Beantwoording vragen van het lid Boekestijn over subsidiëring van goede
doelenorganisaties
07-04-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door het lid Boekestijn over subsidiëring van goede
doelenorganisaties. Deze vragen werden ingezonden op 24 februari 2009
met kenmerk 2009Z03352.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
De Minister van Justitie,
E.M.H. Hirsch Ballin
Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en de heer Hirsch Ballin, Minister van
Justitie, op vragen van het lid Boekestijn over Subsidiëring van goede
doelenorganisaties.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Goede Doelen in de tang"? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Is het waar hetgeen de vertegenwoordigers van Applied Ethics
Associates in het artikel stellen, nl. dat de ontwikkelingsorganisatie
ICCO slechts 3% van haar budget uit donaties haalt, terwijl de
regering van ontwikkelingshulporganisaties eist dat zij 25% van hun
budget uit donaties moeten halen.
Vraag 3
Acht u de redenatie van ICCO waarin zij stelt dat ze precies voldoet
aan de 25%-eis doordat zij een aliantie vormt met organisaties als
Kerk in Actie en Edukans, valide? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u van
plan de subsidie aan ICCO terug te vorderen?
Antwoord
Onder het MFS over de periode 2007-2010 moeten de organisaties vanaf
2009 25% van hun uitgaven aantoonbaar putten uit andere bronnen dan
uit subsidies die direct of indirect ten laste van de BuZa begroting
komen. Hiertoe is besloten om eenzijdige afhankelijkheid van
overheidsfinanciering te voorkomen. Niet alleen donaties maar ook
andere inkomsten kunnen aangemerkt worden als `eigen bijdrage'. Deze
eigen bijdrage kan ook eigen fondsen, bijdragen van andere donoren en
inkomsten uit opdrachten omvatten. De jaren 2007 en 2008 golden als
een geleidelijke opstap om aan dit drempelcriterium te kunnen voldoen.
De MFS-subsidie is toegekend aan de ICCO Alliantie en is bestemd voor
de uitvoering van activiteiten van alle leden van de alliantie
waarvoor ICCO als penvoerder optreedt.
ICCO is reeds in 2003 begonnen met een verkenning voor een
samenwerkingsverband met andere Nederlandse organisaties met als doel
om meer complementariteit, efficiëntie en uiteindelijk meer
effectiviteit te kunnen bewerkstelligen. De ICCO Alliantie kwam in
2006 tot stand. Over het eerste jaar van de MFS-subsidietoekenning
over 2007-2010 bedroeg de eigen bijdrage van de ICCO Alliantie 24%.
Vóór 1 mei a.s. zal ICCO ten behoeve van de alliantie verantwoording
afleggen over 2008. Op basis van tussentijdse berichtgeving is bekend
dat de eigen bijdrage over 2008 minstens 25% zal bedragen. Er bestaat
derhalve geen aanleiding om de MFS-subsidie terug te vorderen.
Vraag 4
Wat vindt u van het idee van de heren Abbink en Spaink om de hoogte
van de subsidie afhankelijk te maken van het aantal leden of
donateurs?
Antwoord
Wij zijn geen voorstander van het idee van de heren Abbink en Spaink
om de hoogte van de subsidie afhankelijk te maken van het aantal leden
of donateurs.
Bij de toekenning van de subsidies is goede kwaliteit leidend.
Daarnaast dienen organisaties te voorzien in de eigen bijdrage van 25%
waarvoor niet alleen donaties, maar ook andere inkomstenbronnen kunnen
worden gebruikt.
Vraag 5
Deelt u hun visie dat er ook samenhang moet komen met het geld dat
vanuit de goede doelenloterijen komt; een unieke tweede
financieringsstroom waarbij het gaat om grote bedragen die de goede
doelenloterijen alleen kunnen ophalen omdat ze een vergunning hebben
gekregen van de overheid waarna de markt op slot is gegaan? Bent u
bereid om voor het aanstaande overleg over de financiering van
medefinancieringsorganisaties de Kamer in een brief uit te leggen hoe
u deze problematiek te lijf wil gaan in samenhang met de goede
doelenloterijen?
Antwoord
Wij zien geen aanleiding om een verband aan te brengen tussen de
afdracht van kansspelorganisaties aan goede doelen en de financiering
van goede doelen door de overheid in het algemeen.
De verdeling en afdracht van kansspelgelden is in beginsel een
verantwoordelijkheid van de kansspelorganisaties zélf. Wel kan de
overheid voorwaarden aan de verdeling van kansspelgelden stellen,
omdat de kansspelorganisaties opereren op grond van door de overheid
verleende exclusieve rechten.
Bij brief van 4 januari 2005 (Tweede Kamer, 2004-2005, 24 036 en 24
557, nr. 309) heeft de toenmalige Minister van Justitie de Kamer
geïnformeerd over de voorwaarden die in de nieuwe Wet op de kansspelen
aan kansspelorganisaties zullen worden gesteld over de verdeling van
kansspelgelden. Kort gezegd komen die erop neer dat:
* uitsluitend gelden beschikbaar mogen worden gesteld aan goede
doelen die voldoen aan strenge criteria omtrent beleid, bestuur,
besteding en verslaglegging;
* kansspelorganisaties een gezamenlijk beleidsplan moeten hanteren
voor de besluitvorming over en de verdeling van
kansspelopbrengsten, waarbij zij een zo evenwichtig mogelijke
verdeling over verschillende sectoren dienen te realiseren;
* kansspelorganisaties transparante aanvraag- en
besluitvormingsprocedures moeten hanteren voor goede doelen die
voor begunstiging in aanmerking willen komen.
De brieven van 6 november 2008 (Tweede Kamer, 2008-2009, 24 557, nr.
92) en 23 december 2008 (Tweede Kamer, 2008-2009, 24 557, nr. 93)
bevatten de laatste stand van zaken over dit onderwerp.
Naast de ministeries van Justitie en Buitenlandse Zaken zijn o.a.
Financiën, BZK, OCW en EZ betrokken.
Vraag 6
Is het waar dat het kabinet studeert op een reorganisatie van het
toezicht op en de financiering van de goede doelenorganisaties? Welke
ministeries zijn daarbij betrokken? Wanneer komt de regering met
voorstellen op dit gebied?
Vraag 7
Evalueert de regering ook de effectiviteit van het CBF keurmerk in het
voorkomen van misbruik en corruptie? Laat de regering zich ook
inspireren door het Britse model dat is gebaseerd op de Charity
Commission?
Antwoord
Mede namens de Minister van Financiën bent u per brief van 28 november
2008 (Tweede Kamer, 2008-2009, 27 789, nr. 14) geïnformeerd over de
hoofdlijnen van het overheidsbeleid inzake de goede doelen. Kern van
het beleid is dat de overheid terughoudend blijft bij het formuleren
van beleid - zelfregulering waar het kan, overheidsregulering waar het
moet. Dat impliceert dat de organisatie van het toezicht op de
financiering van de goede doelenorganisaties in principe een taak van
de branche zelf is. Dit in tegenstelling tot het Britse model dat is
gebaseerd op de Charity Commission dat uitgaat van
overheidsregulering. Van een studie van het kabinet naar een mogelijke
reorganisatie van het toezicht op de financiering of een evaluatie van
de effectiviteit van het CBF keurmerk is dan ook geen sprake.
1) De Telegraaf, 22 februari 2009
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken