerkelijk aan
resultaten verwacht om het vertrouwen weer een stuk terug te krijgen?
Mevrouw Roefs (PvdA):
De minister heeft zich voorgenomen een groot aantal zaken in deze
kabinetsperiode te bereiken. Dat zegt hij ook steeds. Daar gaan wij
hem ook op afrekenen. Ik verwacht dus ook een heel goede onomkeerbare
stap in de kilometerheffing. Net zoals de minster zegt dat hij de
spade de grond in gaat steken. Wij verwachten ook dat hij dat gaat
doen. Het ziet er naar uit dat het gaat gebeuren, maar het is nog niet
gebeurd. Dus wij hebben nog twee jaar. Dan hoop ik dat het niet de
minister is van alleen het hamertje maar van heel veel meer.
De heer Roemer (SP):
Ik ga er toch van uit dat u eerder resultaten wilt dan over twee jaar,
daags voor de verkiezingen. Wanneer gaat u daadwerkelijk de minister
er op afrekenen dat er vorderingen zijn? Op heel veel dossiers ziet u
die vorderingen niet en zijn er nog steeds geen resultaten. U zegt
zelf dat het tot dusverre alleen nog de minister van het hamertje is.
Wanneer moeten er volgens u echte concrete vorderingen op welke
dossiers gemaakt zijn?
Mevrouw Roefs (PvdA):
Volgens mij ben ik daar heel duidelijk over. De minister zegt zelf dat
een van de belangrijkste dingen is dat de spade de grond in gaat.
Vorige week is de spoedwet wegverbreding in de Eerste Kamer
aangenomen. Dat is voorwaar geen kleinigheid. De kans dat de spade de
grond in gaat, is heel groot. Ik vertrouw daar op zich ook op. Ook met
de kilometerheffing moet er echter wat gebeuren.
De heer Van der Ham (D66):
"Beeld". "Ik vertrouw daar op zich op". "Ik hoop dat hij iets gaat
doen in de aankomende twee jaar". Voor de op een na grootste
coalitiepartner zijn dat erg voorzichtige en wat naïeve woorden. Ik
vraag de PvdA-fractie graag op welke schaal van naïef zij zich
plaatst. Daarvoor moet u inzicht hebben in uw zelfbeeld. Welk cijfer
tussen een en tien geeft u zichzelf?
De voorzitter:
Het lijkt wel een psychologische test.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Ik krijg blijkbaar een cursus psychologie, maar ik geloof niet dat ik
daar erg veel zin in heb.
De heer Van der Ham (D66):
Het was natuurlijk een retorische vraag. Ik vind het namelijk
behoorlijk naïef. Op een aantal punten doet het kabinet wat. Voor de
spoedwet wegverbreding hebben wij ook gestemd. Dat is prima; dat gaat
allemaal goed. Dat behoort tot de zaken waar ook de PvdA voorstander
van is. De kilometerheffing is echter een duidelijk punt van de PvdA
en de ChristenUnie. Juist daarbij doen zich vertragingen voor. Nu
hoopt u dat het straks beter gaat. U hebt daar "op zich" wel
vertrouwen in, maar u zegt het op een zodanige toon dat ik mij
afvraag: waar is dat vuistje van de PvdA, waarmee u op tafel slaat en
wijst op de afspraak in het regeerakkoord? Laat dat vuistje eens zien.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Blijkbaar hebt u van tevoren bedacht dat u de PvdA-fractie naïviteit
zou verwijten. Ik kom dadelijk met overduidelijke vragen aan de
minister en met een uitspraak over wat ik van dit debat verwacht. Dat
moet er ook uit komen. Als dat er niet uit komt, dan ligt er straks
gewoon een motie.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Mevrouw Roefs heeft meerdere opmerkelijke uitspraken
gedaan. Zo zei ze dat de minister het hele project kilometerheffing
wel erg gemakkelijk naar de afgrond laat leiden. Ik trek daar twee
conclusies uit. Ten eerste acht zij blijkbaar de kans groot dat
kilometerheffing de afgrond in gaat en het niets wordt. De VVD zou
daar blij mee zijn, maar de PvdA denk ik niet. Ten tweede zegt zij dat
de minister het wel heel gemakkelijk laat gebeuren. Vermoedt zij kwade
wil in de zin dat hij zegt dat hij het wel wil terwijl hij de
kilometerheffing eigenlijk bewust de nek omdraait? Ik denk dat dat het
geval is, maar ik vind het opmerkelijk dat de PvdA als coalitiepartner
de minister daar eigenlijk ook niet meer in vertrouwt.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Het is geen kwestie van vertrouwen. Ik heb gezegd dat wij de indruk
hebben dat de minister het hele project erg gemakkelijk richting de
afgrond laat glijden. Ik heb hem ontzettend weinig zien doen om het
beeld dat in drie dagen ontstond, recht te zetten. Ik had dat van deze
minister wel verwacht. Ik verwacht dat de minister in zijn termijn
heel duidelijk maakt dat er geen misverstand over bestaat dat die
kilometerheffing er gewoon komt en dat niemand daaraan hoeft te
twijfelen.
De heer Aptroot (VVD):
Het antwoord op beide vragen is dus: ja.
De voorzitter:
Mevrouw Roefs vervolgt haar betoog.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Voorzitter. Na dit debat willen wij twee zaken heel duidelijk hebben.
De milieudoelen moeten gehaald worden en de minister moet alles op
alles zetten om versnellingsmogelijkheden te onderzoeken.
De kilometerheffing heeft tot doel om eerlijker te betalen, files te
bestrijden en de luchtkwaliteit te verbeteren. Over die betere
luchtkwaliteit het volgende. Om die doelstelling te bereiken, is in
alle projecten, waaronder Schoon en Zuinig maar ook in een groot
gedeelte van de infraprojecten, rekening gehouden met de invoering van
de kilometerheffing. De minister heeft samen met minister Cramer de
gevolgen van de vertraging in beeld gebracht. Wat is de uitkomst
daarvan? Wat doet de minister van Verkeer en Waterstaat om dat
uitstel, die acht maanden waarin geen betere luchtkwaliteit wordt
gehaald, te compenseren?
Ik kom te spreken over de versnellingsmogelijkheden. Mijn fractie
kijkt daar natuurlijk ook naar want acht maanden is gewoon te veel. Is
het niet mogelijk om dat op de een of andere manier in te halen?
De heer Koopmans zei zojuist ook al dat de personenauto's
oorspronkelijk een jaar na de vrachtauto's zouden komen. Volgens mij
staat nu een halfjaar in de stukken. Kan dat niet nog korter? Kunnen
de groepen auto's die instromen, ieder jaar soms groter worden? Ook
dan halen wij er een versnelling uit. Op die vragen wil ik graag
antwoord van de minister.
Ik vind het minstens zo belangrijk dat de minister precies benoemt wat
de onderdelen zijn van de onomkeerbare stap die in deze
kabinetsperiode gezet moet worden en dat hij daarbij aangeeft welk
bedrag daarbij hoort, opdat duidelijk wordt wat aan het eind van deze
periode precies bereikt moet zijn. Ik wil weten wat wij met z'n allen
met die onomkeerbare stap bedoelen. Tot nu toe wordt gesproken over de
wet en de afbouw van de bpm. Als het dat is, vinden wij dat wat mager.
Al veel eerder drong ik aan op een goed communicatieplan. Dat was
volgens de minister nog niet nodig, maar ik denk dat deze week het
tegendeel is bewezen.
De heer Koopmans (CDA):
Vindt mevrouw Roefs dat de minister ook rekening moet houden met
mogelijke nadelen of risico's van haar versnellingsvoorstellen?
Gisterenavond zei mevrouw Roefs in een televisie-uitzending dat zij
geen tweede HSL-drama wenst.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Ik vind dat de minister daarmee zeker rekening moet houden. Als ik dus
vraag om uitleg over versnellingsmogelijkheden, wil ik dat die
duidelijk is. Mocht blijken dat versnelling alleen maar voor ellende
gaat zorgen, dan doen wij dat dus niet.
De heer Roemer (SP):
Het hele zware verhaal wordt hiermee al een stuk minder zwaar. Mevrouw
Roefs gebruikt heel grote woorden. Zij zegt dat zij het eigenlijk
allemaal niets vindt: het optreden van de minister is helemaal niks en
hetzelfde geldt voor die acht maanden vertraging en het niet bereiken
van de milieudoelstellingen. Zij stelt een paar voorwaarden. De eerste
is heel hard. Zij zei dat acht maanden te lang is en dat er daarom
compensatie voor die acht maanden vertraging moet komen. Ik zeg er
meteen bij dat er sprake is van meer dan twaalf maanden vertraging als
zij uitgaat van het rijtje dat zij zojuist ook hanteerde. De tweede
voorwaarde is compensatie van de luchtkwaliteit. Ik wil van de
PvdA-fractie weten op welke punten de minister vandaag moet toegeven,
opdat zij tevreden is.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Wij hebben het NSL en wij hebben derogatie gekregen. Daarmee zijn wij
eigenlijk heel blij. Nu treedt er op het punt van de kilometerheffing
acht maanden vertraging op. Ik wil van de minister weten wat dit
betekent voor het NSL, de derogatie die wij gekregen hebben en voor de
milieudoelen die wij ons hebben gesteld. Ik ga ervan uit dat dit
consequenties heeft, maar ik hoor nog of dat het geval is. Als dat zo
is, dan denk ik dat het tot de verantwoordelijkheid van deze minister
behoort om ervoor te zorgen dat wij die milieudoelen toch op het
verwachte tijdstip kunnen behalen. Ik begrijp dat in het NSL Anders
Betalen voor Mobiliteit vanaf 2011 al is meegerekend. Ik verwacht dat
wij dan een gat hebben. Van de minister verwacht ik dat hij dit heel
duidelijk maakt en ik wil weten hoe dat probleem opgelost zal worden.
De heer Roemer (SP):
Mijn tweede vraag heeft mevrouw Roefs nog niet beantwoord. Zij stelt
twee voorwaarden. In haar termijn zei zij heel duidelijk dat er
compensatie moet komen voor die vertraging. Nu zwakt zij dat al
helemaal af, dus het verhaal is al een stuk minder zwaar. Verder heeft
mevrouw Roefs letterlijk gezegd dat een uitstel van acht maanden te
lang is. De heer Koopmans merkte op dat het wel zorgvuldig moet
gebeuren. Hij vroeg of mevrouw Roefs het daarmee eens is en zij
antwoordde met ja. Denkt zij dat de minister hier voor zijn lol over
die acht maanden vertraging vertelt? Dat doet hij natuurlijk omdat hij
denkt dat het gewoon niet eerder kan, omdat de materie veel te complex
is. Daarom moeten wij daarmee overigens ook stoppen. Wat vraagt
mevrouw Roefs aan de minister? Eigenlijk vraagt zij iets wat hij
helemaal niet kan waarmaken.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Nee hoor. Ik vind het heel vreemd dat de heer Roemer de twee
belangrijke kenmerken die ik uit dit debat wil halen, in stukjes
verdeelt.
Ik zeg: wij halen na acht maanden vertraging wellicht die milieudoelen
niet. Ik verwacht een antwoord op mijn vraag: hoe gaat de minister dat
oplossen? Verder heb ik de minister gevraagd om te reageren op de
versnellingsmogelijkheden -- ik heb er net een paar genoemd -- die er
misschien zijn. Is de minister bereid te bezien of er mogelijk andere
versnellingsmogelijkheden zijn dan tot nu toe bedacht?
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Mevrouw Roefs zegt dat zij niet wil dat deze minister in de boeken
komt als de minister van het hamertje in de auto. Dat ben ik
natuurlijk helemaal met haar eens, maar dit lijkt een beetje op
"hamertje tik" naar de minister. Dat is ook wel terecht, want ook ik
ben teleurgesteld in wat wij hebben gekregen. Ik heb twee vragen voor
mevrouw Roefs. Wat verstaat zij onder "onomkeerbare stappen"? Zou het
niet goed zijn indien de minister -- als er toch vertraging optreedt
-- bij het kabinetsprogramma Schoon en Zuinig met een pakket
maatregelen komt om de CO2-reductiedoelen wel te halen?
Mevrouw Roefs (PvdA):
Dat laatste is precies wat ik vraag: is er inmiddels een discrepantie
opgetreden, en zo ja, hoe gaan wij die oplossen? Ik weet even niet
meer wat het eerste punt was ...
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat was wel een belangrijk punt, namelijk die "onomkeerbare stappen":
wat betekent dit voor de PvdA-fractie? De minister moet dat nog helder
op zijn netvlies krijgen.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Ik heb aan de minister gevraagd of hij dat goed op een rij wil zetten.
Wij gaan ervan uit dat er dan ook al aanbestedingsstappen zijn gezet,
zodat er al contracten zijn aangegaan met leveranciers. Daar kun je
vervolgens niet meer zo gemakkelijk onderuit. Ook dat moet in het
lijstje van "onomkeerbare stappen" staan.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Minister Eurlings stelt invoering van de kilometerheffing
uit. Een volgende regering moet deze heffing gaan invoeren. De
minister schrijft: ik ga rekening houden met de risico's die groot
zijn.
Ik kom bij onze vragen. Kan de minister ons een lijst van de risico's
geven, met mogelijke omvang en kans van optreden? Wanneer denkt de
minister dat de volgende regering de kilometerheffing invoert? Deze is
al verschoven van 2011, naar 2012 naar 2013. Wordt het 2015, 2017 of
sint-juttemis? Wat zegt de Raad van State over het wetsvoorstel inzake
kilometerbeprijzing? "Geen commentaar", of is er forse kritiek? Hoe
past de kilometerheffing in de komende Europese tolheffingsafspraken?
Is alle geld besteed aan de kilometerheffing straks weggegooid door
toekomstige Europese regels? Waarom lopen wij als Nederland weer voor
de muziek uit? Hoeveel gaat het externe communicatiebureau kosten dat
de minister nu heeft ingeschakeld om zijn gerommel met de
kilometerheffing goed te verkopen? Hoeveel worden de meerkosten boven
op de al eerder geraamd 3,5 mld.?
De VVD-fractie ziet twee mogelijke conclusies. De minister is een
geslepen politicus die de kilometerheffing nooit wilde en nu tegen het
regeerakkoord in op het bord van de volgende minister van Verkeer
legt. Of de minister is dom geweest en begrijpt pas na twee jaar
ministerschap dat de kilometerheffing enorm ingewikkeld, extreem duur
en vol risico's is. Stel dat de eerste conclusie de juiste is: de
minister wil de kilometerheffing helemaal niet, ondanks het
regeerakkoord. Dan heeft hij met zijn actie van nu de PvdA en de
ChristenUnie -- net als milieuminister Cramer een soort puberale fans
van de kilometerheffing -- wel heel goed te grazen genomen.
Ik heb de media er nog eens op nageslagen. Trouw, 31 januari 2002.
"Het CDA vindt de kilometerheffing een te duur en complex systeem. Ik
ben bang dat wij straks zover doorhobbelen met dit plan dat er geen
weg meer terug is. Zo ging het ook met het rekeningrijden", herinnert
Kamerlid Eurlings zich. Telegraaf, 13 april 2002. "De minister regeert
over haar graf heen. Het is onverantwoord dat zij in haar nadagen
volop doorgaat met geld uitgeven aan de kilometerheffing.
Zij moet pas op de plaats maken en het aan haar opvolger overlaten,
want het is maar de vraag of de nieuwe Kamer de kilometerheffing wel
ziet zitten," zegt Eurlings." De Telegraaf 10 juni 2002: "CDA-Kamerlid
Camiel Eurlings reageert zeer verontwaardigd: "Niet acceptabel.
Er is al genoeg geld verspild aan de prestigieuze beprijzingsprojecten
onder Netelenbos"." Als in die artikelen PvdA-minister Netelenbos
wordt vervangen door CDA-minister Eurlings en de naam van het
toenmalige CDA-Kamerlid Eurlings door de huidige VVD-Kamerleden De
Krom en Aptroot, kloppen die citaten vandaag de dag ook perfect.
De heer Van der Ham (D66):
Ik stel deze vraag ongeveer in elk debat aan de VVD-fractie. Zij heeft
nu een andere woordvoerder, dus ik check het ook nog even bij u,
mijnheer Aptroot. Is de VVD-fractie nog steeds voor de
kilometerheffing, maar is de reden dat zij er nu tegen is gelegen in
het feit dat de accijns omhoog is gegaan? Zij was er in eerste
instantie ook tegen omdat de BPM niet helemaal zou worden afgebouwd,
maar dat is hersteld. Het kabinet en ook wij zijn in haar richting
gekomen. Is de VVD-fractie nog steeds voor het idee van de
kilometerheffing, zoals de heer Hofstra dat ook was?
De heer Aptroot (VVD):
Een aantal jaar geleden, toen in eerste instantie werd gezegd dat alle
vaste lasten afgeschaft zouden moeten worden en dat betaald zou moeten
worden per kilometer, zeiden wij dat dit eigenlijk wel een goed idee
zou zijn. Wij hebben toen nog een aantal voorwaarden gesteld. Over een
goed idee moet je wel doordenken. Dit is een systeem waarbij meer dan
acht miljoen kastjes worden ingebouwd en waarbij per maand acht
miljoen facturen moeten worden verstuurd. Je hebt enorme callcenters
nodig om alle klachten te behandelen en krijgt te maken met mensen die
niet zullen betalen. Bovendien is er geen oplossing voor buitenlandse
personen- en vrachtauto's. De risico's zijn gigantisch. Nergens ter
wereld draait dit systeem op deze schaal. Als je dat ziet, moet je
gewoon verstandig zijn en zeggen dat ideetje je goed leek, maar dat je
het niet wilt doen nu je de feiten op een rij hebt.
Daar komt bovenop -- daar hebt u gelijk in -- dat alle voorwaarden die
toen werden gesteld met voeten worden getreden. De heer Koopmans zegt
met droge ogen dat het niet meer mag worden, maar dat hij benzine- en
dieselaccijnzen even niet meetelt. Ondanks dat, zeg ik dat het systeem
niet zal werken en dat het gigantisch veel gaat kosten. Het wordt een
groot drama. Daar staat nog los van dat D66 eens zou moeten denken aan
het feit dat de privacy van de burgers volkomen weg is. Als één partij
tegen zou moeten zijn, met de VVD, zou het D66 moeten zijn. U praat
altijd over privacy, mijnheer Van der Ham. Als het zo'n lovebaby is
van u, die kilometerheffing met meer dan acht miljoen kastjes,
interesseert het u eigenlijk helemaal niets.
De heer Van der Ham (D66):
Wij zullen inderdaad goed op de privacy letten. Daar maak ik mij
helemaal geen zorgen over. Alle checks die wij nuttig achten en nodig
vinden, zullen plaatsvinden. Het punt is dat u wel steeds heel erg van
koers wisselt. Eerst was het: wij zijn tegen vanwege de lasten. Nu is
de BPM in uw richting gekomen. Die wordt helemaal afgeschaft. Dat
vinden wij ook heel erg belangrijk. Er is nog een verschil wat betreft
die accijnzen. De benzineprijs gaat overigens wel naar beneden, dus de
automobilist merkt er niet eens zo ontzettend veel van. Nu hebt u er
ineens weer nieuwe dingen aan toegevoegd, namelijk dat het wel erg
ingewikkeld is, dat er callcenters moeten komen en acht miljoen
rekeningen. Dat was een paar jaar geleden -- ik zat toen ook in de
Kamer en was ik ook woordvoerder op dit onderwerp -- ook gewoon het
geval. Toen vond de VVD-fractie het prima. Misschien is het een beetje
een retorische vraag, maar ik ga hem toch stellen: is het niet een
beetje opportunistisch om nu tegen te zijn? Voegt u niet steeds
argumenten toe om maar tegen te zijn?
De heer Aptroot (VVD):
Wij zijn een aantal jaren geleden van standpunt veranderd. Ik denk dat
dat verstandig is. Toen was de mening nog heel breed dat de
kilometerheffing heel goed zou zijn. Alle grote organisaties zijn nog
voor, maar hun leden niet. Ik ben wel blij dat de conclusie die wij
een aantal jaren geleden hebben getrokken, namelijk dat naar een
kilometerheffing gaan de verkeerde weg is, nu heel breed door
ondernemers en door de bevolking wordt gedragen. Alleen een aantal
topmensen van organisaties is nog voor. Als je ze buiten beeld
spreekt, zeggen zij echter dat er eigenlijk niemand meer is die het
wil. U zou het niet moeten willen vanwege de privacy, de uit de hand
lopende kosten, de hoge risico's en de kosten van de uitvoering die
niet 5% zullen zijn, maar veel meer. Het is in Duitsland met de Maut
al misgegaan en het gaat hier nog meer mis.
Mevrouw Agema (PVV):
Kennelijk gaat de standpuntwisseling van de VVD sneller dan de
webmaster van de VVD bij kan houden. Heden ten dage vind ik nog steeds
het standpunt op de VVD-website dat de VVD voor de kilometerheffing is
met die drie hele zware punten die zij toen aanhaalde, die voorwaarden
die ook door de CDA-fractie zijn genoemd. U zit nu in de oppositie,
mijnheer Aptroot. Stel dat u over twee jaar in vak-K zit. Draait u dan
weer als een blad aan een boom om en kan uw webmaster in de tussentijd
dat standpunt gewoon laten staan of houdt u voet bij stuk?
De heer Aptroot (VVD):
Kijk, wij houden voet bij stuk, maar wij halen van onze website geen
standpunten uit het verleden af om die te verdoezelen. Als wij een
keer een standpunt hebben, maar daarvan veranderen na er beter in
gedoken te zijn, zeggen wij niet: daar willen wij niets meer van
weten. Oude standpunten en oude verkiezingsprogramma's zijn gewoon
leesbaar. Het is heel open en transparant wat wij doen, ook als wij
eens van standpunt veranderen. Een aantal jaar geleden zijn wij van
standpunt veranderd omdat wij meer informatie kregen. Aan dat
standpunt houden wij vast. Als wij op een gegeven moment weer gaan
regeren, zullen wij ervoor knokken en alles op alles zetten dat die
afschuwelijke kilometerheffing er niet komt.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik snap dat u dit standpunt gewoon maar op uw website laat staan en
dat alle Nederlanders denken dat u nog steeds voor de kilometerheffing
bent. U kunt de site toch gewoon updaten? Anders ga ik er met al die
Nederlanders die vandaag nog op uw website kijken, van uit dat u de
volgende keer dat u in vak-K zit -- ik hoop niet over twee jaar, maar
misschien over acht jaar of nog veel later -- gewoon weer draait.
De heer Aptroot (VVD):
Mevrouw Agema, ook standpunten uit het verleden, ook vorige
verkiezingsprogramma's laten wij gewoon zichtbaar staan. Als wij
vragen naar het verleden van een van uw fractiegenoten, wil niemand
daarover praten. Dan wordt er gezegd: wij praten niet over de heer
Wilders. De VVD is gewoon heel open en transparant.
De heer Koopmans (CDA):
Vindt de heer Aptroot het niet wat grotesk om als VVD'er de minister
van Verkeer en Waterstaat te herinneren aan uitspraken over de
kilometerheffing, terwijl hij hier staat met een mandaat van de kiezer
dankzij een verkiezingsprogramma waarin luid en duidelijk,
klip-en-klaar, zoals wij van de heer Verwaayen gewend waren, staat: de
VVD is voor de kilometerheffing?
De heer Aptroot (VVD):
Nee, ik vind dat niet grotesk als je er maar heel normaal over doet en
zegt: wij hebben het nader bestudeerd en zijn tot de conclusie gekomen
dat het standpunt van toen hartstikke verkeerd zou uitpakken. Ik heb
een beetje hetzelfde gevoel als mevrouw Roefs. Zij zegt dat de
minister dit project wel erg gemakkelijk naar de afgrond laat glijden,
laat mislukken. Zo zegt zij het. Wij hebben dat gevoel ook. De
minister was tegen en is waarschijnlijk tegen gebleven, maar hij kon
minister worden in het kabinet en moest dus die mooie portefeuille van
Verkeer en Waterstaat, waarmee hij asfalt kon aanleggen -- daar is hij
gelukkig wel voor -- met een vuiltje accepteren en dat vuiltje werkt
hij weg ondanks de coalitieafspraken. Ik vind dat wel heel knappe
politiek van hem.
De heer Koopmans (CDA):
Ik refereerde net even aan het verkiezingsprogramma van de VVD. Daar
loopt de heer Aptroot helemaal voor weg. Ik lees in het verslag van
het algemeen overleg over anders betalen voor mobiliteit van slechts
een paar maanden geleden -- ik citeer -- "desgevraagd merkt de heer De
Krom op dat hij het principe van eerlijk betalen voor mobiliteit
onderschrijft". Nu staat er weer een nieuwe VVD'er en die zegt: ik
moet er eigenlijk nooit meer iets van hebben, punt. Wat is nu precies
het standpunt?
De heer Aptroot (VVD):
Eerlijk betalen is altijd goed, maar dit systeem wordt niet eerlijk,
want het loopt volstrekt uit de hand. De inningskosten zijn enorm hoog
en het systeem wordt misbruikt om de automobilist en de
transportsector steeds verder af te knijpen. Wij moeten het dus gewoon
niet doen. U kunt mij geen plaats ter wereld noemen waar dit op deze
schaal wordt gedaan. Nederland is aan het experimenteren. Wij lopen
grote risico's; het is absoluut onverantwoord. Na de HSL en de
Betuweroute is het weer een project dat miljarden extra gaat kosten.
De VVD wil dat soort ellende zichzelf en burgers niet aandoen.
De heer Van der Staaij (SGP):
Geen vaste lasten voor de automobilist, maar betalen naar gebruik. Dat
is een eerlijker systeem, zegt ook de ANWB. Zegt u: laten we het maar
houden zoals het is?
De heer Aptroot (VVD):
Ik weet in ieder geval dat er onder de leden van de ANWB een enquête
is gehouden waaraan de Telegraaf heeft meegewerkt. Zij zijn massaal
tegen. Natuurlijk heeft de ANWB het recht om te stellen dat hij dit
een mooi systeem vindt. Sommige ondernemersorganisaties hoor ik ook
zeggen dat zij het eerlijk vinden, maar als ik de ondernemers spreek,
zeggen zij dat het alleen maar één doffe ellende wordt. Zij zien al
wat voor een ellende het met de Maut in Duitsland is.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn vraag was: zegt u dat het niet nodig is om anders te gaan betalen
voor mobiliteit om een eerlijker systeem te creëren en dat wij het
maar lekker moeten houden zoals het is?
De heer Aptroot (VVD):
Wij vinden de kilometerheffing geen verbetering, punt.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Van der Ham. Ik heb u net al het woord gegeven. Ik stel
echt voor dat de heer Aptroot zijn betoog vervolgt en afrondt.
De heer Aptroot (VVD):
Voorzitter. Als de eerste conclusie dat de minister dit eigenlijk
bewust laat gebeuren en daarmee de coalitiegenoten eigenlijk te grazen
heeft genomen, niet juist is, is de tweede conclusie dat de minister
gewoon een beetje dom is geweest. Hij krijgt namelijk pas na twee jaar
ministerschap in de gaten dat de invoering enorm ingewikkeld, extreem
duur en vol risico's is.
Dat zou best het geval kunnen zijn, want deze minister heeft al eerder
laten zien dat hij niet luistert naar ernstige kritiek en
waarschuwingen. Hij voerde ondanks kritiek en waarschuwingen de
vliegtaks in, en schafte die binnen een jaar weer af. Duizenden banen
zijn verdwenen. Schiphol en veel bedrijven zijn in de problemen
geraakt. Buitenlandse luchthavens hebben de klanten van Schiphol
overgenomen. Foutje van Eurlings, bedankt.
Voor vliegtaks en kilometerheffing geldt dat de minister een behendig
politicus is. Hij doet iets, hij draait het terug, hij houdt het
tegen, maar de Nederlandse burger is de klos. Die betaalt de
rekeningen. Duizenden banen zijn weg en miljarden euro's belastinggeld
worden weggegooid. Door met de invoering van de kilometerheffing door
te gaan, gaat hij door met geldvernietiging. Alleen al qua invoering
gaat dit systeem minimaal 3,5 mld. kosten. Ik wees al op alle ellende
van die kastjes. De automobilist betaalt overigens na twee jaar
minister Eurlings al per jaar 1 mld. meer aan belastingen en
accijnzen.
Ik kom tot mijn conclusie. Wij vinden dat de minister na twee jaar van
door hem veroorzaakte ellende de stekker uit de kilometerheffing moet
trekken. Maar dat doet hij niet. Hij gaat door en schuift het hele
probleem door naar een volgende minister. Dat is slap en
onverantwoord. De VVD wil dat deze minister, net als bij de vliegtaks,
zijn eigen fouten en geblunder inziet en meteen stopt met de
kilometerheffing. Beter ten halve gekeerd, net als bij de vliegtaks,
dan ten hele gedwaald. Minister Eurlings, stop met dit onzinnige
gedoe. U kunt zo niet doorgaan, geen dag langer en geen euro meer!
De heer Van der Ham (D66):
Een van de dingen die nu in gang worden gezet, is het afschaffen van
de bpm en de motorrijtuigenbelasting. Dat komt neer op een aantal
miljarden, ongeveer 7 mld. U bent tegen de kilometerheffing, maar naar
ik aanneem bent u wel voor die belastingverlagingen, want zo ken ik de
VVD ook. Hoe gaat u die 7 mld. dekken?
De heer Aptroot (VVD):
Nee, wij gaan niet alles zomaar afschaffen zonder dat er dekking voor
is. Wij hebben gezegd: laat het huidige systeem maar zo, want
uiteindelijk wordt het nu doffe ellende voor de automobilist. Wel
draaien wij de idiote verhogingen van dit kabinet in de afgelopen
periode terug, zoals de extra dieselaccijns om het hele vrachtverkeer
de nek om te draaien die het afgelopen jaar nog even is ingevoerd. Dat
kunt u zien in onze tegenbegroting.
De heer Van der Ham (D66):
Het is een interessante conclusie dat de VVD, toch de partij van de
auto, over de motorrijtuigenbelasting en de bpm zegt: laat het maar
gewoon lekker zo. Ongeveer de hele rest van de Kamer, inclusief mijn
partij, wil die afbouwen. Dan gaat men namelijk straks minder
belasting betalen voor zijn auto. De VVD haalt nu elke partij extreem
links in met enorme belastingen op de auto, terwijl alle andere
partijen pleiten voor een lagere belasting. Wat een interessante avond
is dit!
De heer Aptroot (VVD):
De heer Van der Ham probeert namens D66 een leuke show te maken. Wij
verlagen dat, zegt hij. Ja, hij wil wel van de bpm en de
motorrijtuigenbelasting af, maar dat bedrag komt in de
kilometerheffing terug, en los daarvan worden de benzine- en
dieselaccijnzen extra verhoogd. De automobilist is met dit kabinet al
een miljard per jaar duurder uit. We hoorden ook wat de heer Koopmans
zei: "ja, de accijnzen houden wij erbuiten". Of geen enkele stijging,
of de kiezer wordt belazerd. Dat wordt de kiezer dus door het CDA, net
als door D66. Deze partijen knijpen de automobilist steeds verder uit
en hangen er een ander etiketje aan. Een belasting afschaffen en een
andere invoeren, daarmee schiet niemand wat op.
De heer Koopmans (CDA):
De enige die schuift, is de VVD, want de VVD schuift de files naar de
volgende minister van Verkeer en Waterstaat. De heer Aptroot zei net:
deze kilometerheffing wil ik niet. Kan hij eens een paar ijkpunten
neerzetten, mede gezien het verkiezingsprogramma van de VVD, voor een
soort kilometerheffing die hij wel zou kunnen accepteren? Misschien
kan de minister daar dan rekening mee houden
De heer Aptroot (VVD):
Wat wij willen, is dat de files verdwijnen. Dat is de reden waarom wij
een heleboel flauwekuluitgaven schrappen, zoals 100 mln. extra voor de
publieke omroep en een paar miljard te veel voor
ontwikkelingssamenwerking, en dat wij daarmee belastingen verlagen. In
onze tegenbegroting stoppen wij een half miljard meer in wegennet en
spoor dan deze coalitie. Deze minister heeft 25 mln. per jaar extra
losgekregen. Een fooi. Wij doen er elk jaar een half miljard bovenop.
Echt, wat helpt tegen de files is niet: betaald in de file staan,
mijnheer Koopmans. Het enige wat helpt tegen de files is: eindelijk de
knelpunten weghalen. Datzelfde zegt u met woorden, maar u levert er
geen geld voor. Wij schrappen allerlei onzinnige uitgaven en maken een
half miljard per jaar extra vrij voor verbetering van wegen en spoor.
Dat helpt.
De heer Koopmans (CDA):
Dit is totaal geen antwoord op mijn vraag. Ik heb gevraagd welke
ijkpunten de heer Aptroot zou willen neerzetten, waarmee de minister
van Verkeer en Waterstaat in zijn antwoord rekening kan houden. De VVD
heeft de kiezers laten weten dat zij voor eerlijk betalen voor
mobiliteit is. Welke ijkpunten zet de VVD in dit debat neer, op grond
waarvan een kilometerheffingssysteem zou kunnen werken? Filosofeer
eens.
De heer Aptroot (VVD):
Ik hoef niet lang te filosoferen. Ik heb nul ijkpunten. Dit systeem
zal namelijk niet werken. Het wordt één doffe ellende. Het bestaat
nergens in de wereld. De heer Koopmans en minister Eurlings zijn
verantwoordelijk voor het volgende debacle na de hsl en de
Betuweroute, doordat zij ondanks alle waarschuwingen doorgaan. De
minister ziet nu opeens risico's. Deze had hij twee jaar geleden al
kunnen zien. De minister is verantwoordelijk voor het volgende
parlementaire onderzoek, dat zal gaan over het mislukken van de
kilometerheffing, over de miljarden aan belastinggeld die verspild
zijn en over het feit dat de automobilist veel meer betaalt en in de
file staat. De minister zou zich ervoor moeten schamen dat hij zijn
idee zo dom doordramt en dat hij niet een keer nadenkt.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. De ChristenUnie is niet blij met de vertraging van de
invoering van de kilometerbeprijzing. Voor het draagvlak is het van
het grootste belang dat we tempo blijven maken. In de tweede
voortgangsrapportage die door de minister naar de Kamer is gestuurd,
wordt gemeld dat er sprake is van een uitloop van de invoering van het
rekeningrijden voor vrachtwagens. 2011 gaan we niet halen. Nu was die
datum altijd al met enige onzekerheid omkleed, maar in de debatten tot
nu toe, inclusief de go-no-go-discussie, hebben we geconstateerd dat,
om de risico's te beheersen, de minister actief gaat sturen op die
risico's. Daarom kan voor de deterministische, zeg maar de ideale,
planning nog steeds uitgegaan worden van de invoering van de
kilometerbeprijzing voor vrachtwagens in 2011. De brief van de
minister is op dit punt nu dus niet helder. In de brief wordt
gesproken over een toegenomen risicoprofiel, over het manifesteren van
risico's en over het communiceren van de probabilistische planning.
Veel eerder besproken risico's liggen echter op schema, aldus de
tweede rapportage.
Er wordt gesproken over vijf maanden en drie maanden vertraging. Hoe
verhouden deze vertragingen zich tot elkaar? Moeten ze inderdaad
worden opgeteld of lopen ze deels parallel? In de vorige rapportage
werd gesproken over tien weken vertraging. Kennelijk is een veel
drastischer besluit genomen en bedraagt de vertraging nu al vijf
maanden. Waarom is deze grote vertraging niet actief aan de Kamer
gemeld?
De minister meldt dat hij wil gaan communiceren op basis van de
probabilistische planning. Maar dat klopt niet met de tabel op pagina
14 van de voortgangsrapportage. Volgens die tabel gaat de vertraging
volgens de probabilistische planning veel verder, namelijk tot twee
jaar en drie maanden, bij een kans van 85%. De acht maanden is daar
nog steeds gerelateerd aan de deterministische planning, zeg maar de
ideale lijn. Wat is de reactie van de minister daarop? Het feit dat
één risico zich heeft gemanifesteerd, namelijk het risico dat in de
vorige voortgangsrapportage al was gemeld en ook geëffectueerd is, die
vijf maanden, betekent mogelijk een vertraging voor 2011. Onduidelijk
blijft waarom dit een domino-effect voor het hele project moet zijn.
De acht maanden werken namelijk door tot aan de definitieve invoering.
Waar blijven de door de minister toegezegde maatregelen om actief te
sturen op het voorkomen of wegwerken van vertragingen? Zo verwordt
projectsturing tot een negatieve lijn, terwijl bij goed hanteren van
de projectsturingsmechanismen ook versnellingen tot de mogelijkheden
horen. Een voorbeeld van dat bijsturen heeft bijvoorbeeld betrekking
op de beschikbaarheid van voldoende inbouwstations. Dit wordt genoemd,
maar eerlijk gezegd wel wat summier. Zijn de maatregelen om straks
tijdelijk genoeg inbouwstations te hebben bijvoorbeeld wel voldoende?
Wat is dan het toegenomen risicoprofiel?
Ik heb nog veel meer vragen, maar die komen later, in een ander debat
wel aan de orde. Wel wil de ChristenUnie nog weten wat de gevolgen van
de vertraging zijn voor de ambities van Schoon en Zuinig, voor het
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit en de toenemende
filedruk. Hoe wil de minister deze gaten vullen? Vertraging van de
invoering zal namelijk extra invloed kunnen hebben op het realiseren
van bouwprojecten of misschien weer stil leggen. Ik lees hier niets
over.
De minister heeft de schijn tegen en ik verwijs maar kortheidshalve
naar het commentaar in Trouw: wel snelheid bij het aanleggen van
asfalt, maar vertraging bij de kilometerbeprijzing.
Ik rond af. Minister Eurlings is de minister van de schop in de grond.
Hij houdt ons zeer geregeld voor, ik zeg het even in zijn dialect,
"beste mansen, ik zit er bovenop". Dat waardeer ik in hem. Hier heeft
de minister het echter toch echt laten liggen. Dat het de minister
menens is, kan hij mijns inziens aantonen door bij opgetreden of
opkomende risico's telkens proactief stappen te zetten in de
beheersmaatregelen, door de Kamer daarover te informeren en door zo
snel mogelijk de volgende stap te zetten. De ChristenUnie vraagt de
minister om het wetsvoorstel inzake de kilometerprijs zo spoedig
mogelijk, maar uiterlijk een week voor aanvang van het zomerreces bij
de Kamer in te dienen om inhoud te geven aan die betekenisvolle,
onomkeerbare stappen.
Tot slot, misschien zou het gewoon goed zijn, nadat we deze discussie
vanavond helemaal gehoord hebben, als de minister deze brief
terugneemt en een nieuwe schrijft waarin hij ingaat op nieuwe kansen,
een goede planning en een betere onderbouwing van de risico's.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Ik heb twee vragen aan de heer Cramer. Zijn woorden lieten niets aan
duidelijkheid te wensen over. Mijn eerste vraag betreft Schoon en
Zuinig. Zou het niet goed zijn als de minister met een pakket
maatregelen komt om alsnog de doelstellingen te halen, ook als er
vertragingen bij het invoeren van de heffingen optreden? Mijn tweede
vraag is wat voor de ChristenUnie de onomkeerbare stappen zijn die nog
deze kabinetsperiode gezet moeten worden.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Mevrouw Van Gent maakte in haar inleiding al een opmerking over wat er
moet gebeuren met de CO2 doelen als er een gat valt. Ik deel haar
zorg. Ik ben dus benieuwd naar het antwoord van de minister. Ik ben
geneigd te zeggen dat mocht het zich manifesteren, de minister moet
laten zien wat voor oplossingen hij heeft. Volgens mij hebben wij dit
ook al gewisseld bij de begrotingsbehandeling. Mijn fractie heeft toen
ook de oproep volledig gesteund dat de minister actief moet komen met
inhoud voor Schoon en Zuinig en niet daarvoor moet weglopen omdat het
ingewikkeld is. Dat steun ik dus, mevrouw Van Gent. Ik denk dat ik een
heel belangrijke onomkeerbare stap al heb genoemd, namelijk het
indienen van dat wetsvoorstel. Dat is een van de belangrijkste. We
zijn ook bezig met een traject voor de fiscale regeling. Dat ligt op
zich ook op snelheid. Dit zijn heel belangrijke voorwaarden. De
minister geeft in zijn tweede voortgangsrapportage aan dat het verhaal
rondom de aanbesteding voor de eerste ronde voor de vrachtwagens op
schema ligt. Dat was bij de vorige rapportage nog een belangrijke
reden dat wij de discussie over de idealen en de
waarschijnlijkheidsplanning hebben gevoerd. Daar verbaas ik mij dus
hogelijk over. De minister spreekt over toegenomen risico's, maar ik
kan dat niet uit zijn verhaal halen en ook niet uit de onderliggende
stukken. Dat zijn wat mij betreft twee belangrijke zaken. Een is al
ingevuld, namelijk de fiscale kant. De andere, de wetgeving, is voor
ons een behoorlijk hard punt, vandaar mijn vraag aan de minister om
dat wetsvoorstel voor de zomervakantie in te dienen.
De heer Van der Ham (D66):
De minister gaat natuurlijk zo meteen toezeggen dat hij het
wetsvoorstel voor de zomervakantie naar de Kamer stuurt.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Nou, dat is dan mooi!
De heer Van der Ham (D66):
Dan is dat allemaal geregeld, maar wat hebben we er nu eigenlijk aan?
De ChristenUnie vindt toch ook dat het eigenlijk van belang is dat wij
in deze kabinetsperiode echt iets doen? Als we ervan uitgaan dat het
kabinet gewoon zijn tijd volmaakt, is dat tot 2011. De heer Cramer
zegt terecht dat er niet wordt aangegeven waarom er vertraging is.
Ikzelf en anderen hebben dit ook al geconstateerd. Wil de heer Cramer
niet zeggen, zeker nu in eerste termijn maar hopelijk straks ook in
tweede, dat het op 1 januari 2011 gewoon moet ingaan voor vrachtwagens
en dat de minister daarvoor alles voor uit de kast moet halen wat
nodig is? Misschien zijn er extra ambtenaren nodig of moeten er juist
extra ambtenaren uit, zodat het allemaal een beetje opschiet. Wil de
heer Cramer dat steunen?
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. De heer Van der Ham kent de ChristenUnie niet als een
partij die het onmogelijke vraagt van een minister. Daarom wil ik
eerst weten wat precies de oorzaak is van het toegenomen
risicoprofiel. Zolang dat niet helder is, heeft hij geen goed verhaal
voor het niet halen van de termijn van 2011. Dat ben ik met u eens. Ik
wil eerst dat verhaal horen. Daarvoor hebben wij hier een debat. Ik
betrek niet nu al een stelling over wat er moet gebeuren. De minister
heeft het recht om zich eerst te verdedigen. Het is duidelijk dat dit
kritisch ligt, want daar ben ik uitgesproken in geweest.
De heer Van der Ham (D66):
1 januari 2011 kan dus in eerste termijn in ieder geval de richting
zijn. Het is nog niet voldoende onderbouwd waarom die datum niet
gehaald kan worden. U hebt het gehad over het beeld van de minister
"dat de schop de grond in moet". Daar hebt u in de krant ook iets over
gezegd. Juist als coalitiepartner zou u deze minister een schop moeten
geven, namelijk onder zijn... Ik hoop dat u die schop wat harder
aanzet dan u tot nu toe heeft gedaan.
De voorzitter:
Dat komt overeen met uw eerste vraag. De heer Cramer afrondend.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter. De heer Van der Ham wil mij verleiden tot grote woorden.
Dat zal ik niet doen.
De voorzitter:
Ok.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik mag toch wel mijn zin afmaken, hoop ik. Ik ben verdulleme na twee
uur pas de laatste spreker. Nu wil ik ook even!
De voorzitter:
Oh.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Sorry, voorzitter. Ik treed in uw gezag, dat had ik niet moeten doen.
De voorzitter:
Nee, waarvan akte.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Wij moeten niet te gretig zijn.
De heer Van der Ham zegt dat ik de minister een schop moet geven. Ik
denk dat ik voor ChristenUnie-begrippen een buitengewoon outspoken
tekst had over wat er naar mijn mening niet goed is gegaan. Dat mag
men als een virtuele schop beschouwen. Mijn stelling is met nadruk dat
de minister een betere verklaring voor het risico moet geven en dat
hij dat tot nu toe niet heeft gedaan. Als de heer Van der Ham zegt dat
het 1 januari 2011 moet zijn, dan kent hij de stukken niet goed. In de
basisrapportage werd voor de deterministische planning al uitgegaan
van juli 2011. Als je het naar voren haalt, mijnheer Van der Ham, gaan
wij dezelfde weg op als met de hogesnelheidslijn. Dan vragen wij het
onredelijke. Als dat toch beloofd wordt, zitten wij nog drie
kabinetten lang met ministers die moeten uitleggen dat het een
ingewikkeld project is.
De voorzitter:
Op verzoek van de minister schors ik de vergadering tot 21.25 uur.
De vergadering wordt van 21.13 uur tot 21.25 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik deel aan de leden mee dat, mochten wij met de tweede termijn niet
voor 23.00 uur kunnen beginnen, die naar volgende week gaat.
Minister Eurlings:
: Voorzitter. Ik ben dankbaar dat ik zo snel na verzending de
gelegenheid krijg de voortgangsrapportage over de kilometerbeprijzing
aan u toe te lichten. Gezien alle prangende vragen in de media en
zeker ook hier in uw Kamer is dat voor iedereen een goede zaak.
Laten wij het hoofdthema van de inbreng van de verschillende
woordvoerders maar direct bij de kop vatten: de planning. Ik neem u
mee naar hetgeen het kabinet heeft gemeld bij zijn besluit om de
kilometerbeprijzing in te voeren. Het was de kabinetsbrief van 30
november 2007. In dit kabinetsbesluit, dat heette "Starten met de
kilometerprijs", staat letterlijk: "Het kabinet wil starten met
vrachtvervoer in 2011. Dit vereist dat het mogelijk is een versnelling
aan te brengen in de wetgevings- en aanbestedingstrajecten ten
opzichte van het kritieke pad dat uitkomt op 2012."
Deze uitspraak bevat twee elementen die relevant zijn voor de situatie
nu: het woord "versnelling" en de woorden "kritieke pad". Het
kabinetsbesluit gaf al anderhalf jaar geleden aan dat wij, om 2011 te
halen, nog een jaar sneller moesten zijn dan de snelste planning tot
dat moment. Daarom hebben wij de zogenaamde deterministische planning
ingevoerd: een planning die niet alleen uitging van nul risico, maar
ook verder ging parallelliseren, nog meer tegelijkertijd probeerde te
doen. Het is dus een planning waarin geen enkel risico is
verdisconteerd.
Ik heb destijds in het debat van 6 februari 2008 over dit
kabinetsbesluit al aangegeven dat ik in elke rapportage het voorbehoud
zal maken dat zorgvuldigheid boven snelheid gaat. Zodra er zich
risico's voordoen, zo heb ik toen gesteld, is het mogelijk dat er
zaken in de tijd gaan schuiven. Het was immers een kritiek pad. Ergo,
elk risico dat optreedt, hoe klein ook, betekent dat de datum
verschuift. Ik zeg dit zo, omdat aan de kwaliteit van het systeem wat
mij betreft niet wordt getornd.
Ik heb in de daaropvolgende rapportages -- de basisrapportage kwam in
de zomer van 2008 en voortgangsrapportage nummer een in het laatste
kwartaal van 2008 -- gerapporteerd over de ontwikkeling van die
versnelling ten opzichte van het kritieke pad, die ultieme poging het
nog sneller te doen dan de snelste marsroute tot dat moment. In de
basisrapportage vertaalt zich dit in een deterministische planning
waarbij de start implementatie vracht uitkomt op medio 2011. Daaraan
ziet u dat zelfs in het allersnelste versnellingsscenario er vanaf het
begin geen sprake van was dat wij voor de verkiezingen met de vracht
zouden beginnen. Er wordt dus niets over verkiezingen heen getild.
Destijds was sprake van een kans van 15% op de start vracht in
december 2011. Ergo, toen wij begonnen was er al 85% kans dat de
vracht op zijn vroegst pas in 2012 zou beginnen. Dat waren de feiten
vanaf de eerste dag.
In de basisrapportage van mei 2008 is dus al sprake van een erg kleine
kans. Dat is ook logisch. Om het droomscenario 2011 te halen moesten
wij een jaar versnellen ten opzichte van de snelste planning die Paul
Nouwen en zijn team hadden bedacht. Het eigen BOR van de Kamer
constateerde dat in het najaar van 2008 ook al: "Uit de
probabilistische planning blijkt dat de geplande startdatum nu al niet
meer haalbaar is. December 2012 lijkt een waarschijnlijker
startdatum." Dat schrijft het BOR van de Kamer zelf in zijn rapport
van eind vorig jaar.
In de eerste voortgangsrapportage van oktober 2008 komt de
deterministische planning, waarin alles meezit en wij het nog een jaar
sneller kunnen doen, nog steeds uit op medio 2011. De probabilistische
planning, waarin rekening wordt gehouden met risico's, is echter
verschoven: 15% kans op start met vrachtvervoer in augustus 2012, 85%
kans op start met vrachtvervoer later dan 2012. Dat geeft de situatie
van dat moment aan. Let wel, wij hebben het bij deze getallen steeds
over de introductie van een kilometerbeprijzing voor vrachtwagens. Als
het moment voor vrachtwagens iets verschuift, verschuift het moment
voor personenauto's ook iets. Dat hoeft niet precies een-op-een te
zijn, maar het schuift allemaal wat door.
Er is dus geen sprake van versnelling ten opzichte van het meest
kritische tijdpad. Dat was al eerder zo. Ik keer terug naar debatten
die wij eerder met elkaar gevoerd hebben. Ik ben altijd heel open
geweest over de planning. In het debat van 30 oktober 2008 heb ik het
volgende geconcludeerd: "De planning geeft aan dat 2011 niet wordt
gehaald. Dat is geen escaperoute; ik ben juist heel transparant wat
betreft de planning."
In de tweede voortgangsrapportage, waar wij het vandaag over hebben,
informeer ik de Kamer opnieuw over de vraag of het mogelijk lijkt de
beoogde versnelling ook daadwerkelijk aan te brengen in het al zo
kritische tijdpad. Ook de deterministische planning komt in deze
planning niet meer uit op 2011, maar op maart 2012. De
probabilistische planning kwam al nooit op 2011 uit. Ook als wij alles
op alles zetten en alles 100% meezit, kan het niet lukken om in 2011
kilometerbeprijzing in te voeren. Het is geen keuze, het is een
feitelijkheid. Dit is wat alle experts, ook de internationale, ook
mijn eigen auditdienst, mij vertellen.
Deloitte heeft zeer belangrijke conclusies getrokken. Ik heb de Kamer
daarover bericht in het algemeen overleg van 18 november 2008:
"Deloitte voegde een zeer belangrijke conclusie toe aan het beeld dat
bij de projectorganisatie bestond over de voorbereiding van de
aanbesteding. Deloitte constateerde namelijk dat niet aantoonbaar was
dat de afbakening van de vijf tijdkritische percelen de juiste was.
Door het ontbreken van integrale architectuur kan onvoldoende
geverifieerd worden of de gedefinieerde aanbestedingspercelen goed
zijn gekozen." Het was dit verzwarende punt van het project dat de
eerste doorslaggevende reden was om mij te adviseren extra tijd uit te
trekken voor verbetering en afronding van systeemeisen en ontwerp. De
audit van Deloitte kwam gereed op 11 augustus.
Gezien de verschuiving van het kritieke pad kan ik niet anders dan
constateren dat het droomscenario -- een versnelling van nog een jaar
ten opzichte van de meest kritische planning -- niet mogelijk is. Het
is niet gelukt. Ik zeg dit, wetend dat mijn projectteam, waarvan een
aantal leden hier aanwezig is, met hart en ziel hieraan werkt, zich
heel veel ontzegt en er vol voor gaat. Dat zeg ik met heel veel
respect. Gezien de voorgaande rapportages komt deze conclusie niet uit
de lucht vallen. Ik heb net geciteerd: ik ben consistent geweest en
heb hierover consequent en open gerapporteerd. Dit alles betekent niet
dat wij op onze lauweren gaan rusten, zeg ik over de hoofden van de
leden heen tegen de partijen in de markt, dat men het hore. Wij gaan
niet op onze lauweren rusten, mijn projectorganisatie stoomt door.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Dank voor dit antwoord. U haalt terecht een aantal
voortgangsrapportages aan die wij er natuurlijk ook op hebben
nageslagen. Toch wil ik daarbij een kanttekening plaatsen. Wij hebben
rondom de "go/no go"-besluiten gesproken over het voorkomen van kansen
in de waarschijnlijkheidsplanning. U bent daar duidelijk in geweest: u
hebt impliciet de opdracht aanvaard om zo goed mogelijk te werken
volgens de deterministische, de wenselijke planning. U wilt namelijk
actief sturen op die risico's om ervoor te zorgen dat die worden
beheerst. Wij wisten allemaal dat het een spannende aanname was,
kijkend naar andere grote projecten. Ik snap op zich wel dat u zegt
dat die risico's kunnen optreden, maar mijn vraag is welke acties u
onderneemt om ervoor te zorgen dat de risico's worden ingelopen, of
niet langer doortikken. De vijf maanden hebben wij al aan onze broek,
want die systeemarchitectuur moest gerepareerd worden, maar
uiteindelijk moet je ook kijken of je daarmee een versnelling voor de
rest van het traject kunt bereiken.
Minister Eurlings:
Wij zullen vanzelfsprekend alles op alles zetten om te voorkomen dat
onnodig tijd wordt verspild. Mijn projectteam verspilt geen dag. Als
je zo'n traject ingaat, laat je je terecht -- laten wij leren van het
verleden -- omringen met nationale en internationale adviseurs. Je
komt dan op een punt waarop zij zeggen: als u nu niet oppast, hebt u
later in het traject een heel groot probleem. Dan kun je drie dingen
doen. In de eerste plaats kan ik dit wegmoffelen en doen alsof de zon
schijnt, maar dan sta ik hier op de verkeerde plaats. In de tweede
plaats kan ik het gevaar wel melden, maar mij er niets van aantrekken,
en dan komt de klap later in het project. Er komt dan een
giga-vertraging, of wij moeten helemaal terug, of het systeem blijkt
niet te werken. In de derde plaats -- dat is mijn keuze tot de laatste
dag dat ik hier zit --: als ik om goede redenen te horen krijg dat ik
een aantal weken extra de tijd moet nemen omdat ik anders later nat
ga, dan neem ik die tijd. Wij hebben namelijk, dames en heren, een
keer de tijd om dit goed te doen, wij krijgen geen tweede kans. Als
het een faliekante mislukking wordt, is dit project voor lange tijd
van de baan. Ik heb uit het coalitieakkoord een opdracht gekregen, en
ik probeer zo goed en zo kwaad mogelijk een open, transparant en goed
leider van dit megaproject te zijn.
De heer Cramer (ChristenUnie):
De minister geeft aan dat hij wel gek zal zijn om het advies van zijn
adviseurs in de wind te slaan. Maar bij de eerste discussie bleek,
zoals de minister zelf aangaf, dat de deterministische planning er
naast zat, wat een bepaald risico inhield. Bij de tweede discussie was
dat risico al iets toegenomen. Toch heeft de minister er op dat moment
voor gekozen om te blijven sturen en werken volgens de
deterministische planning, de ideale lijn.
Nu kiest hij ervoor om de waarschijnlijkheidsplanning te hanteren en
er niet meer op een andere manier over te rapporteren omdat hij de
tijd die adviseurs hem geven, wil nemen. Maar de minister beantwoordt
daarmee niet mijn vraag hoe hij door proactief maatregelen te treffen
daarop gaat sturen en dat de Kamer laat weten.
Minister Eurlings:
Ik heb vanaf het begin af aan gesteld dat de kans dat ik die
supermooiweerplanning haal veel kleiner is dan de kans dat het niet
lukt. Ik heb in oktober al gezegd dat wij 2011 niet halen als je naar
de planning kijkt. Ik heb zojuist een citaat genoemd. Wij overwegen om
op basis van een aantal adviezen bij de volgende voortgangsrapportage
echt over te gaan naar die kansbenadering. Ik kom zo terug op de
argumenten daarvoor, maar ik zal eerst zeggen welk gevaar er dreigt.
Als je nu constateert dat wij die versnelling van een jaar niet kunnen
halen, is het reële risico dat als je een projectorganisatie blijft
sturen op een onrealistisch positieve planning, men alles op alles
gaat zetten om die planning te halen. Dan gaat men in het project
allemaal dingen tegelijk doen en in elkaar schuiven, terwijl adviseurs
zeggen dat wij dat niet moeten doen omdat het een risico is. Dan neemt
het risico op de lange termijn gigantisch toe.
Dat zag je ook gebeuren op een zeker moment in het traject. De lijn
van de deterministische planning werd tussen de basisrapportage en de
eerste voortgangsrapportage gehouden. Als alles meezat en wij konden
versnellen, bleef het juli 2011. De waarschijnlijkheidsplanning
echter, die veel meer rekening houdt met reële risico's, schoot van
december 2011 naar augustus 2012. Zo kun je dus heel suboptimaal bezig
zijn: keeping the dream alive. Dat is werken tegen beter weten in en
dat kan je aan het eind van de rit heel veel kosten. Daarom ligt de
vraag voor of wij niet veel beter kunnen uitgaan van het echte
kansenuitgangspunt. Ik kom straks op de verdere argumentatie terug.
Iedere kans op versnelling zullen wij pakken. Wij hebben het
bijvoorbeeld vaak gehad over het garantiespoor en het hoofdspoor. Als
die markt snel tot stand komt, hoeven wij niet lang hoofd- en
garantiespoor naast elkaar te laten bestaan. Dat kan heel veel
risico's wegnemen. Ik heb best goede hoop dat dit mogelijk is. Ik heb
met de CEO's van bedrijven om de tafel gezeten en zij willen echt.
Natuurlijk hoop ik daarop en zijn wij daarop gebrand.
De voorzitter:
Is dat een voldoende antwoord, mijnheer Cramer? Dit is trouwens geen
uitnodiging.
Minister Eurlings:
Mag ik nog een zin toevoegen? Ook bij een planning die rekening houdt
met risico's -- mochten wij daartoe overgaan -- zie je direct het
effect van je handelen. Je ziet direct de beloning als je een
versnelling kunt doorvoeren en direct de negatieve kant als je verder
vertraagt. Die planning heeft meer echtheidswaarde dan een
mooiweerscenario dat niet meer realistisch is. Als wij daartoe
overgaan, houd je de druk van de planning, maar is het wel een
planning waaraan wij meer geloof kunnen hechten, die realistischer is
en suboptimalisatie voorkomt.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Een planning heeft onzekerheden; daarover zijn wij het zonder meer
eens. Maar wat gebeurt hier nu eigenlijk? Zijn de onzekerheden
onzekerder geworden? Adviseren uw adviseurs dat u rekening moet houden
met onzekerheden of hebben de onzekerheden zich gemanifesteerd en zijn
ze reëel geworden? Dan is het gewoon een verschuiving in de tijdsbalk.
Ik vind dat u de Kamer helderder in dit systeem moet meenemen, want
dat is nu niet gebeurd.
Minister Eurlings:
Ik kom daar straks heel gedetailleerd op terug.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Zoals gewoonlijk weet de minister het mooi te brengen. Hij zegt dat
hij keihard bezig is en helaas kan hij het droomscenario niet halen.
Dat is allemaal verschrikkelijk. Het gaat mij erom dat wij niet in een
soort nachtmerriescenario terechtkomen waarin keer op keer sprake van
uitstel is. Wij krijgen een brief van de minister en hij laat een
persbericht uitgaan. Niet alleen de GroenLinks-fractie maar ook andere
fracties zijn zich hiervan kapot geschrokken en vragen zich af wat er
aan de hand is en wat dit voor vertragingstactiek is.
Wat zijn nu precies die risicoprofielen die zijn toegenomen, zoals in
de brief staat, en welke risico's hebben zich nu heel precies extra
gemanifesteerd? Gaat de minister er nog steeds van uit, en daar reken
ik wel op, dat in deze kabinetsperiode onomkeerbare stappen worden
gezet om de kilometerheffing te gaan invoeren?
Minister Eurlings:
Op die laatste vraag is mijn antwoord kort en krachtig ja. Ik zal dat
straks ook nader toelichten. Op uw eerste vraag kom ik straks nog heel
gedetailleerd terug.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat kan de minister wel zeggen, maar wij krijgen hier een soort
peptalk als inleiding dat het allemaal eigenlijk geweldig gaat en dat
er al eerder tegenvallers zijn gemeld en dat die zich nog erger hebben
gemanifesteerd. Ik moet zeggen dat ik daar nu een beetje klaar mee
ben. Ik wil gewoon een helder antwoord. Waarom heeft de minister dat
niet in die brief geschreven? Ik wil gewoon de feiten horen van de
minister.
Minister Eurlings:
Die krijgt u zo meteen te horen. U kunt politiek bedrijven; ik sta
hier gewoon als een projectleider. Ik neem die taak heel serieus.
Vanaf het begin heb ik aangegeven wat de risico's zijn. Ik heb zojuist
citaat na citaat genoemd, ook van het BOR, het eigen onderzoeksbureau
van de Tweede Kamer. Ik zou u verrassen met vertraging na vertraging
als ik de risico's zou ontkennen. Ik ontken ze niet, ik leg ze open op
tafel. Ik ga ze straks gedetailleerd met u doornemen.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Maar deze mijnheer die in vak-K staat, is natuurlijk geen
projectmanager maar dat is de minister van Verkeer en Waterstaat en
natuurlijk bedrijft hij ook politiek. Kom op zeg! Waar zijn wij nou
mee bezig?
Minister Eurlings:
Ik ben eindverantwoordelijke voor dit project. Ik ga dit project
leiden op basis van feiten en niet op basis van politieke maar
onrealistische wensen.
De heer Koopmans (CDA):
Als ik de bijdrage van de minister mag samenvatten dan zegt hij: ik
kies voor zorgvuldigheid, ik heb het u eerder gezegd en ik heb de
Kamer eerder gewaarschuwd. Baalt de minister er dan zelf niet van dat
eigenlijk door de wijze waarop het ministerie het bericht naar buiten
heeft gebracht, er een soort beeld is ontstaan dat het hele
kilometerheffingproject jarenlang vertraging heeft opgelopen en dat
daardoor het draagvlak risico loopt?
Minister Eurlings:
Ja, ik keek wel op van het grote nieuws dat het creëerde, omdat ik al
in oktober in alle openheid heb gezegd: als ik naar de feiten kijk
wordt het in 2011 niet ingevoerd. Ik heb zojuist de letterlijke quote
gegeven. Ik heb daarbij gezegd dat het geen escapepolitiek is, maar
dat ik er heel open over ben geweest. Ik heb er nooit een geheim van
gemaakt dat de kans dat het eind 2011 gebeurt veel kleiner was dan de
kans dat het niet lukt en dat het later wordt. Dus ik keek wel op van
die grote ophef. Ik verspil geen dag. Ik kies dus niet bewust voor
uitstel, maar het is wel een complex project. Ik sla terechte
waarschuwingen van goede experts niet in de wind.
De heer Koopmans (CDA):
Betekent dit ook dat de minister erkent dat de communicatie op dat
gebied gewoon zorgvuldiger moet? Ook de CDA-fractie wil niet dat door
beelden die kunnen ontstaan, anderen kunnen gaan roepen dat de
kilometerheffing een problematisch dossier wordt. Dat mag wat ons
betreft niet gebeuren.
Minister Eurlings:
Dat ben ik met u eens, maar tegelijkertijd constateer ik wel dat de
communicatie tweeledig was. De ANWB heeft haar volle begrip
uitgesproken voor deze voortgangsrapportage en heeft die verstandig
genoemd. TLN, EVO en KNV hebben zich terecht geschaard achter de lijn
zoals die in de voortgangsrapportage stond. Dat krijgt dan misschien
wat minder pers, maar ook dat was een deel van de communicatie. Ik zeg
dat er in die zin sprake is van een zeer constante lijn ten opzichte
van de eerdere rapportage. Ik ben blij dat ik zo snel de kans krijg om
dat hier uit te spreken. Het antwoord op de vraag van mevrouw Van Gent
of er onomkeerbare stappen worden gezet is dus: ja, punt.
De heer Van der Ham (D66):
Wij gaan straks horen wat nu precies de reden is van die vertraging. U
zegt dat u projectleider bent. Mevrouw Van Gent zei terecht dat u
natuurlijk ook politicus bent. U kijkt ook om u heen. Wij hebben veel
debatten gehad over die 5%. U weet ook dat als een project zijn finale
stadium bereikt, er altijd afvallers zijn. Ik kan u garanderen dat er
in 2011 of 2012 partijen zijn die eerst een akkoord aan u hebben
gegeven maar uiteindelijk toch uit de boot gaan vallen. Mijn vraag is
aan u, niet als projectleider maar als politicus, hoe u dat gaat
wegen. Zal u zich daardoor uit het veld laten slaan? Maakt u zich daar
zo gevoelig voor dat het draagvlak zo breed moet blijven als het nu
is? Of heeft u ook de politieke opdracht om het naar het einde toe te
brengen, ongeacht het feit dat er allerlei kikkers uit de kruiwagen
gaan springen?
Minister Eurlings:
U kunt van mij zeggen of denken wat u wilt, maar niet dat ik geen lef
heb. Ik ben niet bang. Ruud Lubbers zei ooit dat politiek niets is
voor bange mensen en daarin heeft hij gelijk. Ik ben niet bang. Als ik
zeg dat ik een coalitieakkoord uitvoer, doe ik dat, zonder hidden
agenda. Ik doe dat echter wel serieus. Eerder heb ik gezegd dat je in
de politiek als bestuurder, als minister, altijd in een spagaat
terechtkomt. Enerzijds run je een project en ben je dus
eindverantwoordelijke voor zo'n groot en complex project. Anderzijds
is er de politieke wenselijkheid die soms niet helemaal realistisch
is, maar die in het politieke domein terecht of onterecht een grote
rol speelt. Als je daartussenin gaat zwabberen, gaat het mis. Dan ga
ik namelijk dingen tegen de Kamer zeggen waarvan adviseurs en ik weten
dat die niet kunnen. Ondanks dat, ga ik die dingen dan toch voor
waarheid verkopen. Dan komt u van een koude kermis thuis en zult u
later terecht zeggen dat ik er een potje van gemaakt heb, dat ik de
risico's veronachtzaamd heb en dat ik het project daardoor in de
gevarenzone heb gebracht.
Het grootste gevaar voor dit project is naar mijn idee dat wij fouten
maken en dat die ene kans die er is om een eerlijk en goed systeem te
creëren, wordt verknald. De beste garantie voor het niet verknallen
van dit project, is openstaan voor kritiek en voor signalen van
experts en er je voordeel mee doen. Wij verspelen geen dag. Als mij
wordt gevraagd, wat extra tijd te nemen met de intentie om problemen
te voorkomen, vind ik niet dat er sprake is van tijd verspelen maar
van tijd investeren om ervoor te zorgen dat het goed gaat.
De heer Aptroot (VVD):
Ik heb al eerder meegemaakt dat de minister met bewijslast in de vorm
van rapporten enz. kwam, namelijk in een algemeen overleg. Hij citeert
wel uit een rapport van de Kamer. Wij willen gewoon weten wat de
feiten zijn. Ik wil weten wat de risico's en de adviezen zijn. De
mededeling van de minister dat hij de CEO's van bedrijven heeft
gesproken en dat die het zien zitten, begrijp ik. Ja natuurlijk,
mijnheer de minister. Die zijn met u in gesprek om voor miljarden
orders binnen te halen. Natuurlijk zien zij het zitten. Zij zagen het
ook zitten toen de HSL en de Betuweroute aan de orde waren. Wij willen
echter dat u echt met de feiten komt. Wij willen gewoon
risicoberekeningen en dergelijke zien.
Minister Eurlings:
Ik doe niet anders.
De heer Aptroot (VVD):
Nee. In de rapportage die wij hebben gekregen, staan wat meningen.
Daar staat geen echt feit in. Wij willen nu gewoon de feiten horen.
Dit komt namelijk niet vertrouwenwekkend over, integendeel.
Minister Eurlings:
Laat de heer Aptroot beginnen met het lezen van de tweede
Voortgangsrapportage. Als je het hebt over feiten en
risico-inschattingen, geef ik een paar feiten: een deterministische
planning, dus een goedweerplanning waarin alles mooi is en er niets
gebeurt wat vervelend is, is voor de vracht maart 2012. Neem je de
risico's mee, dan hebben wij 15% kans om te starten in maart 2013 en
is er 85% kans -- dat is dus bijna 100% -- om in mei 2014 te starten.
Dit zijn gewoon de feiten. Die planningen zijn ook gestaafd. Die zijn
extern getoetst. Het zijn reële inschattingen. Over feiten gesproken,
ik kan het niet beter brengen dan op deze manier.
De heer Aptroot (VVD):
Dit zijn conclusies die worden getrokken. Wij willen dat extern
staven. Die onderbouwing willen wij gewoon zien. Wij hebben er al geen
vertrouwen in en gezien de eerdere uitspraak van mevrouw Roefs
concludeer ik dat zij dat helemaal niet heeft. Laat de feiten maar
voor zich spreken. Stuurt u gewoon die rapporten naar de Kamer,
morgenochtend.
Minister Eurlings:
Bij u is het probleem niet zozeer het ontbreken van vertrouwen.
Excuses, maar het probleem is dat u opeens mordicus tegen bent. Ik ga
u toch niet overtuigen, al zal ik mijn best blijven doen. Bij de heer
Hofstra lukte dat twee weken geleden in de Eerste Kamer beter dan bij
u nu, maar dat maakt niet uit. U hebt het volste recht om van positie
te veranderen. Ik zal zelf kijken wanneer ik u een valide planning kan
laten toekomen. Dan moet die planning er wel definitief liggen, ook
ter onafhankelijke toetsing. Als dat zo is, is dat geen enkel punt.
De heer Aptroot (VVD):
Maar u zegt dat die er is, dus dan kan dat stuk morgenochtend naar de
Kamer komen. Nu moet u niet naar de ambtenaar kijken of dat er al is.
Minister Eurlings:
Dat is weer een leuke poging. U kunt weer ontevreden van de
interruptiemicrofoon af gaan. Zodra ik dat kan sturen, zal ik dat
doen. Rekent u er maar op dat datgene wat ik hier noem, echt ... Ja,
dapper!
Mevrouw Roefs (PvdA):
Ik heb het gehad over versnellingsmogelijkheden. Ik hoorde de minister
net zeggen dat het verschil tussen vrachtauto's en personenauto's al
kleiner is geworden. Ik zou daarop graag een nadere toelichting
hebben. Waar hangt dat precies van af? En ik hoorde de minister nog
een andere versnellingsmogelijkheid noemen. Die had ik eerst ook op
mijn lijstje staan. Hij zei dat het hoofdspoor eerder in zou kunnen
treden.
Het volgende citaat heb ik juist anders geïnterpreteerd: "Daarna heeft
de Tenderboard geadviseerd om de afstemming tussen het hoofdspoor en
garantiespoor voor de registratieapparatuur niet van meet af aan, maar
later te laten plaatsvinden." Ik dacht dat ik daaruit moest afleiden
dat het hoofdspoor later ingaat. Dit is in tegenspraak met wat de
minister net zei: daar is juist winst te behalen.
Minister Eurlings:
Wij moeten niet twee dingen door elkaar halen. Ik zou graag toekomen
aan die vierenhalve maand en die drie maanden. Er is een verschil
tussen enerzijds de wijze waarop je het hoofdspoor en het
garantiespoor zorgvuldig opstart en anderzijds hoelang je met die twee
sporen moet doorgaan. Hoe snel kun je zeggen: ik kap met die twee
sporen en ga me vol op één spoor -- hopelijk het hoofdspoor --
richten? In de aanzet duurt het iets langer vanwege de opmerking van
Tenderboard. Dit betekent niet dat als je een van de twee lifelines
kunt afkappen, je niet heel veel versnelling kunt behalen. Laten we
ons echter niet rijk rekenen. In het licht van de vraag naar
versnellingsideeën kan dit echter iets betekenen voor de
personenauto's.
De voorzitter:
Ik geef de heer Van der Staaij en de heer Roemer nog het woord. De
minister heeft een paar keer verwezen naar het antwoord dat hij nog
gaat geven op de gestelde vragen. Ik krijg de indruk dat de Kamer daar
nu al vragen over stelt.
De heer Van der Staaij (SGP):
De minister zei net dat hij ongelukkig is met het beeld dat alles op
de lange baan wordt geschoven. Op dit ingewikkelde dossier komen
echter regelmatig mythes en fabeltjes in de beeldvorming terecht. Moet
de minister daar niet alerter op zijn en er tegenwicht aan bieden?
Minister Eurlings:
Zeer zeker. De vraag van de heer Van der Staaij naar een
communicatiestrategie is zeer terecht. Mensen zijn in Nederland wijs
genoeg om zelf te bepalen: vind ik dit een goed systeem of niet?
Mensen zullen zich op een gegeven moment ook gaan afvragen: wat
betekent het voor mezelf? Het is belangrijk dat mensen gaan zien wat
hun situatie met gezin en auto is als alles blijft zoals het is, en
wat die wordt als over wordt gegaan naar het nieuwe systeem. Daarvoor
hebben wij wel de wetgeving nodig en moeten wij weten of wij eraan toe
zijn. De Kamer kan er zeker van zijn dat wanneer de vragen daarover
zijn verhelderd, niet alleen ik maar alle vertegenwoordigers van de
organisaties die communicatieslag zullen maken. Zij zullen aan hun
achterbannen laten zien wat het uitmaakt. Ik zie zeer uit naar dat
moment, want onbekend maakt onbemind. Het zorgt ervoor dat mensen nu
gemakkelijk bang worden gemaakt. Je moet het kunnen vertalen naar
concrete situaties: wat betekent het voor mevrouw A of meneer B die
zoveel rijdt met die auto, nu en straks? Veel mensen zullen zich dan
achter de oren krabben en zeggen: het nieuwe systeem is niet alleen
eerlijker, mij komt het ook goed uit.
De heer Roemer (SP):
De minister zorgt natuurlijk zelf voor dat communicatieprobleem. In de
voortgangsrapportage -- twee andere woordvoerders hebben dat al in
andere bewoordingen gezegd -- staan conclusies op basis waarvan de
minister tot zijn keuze is gekomen. Op basis daarvan kan de Kamer niet
lezen hoe die conclusies zijn gestaafd. De minister is dus zelf
verantwoordelijk voor de beeldvorming. Ik geef hem groot gelijk: als
je grote risico's loopt, moet je je achter de oren krabben en afvragen
of je het anders moet doen. Wat mij betreft, had hij echter nog een
stapje verder moeten gaan. Hij schrijft zelf in de
voortgangsrapportage dat het een project blijft met ongelooflijk grote
risico's, van begin tot einde. In dat licht moeten wij ons afvragen of
wij nog moeten doorgaan met het project. Anders blijven wij de wereld
in helpen dat wij bezig zijn met een project waarop de minister
onvoldoende grip krijgt. Daarvan hebben wij in het verleden te veel
voorbeelden gezien.
Minister Eurlings:
Het komt de heer Roemer toe dat hij die vraag met "nee" beantwoordt.
Het stond ook in het verkiezingsprogramma: de SP was tegen, is tegen
en zal waarschijnlijk tegen blijven. De coalitie heeft die vraag
echter met "ja" beantwoord. Via het coalitieakkoord is dat
neergeslagen in het besluit van november 2007. Wat mij te doen staat,
is het project goed managen -- zorgvuldigheid boven haastige spoed die
later tot problemen leidt -- open zijn over risico's en niets onder
tafel moffelen.
Wat de communicatie betreft: het is ook een kwestie van elkaar goed
horen en goed willen horen. Ik hoop dat ik dadelijk echt op de details
kan ingaan. Ik constateer dat TLN, EVO, KNV en de ANWB op een totaal
andere manier hebben gereageerd op de voortgangsrapportage dan sommige
woordvoerders. Het is aan ieder om te reageren zoals hij wil, maar
iedereen is natuurlijk ook een klein stukje medeverantwoordelijk voor
het beeld dat naar buiten ontstaat.
De heer Roemer (SP):
U loopt natuurlijk in voorop, minister. U komt met de
voortgangsrapportage, u beschikt over de feiten, u weet waar u
tegenaan loopt en u weet wat de risico's zijn. Wij zijn volgend en
moeten dat aanhoren. U komt met conclusies, maar u schrijft niet waar
die op gestoeld zijn. U kunt wel zeggen dat het in het
verkiezingsprogramma staat, maar daar stond de vliegtaks ook in.
Blijkbaar had u allerlei redenen om die toch niet te handhaven. Die
redenen hebt u bij dit project weer. U loopt tegen onoverkomelijke
risico's en problemen aan. Wees daar dan helder in en laten wij gelijk
overwegen of dit wel zo haalbaar is als een deel van de coalitie graag
wil. Volgens mij hoort u daar niet helemaal bij.
Minister Eurlings:
Uw antwoord op die vraag is dat het niet haalbaar is. Dat was het en
dat zal het blijven. Ik heb de coalitiewoordvoerders gehoord en die
hebben vandaag geconstateerd dat het wel haalbaar is. Zo zijn gewoon
de feiten. Er is een verschil van mening -- ik kijk daar wat anders
tegenaan -- over de vraag of de voortgangsrapportage helder is of
niet. Ik vind dat die zeer helder is. U kunt zeggen dat deze wat
negatief valt omdat een en ander wat tegenvalt. Ik ben gewoon eerlijk.
Ik zeg gewoon waar het op staat, ook als die boodschap politiek wat
minder goed uitkomt. Het zou toch heel gek worden als ik van alles
onder de tafel moet gaan moffelen om een feelgoodshow en een
feelgoodbeeld naar buiten te brengen. Dan hebt u terecht achteraf een
probleem met mij, want dan blijk ik de kluit te belazeren. Dat doe ik
niet en dat zal ik niet doen. Tot de laatste dag dat ik hier sta, gooi
ik alles hier op deze tafel en ben ik heel open over de risico's die
er zijn.
De heer Koopmans zei dat wij eigenlijk weer terug zijn bij de planning
van het platform-Nouwen. Daar heeft hij gelijk in. Ook de ANWB, EVO,
KNV en TLN constateren dat wij terug zijn bij die oorspronkelijke
inschatting van het platform-Nouwen. Het platform zei in december 2005
dat er 7,5 tot 11 jaar na het besluit van 2005 nodig zou zijn om
Anders Betalen voor Mobiliteit in te voeren. In zo'n proces zitten
heel veel onzekerheden die stap voor stap zichtbaar worden. Soms zit
het mee en soms, misschien wel vaker dan soms, zit het tegen. Dat
krijg je met dit soort zeer vernieuwende projecten.
Misschien even een kleine zijweg voor ik op de risico's zelf kom. Ik
ga in op het karakter van het project zelf. Wat wij hier aan het doen
zijn -- dat erken ik ruiterlijk, want weten en beseffen maken dat je
alerter bent -- kent qua complexiteit en omvang tot nu toe in de
wereld zijn gelijke niet. Mevrouw Van Gent zei: de minister is
politiek, het komt hem goed uit om dit te zeggen. Ik zei dat echter
niet. Het was iemand die zeer centraal in de hele opzet van het Duitse
Maut-project heeft gestaan. Hij zei: wij hebben veel gedaan en wij
hebben een moeilijke tijd gehad, maar wat jullie doen is nog veel
complexer.
Mevrouw Van Gent zei dat het Duitse systeem in twee jaar allemaal spic
en span was. Wat zijn de feiten? Het Duitse systeem is helemaal niet
in twee jaar ingevoerd. Het heeft flinke vertraging opgelopen tijdens
het project. Ik noem wat data. In december 1999 vonden de
besluitvorming, de wetgeving en de start van het technisch
implementatieplan plaats. Begin 2005 zijn vijf bedrijven geselecteerd
om een gedetailleerd voorstel in te dienen. In september 2002 werd een
contract met één consortium getekend. Augustus 2003 was vervolgens de
beoogde start. Er bleken grote problemen bij de implementatie te zijn.
Wanneer was nu de uiteindelijke start? Dat was in januari 2005. Dat
zijn de feiten: december 1999 tot januari 2005. Dat zijn geen twee
jaar, maar heel wat meer.
Ik zeg hierbij dat het Duitse systeem in essentie veel eenvoudiger is.
Het geldt alleen op hoofdwegen en er is geen tijd- en
plaatsdifferentiatie. Je kunt dan niet met spitstarieven aan de slag,
zoals de heer Koopmans al zei. Het Duitse systeem biedt ook geen
kansen aan milieu.
Er is ook maar een service provider Daardoor is de markt die wij
allemaal graag zien ontstaan, in dezen volstrekt niet aan de orde. Ik
zeg dit niet om mijn straatje schoon te vegen, maar wel opdat wij
realistisch zien hoe complex dit proces is. Willen wij het tot een
goed einde brengen, dan moeten wij het ook realistisch zien. Als wij
elkaar voor de gek houden en met elkaar lekker optimistisch doen in
deze zaal, gaat het buiten deze zaal heel snel mis.
Hoe is het nu gegaan? Over twee genomen beheersmaatregelen -- de
zogenaamde acht maanden -- hebben velen van u het al gehad. Wat de
eerste vierenhalve maand is gebeurd -- het waren er geen vijf -- is
niet nieuw. Ik pak even de eerste vierenhalf en daarna kom ik op de
volgende drie. Ik heb eerder gemeld dat wij extra tijd nodig hadden.
Ik heb op 5 september 2008 gemeld, meer dan een haljaar geleden, zeven
maanden geleden om precies te zijn, dat ik na de vakantie, ik dacht op
18 augustus vorig jaar, heb besloten om tien weken extra de tijd te
nemen. Die tien weken heb ik op advies van Deloitte genomen om de
percelen in de aanbesteding van het garantiespoor beter te beschrijven
en nauwkeuriger af te bakenen. Ik heb daarna in het debat gezegd --
dit is dus oud nieuws -- dat ik daar bewust voor had gekozen om
problemen te voorkomen. Als ik zo'n advies krijg, kies ik bewust voor
extra zorgvuldigheid; ik krijg die adviezen niet voor niets. Het heeft
even geduurd voor wij weer in debat kwamen. Dit is geen euvelduiding.
De termijn van tien weken eindigde op 15 oktober jl.. Wij hebben
vervolgens op 31 oktober jl. een AO gehad. Op 18 november jl. hadden
wij weer een AO. Op 26 november jl. heeft plenair een VAO
plaatsgevonden en op 6 december jl. de stemming. Ik heb op 6 november
jl. gezegd dat ik tot de stemming zou wachten alvorens verder te gaan
met de aanbesteding. Het is goed gebruik om zo met de Kamer om te
gaan. Ik heb gezegd dat ik ook in uw bankjes had gezeten en dat ik zou
wachten tot het moment dat de Kamer zich wederom had kunnen
uitspreken. Ik heb er bewust voor gekozen om op de stemming te
wachten, terwijl de Kamer vlak voor het zomerreces al haar goedkeuring
had gegeven. Er waren echter vragen en daarom heb ik besloten om
opnieuw te wachten en de Kamer opnieuw de kans te geven om erover te
stemmen. Zo is er tussen 5 september en 18 december, toen wij de
certificering en aanbesteding van vierenhalve maand definitief hebben
gestart, tijd verstreken. Een groot deel van die tijd hebben wij op
elkaar gewacht om de discussie goed met elkaar te kunnen voeren. Dat
is in mijn ogen geen weggegooide tijd, maar dat is mijn mening. Tot
zover die vierenhalve maand. Dit is oud nieuws, want dit hebben wij
uit en te na met elkaar besproken. U is net voor het kerstreces ook
meegedeeld dat de aanbesteding et cetera was gestart. Dit is dus
allemaal niets nieuws. Wat kwam er nu bij? Dat is het grote nieuws van
deze tweede voortgangsrapportage. Ik breng het even terug tot de echte
proporties, maar laat ik eerst nog zeggen wat er is gebeurd voordat
wij op de tweede voortgangsrapportage kwamen. Ik ben even in mijn
stukken aan het kijken. Ik houd de spanning erin. Nee, ik pak die nu
toch aan. Laat ik het meteen doen. Het is voor mij ook een beetje
laat.
Nu komt het echte nieuws. Op advies van Tenderboard hebben wij voor
het najaar drie maanden extra ruimte ingeboekt -- ik kijk vooruit; ik
had het ook nog even kunnen laten zitten -- voor een betere afstemming
tussen de trajecten van aanbesteding en certificatie oftewel, in onze
taal, voor een betere afstemming tussen het garantiespoor en het
hoofdspoor. Waar zit dat nu in? Ik probeer het in mijn woorden te
zeggen. Tenderboard heeft gezegd: wij gaan die twee sporen doen. Daar
hebben wij het vaak over gehad. Voor het hoofdspoor geldt
marktvrijheid, voor het garantiespoor een terugvaloptie. Nu heeft
Tenderboard geconstateerd dat het eigenlijk niet kan dat je bedrijven
die vaak op de twee sporen inschrijven, tegelijkertijd dat kastje in
dialoog met elkaar laat ontwikkelen voor het garantiespoor en het
hoofdspoor. Ik zeg dit in mijn woorden en gebruik dus geen juridische
termen. Dan kom je op twee misschien totaal verschillende concepten.
Een bedrijf dat aan twee dingen meedoet, ontwikkelt twee verschillende
instrumenten op het garantie- en het hoofdspoor. Tenderboard zegt dat
je dat zogezegd niet kunt maken en dat de specificaties gewoon bij de
aanbesteding moeten worden ontwikkeld en dat daarop moet worden
gewacht met het hoofdspoor, zodat men weet waar men aan toe is en men
kan doorpakken. Dat zegt Tenderboard. Dit kost drie maanden bij de
start.
Dat heeft zich niet voorgedaan. Er is nu geen vertraging.
Het is echter wel iets wat wij serieus nemen. Daarom boeken wij aan
het eind van dit jaar drie maanden extra in. Zodra ik dit wist, heb ik
neergeschreven dat wij zorgvuldigheidshalve, om goed om te gaan met de
marktpartijen, die extra ruimte gaan nemen. Totale openheid,
vooruitkijken, niets onder de tafel en onder het vloerkleed moffelen.
Dat doen wij, niet meer en niet minder. Er is op dit moment dus nog
niets veranderd ten opzichte van eind vorig jaar, maar ik voorzie --
dat is de keuze die ik zelf maak -- dat wij om het echt goed te doen
met de marktpartijen drie maanden extra nodig hebben aan het eind van
dit jaar. Dat heb ik de Kamer stante pede gemeld.
Ik kom op de marktpartijen; ik ga er nu snel doorheen. De
certificering en aanbesteding zijn dus gestart. Daarmee zijn wij
verder dan ooit.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik stel een vraag over de aanbesteding. De minister spreekt over drie
maanden. Moet ik uit zijn woorden opmaken dat dit naar voren gekomen
is na 31 december en dus inderdaad eigenlijk al een stapje verder is
dan de tweede voortgangsrapportage?
Minister Eurlings:
Ik zal u dadelijk de precieze datum laten weten. Ik zei zojuist dat de
tender board dit eind vorig jaar heeft gemeld. Maar ik kan u dadelijk
de precieze datum melden, als u dat wilt. Omdat ik wist dat dit zich
later zou voordoen, heb ik dit gemeld in deze voortgangsrapportage. Ik
houd er niet van om dit soort dingen vooruit te schuiven.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik was bijna blij met het verwachte antwoord, maar van dit antwoord
word ik toch weer wat verdrietig. Hierover ging namelijk mijn vraag in
eerste termijn. Ik vind dat u dit soort dingen proactief moet melden
en niet pas in de rapportage, want dit betekent wel wat. Nogmaals, wij
kennen u als een minister die daarin inderdaad open wil zijn, maar
voor ons betekent openheid dat wij daarover door middel van een brief
geïnformeerd willen worden. Zo hebt u ook gemeld dat wij op het
kritieke pad zitten als wij het AO uitstellen.
Minister Eurlings:
Ik snap de vraag, maar ik hoop dat de heer Cramer er begrip voor heeft
dat wij, als iets geadviseerd wordt, eerst goed gaan kijken hoe het
precies zit. Kunnen wij echt niet voorkomen dat wij drie maanden
langer moeten nemen? Ik zit namelijk niet te wachten op dit soort
vertragingen. Zo'n proces speelt zich dan in het projectteam af.
Vervolgens is de vraag aan de orde die mij vanuit onze gezamenlijke
verantwoordelijkheid de belangrijkste lijkt, namelijk of ik het de
Kamer op een zodanig tijdstip meld dat zij nog kan zeggen: minister,
wij vinden als Kamer dat u die drie maanden niet hoeft te nemen;
vergeet dat advies, doe het niet, pak gewoon door. Die kans heeft de
Kamer, want die drie maanden komen laat in dit jaar. Dat is voor ons
de afweging geweest om het geconcentreerd in de voortgangsrapportage
te brengen. Die komt twee keer per jaar. Was het zo geweest dat die
drie maanden nu al zouden zijn, dan zou de heer Cramer een punt
hebben. Dan zou ik het de Kamer onmiddellijk gemeld hebben, zodat wij
erover van gedachten hadden kunnen wisselen voordat die drie maanden
extra tijd definitief genomen zouden zijn. Nu is dat echter niet aan
de hand. Nu kunnen wij hierover nog met elkaar van gedachten wisselen.
Daarom vond ik het geen probleem om het in de voortgangsrapportage te
melden. De heer Cramer heeft echter in principe gelijk als het
knellend was geweest.
De heer Van der Ham (D66):
Ik zat een beetje te kauwen op de opmerking over de vierenhalve maand
vertraging. U wees min of meer naar de Kamer. Het zou eigenlijk door
ons komen. Ik herinner me het debat van voor de zomervakantie van
vorig jaar. De coalitie, gesteund door D66 en de SGP, naar ik meen,
besloot toen: dan moet het maar, want wij willen de vaart erin houden.
Vervolgens trad er vertraging op door iets vanuit het ministerie. Toen
is er volgens mij weer vanuit de Kamer erg veel spoed achter gezet om
ervoor te zorgen dat u niet kon vertragen. Die jij-bak klopt dus niet
helemaal, vind ik.
Minister Eurlings:
Ik herinner me dat debat vlak voor het zomerreces zeer wel. Met
respect voor de steun van D66 toen, vraag ik toch om even met elkaar
op te letten. Dit debat hebben wij een paar keer met elkaar gevoerd.
Wij hebben besloten om extra tijd te nemen, de tien weken die ik
zojuist meldde. Ik heb de Kamer op 5 september 2008 per brief laten
weten dat ik op 18 augustus besloten heb om die tien weken te nemen.
Dat was niet een vertraging van het ministerie. Dit kwam voort uit een
advies van Deloitte. Men zei: neem die tien weken, want je moet dingen
net iets scherper doen om te voorkomen dat je later in het proces veel
meer ellende krijgt. Ik heb de Kamer dat toen gemeld. Wij hebben
daarover met elkaar gediscussieerd op 31 oktober. Toen waren die tien
weken voorbij. Dat leidde tot veel vragen. Het leidde ook tot
opmerkingen van sommige Kamerleden, die overigens tegen waren en tegen
blijven, met de strekking: ja, als ik dit allemaal voor de zomer
geweten had, dan was dit debat anders afgelopen.
Toen heb ik hen uitgenodigd om er opnieuw over te stemmen. Ik vind
namelijk dat dit het verhaal niet zwakker maakt. Wij onderkennen de
risico's. Het systeem werkt. Wij hebben de tien weken bewust genomen.
Het heeft enige tijd geduurd tot de eindstemming. Ik heb alleen gezegd
dat we deze discussie al uit-en-te-na gevoerd hebben. Het is dus niet
dat de acht maanden ineens komen. Die vierenhalve maand was allang
ingeboekt. De drie maanden komen eind dit jaar. Mocht de heer Van der
Ham vinden dat ik die drie maanden niet moet nemen, dan is dit zijn
keuze. Ik sta alleen niet in voor de risico's die dat weer met zich
meebrengt.
De heer Van der Ham (D66):
Ik wilde zeggen dat het niet aan de meerderheid van de Kamer ligt dat
er soms een kink in de kabel zit. Ik wil graag een reactie van de
minister op het verzoek van de heer Cramer. Hij heeft gezegd dat hij
het wetsvoorstel voor de zomervakantie wil hebben. Dan kunnen wij, als
oppositiepartij, beloven om er vaart mee te maken. Hoe eerder, hoe
beter. We komen er bij wijze van spreken nog voor terug van vakantie.
We moeten toch in Nederland op vakantie van de staatssecretaris van
Economische Zaken.
Minister Eurlings:
De Kamer hoeft er niet voor terug te komen van vakantie. Ik kan de
heer Cramer en dus ook de heer Van der Ham toezeggen dat het
wetsvoorstel voor het zomerreces naar de Kamer komt. Punt.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dat is tenminste iets. Je moet je winst nemen. Toch heb ik nog een
vraag aan de minister. Hij komt nu aanzetten met een tenderboard. In
de voortgangsrapportage zagen we hiervan natuurlijk al een
aankondiging. Ik heb het nog even nagevraagd bij de collega's, maar
wij kennen het rapport van de tenderboard niet. Wij worden nu
geconfronteerd met uitkomsten van informatie die de minister heeft
verzameld. Dat gebeurt keer op keer. De minister trekt een conclusie
uit de informatie, maar ontneemt ons de mogelijkheid om op basis van
dezelfde informatie zelf een oordeel te vellen, voordat de minister
zijn conclusie heeft getrokken. Ik heb dit al eens eerder meegemaakt.
Ik participeer nog niet zo lang in deze commissie, maar ik vind dit
heel vervelend. Kan ik dat rapport per omgaande krijgen? Dan zou ik
meteen ook de onafhankelijke toetsing willen ontvangen op basis
waarvan de minister heeft geconcludeerd dat het allemaal langer gaat
duren. Die informatie is er. Dan zou de minister deze ook per omgaande
met de Kamer moeten delen. Dan kan ik die informatie nauwkeurig
bestuderen.
Minister Eurlings:
Ik heb de conclusies aan de Kamer gemeld. Deze zijn evident. Het kan
zijn dat mevrouw Van Gent daarover een andere inhoudelijke opvatting
heeft. Ik lees de conclusie voor: "De tender board vindt het risico
voor de opdrachtgever, het Rijk, te groot om parallel op zeven tafels
in het garantiespoor en op een nog onbekend aantal tafels in het
certificeringsspoor te onderhandelen. Daarom heeft de board
geadviseerd, rond de onboard unit een deelservice te schakelen tussen
beide sporen, wat een consequentie voor de planning heeft van drie
maanden". Ik heb dit advies tot mij genomen. Het zijn gewoon experts
die dit melden. Als mevrouw Van Gent experts kent die dit allemaal
onzin noemen en zeggen dat het wel kan, houd ik mij aanbevolen. Maar
het zijn experts die zo'n bericht aan mij geven. Dat neem ik serieus.
We kunnen heel veel politieke wensen uitspreken tegenover elkaar, maar
ik kan de werkelijkheid niet veranderen. Ik heb de experts niet voor
niets.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
De minister kan de politieke werkelijkheid wel degelijk veranderen.
Hij geeft geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of ik het
rapport van de tender board kan krijgen. Verder heeft de minister het
uitstel dat nu plaatsvindt onafhankelijk getoetst en ga zo maar door.
De minister is er al even mee bezig om het uit te leggen. Ik wil graag
dat de stukken waarop dat gebaseerd is per omgaande naar de Kamer
worden gestuurd, zodat wij dit zelf kunnen inzien. Dat lijkt mij geen
enkel probleem.
Minister Eurlings:
Mevrouw Van Gent spreekt over stukken, maar wat ik citeerde is gewoon
het advies. Mevrouw Van Gent kan in de Handelingen nalezen wat ik
gezegd heb. Dit is gewoon het verhaal, een heel simpele constatering.
De Kamerleden kunnen wel denken dat er allemaal megastukken van
duizenden pagina's aan ten grondslag liggen, maar de constatering van
experts is gewoon dat het risico te groot is. Ik heb net in gewone
mensentaal proberen uit te leggen dat als je de definitie van het
kastje op het ene spoor tegelijk laat plaatsvinden met de definitie op
het andere, je hetzelfde bedrijf, dat in twee sporen meedoet, hier
kastje a laat ontwikkelen en daar kastje b. Dat is not done. Zo simpel
is het verhaal. Ik kan het niet anders maken dan het is.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Dit is mij echt te gemakkelijk. Bij de HSL-Zuid, een heel ander
onderwerp, hebben wij ook zo'n soort discussie gehad. Toen hebben wij
bij het CIP stukken ingekeken waaruit verschillende conclusies
getrokken konden worden. Dat is vervolgens ook gebeurd, terwijl het
geheime stukken waren. Wij mochten er eigenlijk niets mee, maar de
minister citeerde er zelf uit. Dus ik wil gewoon de stukken op tafel,
niet alleen de conclusies, maar ook op welke overwegingen die
conclusies zijn gebaseerd. Het gaat om het rapport van de tender
board, maar ook om de onafhankelijke toetsing.
Minister Eurlings:
Ik ga de discussie echt niet herhalen. Mevrouw Van Gent maakt er een
beetje een potje van. Zoals zij weet, krijgt de Kamer zo snel als het
kan het rapport van Procap waarin de planning is gevalideerd. Ik heb
de Kamer dit toegezegd. Hierin staat een onafhankelijke analyse of
onze planning klopt. In het accountantsrapport zal, zoals
gebruikelijk, uit en te na gecontroleerd worden of de keuzes die wij
hebben gemaakt valide zijn. Ook dat rapport komt naar de Kamer toe.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter, ik laat mij hier niet zeggen dat ik er een potje van maak!
Ik vraag gewoon om informatie. Ik heb als Kamerlid het recht om dat te
vragen.
De voorzitter:
Dat is helder. Akkoord.
Minister Eurlings:
Dit zijn de officiële rapportages, die ook worden verstrekt. Als het
ministerie aan een paar experts vraagt wat zij ervan vinden, geven zij
ons exact dit signaal. Er is niet meer. Dit signaal is er, that's it.
De voorzitter:
Ik stel voor dat de minister zijn betoog vervolgt.
Minister Eurlings:
Ik kan het niet mooier maken dan het is. Als u inhoudelijk vindt dat
het onzin is, reageert u dan inhoudelijk, mevrouw Van Gent. Zegt u dan
inhoudelijk dat dit signaal, wat toch vrij simpel te begrijpen is,
onzin is. Het is gewoon een advies van experts, die zeggen "joh, dat
moet je zo niet organiseren". Zo simpel is het.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Van Gent.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Voorzitter, ik heb echt geen zin in dat kleinerende toontje van de
minister. Ik begrijp heel goed wat er inhoudelijk aan de hand is, maar
ik begrijp vervolgens ook heel goed dat minister Eurlings gewoon niet
bereid is om de informatie waarop hij conclusies baseert die politieke
impact hebben, volledig te delen. Dat betreur ik. Het gaat mij om het
rapport van de tender board en om de onafhankelijke toetsing. Nu moet
de minister eerst gaan checken of deze al beschikbaar zijn. Natuurlijk
zijn ze beschikbaar, de conclusies van de minister zijn er namelijk op
gebaseerd!
De heer Aptroot (VVD):
Natuurlijk kan de minister niet ter plekke alle details aanreiken.
Maar als hij steeds alles baseert op conclusies in rapporten, vind ik
het heel normaal dat de Kamer, die de regering controleert, wil dat de
rapporten haar worden toegestuurd. De minister heeft gezegd dat alles
wat beschikbaar is naar ons toekomt. Vanaf morgenochtend half negen,
negen uur zit ik dus vol verwachting in de Kamer. De minister zegt dat
het komt zodra het beschikbaar is. Hij citeert echter uit die
rapporten, hij zegt wat de conclusies ervan zijn, dus dan zijn ze
beschikbaar en hebben wij ze morgen voor twaalf uur.
