Ministerie van Economische Zaken
Antwoorden op vragen van de leden Knops, Uitslag, Voordewind en Boekesteijn
de CPB notitie 'Werkgelegenheidseffecten deelname JSF programma'
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA 's-GRAVENHAGE
Datum 2 april 2009
Betreft Antwoorden op vragen van de leden Knops, Uitslag, Voordewind en
Boekesteijn de CPB notitie 'Werkgelegenheidseffecten deelname JSF
programma'
Pagina 1 van 6
Directoraat-Generaal
Ondernemen & Innovatie
Directie Ondernemen
Bezuidenhoutseweg 20
Postbus 20101
2500 EC Den Haag
T 070-3798911 (algemeen)
www.ez.nl
Behandeld door
Mr. K.M. Passier
T 070 379 92 48
k.m.passier@minez.nl
Ons kenmerk
OI/O / 9063143
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van 17 maart jl. van de leden
Knops, Uitslag, Voordewind en Boekesteijn over de notitie van het Centraal Plan
Bureau 'werkgelegenheidseffecten deelname Joint Strike Fighter (JSF)
programma' (2009Z04765).
---
Heeft u kennisgenomen van de CPB-notitie 'Werkgelegenheidseffecten deelname
JSF programma'?
Antwoord
Ja.
---
Hoe beoordeelt u deze contra-expertise op het rapport van
PricewaterhouseCoopers (PWC) 'Nederlandse deelname aan het JSF programma
levert $16 miljard omzet en ongeveer 50.000 arbeidsjaren werkgelegenheid op',
dat in uw opdracht geschreven is?
---
Deelt u de conclusie van het CPB dat de door PWC genoemde werkgelegenheid
aan het JSF programma 'waarschijnlijk aanzienlijk overschat is'?
14
Deelt u de opvatting dat de omzetverwachtingen voor het bedrijfsleven over de
gehele periode van (door)ontwikkeling, productie, onderhoud en instandhouding
van de JSF aanzienlijk zijn voor Nederland, en dat daarmee in totaal, zeker vanaf
de productiefase, jaarlijks ongeveer een paar duizend arbeidsplaatsen gemoeid
zijn?
Antwoord 2, 3 en 14
Zoals toegezegd in het antwoord op de vragen van uw Kamer met het nummer
26488-138/2009D08615, heb ik u heden separaat een uitgebreide inhoudelijke
reactie gegeven op de notitie van het Centraal Planbureau (CPB)
Pagina 2 van 6
Directoraat-Generaal
Ondernemen & Innovatie
Directie Ondernemen
Ons Kenmerk
OI/O / 9063143
"Werkgelegenheidseffecten deelname JSF programma". Hierin geef ik aan dat bij
de lagere inschatting van het CPB van de extra werkgelegenheid in de
luchtvaartcluster enkele kanttekeningen te plaatsen zijn. Daardoor valt er al met
al te concluderen dat er geen reden is om de schatting van de werkgelegenheid
gerelateerd aan het JSF-programma door PwC (sterk) neerwaarts bij te stellen.
Er zijn verschillende omstandigheden - zoals een relatief hoogwaardige
werkgelegenheid en relatief hoge R&D-uitgaven in deze cluster - waardoor
aannemelijk is dat dit de gehele Nederlandse economie ten goede komt. Het CPB
merkt wel op dat de extra werkgelegenheid en innovatie in de luchtvaartcluster
niet met zekerheid een op een te vertalen is in navenant hogere werkgelegenheid
en innovatie voor de gehele Nederlandse economie. Het is dan ook een uitdaging
om de zowel door het CPB als PWC gesignaleerde hoge innovatie-uitgaven die aan
dit project gerelateerd zijn zo veel mogelijk aan de Nederlandse economie als
geheel ten goede te laten komen.
---
Hoe beoordeelt u de berekening waar het CPB zich op baseert, waarvan men zelf
stelt dat deze 'gemaakt is op basis van een aantal aannames die elk discutabel
zijn'?
Antwoord
In mijn algemene reactie op de contra-expertise van het CPB geef ik aan dat ik -
ondanks dat ik enkele kanttekeningen plaats - deze exercitie van het CPB
waardevol vind. Daarbij geldt dat het CPB, net als PwC, moet uitgaan van
veronderstellingen, omdat het gaat om een lange termijnperiode. Een goed begrip
van de veronderstellingen is nodig om de uitkomsten van de analyses te kunnen
duiden.
