4. Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van der Ham over de
directeur van het Weense VN-drugsbureau (UNODC) de heer Antonio
Maria Costa en over het Nederlandse en internationale
cannabisbeleid (2009Z04764)
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van der Ham over de directeur van
het Weense VN-drugsbureau (UNODC) de heer Antonio Maria Costa en over het
Nederlandse en internationale cannabisbeleid (2009Z04764)
Kamerstuk, 7 april 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
7 april 2009
VGP-K-U 2921020
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en
Justitie de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van der Ham (D66)
over de directeur van het Weense VN-drugsbureau (UNODC) de heer
Antonio Maria Costa en over het Nederlandse en internationale
cannabisbeleid (2009Z04764).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Vraag 1
Wat is uw reactie op het feit dat het internationale drugsverbod
gebaseerd is op de verwachting dat consequente handhaving van het
verbod zal leiden tot significante vermindering van verslaving aan -
en illegale handel in - de verboden drugs?
Antwoord 1
Het is het oogmerk van het stellen van een verbod dat daarmee wordt
geprobeerd gedragingen of handelingen tegen te gaan. Door een
gebalanceerde benadering van vraag- en aanbodreductie wordt getracht
de drugsproblematiek te verminderen. Dat de afgelopen tien jaar op
mondiaal niveau deze aanpak niet heeft geleid tot een significante
daling van verslaving aan en handel in drugs, toont aan dat de
drugsproblematiek complex is en dat er geen eenvoudige oplossingen
voorhanden zijn.
Vraag 2
Wat is uw reactie op het feit dat vanuit het Weense VN-drugsbureau
consequent wordt volgehouden dat grotere beschikbaarheid van drugs
leidt tot toename van gebruik en van drugsproblematiek?
Antwoord 2
In het algemeen kan gesteld worden dat de beschikbaarheid van een
middel gevolgen heeft voor de omvang van gebruik. Er zijn echter tal
van factoren die eveneens van invloed zijn op de omvang van
middelengebruik. Het probleem is dat het - uitzonderingen daargelaten
- niet mogelijk is het effect van iedere factor afzonderlijk vast te
stellen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u deze houding in het licht van de Nederlandse ervaring
met ruim 30 jaar gedoogde beschikbaarheid van cannabis voor
volwassenen die, vergeleken met de ons omringende landen, relatief
gunstig zijn?
Antwoord 3
De vraag of de Nederlandse ervaring met ruim 30 jaar gedoogde
beschikbaarheid van cannabis voor volwassenen relatief gunstig is in
vergelijking met de ons omringende landen, heeft een plaats in de
evaluatie van het drugsbeleid die momenteel door het Trimbos-instituut
en het WODC wordt uitgevoerd.
Vraag 4
Wat is uw reactie op het feit dat directeur Costa van het Weense VN
drugsbureau geen antwoord geeft op vragen die hem voor het eerst op 6
december 2007 en sindsdien herhaaldelijk zijn gesteld over de relatief
lage consumptie van cannabis in Nederland en over de strijdigheid van
deze bevindingen met de opvattingen die ten grondslag liggen aan het
cannabisverbod? 1)
Antwoord 4
Wij hebben kennisgenomen van de vragen die bij herhaling aan de heer
Costa zijn gesteld. Het is niet aan het kabinet om zich een oordeel te
vormen over de vraag of de heer Costa deze vragen naar het oordeel van
de vragensteller al dan niet afdoende heeft beantwoord.
Vraag 5
Wat is uw reactie op het feit dat de heer Costa in zijn weblog op de
UNODC-website zonder onderbouwing beweert dat "verslaving aan
cannabis" in Amsterdam driemaal zo hoog is als in andere grote steden?
2)
Antwoord 5
De door u genoemde bewering heb ik niet in het weblog van de heer
Costa aangetroffen. In het weblog van de heer Costa wordt wel gesteld
dat het cannabisgebruik in Amsterdam bijna drie keer zo hoog is als in
de rest van Nederland. In 2001 bedroeg in Nederland het gebruik van
cannabis in de laatste maand 3,0% en in Amsterdam 7,8%. Het ooit
gebruik bedroeg in Nederland 17,0% en in Amsterdam 38,1%. Wat betreft
het cannabisgebruik in de laatste maand is de bewering van de heer
Costa derhalve bij benadering juist.
Vraag 6
Wat is uw reactie op het feit dat de heer Costa en in mei 2008 een
"discussion paper" over dit onderwerp heeft toegezegd toen hij over
zijn studiereis naar Nederland van april 2008 werd ondervraagd en dat
dit discussion paper nog altijd niet is verschenen, maar dat de
hoogste VN drugsbestrijder wel in zijn blog, Costa's Corner, van 23
juni 2008 op de officiële website van het Weense drugsbureau een
informeel verslag van zijn bezoek aan Amsterdam heeft gepubliceerd?
Antwoord 6
De heer Costa heeft op 22 april 2008 een informeel bezoek aan
Amsterdam gebracht. Ten behoeve van dit bezoek had het VN-drugsbureau
(UNODC) een informeel discussiestuk over het Nederlandse drugsbeleid
voorbereid. Aanvankelijk is dit stuk mondeling becommentarieerd en
vervolgens is er een uitgebreide en kritische schriftelijke reactie
opgesteld. Naar onze opvatting kon het stuk de toets der kritiek niet
doorstaan. UNODC heeft besloten dat het niet opportuun zou zijn aan
genoemd discussiestuk een vervolg te geven. Hierbij zij tevens
aangetekend dat UNODC van de Commission on Narcotic Drugs geen mandaat
heeft om een landenrapport over Nederland uit te brengen.
Ten aanzien van het weblog dient opgemerkt te worden dat dit informele
verslag in concept ter commentaar was voorgelegd aan een aantal bij
dit werkbezoek betrokken instanties. Dit concept is uitgelekt waarna
de heer Costa besloten heeft de ongecorrigeerde versie van zijn
verslag op de website van UNODC te plaatsen.
Vraag 7
Bent u bereid de heer Costa te verzoeken geen uitlatingen over het
Nederlands drugsbeleid te doen zonder deze te onderbouwen, en in
plaats daarvan het door hem toegezegde en gedocumenteerde `discussion
paper' te publiceren?
Vraag 8
Bent u bereid deze misleidende en voor Nederland schadelijke
publicatie van de heer Costa, en het niet nakomen van zijn toezegging
een discussienota te doen verschijnen over dit voor het drugsbeleid
uiterst belangrijke onderwerp kritisch aan de orde te stellen in de
daartoe geëigende gremia? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7 en 8
Met de heer Costa is over zijn informele bezoek aan Amsterdam nadien
uitgebreid gesproken. Hierbij zijn het informele discussiestuk, het
weblog en het uitlekken daarvan aan de orde gekomen. Het kabinet hecht
aan een goede samenwerking en een open dialoog met UNODC. Wij zijn het
met UNODC eens dat het informele discussiestuk niet publicabel is. Het
is spijtig maar begrijpelijk (zie het antwoord op vraag 6) dat de heer
Costa zich na het uitlekken van zijn verslag genoodzaakt voelde de
ongecorrigeerde versie op de website van UNODC openbaar te maken.
1) zie bijv. http://www.youtube.com/watch?v=fe208nLLEwk
2)
http://www.unodc.org/unodc/en/about-unodc/costas-corner/amsterdam.html
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport