8-4-2009
Tien fabeltjes rond AOW-discussie
In de AOW-discussie wordt veel onzin verteld. Zo zouden jongeren de
rekening betalen als de AOW-leeftijd niet wordt verhoogd. Kletskoek,
zij krijgen het juist het hardst voor hun kiezen. Dit en nog negen
veelvoorkomende fabeltjes, en de waarheid.
1. De levensverwachting is sinds de invoering van de AOW in 1957 met 8
jaar toegenomen.
Antwoord: Voor de AOW-leeftijdsdiscussie is van belang de stijging van
de levensverwachting vanaf 65 jaar. Die is in 50 jaar (!!) tijd met
gemiddeld 3 jaar gestegen. Slechts een beperkt deel van de stijging is
ook stijging van gezonde levensjaren. De stijging van de
levensverwachting en van de gezonde levensjaren was bovendien kleiner
dan gemiddeld voor de lagere en lagere-middeninkomens.
2. Jongeren betalen de rekening als de AOW-leeftijd niet wordt
verhoogd.
Antwoord: Dat is onzin. Het tegengestelde is waar: Verhoging van de
AOW-leeftijd gaat juist ten koste van jongeren. Degenen geboren na
circa 1975 krijgen de volle leeftijdsverhoging voor de kiezen. De
ouderen worden geheel of gedeeltelijk gevrijwaard. Jongeren worden
bovendien dubbel getroffen omdat de AOW achterblijft bij de verdiende
loonontwikkeling. De AOW is nu slechts circa 8000 euro bruto per jaar.
Dat is circa 25% van het gemiddeld verdiende inkomen. In 2035, als de
1975-generatie 60 jaar is, zal de AOW nog maar 22,5% van het
gemiddelde verdiende loon bedragen.
3. De AOW wordt onbetaalbaar.
Antwoord: Het aantal 65-plussers zal stijgen. Dat leidt tot meer
AOW-uitgaven. Maar daar staat tegenover dat de belastingen die
65-plussers over hun aanvullend pensioen betalen ook groeit. De extra
belastinginkomsten zullen sterker stijgen dan de AOW-uitgaven omdat de
AOW-premie verdergaand wordt gefiscaliseerd, en omdat de AOW-uitgaven
worden gedrukt doordat de AOW al achterblijft bij de gemiddelde
verdiende lonen.
4. AOW-leeftijdsverhoging is nodig om de arbeidsparticipatie van
60-plus werknemers te verhogen.
Antwoord: Nederland is sinds midden jaren negentig (na Finland) het
land met de sterkste stijging van de arbeidsparticipatie van 55-plus
en 60-plus werknemers.
Deze stijging zet nog altijd door. We voldoen in 2010 daarmee aan de
Europese norm van 50% arbeidsparticipatie door 55- tot 64-jarigen.
Omdat pensioenfondsen vanwege hun dekkingsgraadtekorten voor alle
gepensioneerden en actieven de pensioenaanspraken de komende jaren
niet of niet geheel kunnen indexeren, zullen veel ouderen er voor
(moeten) kiezen dit te compenseren door langer door te werken.
5. Aanvullende pensioenregelingen zijn de afgelopen jaren verbeterd.
Daarmee kun je een achterblijvende AOW opvangen.
Antwoord: Sinds midden jaren negentig zijn veel aanvullende
pensioenregelingen stukje bij beetje versoberd. Dit had te maken met
de omzetting van de VUT-regelingen naar eerst (een iets minder
gunstig) prepensioen. En daarna de omzetting van het prepensioen naar
oudedagspensioen. Veel werknemers moeten tot na de 65-jarige leeftijd
doorwerken om 70% eindloon te halen vanwege pensioenhiaten (bijv.
indexatiekorting, carrièrebreuken, flexbanen, verzorging van
kinderen). Kortom het aanvullend pensioen vangt een AOW-verslechtering
niet op.
6. AOW-leeftijdsverhoging creëert de ruimte om de AOW voor oudere
generaties extra op te trekken.
Antwoord: Dat zal de politiek heel zeker niet gaan doen. Het is naar
jongeren onverdedigbaar dat ze dan drie keer inleveren. Kortom het
politiek draagvlak voor een dergelijke maatregel ontbreekt. Bovendien
heeft de politiek hier de komende jaren niet de middelen voor.
7. De AOW-leeftijdsverhoging lost de problemen in de aanvullende
pensioensfeer op.
Antwoord: De politiek wil niet alleen de AOW-leeftijd verhogen, maar
ook tegelijkertijd de mogelijkheid om aanvullend pensioen op te bouwen
verslechteren. Pensioenopbouw mag dan slechts vanaf 67 jaar als
richtleeftijd. Dit is op geen enkele manier een oplossing voor de
problematiek van de dekkingsgraden. Wel beperkt zo'n maatregel de
mogelijkheid om een goed aanvullend pensioen op te bouwen.
8. Zware beroepen worden ontzien bij optrekken van de AOW-leeftijd.
Antwoord: Het kabinet stelt zware beroepen te zullen ontzien bij het
optrekken van de AOW-leeftijd. De FNV gaat er vanuit dat hier
hoogstwaarschijnlijk een valse belofte wordt gedaan. In de afgelopen
jaren is een en andermaal geconstateerd dat het begrip zware beroepen
onuitvoerbaar is. Dit begrip is nooit geregistreerd. Sterker nog, de
registratie van het arbeidsverleden is in Nederland nog altijd zeer
gebrekkig.
9. Mensen met een arbeidsverleden van bijv. meer dan 40 of 45 jaar
worden ontzien.
Antwoord: De indruk wordt gewekt dat deze groep zou worden ontzien.
Ook hier is hoogstwaarschijnlijk sprake van een valse belofte. De
registratie van het arbeidsverleden is zeer onvolledig. Dus is deze
uitzondering (helaas) in de praktijk onuitvoerbaar. Bovendien zou zo'n
uitzondering vrouwen (indirect) discrimineren en daarom in strijd
kunnen blijken te zijn met het beginsel van gelijke behandeling.
10. De AOW is internationaal gezien een ruimhartig geregeld wettelijk
pensioen.
Antwoord: In de meeste ons omringende landen is er een relatie tussen
het verdiende inkomen en het wettelijk geregeld pensioen. Dit betekent
dat de wettelijke uitkering voor de meeste werknemers in het
buitenland veel hoger uitkomt dan 50% van het wettelijk minimumloon
(of 70% voor een alleenstaande).
Uitgedrukt in percentage van het bruto binnenlands product blijft onze
AOW dan ook duidelijk achter bij wat in het buitenland gebruikelijk is.
FNV