Van belang in de CPB-berekening is bijvoorbeeld de verwachte hoogte van de
ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Ook is de veronderstelling van het CPB
dat de economie op lange termijn naar een evenwicht tendeert cruciaal. Daardoor
zijn op lange termijn vraag en aanbod op de arbeidsmarkt gelijk, heeft iedereen -
afgezien van een groep structureel werklozen - een baan en is de totale
werkgelegenheid in de economie daarmee vooral afhankelijk van het
arbeidsaanbod. Begrip van dit soort achterliggende veronderstellingen is nodig om
bijvoorbeeld de CPB-analyse met betrekking tot verdringing te kunnen plaatsen.
---
Hoe kan het CPB tot de conclusie komen dat PWC veronderstelt dat de
arbeidsproductiviteit van de bedrijven gerelateerd aan het JSF programma niet
stijgt tussen nu en 2052, terwijl PWC stelt dat de betrokken bedrijven
waarschijnlijk wèl rekening hebben gehouden met arbeidsproductiviteitsstijging,
omdat dat nodig is voor het maken van offertes?
Antwoord
PwC heeft twee ramingen gehouden naar de verwachte omzet in de verschillende
fasen van het JSF-project. De uiteindelijke raming in het PwC-rapport is het
gemiddelde van de twee ramingen. Bij de eerste raming is de
arbeidsproductiviteitsstijging niet expliciet meegenomen. Bij de tweede raming
Pagina 3 van 6
Directoraat-Generaal
Ondernemen & Innovatie
Directie Ondernemen
Ons Kenmerk
OI/O / 9063143
(de enquête onder bedrijven) heeft PwC bedrijven gevraagd om per fase van het
JSF-programma aan te geven hoeveel werknemers zij verwachten nodig te
hebben om de verwachte orders uit te voeren. Daarmee is in de tweede raming
de arbeidsproductiviteitsstijging in de door de bedrijven verwachte werkgelegenheid
verdisconteerd. PWC heeft deels de stijging dus wel meegenomen, zij het
niet expliciet. Daarnaast geldt dat beide ramingen niet veel van elkaar verschillen.
Het CPB lijkt daarom te snel in haar conclusie dat deze stijging niet is
meegenomen en dat daardoor sprake zal zijn van aanzienlijke overschatting van
de werkgelegenheidseffecten.
---
Hoe beoordeelt u het feit dat het CPB geen gesprek gevoerd heeft met het
bedrijfsleven, maar wel verstrekkende uitspraken doet? Heeft u begrip voor de
reactie van het Netherlands Industrial Fighter Aircraft Replacement Platform
(NIFARP), het samenwerkingsverband van Nederlandse bedrijven die werken aan
de JSF, op de notitie van het CPB, dat deze notitie zou getuigen van
'boekenwijsheid' en 'een klap in het gezicht van de mensen van de praktijk' is?
Antwoord
Het CPB heeft een contra-expertise gehouden. Dat houdt in dat het CPB de
analyse van PwC op plausibiliteit toetst, maar niet het onderzoek over doet.
Gegeven die invalshoek heeft het CPB geen gesprekken met het betrokken
bedrijfsleven gevoerd.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2,3 en 14 heb aangegeven, zijn er bij de
lagere inschatting van het CPB van de extra werkgelegenheid in de
luchtvaartcluster wel enkele kanttekeningen te plaatsen. Daarom valt er al met al
te concluderen dat er geen reden is om de schatting van de werkgelegenheid
gerelateerd aan het JSF-programma door PwC (sterk) neerwaarts bij te stellen.
Het CPB merkt ten aanzien van de langere termijn op dat de extra
werkgelegenheid en innovatie in de luchtvaartcluster niet met zekerheid een op
een te vertalen is in navenant hogere werkgelegenheid en innovatie voor de
gehele Nederlandse economie. Wel zijn er verschillende omstandigheden - zoals
een relatief hoogwaardige werkgelegenheid en relatief hoge R&D-uitgaven in deze
cluster - waardoor aannemelijk is dat dit de gehele Nederlandse economie ten
goede komt. Ik respecteer de kwalificatie van het NIFARP daarom, maar ik denk
niet dat hier al te veel reden voor is.
---
Deelt u de conclusie van het CPB dat gedurende de periode tot en met 2052
sprake zal zijn van volledige verdringing van werkgelegenheid, en dat het JSF
programma dus in het geheel niet leidt tot extra werkgelegenheid? Hoe
beoordeelt u deze stelling in tijden van economische crisis en snel oplopende
werkloosheid?
---
Wat is de relatie van de modellen van het CPB, waarbij de activiteiten van
specifieke bedrijfsnetwerken kennelijk nooit tot extra werkgelegenheid leiden, met
de echte wereld?
Pagina 4 van 6
Directoraat-Generaal
Ondernemen & Innovatie
Directie Ondernemen
Ons Kenmerk
OI/O / 9063143
Antwoord 7 en 8
Gegeven de (macro-economische) veronderstellingen die het CPB hanteert (zie
het antwoord op vraag 5) is het niet verrassend dat het CPB uitkomt op volledige
verdringing. De redenering is dat iedere baan die het JSF-project creëert - die
geen verandering brengt in bepaalde structurele factoren - een andere baan in de
economie verdringt, omdat de totale werkgelegenheid in de economie op lange
termijn vastligt (arbeidsaanbod min structurele werkloosheid). In beginsel geldt
dit ook voor de stimulering van andere specifieke bedrijfsnetwerken, zo blijkt uit
de CPB-studie "kansrijk kennisbeleid" uit 2006. Dit wil echter niet zeggen dat dit
soort projecten niet van belang zijn voor de Nederlandse economie, vooral
vanwege de hoogwaardige werkgelegenheid en kennis en innovatie die wordt
gegenereerd. Het CPB wijst hier overigens ook op in de contra-expertise op het
PwC-rapport.
Bijkomend effect van de werkgelegenheid van het JSF-programma in de huidige
moeilijke economische situatie is dat het JSF-programma bijdraagt aan het op peil
houden van de onderzoekscapaciteit bij bedrijven, terwijl de R&D-investeringen
van bedrijven door de recessie onder druk staan.
---
Begrijpt u waarom het voor het CPB onduidelijk is 'of het JSF programma bij
innovatie significant boven andere projecten in de industrie uitspringt'? Hoe
verhouden zich volgens u de research & development (R&D) uitgaven van de
bedrijven die betrokken zijn bij het JSF programma tot die van de rest van de
Nederlandse industrie? Hoe beoordeelt u de stelling van het Nederlands Instituut
voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart dat de industrie, betrokken bij de JSF
ontwikkeling, met gemiddeld 11% ruim een factor vier meer aan R&D besteedt?
Antwoord
Een exacte vergelijking van de uitgaven aan innovatie met de rest van de
industrie zoals het CPB wenst, is helaas niet voorhanden. Wel passen de cijfers
van PwC in het bekende beeld dat R&D-intensiteit van de defensiegerelateerde
industrie relatief hoog is. Zo concludeert het NIVR (Tweede Kamer 2006 - 2007,
26 488 nr. 45) dat de R&D-uitgaven van de industrie betrokken bij de JSF (11%)
circa vier keer hoger zijn dan de rest van de Nederlandse industrie (2,3%). Het
EIM wijst in de studie "De Nederlandse defensiegerelateerde industrie:
actualisering van de kwantitatieve kenmerken" van mei 2008 (Tweede Kamer
2008 - 2009, OI/MP 8057480) dat van het totaal aantal banen in de
defensiegerelateerde industrie 20% wordt ingenomen door R&D-activiteiten. Dit is
(aanzienlijk) hoger dan in de rest van de industrie.
10
Is de luchtvaartindustrie daarom niet juist bij uitstek een sector die innovatief is
en hoogwaardige werkgelegenheid oplevert? Klopt het dat indien minder
hoogwaardige industriële arbeid door de JSF deelname verdrongen wordt, deze
verdringing per saldo juist goed is voor de economie?
Antwoord
De luchtvaartindustrie is een sector met hoogwaardige werkgelegenheid en veel
innovatie. Dat is ook een belangrijke reden voor deelname van Nederland aan het
Pagina 5 van 6
Directoraat-Generaal
Ondernemen & Innovatie
Directie Ondernemen
Ons Kenmerk
OI/O / 9063143
JSF-programma. Het klopt dat verdringing van werkgelegenheid per saldo kan
leiden tot een welvaartswinst. Dit is het geval, wanneer laagproductieve arbeid
wordt vervangen door hoogproductieve arbeid. In Duitsland bedraagt bijvoorbeeld
de productie per werknemer in de vliegtuig- en ruimtevaartsector ¤ 59,- per uur
tegen ¤ 41,- voor de gehele industrie en ¤ 39,- voor de gehele economie. Het
NIVR concludeert dat de toegevoegde waarde per arbeidsplaats1 van de bij het
JSF-programma betrokken bedrijfsleven in Nederland ongeveer 20% hoger ligt
dan het gemiddelde van de industrie (Tweede Kamer 2006 - 2007, 26 488 nr.
45). Extra werkgelegenheid in de vliegtuig- en ruimtevaartsector die ten koste
gaat van banen in een gemiddelde industriële sector levert in dat geval een hoger
nationaal inkomen op.
---
Geldt de modelmatige aanpak van het CPB ook voor bedrijven als Philips en
ASML? Zouden in dat geval deze imposante R&D investeerders geen banen
creëren? Waar worden naar uw mening dan wel banen gecreëerd? Zouden
bedrijven daarbij mogelijkerwijs een rol kunnen spelen?
Antwoord
Bedrijven creëren banen, of het nu gaat om grote R&D-intensieve bedrijven of
kleine bedrijven. Het CPB ontkent dit ook niet. Gegeven de veronderstellingen die
het CPB hanteert, leidt nieuwe werkgelegenheid op bedrijfsniveau (bijvoorbeeld
als het gevolg van het JSF-programma) niet tot meer werkgelegenheid in de
totale economie (zie het antwoord op vraag 7 en 8). Dit doet overigens niets af
aan het belang van deze werkgelegenheid voor de economie, ook in relatie tot
innovatie, productiviteit en uiteindelijk welvaartscreatie.
12
Hoe verhoudt de modelmatige aanpak van het CPB zich tot de initiatieven die in
het kader van het Innovatieplatform worden genomen? Heeft u kennisgenomen
van de noodklok die het Innovatieplatform geluid heeft over de uitgaven voor
onderzoek en ontwikkeling? 3)
13
Onderschrijft u het verzoek om bestaande kennisinvesteringen en R&D overeind
te houden en te versnellen waar mogelijk, ook in het licht van de deelname aan
de ontwikkeling van de JSF?
Antwoord
Zowel het CPB als het Innovatieplatform wijst regelmatig op het belang van
kennis en innovatie voor de economische ontwikkeling. Zo zijn kennis en innovatie
de motor achter de groei van de arbeidsproductiviteit en vanwege de positieve
externe effecten ook goed voor de samenleving als geheel. Het Innovatieplatform
heeft inderdaad in dit economische klimaat de oproep gedaan om bestaande
kennisinvesteringen en R&D overeind te houden en waar mogelijk te versnellen.
1 Het gaat hier om de toegevoegde waarde per Vol Tijd Equivalent (VTE).
Pagina 6 van 6
Directoraat-Generaal
Ondernemen & Innovatie
Directie Ondernemen
Ons Kenmerk
OI/O / 9063143
15
Moet, indien onverhoopt besloten zou worden tot beëindiging van de deelname
aan het JSF programma, gevreesd worden voor de toekomst van de
luchtvaartcluster in Nederland, zeker in het licht van de economische crisis?
Hoeveel banen staan dan op het spel?
Antwoord
Indien deelname aan het JSF-programma wordt beëindigd, zullen ook de
industriële activiteiten voor JSF afnemen en zelfs worden beëindigd. Dit zal
ongetwijfeld gevolgen hebben voor de positie van de luchtvaartcluster als gevolg
van de samenhang tussen civiele en militaire aerospace. Op dit moment
kan echter niet worden ingeschat of hiermee de kritische massa verdwijnt en
derhalve de toekomst van de luchtvaartcluster als geheel in het geding is. In
totaal werken er circa 17.000 personen in de defensiegerelateerde industrie (EIM,
De Nederlandse defensiegerelateerde industrie, actualisering van de kwantitatieve
kenmerken, mei 2008).
16
Hanteert u bij het bestrijden van de economische crisis de bij het JSF programma
gehanteerde CPB modellen? Bent u bereid deze vragen uiterlijk vóór 1 april 2009
te beantwoorden in verband met het geplande algemeen overleg over vervanging
F-16 op 15 april a.s.?
Antwoord
De contra-expertise van het CPB is niet gebaseerd op een doorrekening met CPBmodellen.
Daarmee is de vraag over het gebruik van bij de JSF gehanteerde CPBmodellen
voor het bestrijden van de economische crisis niet aan de orde.
(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven
Minister van Economische Zaken