Amsterdam, 02 april 2009
Consumenten hebben meer vertrouwen in de plannen van het kabinet dan een jaar geleden. Toch blijven velen nog sceptisch. Mindere tijden geven het kabinet wel de kans haar daadkracht te tonen.
De Nederlandse economie is in zwaar weer is terecht gekomen en de vooruitzichten zijn ongunstig. Daarom heeft het kabinet heeft afgelopen maart plannen gemaakt, die de gevolgen van de recessie moeten helpen verlichten. Het kabinet stimuleert de economie, laat daarvoor het begrotingstekort oplopen en wacht op betere tijden om het huishoudboekje weer op orde te brengen.
Groeiend vertrouwen in kabinetsplannen
Het vertrouwen in de plannen van het kabinet is toegenomen. Toch houdt dit vertrouwen nog steeds niet over. Vier op de tien (40%) respondenten op de ING Vraag van vandaag blijft sceptisch en vindt dat de plannen van het kabinet de economie niet vooruit helpen. Van de 47.900 gepeilde bezoekers is drie op de tien (28%) neutraal, terwijl een bijna een derde (32%) denkt dat de plannen goed zijn voor de economie. In de eerste twee jaar van het huidige kabinet daalde het vertrouwen in haar plannen aanzienlijk. Nu is het aantal optimisten flink toegenomen. Het aantal respondenten dat gelooft in de effectiviteit van de kabinetsmaatregelen is in vergelijking met een jaar geleden zelfs bijna verdubbeld van 17% naar 32%.
Crisismanagement zonder puntverlies
Opvallend is dat de huidige economische recessie het vertrouwen in de kabinetsplannen kennelijk niet schaadt. Dat is op zich terecht. De recessie is niet 'made in Holland' De belangrijkste oorzaak is immers de verslechterde wereldeconomie. De recessie geeft het kabinet wel de mogelijkheid om zijn daadkrachtige kant te tonen. Ook minder populaire maatregelen als bijvoorbeeld het verhogen van de AOW-leeftijd kosten het kabinet per saldo geen punten. Het verhogen van de AOW-leeftijd komt ook niet echt als een verrassing. Ook vorig jaar bleek al uit de Vraag van vandaag dat een ruime meerderheid van de respondenten verwacht dat de AOW-leeftijd omhoog zal gaan (zie het artikel
© 2009 ING Economisch Bureau