Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 49 / 7 april 2009
Positief zelfbeeld speelt belangrijke rol bij het omgaan met afwijzing
Iedereen wordt weleens afgewezen. Bij een sollicitatie, tijdens het flirten of bij het aangaan van een vriendschap; er is altijd een reële kans dat de andere partij niet op de gewenste manier reageert. Hoe iemand daarmee omgaat is in sterke mate afhankelijk van hoe hij of zij over zichzelf denkt en voelt, ontdekte Jessica Pass. 'Vooral bij het aangaan van liefdesrelaties zijn positief getinte gedachten belangrijk. Een positief zelfbeeld motiveert om op zoek te gaan naar een partner.'
Sociale afwijzing kan de behoefte om sociale bindingen te vormen en te behouden bedreigen. Eerder onderzoek heeft laten zien dat mensen een zogenaamde sociometer hebben, een soort intern waarschuwingssignaal dat controleert in welke mate je door anderen wordt geaccepteerd. Het is belangrijk om tekenen van dreigende afwijzing te herkennen, stelt Pass: 'Zo kunnen we ons gedrag op tijd bijstellen om relaties te redden. Of op zoek gaan naar een nieuwe partner of vriend.'
Sociometer
Hoe iemand over zichzelf denkt en voelt zegt veel over de manier waarop een afwijzing wordt ervaren en geëvalueerd. Dit is van groot belang bij een eventuele volgende toenaderingspoging. 'In geval van afwijzing veroorzaakt de sociometer negatieve gevoelens over jezelf om aan te geven dat er iets mis is. Je zou denken dat dit gepaard gaat met negatieve gedachten over jezelf. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat het positieve zelfbeeld doorgaans gewoon blijft bestaan', aldus Pass.
Positief zelfbeeld
Pass: 'In eerste instantie heb ik gekeken wat het nut is van positief denken over jezelf. Mensen hebben de neiging om heel positief over zichzelf te denken. Maar in welke situaties is dit echt functioneel? En wat is de relatie tussen positieve gedachten en de handelingen die daarop volgen?'
Speed-daten
De manier waarop Pass haar theorie in de praktijk onderzocht is opmerkelijk: aan de hand van speed-dating. 'Ik zocht naar een setting waarin het effect van afwijzing duidelijk te meten was. Met speed-daten kom daar heel dicht bij.' In plaats van achteraf kregen de deelnemers aan de speed-dates al halverwege feedback over hoe ze het er vanaf brachten.
Flirten na afwijzing
Als iemands gevoel van eigenwaarde inderdaad een meter is die gevoelig is voor mogelijke afwijzing, dan zou deze omlaag moeten gaan wanneer er een hoger aantal afwijzingen geconstateerd wordt', meent Pass. De resultaten van dit speed-date experiment ondersteunen deze aanname: de afgewezen vrouwen voelden zich iets minder goed. Desondanks behielden ze hun positieve gedachten over hun fysieke aantrekkelijkheid en hun waarde als partner. Daarbij gingen veranderingen in hun gedachten samen met veranderingen in hun flirtgedrag. Hoe positiever hun gedachten, hoe waarschijnlijker het was dat ze ook in de tweede speed-date ronde voor een partner kozen. Dit steunt het idee dat positieve gedachten een rol kunnen spelen in het flirtgedrag en de bereidheid om na afwijzing alsnog op zoek te gaan naar een nieuwe partner.
Romantische partner
Deze uitkomst suggereert volgens Pass dat gevoelens en gedachten over jezelf twee afzonderlijke specialisaties van het zelf zijn. Met elk een andere functie bij sociale afwijzing. In een ander experiment laat Pass zien dat de sociometer duidelijk actiever is bij romantische partners dan bij sociale partners. Iets dat eenvoudig evolutionair te verklaren is, meent Pass. 'Het is belangrijk om goede contacten te hebben met vrienden en collega's, maar een liefdevolle partner is nog belangrijker. Dit vormt immers de basis voor ons voortbestaan'.
Curriculum vitae
Jessica Pass (Kleve, 1977) studeerde sociale psychologie in Nijmegen en deed haar promotieonderzoek bij het Interuniversity Center for Social Science Theory and Methodology (ICS) van de afdeling Sociologie van de RUG. Ze promoveert in de Gedrags- en Maatschappijwetenschappen bij prof.dr. S. Lindenberg. De titel van haar proefschrift is 'The self in social rejection'. Momenteel werkt zij als onderzoeker bij ResearchNed in Nijmegen.
Rijksuniversiteit Groningen