Beantwoording vragen over de Godsdienstwet in Tadzjikistan
07-04-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind, Van Baalen en
Haverkamp over de godsdienstwet in Tadzjikistan. Deze vragen werden
ingezonden op 17 maart 2009 met kenmerk 2009Z04758.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op
vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Voordewind (ChristenUnie),
Van Baalen (VVD) en Haverkamp (CDA) over de godsdienstwet in
Tadzjikistan.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het feit, dat het Tadzjiekse parlement
inmiddels de omstreden nieuwe godsdienstwet heeft aanvaard? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u deze wet en haar achterliggende gronden?
Vraag 3
Wat is de precieze inhoud van deze wet als het gaat om het recht van
godsdienstvrijheid, in het bijzonder voor kleinere religieuze
minderheden?
Vraag 4
Kunt u aangeven welke gevolgen de nu voorliggende godsdienstwet zal
hebben voor religieuze minderheden als het gaat om het houden van
godsdienstoefeningen, verspreiden van religieuze lectuur, onderwijs,
hulpverlening en andere activiteiten met een godsdienstig karakter?
Antwoord
De nieuwe godsdienstwet is op 25 maart jl. ondertekend door de
president van Tadzjikistan, Emomalii Rahmon. De finale tekst is pas
met de ondertekening door de president openbaar geworden en wordt
thans vertaald en geanalyseerd. Het belangrijkste zorgpunt lijkt, net
als in eerdere wetsvoorstellen, dat restrictieve bepalingen niet
specifiek gedefinieerd zijn, waardoor de autoriteiten teveel naar
eigen dunken (activiteiten van) religieuze gemeenschappen kunnen
verbieden. In het algemeen kan gesteld worden dat de nadruk vooral
ligt op controle in plaats van het faciliteren van de vrijheid van
godsdienst en levensovertuiging.
Doorgaans verdedigen de autoriteiten in Tadzjikistan zich door te
stellen dat de wetgeving nodig is om religieus extremisme te
voorkomen. Twee zaken lijken daarbij een rol te spelen. Ten eerste de
behoefte van de autoriteiten om controle uit te oefenen op de
activiteiten van politieke en religieuze groepen, media en NGO's. Ten
tweede het feit dat in de Tadzjiekse samenleving etniciteit sterk
verbonden wordt met religie, waardoor er in de samenleving weerstand
is bij de toetreding van etnische Tadzjieken tot bijvoorbeeld het
christelijke geloof, wat men als een gevaar voor de maatschappelijke
orde kan percipiëren.
Afgezien van de aanname van de godsdienstwet lopen religieuze
minderheden die niet tot de traditionele religies in Tadzjikistan
behoren, een risico om gehinderd te worden bij activiteiten met een
godsdienstig karakter (zoals het houden van godsdienstoefeningen, het
verspreiden van religieuze lectuur, onderwijs en hulpverlening).
Vraag 5
Op welke wijze heeft u, zoals eerder toegezegd, in de afgelopen
periode bij de Tadzjiekse autoriteiten protest aangetekend - ook in
internationaal verband - tegen het aanvaarden van deze godsdienstwet?
2) Wat hebben deze protesten uitgewerkt?
Vraag 6
In hoeverre heeft de positie van godsdienstige minderheden in
Tadzjikistan de aandacht van de EU? Kan deze aandacht verder
geïntensiveerd worden? Wilt u dit in Europees verband bevorderen?
Vraag 7
Welke mogelijkheden heeft u thans nog om inwerkingtreding van deze wet
te voorkomen? Bent u bereid om er bij het Tadzjiekse Hogerhuis en de
Tadzjiekse president op aan te dringen - ook in internationaal verband
- de voorliggende wetstekst niet te ondertekenen dan wel aan te
passen?
Antwoord
De bilaterale relaties met Tadzjikistan zijn beperkt in omvang en
derhalve zijn ook de mogelijkheden voor het uitoefenen van directe
invloed beperkt. Daarom kiest Nederland voor een multilaterale aanpak
van de kwestie. Vooral in EU- en OVSE-kader heeft Nederland
herhaaldelijk zorg uitgesproken over deze ophanden zijnde
godsdienstwet. Tijdens de mensenrechtendialoog van de EU met
Tadzjikistan op 31 oktober jl. is er zorg uitgesproken over mogelijke
(nieuwe) beperkingen voor religieuze gemeenschappen en de
ondoorzichtige wijze waarop de godsdienstwet tot stand kwam.
Ook de Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor Centraal Azië, Pierre
Morel, stelt in gesprekken met de autoriteiten in Tadzjikistan
mensenrechten, inclusief godsdienstvrijheid, aan de orde. Daarnaast
hebben het lokale EU-voorzitterschap, de OVSE-vertegenwoordiging in
Doesjanbe en OVSE/ODIHR (Office for Democratic Institutions and Human
Rights) aanbevelingen gedaan aan de autoriteiten van Tadzjikistan over
het wetsvoorstel. Het lijkt er echter op dat slechts enkele van deze
aanbevelingen zijn overgenomen in de finale tekst van de
godsdienstwet. De situatie is daarmee anders dan in Kazachstan,
OVSE-voorzitter in 2010, waar februari jl. besloten werd om vooralsnog
geen nieuwe, restrictieve godsdienstwet aan te nemen.
Op 2 april jl. is op Nederlands initiatief in de Permanente Raad van
de OVSE een kritische EU-verklaring uitgesproken over de aanname van
deze godsdienstwet in Tadzjikistan, waarin tevens nadrukkelijk de
positie van religieuze minderheden is genoemd. Ik zal de
ontwikkelingen in Tadzjikistan op dit terrein aandachtig blijven
volgen. Voorts blijft Nederland zich in EU- en OVSE-kader inzetten
voor specifieke aandacht voor de positie van religieuze minderheden in
Tadzjikistan, bijvoorbeeld tijdens de EU-mensenrechtendialoog met dit
land. Overigens pleit Nederland ook voor aandacht voor religieuze
minderheden in de EU-mensenrechtendialogen met andere
Centraal-Aziatische landen.
1) Reformatorisch Dagblad, 12 maart 2009: "Tadzjikistan aanvaardt
godsdienstwet"
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2006-2007, nr. 1890
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken