PvdA Europees parlement


Europa moet investeren in de wereld

2 april 2009

Thijs Berman De economische crisis is overal. Er is geen plek op de wereld waar deze crisis niet wordt gevoeld. Voorspeld wordt dat het aantal armen in 2009 stijgt met meer dan 60 miljoen. Hoe harder de crisis in de rijke landen om zich heen grijpt, hoe meer de bestrijding van armoede in ontwikkelingslanden onder druk komt te staan. Dat lijkt logisch er is minder geld. Maar toch, als arme landen welvarender worden, krijgen miljoenen mensen beneden de Sahara, in Azië en in Zuid-Amerika eindelijk een toekomst.

Tegelijkertijd worden ze een veelbelovende markt voor ons. Wereldwijde solidariteit biedt een uitweg uit de crisis, het versterkt de arme landen en schept werk, ook in de rijke landen. De nieuwe Amerikaanse president Barack Obama zei het ook al: "De toekomst van arme landen is onze toekomst. Nu is het moment om die toekomst, waar zoveel mensen op hopen, waar te maken." Obama wil daarom het budget voor ontwikkelingshulp verdubbelen.

Dinsdag 10 februari jl. was Louis Michel, Eurocommissaris voor ontwikkelingssamenwerking, in Den Haag om daar met de Tweede Kamer te debatteren over Europese ontwikkelingssamenwerking. Brussel heeft kritiek op de lidstaten, omgekeerd komt de eurocommissaris in Den Haag niet in een sfeer van vertrouwen en optimisme terecht. Immers ontwikkelingshulp en de effectiviteit ervan liggen constant onder vuur in het Nederlandse debat. Toch was Louis Michel in een uitermate optimistische stemming. Hij zei: "In deze tijd van crises economische, energie-, voedsel- en klimaatcrisis, is het meer dan ooit noodzakelijk om het ontwikkelingsbeleid zin en inhoud te geven. Ontwikkeling is een deel van de oplossing van de crisis. Het is niet een deel van het probleem"

De financiële krapte dwingt ieder om het geld zo efficiënt mogelijk te besteden. Ontwikkelingsgeld is nu te versnipperd en moet meer gericht worden op de armste landen, zoals minister Koenders van Ontwikkelingssamenwerking ook nastreeft in zijn fragiele staten- beleid. Europa, 's werelds grootste hulpgever, kan wat dat betreft nog veel winnen.

Eurocommissaris Louis Michel heeft begrijpelijke frustraties. Europa zou meer gericht moeten samenwerken, waarbij de Europese Commissie een coördinerende rol moet vervullen. In de praktijk komt daar weinig of niets van terecht, want een oude koloniale macht als Frankrijk laat zich niet coördineren.

Slechts 40% van de wereldwijde ontwikkelingssamenwerking gaat naar de 65 armste landen. Willen we de armoede terugdringen, dan moet dat percentage omhoog. Het beleid van de lidstaten heeft nog steeds de neiging om zich op te veel landen te richten. Daarnaast is het niet nodig dat het platteland van Mali door 26 verschillende organisaties wordt ontwikkeld. Ondanks plechtige afspraken, zoals gemaakt in Accra in 2008 over een betere rolverdeling van de diverse Europese lidstaten, is er nog steeds teveel overlap. De noodzaak van rationalisatie bestaat overigens ook voor de talloze organisaties die zich inzetten voor arme landen. De NGO's lijken chronisch te lijden aan een verbrokkeld hobbyisme met (wereldwijd) 60.000 hulpprojecten in 2005, een vertienvoudiging ten opzichte van 1995.

Daartegenover staat de kritiek van de Europese lidstaten op Brussel. De Europese Commissie geeft ongeveer een derde van het hulpbudget uit aan directe begrotingssteun. Waar Nederland de begrotingshulp voor vier jaar vaststelt, geeft Brussel toezeggingen tot zes jaar. Dat leidt tot een gebrek aan sturingsmogelijkheden. Het is bovendien onbegrijpelijk waarom Kongo begrotingssteun krijgt, het land heeft nog lang geen onkreukbare reputatie. En er zijn wel meer twijfelachtige regeringen die ruim bedeeld worden. In theorie zullen nationale parlementen in arme landen meer werk maken van democratische controle, als er ook echt iets van beleid en uitgaven te controleren valt. In de praktijk missen ze de juiste instrumenten om dat te doen. Laat de EU daarom meer investeren in goed bestuur. De democratie van arme landen wordt ermee versterkt en regeringen krijgen de kans hun eigen keuzes te maken voor hun ontwikkeling.

Wat de EU bij uitstek meer kan doen, is (micro-)kredieten verlenen, via lokale banken, aan vrouwen en mannen die dromen van een eigen bestaan, met ateliers, bedrijfjes, boerengrond. Het beleid moet zich meer gaan richten op de economie van arme landen, op de ambities van vrouwen en mannen met capaciteiten en dromen. Die nieuwe weg is nodig, zonder op klassieke hulpsectoren te korten, zoals gezondheidszorg en onderwijs. Dat vraagt om nieuwe stappen, in Brussel en in de lidstaten. Nationale parlementen in de EU moeten meer gebruik maken van hun zeggenschap en de verantwoordelijkheid nemen om het nationale en Europese beleid beter op elkaar af te stemmen.

De EU heeft een gezamenlijk handelsbeleid, en steeds meer ook een gezamenlijk buitenlands beleid. Eurocommissaris Louis Michel wil net als de PvdA werken aan een rechtvaardige, duurzame globalisering. "Dat is de grootste uitdaging van vandaag voor de wereld. Dat is ook de grootste uitdaging voor Europa", volgens Michel. Volgens mij moet de EU zich vooral richten op zijn coördinerende rol, op beleid dat past bij ons handelsbeleid en op veelomvattende humanitaire taken zoals de hulp aan Gaza. Juist nu privé-geld minder stroomt, moet Brussel die publieke verantwoordelijkheid veel nadrukkelijker op zich nemen.

Thijs Berman, lid van het Europees Parlement voor de PvdA, vice-voorzitter van de commissie ontwikkelingssamenwerking in het Europees Parlement.