Minister Eurlings:
Kijk, nu wordt u weer onzorgvuldig. U haalt echt mijn woorden door
elkaar. Ik heb gezegd dat het concept van het rapport van Procap er
ligt. Nogmaals, dat is een onafhankelijke toets van de planning. Het
is een onderstreping van wat in de voortgangsrapportage staat. Zodra
het definitief gedrukt is, zal ik het de Kamer doen toekomen. Ik talm
daar geen seconde mee. U kent ook de accountantsrapportages. Daarin
wordt alles doorgenomen, hoe het in elkaar zit en wat de risico's
zijn. Ook dat komt de Kamer toe. U wilt dat ik het signaal, de
letterlijke zin die de tender board hierover heeft geschreven, in een
brief naar de Kamer laat toekomen. Het gaat echter om de inhoud,
mijnheer Aptroot. Ik zou willen dat u eens op de inhoud ingaat, in
plaats van dit soort sfeer te creëren. U hebt goed contact met de
marktpartijen, hoewel u het in dit proces naar ik meen niet helemaal
met hen eens bent. Hebt u reden om te denken dat het geschetste risico
niet bestaat? Hebt u soms reden om te denken dat ik het gewoon voor de
lol drie maanden ga uistellen eind dit jaar? Als u dat denkt, moet u
dat zeggen. Dan dient u een motie in dat het onzin is. Misschien
krijgt u een Kamermeerderheid en zal ik die motie moeten uitvoeren. Ik
zeg u wel dat de risico's daarvan wat mij betreft heel erg groot zijn
en dat ik die risico's nooit zou hebben genomen.
De heer Aptroot (VVD):
Over dat rapport kunnen wij kort zijn. De minister zegt dat het nog
moet worden gedrukt, maar wat mij betreft stuurt hij het als een
e-mail, dan lees is het wel van het scherm. Desnoods print ik het uit.
Ik denk overigens niet dat er geen risico's zijn. Ik denk dat het
klopt dat er risico's zijn. Eerlijk gezegd, denk ik dat de risico's
veel groter zijn dan de regering doet voorkomen. Daarom wil ik het ook
precies weten. Nu wordt het verschoven tot de volgende
kabinetsperiode. De opvolger van de heer Eurlings zal nog verder gaan
schuiven, omdat alle experts in de wereld zeggen dat het op deze
schaal nergens voorkomt, dat het nog veel ingewikkelder is dan de
"Maut" en dat het niet gaat werken. Ik ben het dus niet oneens met de
minister dat de risico's groot zijn. Ik ben wel heel verbaasd en wil
van hem weten of het klopt dat hij na twee jaar opeens ontdekt dat het
riskant is. Dat schrijft hij namelijk in zijn brief. Hij heeft opeens
gemerkt dat er grote risico's zijn. Daarom wil ik alle risico's op een
rijtje krijgen, onafhankelijk getoetst. Het is namelijk volgens mij
nog veel erger dan de minister doet voorkomen.
Minister Eurlings:
Voorzitter. Ik kom helemaal niet ineens tot het besef dat er risico's
zijn. Ik heb veel quotes genoemd van de laatste twee jaar waarin ik
heb aangegeven hoe groot de risico's zijn. Leest u de stukken er maar
op na. Het staat in de voortgangsrapportage. Ik kan u die tekst over
het punt van de tenderboard doen toekomen. De tenderboard schrijft
geen rapporten, maar soms wel een brief met een advies, bijvoorbeeld
dat wij op moeten letten omdat iets niet kan. Wij houden niets achter.
Dit zijn de feiten. Ik heb niet aan een deskundige gevraagd om een
oordeel te geven om dat vervolgens in de wind te slaan. Ik nodig u uit
als u denkt het beter te weten. Als u het onzin vindt, hoor ik het
graag. Ik ga serieus met dit project om. Als mensen mij op een risico
wijzen, dan ga ik daar serieus op in. Zo simpel is het. Ik verzin het
niet zelf.
De versnelling ten opzichte van het meest kritische tijdpad blijkt dus
niet mogelijk. De deterministische planning, waarbij wordt uitgegaan
van het mooisteweerscenario en nog een jaar eerder, lijkt haar waarde
te hebben verloren. Om dit ten koste van alles overeind te houden, kan
averechts werken, want dan neem je wellicht te veel risico's voor de
rest van het project. Sturen op de deterministische planning was
zinvol zolang wij die versnelling nog dachten te kunnen aanbrengen. Nu
wij zien dat die planning niet realistisch is en dat maatregelen om te
versnellen extra risico's met zich brengen, is de vraag valide of het
nog zinvol is om langer op die deterministische planning in te zetten.
Een planning waarin geen onzekerheden zijn meegenomen, geeft immers
geen goed beeld omdat in elk groot project nu eenmaal risico's
optreden waar wij wat mee moeten.
In dit verband haal ik ook de TCI aan, die juist heeft gezegd dat wij
op die complexiteit moeten letten, maatschappelijk, technisch en
financieel. De les van de TCI, een commissie van de Kamer, brengt mij
tot deze vraag. Ik vind dat wij die risico's volwaardig moeten
meenemen en daar heel helder over moeten zijn. Juist in het licht van
de complexiteit is een aangepaste planning geen teken van zwakte of
onvermogen, maar een teken van doortastendheid. Het is een goede
investering in een succesvolle uitvoeringsfase later. Dat is in lijn
met de conclusies van de TCI.
De heer Roemer (SP):
De minister weet hoe ik over dit project denk, maar in dit geval heeft
hij gelijk. Wij moeten elkaar niets wijsmaken. Vanaf nu gaan wij uit
van het meest realistisch scenario, dus dat van 85%. Wij moeten er
rekening mee houden dat in mei 2014 de implementatie van de
vrachtsector aan de beurt is.
Minister Eurlings:
U vergeet er eentje. Het scenario van 15% is gepland voor begin 2013.
Maar goed, dat kunnen de schema's zijn. In dat verband wil ik de Kamer
nog een advies voorhouden, namelijk het accountantsrapport bij de
eerste voortgangsrapportage. Ik wil nog maar eens aangeven wat de
feiten zijn. In dat rapport staat het volgende. Ten opzichte van de
planning uit de basisrapportage zijn er meer activiteiten parallel
geschakeld. Zoals ook uit de voortgangsrapportage blijkt, is hiermee
het risicoprofiel toegenomen en wordt de kans dat deze datum wordt
gehaald kleiner. Hoewel de risico's hiervan door de projectorganisatie
zijn geïdentificeerd en er beheersmaatregelen getroffen worden in de
vorm van onder meer audits en reviews, is de vraag wanneer het moment
zich voordoet dat deze planning neet meer realistisch is. Dit punt is
ook onderzocht bij de gateway review, zo zegt het DAD-rapport. Uit
deze review komt naar voren dat de planning niet realistisch is. Ook
Gartner/Horvath komt, volgens het DAD-rapport, tot deze conclusie. De
ruimte tussen de deterministische planning en de probabilistische
planning -- tussen het mooiweerscenario en de realistische
risico-inschatting -- is zo groot dat de deterministische planning
naar onze mening, mede gebaseerd op de uitkomsten van de gateway
review en de audit van Gartner/Horvath, een risico vormt voor een
adequate beheersing van het project. De gateway review merkt dit zelfs
als tijdbom aan.
Dit zijn dus de feiten. U mag van mij vragen dat ik een goed beheerder
van dit project ben. Dan ga ik de feiten niet ontkennen, maar dan ga
ik daar zo goed mogelijk mee om. Dat is de manier waarop ik hier
minister wil zijn.
De heer Roemer (SP):
Dit is een heel lang verhaal wat erop neerkomt dat het antwoord op
mijn vraag gewoon "ja" is. Wij begonnen met de datum van juli 2011.
Ik houd ervan als mensen hier heel realistisch zijn. Daarin steun ik
de minister, maar niet in de rest van het project. Heel realistisch is
dat de kilometerheffing voor de vrachtsector wat de minister betreft
in mei 2014 wordt ingevoerd, want dat is de reële planning. Dat is dan
een constatering. Ik denk dat wij er goed aan doen om dat vanaf nu als
uitgangspunt te nemen.
Minister Eurlings:
Nee, dat is een oneerlijke vergelijking. U vergelijkt de
deterministische planning vanaf het begin met de probabilistische
planning nu. Wij zijn begonnen met een 15% kansje op december 2011 en
dat is nu begin 2013. Dat is inderdaad veranderd.
De heer Roemer (SP):
Die 85%-norm staat op mei 2014.
Minister Eurlings:
Dan moet u niet vergelijken de planning zonder risico's vanaf het
begin...
De heer Roemer (SP):
Maar u komt er toch mee dat wij met de meest realistische risico's
rekening moeten houden? Het zijn uw woorden. Ik constateer alleen wat
u hier probeert te vertellen. U zegt: wij moeten realistisch zijn, er
is 85% kans dat het mei 2014 wordt. Ik doe mee met uw verhaal, maar
dan is het weer niet goed.
Minister Eurlings:
Ja, maar u vergelijkt appels met peren. Dat geeft een beeld dat wij
drie jaar uit de tijd zijn. Dat beeld klopt niet.
De heer Roemer (SP):
Het is zo.
Minister Eurlings:
Het is niet zo en ik zal u precies zeggen waarom. Het is handig, maar
het klopt niet. De start implementatie vracht, de 85% kans, stond aan
het begin op december 2012. Wij zitten nu op mei 2014. Inderdaad, dat
is uitloop, maar het is geen drie jaar. U moet wel appels met appels
vergelijken en peren met peren. Vergelijken wij de goedweerscenario's,
dan zitten wij van juli 2011 op maart 2013. Het is maar wat je
vergelijkt, maar je kunt de meest gunstige van het begin niet
vergelijken met de meest ongunstige van nu. Dan wordt het gat wel heel
groot.
De heer Roemer (SP):
In het coalitieakkoord staat gewoon dat wij in 2011 beginnen met de
kilometerheffing voor het vrachtvervoer. Vandaag hebben wij weer een
debat, maar moet ik constateren dat de datum in de meest realistische
plannen waarmee wij rekening moeten houden mei 2014 is. Dat zijn
gewoon de feiten. Ik verdraai niks.
Minister Eurlings:
Het kabinetsbesluit van november 2007 zegt dat wij proberen de
kilometerheffing in 2011 in te voeren, maar tegelijkertijd constateren
wij dat wij dan een jaar moeten kunnen versnellen ten opzichte van het
snelste planningstraject tot dat moment. Wij hebben het geprobeerd,
maar ik constateer vandaag nuchter op basis van feiten dat die
versnelling met een jaar op het meest snelle tijdpad niet realistisch
is. Ik zeg dat niet met blijdschap, maar het is wel een feit.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Dit is toch behoorlijk cruciaal. Ik moet zeggen dat ik het zweet op de
rug heb. U probeert ons mee te nemen in uw denklijn dat wij de
deterministische planning, zeg maar de wijze waarop wij het
coalitieakkoord aanvlogen, niet langer kunnen handhaven. U stelt nu
voor dat wij het coalitieakkoord op dat punt loslaten en overschakelen
naar de probabilistische planning. Ik heb twee vragen.
Mag ik een gedachte-experiment met u aangaan? Stel dat de Kamer u
volgt in die gedachtegang. Dan is in de eerstvolgende planning, ook
als er niets verandert, de waarschijnlijke opleverdatum voor het
vrachtvervoer mei 2014. Dat is dan de 85% kans dat die wordt gehaald.
Stel dat wij u volgen in die gedachte, een betere sturing hebben en
uitgaan van een reële planning. Dan constateer ik dat in de
deterministische planning het verschil tussen invoer vracht en invoer
overige voertuigen zes maanden is, maar in de probabilistische
planning tien maanden wordt, terwijl wij zouden moeten uitgaan van een
reëlere sturing. Dat is dan wel merkwaardig, want u hebt nog niet
aangegeven waaruit dat toegenomen risicoprofiel bestaat.
Minister Eurlings:
Nee, het betekent niet mei 2014. Het betekent dat je 15% kans hebt op
maart 2013 en 85% procent op mei 2014. U ging nu uit van mei 2014,
maar het kan even goed maart 2013 zijn. Het zou zelfs eerder kunnen
zijn. U kunt er een politiek verhaal van maken, maar dit zijn de
feiten.
Uw Kamer heeft zelf gezegd dat het moeilijk opereren is met twee
soorten planning: een supergoedweerplanning en een planning die
realistisch risico's probeert in te schatten.
Wij kunnen kiezen voor een van de twee. Ik heb nog niet gekozen, ik
leg de Kamer het dilemma voor. In reactie op een vraag van de heer
Roemer heb ik daarnet het accountantsrapport voorgelezen: uitgaan van
een tégoedweerplanning kan een tijdbom zijn. Het kiezen voor een van
de twee verandert de werkelijkheid natuurlijk niet. De vraag is: wat
is het beste sturingsinstrument voor een projectteam om
versnellingskansen te grijpen en vertragingen te voorkomen? Het
accountantsrapport lezend, lijkt het zinniger om uit te gaan van een
planning die wél risico's meeneemt. Dan stuur je zo realistisch
mogelijk op de einddatum. Als je stuurt op een planning die bij
voorbaat onrealistisch is, probeer je met kunst- en vliegwerk het
beeld in stand te houden, maar krijg je in de werkelijkheid meer
problemen. Wij kunnen beide scenario's overeind houden, maar de
experts zeggen dat wij beter kunnen kiezen voor sturing vanuit de
planning waarin wel risico's worden meegenomen. Daarmee zouden wij de
beste kans hebben om zo snel mogelijk klaar te zijn.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ik probeer de minister te volgen, maar ik raak hem steeds kwijt. Hij
probeert de Kamer mee te nemen in de mening dat de deterministische
planning eigenlijk niet reëel is. Stel dat wij overgaan naar die
probabilistische planning. Straks is het 10 september 2009 en ligt de
derde voortgangsrapportage er. Ondertussen is er niets veranderd. Wat
staat daar dan in als mogelijke invoeringsdatum voor de implementatie
voor het vrachtverkeer?
Minister Eurlings:
Ik zou willen dat ik u dat kon voorspellen, maar ik heb geen
profetische gaven. Het zal van de feiten afhangen.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Nee, ik heb er een duidelijke premisse aan gekoppeld: er is niets
veranderd. Het project marcheert conform de planning door.
Minister Eurlings:
Dan zou het natuurlijk constant moeten zijn.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Ja. Dan gaat u ons dus melden dat er 85% kans is dat het voor het
vrachtvervoer op mei 2014 wordt ingevoerd.
Minister Eurlings:
Weet u wat het gekke is? Ik heb de onrealistische planning ernaast
gezet om te proberen het nog een jaar sneller te doen dan Paul Nouwen
en zijn team jaren geleden als het allersnelste traject hebben
geschetst. Stel dat ik die onrealistische planning aanhoud. Denkt u
dat dan de kans groot is dat het beeld het komende halfjaar verbetert?
De experts en uw eigen TCI zeggen dat je beter een planning kunt
gebruiken waarin wel risico's worden meegenomen. Dan ben je
realistischer aan het sturen om de einddatum naar voren te halen. De
werkelijkheid verandert niet met de vraag welke planning wij hanteren.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Het zweet breekt mij steeds meer uit. Ik probeer de minister te volgen
in zijn redeneertrant. Het meest zomerse perspectief is misschien niet
het meest realistische. Als wij uitgaan van het meest waarschijnlijke
scenario, rekening houdend met een toegenomen risicoprofiel, rekening
houdend met de acht maanden die wij nu aan de broek hebben, dan
marcheert het project door en legt de minister ons uit dat er 85% kans
is dat de invoering van het vrachtverkeer mei 2014 gaat worden. Dat is
volgens mij de conclusie. De minister wil transparant zijn en ik
probeer hem te volgen. Laten wij niet fantaseren over wat er gaat
gebeuren, laten wij uitgaan van wat de minister ons heeft gegeven in
de tweede voortgangsrapportage.
Minister Eurlings:
U hebt gelijk, met een toevoeging: ook als wij niet voor die planning
kiezen, zeggen de feiten dat het zo is. In het goedweerscenario kom je
uit op maart 2012 en als je de risico's meeneemt, heb je 15% kans in
maart 2013 klaar te zijn en 85% kans dat je in mei 2014 klaar bent.
Vanaf het begin was de 85%-kans niet 2011, maar december 2012. Dit is
de beste inschatting van de werkelijkheid, maar de enige vraag is wat
de beste sturing voor een projectteam is. Met welke sturing vergroten
wij de kans dat het meevalt en verkleinen wij de kans dat het
tegenvalt? De experts zeggen daarvan: als je het projectteam laat
sturen op een onrealistische goedweerplanning is de kans groot dat het
in de praktijk nog veel slechter gaat worden. Je kunt beter sturen op
een realistische planning en dan proberen te versnellen. Dat is de
keuze die voorligt, niet meer en niet minder. De werkelijkheid van nu
zal er niet door veranderen, de vraag is hoe wij maximaal bevorderen
dat de echte werkelijkheid over een paar jaar een zo goed mogelijke
werkelijkheid is. De experts zeggen dat moet worden uitgegaan van een
realistische planning.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Het verbaast mij dat met de betere sturing waarover de minister het
heeft, de periode tot invoering van de beprijzing voor vrachtwagens en
personenvoertuigen toeneemt ten opzichte van de deterministische
planning.
