Universiteit Leiden

Mannetjesputters met hoge stemmen

Als met knuppels zwaaiende woestelingen worden ze allang niet meer gezien. Maar ook het etiket van zachtzinnige vegetariërs dat ze daarna kregen opgeplakt is achterhaald, evenals het beeld van vredelievende maar weinig intelligente aaseters. Gerrit Dusseldorp promoveert donderdag op nieuwe inzichten over de neanderthalers.

Moderne reconstructie van een neanderthalerkind

Prikstokken

`Een terugkerend probleem van het neanderthaleronderzoek is dat veel onderzoekers vooringenomen ideeën hebben en de vondsten naar die ideeën proberen te interpreteren', zegt Dusseldorp. Een mooi voorbeeld hiervan stamt uit de jaren tachtig. Een Engelse onderzoeker stelde toen dat de prachtig uitgebalanceerde houten speren die in een neanderthalercontext waren gevonden, prikstokken zouden zijn waarmee in de ijstijd door de sneeuw heen naar karkassen gezocht werd.

Vroege reconstructie uit het begin van de 20e eeuw door Marcellin Boule

Waardevrije theorie

Dusseldorp onderkent het gevaar van gespeculeer over onderzoek van de prehistorie, juist omdat er geen geschreven bronnen zijn en omdat de bronnen die er wel zijn, zo moeilijk te interpreteren zijn: `Daarom heb ik gekozen voor een voor archeologen waardevrije theorie uit de ecologie, de optimal foraging theory. Ik heb gekeken naar de dieetbreedte van de neanderthalers.' Door een inventarisatie van de beschikbare prooi in bepaalde perioden te maken en die te vergelijken met wat de neanderthalers daadwerkelijk joegen, was hij in staat zich een beeld te vormen van het foerageergedrag.

Gerrit Dusseldorp: `Een terugkerend probleem van het neanderthaleronderzoek is dat veel onderzoekers vooringenomen ideeën hebben en de vondsten naar die ideeën proberen te interpreteren.'

Voedselketen
Mede aan de hand van de isotopensamenstelling van de botten blijkt dat de neanderthalers hoog in de voedselketen zaten, hoger zelfs dan een roofdier als de leeuw of een aaseter als de hyena. `Het lichaam heeft een voorkeur voor stikstofisotoop 15 boven het gangbaardere isotoop 14', vertelt Dusseldorp. `Hoe meer isotoop 15 je aantreft, hoe hoger dus in de voedselketen.' Hij verklaart het verschil met bijvoorbeeld de leeuw uit het feit dat de neanderthalers ook joegen op omnivoren als de bruine beer, een soort die door de leeuw gemeden werd.

Twee ijstijden en een interglaciaal

Wat in ieder geval niet klopt is dat de neanderthaler niet in staat zou zijn geweest zich aan de veranderende omstandigheden aan het eind van de ijstijd, aan te passen. De neanderthalers hebben twee ijstijden en een interglaciaal meegemaakt. Gedurende die meer dan honderdduizend jaar hebben ze zich uitstekend aan verschillende omstandigheden aangepast. De ijstijden waren wel wat geschikter voor ze, maar dat geldt eigenlijk voor alle jager-verzamelaars. `In warme periodes is veel van de biomassa opgeslagen in hout en ander niet eetbaar organisch materiaal', zegt Dusseldorp. `Terwijl in de koudere periodes de grotere prooidieren relatief makkelijk bereikbaar over de grote vlaktes trokken.'

Artistieke impressie van een volwassen neanderthalerman

Intelligentie
In feite waren de neanderthalers uitstekend aan hun omgeving aangepast. De voorouders van zowel de neanderthaler als de moderne mens waren van tropische planten- of alleseters als de chimpansee, geëvolueerd naar jagers in een gematigd klimaat. In samenhang daarmee groeide het brein, omdat een jager die niet beschikt over de natuurlijke attributen voor zijn leefstijl, zoals klauwen en scherpe tanden, intelligentie nodig heeft. Het hoogwaardigere voedsel liet vervolgens een verkorting van het maag-darmkanaal toe. Dusseldorp: `Daarin verschillen neanderthaler en moderne mens niet veel. Wel was het zo dat de neanderthaler een hoger energieverbruik had. Daarom richtte hij zich vooral op grote prooi: bizons, herten, paarden, neushoorns en inderdaad bruine beren. En om daarin te voorzien, moest hij zeer mobiel zijn. In de koudere periodes trokken ze in grotere groepen door het landschap en joegen ze op kuddes. In de warmere periodes waren de groepjes kleiner en joegen ze op solitaire individuen.'

Cultuur

Reconstructie van een begrafenisritueel van neanderthalers.

Die grotere mobiliteit wordt wel gezien als de oorzaak van het eenvoudigere gereedschap van de neanderthalers vergeleken met dat van de moderne mens. `Bij de moderne mens zie je dat er iedere vijfduizend jaar een geheel nieuw assortiment is ontstaan', zegt Dusseldorp. Bij de neanderthaler blijven de gereedschappen over een veel langere periode ongewijzigd. Maar ook daar is verandering en cultuur waar te nemen.' Maar hij plaatst daarbij wel een kanttekening: `We zien alleen de stenen werktuigen terug en niet wat ze van organisch materiaal aan werktuigen fabriceerden.' De in de jaren tachtig gevonden houten speren doen vermoeden dat de neanderthalers inderdaad heel wat meer in hun mars hadden.

Taal
Een ander heikel twistpunt is of neanderthalers beschikten over taal. Dusseldorp: `Ik denk van wel. Ze hadden grote hersenen, ze hadden dus de mogelijkheid om de `software' te ontwikkelen. Verder is de vorm van het oor geschikt voor het horen van dezelfde geluidsfrequenties als het oor van de moderne mens, heel wat groter dan van de chimpansee. En de gevonden tongbeentjes wijzen erop dat ze dezelfde range aan klanken konden voortbrengen. Alleen het strottenhoofd was korter waardoor ze waarschijnlijk hoger klonken.'

Funest
Dusseldorp denkt niet dat het uitsterven van de neanderthaler een direct gevolg is van het eigen onvermogen zich aan te passen: `Ik denk dat het samenhangt met meer geavanceerd gedrag van moderne mensen. Rond honderdduizend jaar geleden komen moderne mensen in Israël. Hun werktuigen lijken erg op die van neanderthalers, twintigduizend jaar later zijn er alleen nog neanderthalers. Weer dertigduizend jaar later begint de neanderthaler te verdwijnen en rukt de moderne mens op. De moderne mens exploiteert efficiënter kleine zoogdieren, vogels en vissen, wat gunstig is in een warmer klimaat. Daardoor is een grotere bevolkingsdichtheid mogelijk.' En dat was nu net funest voor de neanderthalers. De grote prooidieren waarvan zij afhankelijk waren, verdwenen door opwarming en overbejaging. `Het was een economisch probleem: neanderthalers hadden meer energie nodig en daardoor waren ze mobieler in het landschap en konden ze minder investeren in kleine prooi.'

donderdag 2 april
Gerrit Dusseldorp, A view to a kill: investigating middle palaeolithic subsistence using an optimal foraging perspective Faculteit: Archeologie
Promotor: prof.dr. W. Roebroeks

(31 maart 2009/SH)

Webredactie - 31/3/2009