Minister Eurlings:
Uit het accountantsrapport blijkt dat dat misschien voor een gedeelte
zit in het feit dat de focus op het realistisch in stand houden van de
goedweerplanning in de praktijk waarschijnlijk leidt tot veel meer
problemen. Dat is het verschil tussen theorie en praktijk. Als je ten
koste van alles probeert de goedweerscenario's nog enigszins in beeld
te houden, dan zie je dat tussen de basisrapportage en de eerste
voortgangsrapportage juli 2011 blijft staan. Als alles meezit, wordt
het dus juli 2011, maar in de waarschijnlijkheidsplanning schieten wij
bijna een jaar naar achteren. Is dit wel goed sturen, of kun je beter
sturen op verbetering van de cijfers aan de achterkant van de tabel,
waar wel rekening wordt gehouden met risico's? De experts zeggen dat
je dat beter kunt doen, dan heb je meer kans er goed uit te komen.
Maar goed, die keuze hoeven wij nu niet te maken, ik heb alleen de
vraag opgeworpen. De werkelijkheid wordt er niet door veranderd, de
vraag is hoe wij de kans vergroten dat het meevalt.
De heer Van der Staaij (SGP):
De keuze voor die waarschijnlijkheidsplanning hoeven wij nu niet te
maken, maar in de brief staat wel dat u met ingang van de volgende
voortgangsrapportage die planning wilt gaan volgen. Aan het eind van
de brief staat ook nog dat u daarbij is geadviseerd om voortaan ook
onvoorziene risico's in aanmerking te nemen. Zullen wij dan toch nog
een forse verandering in de verschillende tijden zien?
Minister Eurlings:
Als je minister van Verkeer bent en zo'n project doet, heb je
enerzijds de verantwoordelijkheid voor het zo goed mogelijk runnen van
dit project, en anderzijds moet je kijken hoe je de kansen dat het
meevalt vergroot. Verder is er de politieke wenselijkheid om het beeld
dat het meevalt zo goed mogelijk overeind te houden. De experts zeggen
dat ik mij moet focussen op het bewust meenemen van de risico's, en
dat ik alles in beeld moet brengen, ofte wel de tweede planning. Als
je dat doet, vergroot je de kans dat je de goede keuzes maakt om in de
praktijk de risico's te voorkomen. Probleem is dat dat voor het
politieke deel wat onfortuinlijk is, want dan krijg je een minder
positief beeld. De werkelijkheid is echter steeds hetzelfde. Ik heb
gezegd dat dit beter lijkt, omdat het accountantsrapport waarover de
Kamer beschikt -- ik bedoel het DAD-rapport bij de eerste
voortgangsrapportage -- stelt dat het zelfs een tijdbom kan zijn. Voor
dat dilemma sta ik. Dan lijkt het ineens alsof de data slechter zijn.
De werkelijkheid verandert er niet door, de enige vraag is hoe je het
beste stuurt en hoe je het beste met een project bezig bent.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik begrijp het punt. Tot nu toe hebben wij in de stukken de voorziene
risico's aangetroffen, maar er komen dus ook nog onvoorziene risico's
bij.
U moest nu al een keer slikken, maar is de boodschap in feite dat wij
bij het doorwerken van de volgende voortgangsrapportage nog meer
schrikken? Dan komen er misschien nog wel veel verder in de tijd
liggende data uit.
Minister Eurlings:
Ik wil niet op een volgende voortgangsrapportage vooruitlopen. Het is
wel zo dat wordt geadviseerd om een post onvoorzien aan te brengen om
risico's die optreden of beheersmaatregelen die extra tijd vergen, op
te vangen.
Mevrouw Van Gent zei terecht dat je moet voorkomen dat je iedere keer
weer andere werkelijkheden krijgt. Iedere keer is er weer iets. Ik heb
het hsl-dossier overgenomen en zoals men weet, valt dat niet mee. Ik
heb wel gezegd dat ik uitga van realistische planningen. Ik heb
onrealistische dingen aangetroffen toen ik het overnam. Wij hebben
geloof ik een of twee weken uitloop gehad en toen was de baan klaar.
Dat er geen treinen op rijden, vind ik balen, maar dat ligt out of my
control. Ik houd van realistisch plannen. Men zegt dat ik een post
onvoorzien moet meenemen. Verandert dat de werkelijkheid? Nee, totaal
niet. Betekent dit dat men op zijn lauweren kan gaan rusten omdat wij
meer tijd hebben? Nee, totaal niet. Wij kunnen het niet doen, of wij
kunnen het wel doen.
De heer Koopmans (CDA):
Wij kunnen nog heel lang spreken over het verschil tussen het
droomscenario dat wij in 2011 hadden kunnen starten en een meer
realistisch scenario waarbij de minister 2013 of 2014 noemt. Ik vind
het veel interessanter, zeker nu wij het over de vrij ver weg liggende
jaren 2013 en 2014 hebben, hoe de minister gaat organiseren dat de
spanningsboog en de interesse van de samenleving voor dit project tot
op dat moment blijven bestaan. Hij weet net als wij dat draagvlak voor
dit project bij alle maatschappelijke organisaties en bij
automobilisten nog veel belangrijker is dan wat er hier in huis
gebeurt.
Minister Eurlings:
Absoluut. Ik wil die spanningsboog erop houden door voor het
zomerreces met het wetsvoorstel te komen. Ik zeg dat nogmaals heel
nadrukkelijk toe. Dat is een belangrijk moment. Ik wil ook de
communicatie opstarten: wat gaat dit voor individuele mensen
betekenen? Ik kom niet met grote Haagse verhalen, maar met verhalen
over wat het concreet betekent voor een automobilist als wij
veranderen. Wat betekent het voor het milieu? Wat betekent het voor al
die belangrijke onderdelen van kilometerbeprijzing? Naar de markt
houden wij het tempo erop. Er wordt geen dag verspild.
Laatst praatte ik wat na met een paar CEO's van bedrijven die zich en
masse gemeld hebben. Wij lopen voorop met 5% kosten; ik geef het u te
doen, mijnheer Aptroot. Die bedrijven zeggen dat het ook voor hen een
gigantische kluif is om het te bereiken. Zij geven twee boodschappen.
Voor hen is het eveneens waanzinnig complex. Het gaat niet om het
zomaar bouwen van een kastje. Zij lopen tegen dezelfde problemen op.
Daarnaast geven zij aan dat de politiek het hun niet onnodig complex
moet maken. Er moeten niet te veel kerstballen in de boom komen. Dat
signaal wil ik hier graag afgeven. Daaraan zie je dus weer dat het
complex is, dus keep it simple.
De heer Koopmans (CDA):
Ziet de minister, met de CDA-fractie, ook mogelijkheden om met name de
proefprojecten en de pilots in die spanningsboog op te nemen? Wij
kunnen met name kijken of de voordelen die daar gehaald worden, goed
zichtbaar worden. Datzelfde geldt ook voor de eventuele nadelen.
Daaruit moeten wij lering trekken om te zorgen dat het project
daardoor op de juiste manier in positieve zin in de lucht blijft
hangen en zichtbaar en bereikbaar is voor mensen.
Minister Eurlings:
Absoluut. Ik vind het terecht dat de heer Koopmans dit punt aanhaalt.
Met alle gesomber over wat ons nog te doen staat, mogen wij toch in
alle nuchterheid constateren dat wij in de twintig jaar discussie in
Nederland over beprijzing, nog nooit zo ver zijn geweest als vandaag
de dag. Wij hebben de aanbesteding van 60.000 proeven gedaan. Dat
wordt nu ontwikkeld. Dat komt dus straks zichtbaar in beeld. Wij
zullen die kastjes straks zien functioneren. Dat zal ook in de media
gehighlight worden en daarover zal gediscussieerd worden. Dat is ook
het moment waarop je laat zien dat het geen science fiction is, maar
dat het gewoon kan. Dat is een belangrijk technisch leermoment, maar
ook een communicatiemoment.
De voorzitter:
Ik heb een punt van orde. Hoeveel tijd heeft de minister nog nodig? Ik
zag op dit punt nog een woordmelding van de heer Van der Ham. Maken
wij dat nog af? Anders stel ik voor om de rest van het debat naar
volgende week te verschuiven. Wij gaan het niet laat maken, want dat
hebben wij met de mensen afgesproken. Ik heb dat ook van tevoren
aangekondigd. De minister heeft nog een rapport toegezegd dat
onderdeel zou kunnen zijn van de tweede termijn. Ik vraag eerst aan de
minister hoeveel tijd hij nog nodig heeft.
Minister Eurlings:
Dat hangt ook een beetje van het aantal interrupties af. Daarnaast
vraag ik uw attentie voor het feit dat, zoals ongeveer een half jaar
geleden is aangemeld, ik de volgende week op een bedrijvenmissie in
Turkije ben. Naar ik aanneem, zal uw Kamer altijd voorgaan, maar
rekent u er wel op dat heel wat bedrijven weer rekenen op mijn
aanwezigheid aldaar. Dat is een beetje het dilemma.
De voorzitter:
Maar dat is geen antwoord op de vraag hoeveel tijd u nog nodig heeft.
Minister Eurlings:
Ik heb nog een minuut of vijf nodig, zonder interrupties. Dan ben ik
door mijn hele verhaal heen.
De voorzitter:
Dan maken wij de eerste termijn af. Is de Kamer daarmee akkoord?
De heer Roemer (SP):
Met alle respect, het is moeilijk in te schatten of dat daadwerkelijk
vijf minuten zijn. Als er punten zijn, wil ik die ook wel fatsoenlijk
kunnen uitdiscussiëren. Dus als wij het toch niet af kunnen maken,
stel ik voor de interruptie van de heer Van der Ham af te maken en de
minister daarop te laten reageren om vervolgens te schorsen.
De heer Cramer (ChristenUnie):
Voorzitter, ik ben geneigd uw voorstel te volgen om de minister de
gelegenheid te geven om zijn eerste termijn af te maken met
interrupties en dan de tweede termijn na volgende week te doen
plaatsvinden. Wat betreft die tweede termijn vragen wij u dan wel om
clementie, in de zin dat wij dan iets meer tijd krijgen in die tweede
termijn om de dan nog liggende vragen beantwoord te krijgen. Ik denk
dat dit recht doet aan de eerste termijn, terwijl het ons ook de kans
biedt om op een aantal punten die nog zijn blijven liggen, in te gaan,
zodat wij tegemoet kunnen komen aan het probleem van de heer Roemer.
Mevrouw Van Gent (GroenLinks):
Als aanvrager van dit debat vind ik ook dat wij dit goed moeten
afmaken, ook gezien het verloop van de discussie. Derhalve steun ik
het voorstel van de heer Cramer.
Mevrouw Roefs (PvdA):
Voorzitter, ik kan mij niet voorstellen dat alle vragen die nu nog
openstaan in vijf minuten beantwoord kunnen worden. Ik realiseer mij
dat ikzelf in ieder geval minstens twee echt cruciale punten heb
waarvan ik mij echt niet kan voorstellen dat die binnen een minuut
behandeld kunnen worden.
De heer Aptroot (VVD):
Ik heb ook nog een aantal vragen openstaan die wat mij betreft
overigens schriftelijk beantwoord kunnen worden vóór de volgende
termijn. Als de minister de medewerkers goed laat afvinken wat wel en
wat niet beantwoord is, moet dat kunnen. Als het wordt uitgesteld dan
vind ik, hoewel de Kamer terecht altijd voorgaat, dat als ondernemers
op steun van de minister rekenen bij een missie, wij dan maar een
weekje moeten kunnen wachten.
De heer Van der Ham (D66):
Ik sluit mij aan bij het voorstel van de heer Aptroot: na volgende
week en schriftelijk de rest afdoen, zodat wij er in de tweede termijn
op door kunnen gaan.
De heer Koopmans (CDA):
Dat lijkt mij ook het verstandigste voorstel.
De heer Van der Staaij (SGP):
Daar sluit ik mij ook bij aan.
De voorzitter:
Dan lijkt mij dat de conclusie als volgt is. De minister rondt zijn
betoog af, waarbij er gelegenheid is tot korte interrupties dan wel er
geen interrupties mogelijk zijn. Daarnaast zal de minister de vragen
die in eerste termijn zijn gesteld maar die nog niet beantwoord zijn,
schriftelijk aan de Kamer beantwoorden. Daarna vervolgen wij het
debat, waarbij wij rekening houden met het verzoek van de heer Roemer
en mevrouw Roefs om gelegenheid te bieden om op punten die dan nog
overblijven, in te gaan. Is dat akkoord?
De heer Roemer (SP):
Bijna helemaal. Volgens mij was de meerderheid ervoor om de laatste
interruptie van de heer Van der Ham af te maken en niet de hele
termijn van de minister nu nog af te maken zonder interrupties. Dat
vergt mijns inziens te veel van ons.
De voorzitter:
Akkoord, dan volgen wij het voorstel van de heer Roemer. De heer Van
der Ham krijgt nog het woord. De minister krijgt vervolgens het woord
om daarop te reageren. Daarna schorsen wij het debat.
De heer Van der Ham (D66):
De minister heeft gezegd dat het alleen al voor de beeldvorming heel
belangrijk is om het realistische scenario te volgen. Op zichzelf kan
ik hem daarin wel volgen. Echter, zijn antwoord op de vraag van de
heer Van der Staaij vond ik niet zo helder. Als over een half jaar dat
realistische scenario straks door de minister gekwalificeerd gaat
worden als eigenlijk het goedweerscenario en hij er allerlei risico's
bij gaat betrekken.... De minister schudt nu van nee, maar ik wil
graag een bevestiging op dat punt. Wij moeten namelijk op een gegeven
moment wel een scenario hebben dat wij als uitgangspunt kunnen nemen,
alleen al om de druk op het project te houden. Want die 85% kans dat
het gaat lukken, is voor een deel weliswaar gebaseerd op feiten, maar
de politieke bereidheid en de wil van het ministerie om ermee door te
gaan, is natuurlijk ook een van de factoren die wij moeten meewegen.
Ik vind dat wij als Kamer wel degelijk de druk op de minister en zijn
opvolgers moeten handhaven.
Minister Eurlings:
Er hoeft geen enkele twijfel te zijn over de bereidwilligheid van mijn
ministerie en die van mij. Wij zullen naar beste kunnen invulling
geven aan de afspraken die in de coalitie zijn gemaakt en aan het
besluit van november 2007. Daaraan wordt keihard gewerkt. Dat soupeert
ook een groot deel van mijn tijd op. Ik verdiep mij ook daarin, spreek
met internationale experts en probeer zo veel mogelijk in te schatten
wat er speelt.
De planning die rekening houdt met de risico's, is nooit een
goedweerplanning. Dat is een realistische planning op basis van de
allerlaatste inzichten. Ik zeg nogmaals dat dit nooit een
goedweerplanning is. Het punt is wel dat het aantal risico's in de
praktijk kan meevallen of tegenvallen. Als wij die 60.000 kastjes gaan
testen, kan dat goed gaan. Dan is het bingo. Het is ook mogelijk dat
je op problemen stuit en dat je iets extra's moet doen. Dat is het
kenmerk van een project dat first in the world is. Daarmee is dit ook
een totaal andere operatie dan het veranderen van wetgeving om dertig
schoppen snel de grond in te kunnen laten gaan. Dit is
first-in-the-worldtechnologie. Die is nog nergens op deze manier
getoond.Wij houden de druk erop. Ik voel die druk continu, ook
vanavond, maar weet dat het niet aan mij zal liggen. Ik zeg dat
overtuigd, omdat het eerlijker is om per kilometer te betalen en het
goed is om files te bestrijden. Twee weken geleden gaf zelfs de heer
Hofstra van de senaat dat toe. Meer dan 50% van de automobilisten zal
minder betalen en minder dan 50% zal meer gaan betalen. Dat zijn de
feiten. Daarom vind ik het een goed systeem. Het is een systeem dat
totaal anders is dan dat wat vroeger is geïntroduceerd. Toen waren de
kosten niet in beeld gebracht. In de tijd van Tineke Netelenbos heb ik
zelf ooit de 5% kosten geïntroduceerd. Het waren toen mobimiles die
boven op de kosten van auto's kwamen. Dat is een heel ander verhaal
dan dat van nu waarvoor geldt dat bestaande belastingen verdwijnen. Ik
vind dit dus een eerlijk verhaal. Altijd heb ik gezegd dat ik hiervoor
sta en dat ik daarvoor zal knokken. Daarop kunt u mij altijd
afrekenen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank u wel. Ik denk dat dit een goed einde is van dit debat. De
minister zal de Kamer het rapport van de planning voor de
onafhankelijke validatie zo snel mogelijk doen toekomen. Het werd het
Procap-rapport genoemd. Het wetsvoorstel over de kilometerheffing zal
voor het zomerreces aan de Kamer worden voorgelegd. Dat heeft de
minister toegezegd, maar dat weet u allemaal. De minister zal de
openstaande vragen die vanavond in eerste termijn zijn gesteld,
schriftelijk beantwoorden.
Wij wensen de minister heel veel succes volgende week in Turkije.