Binnen vier jaar kunnen de eerste Rotterdamse woningen worden verwarmd
met overtollige restwarmte van de Rotterdamse industrie. Dit schrijft
wethouder Mark Harbers (Economie, Haven en Milieu) vandaag aan de
Rotterdamse gemeenteraad.
Met een nieuwe businesscase voor het Warmtebedrijf, waarin nauw wordt
samengewerkt met Afval Verwerking Rijnmond (AVR, onderdeel van de Van
Gansewinkel Groep) en E.ON Benelux, zet Rotterdam een belangrijke stap
op weg naar de ambitie om 50.000 woningen aan te sluiten op
overtollige warmte uit het haven- en industrieel gebied. Door
aansluiting van deze woningen op restwarmte is minder aardgas nodig,
wat leidt tot een reductie van de CO2-emissie, een verhoging van de
energie-efficiency en een verbetering van de luchtkwaliteit.
Wethouder Harbers: "Rotterdam is vanwege de schaalgrootte van het
haven- en industrieel complex zeer goed in staat om de overtollige
industriewarmte die nu in de atmosfeer verdwijnt of wordt geloosd op
het oppervlaktewater, te gebruiken voor het verwarmen van gebouwen in
de stad. Dit betekent niet alleen een besparing van fossiele
brandstoffen en vermindering van CO2-emissie, ook is het veiliger voor
de Rotterdammer en levert het een belangrijke bijdrage aan de
luchtkwaliteit in de stad." De gemeente heeft voor haar gebouwde
omgeving (zo'n 270.000 woningen en gebouwen) een CO2-reductie
doelstelling geformuleerd van 50% (Rotterdam Climate Initiative). Het
al bestaande warmtenet in Rotterdam Noord en Kop van Zuid bestaat uit
circa 40.000 aansluitingen. Door het leveren van industriële
restwarmte aan de nieuwbouw en bestaande bouw in Rotterdam wordt het
aantal aansluitingen meer dan verdubbeld.
Duurzame keten
Binnen het restwarmteproject wordt samengewerkt met energiebedrijven
Eneco, Nuon en E.ON Benelux. De restwarmte wordt door het
Warmtebedrijf van de Afvalverbrandingsinstallatie (AVI) van de AVR/Van
Gansewinkel betrokken, die de warmte aanbiedt in de vorm van stoom.
"De meest energieoptimale combinatie bij afvalverwerking is de
verbinding van restwarmte met stadsverwarming. Daarmee voldoen we aan
de hoogste milieueisen", aldus AVR/Van Gansewinkel. Een belangrijk
verschil met het oorspronkelijke bedrijfsmodel is dat in de nieuwe
businesscase een duidelijke scheiding wordt gemaakt tussen levering,
transport en distributie van de warmte enerzijds en eigendom en beheer
van een warmtenet anderzijds. In de nieuwe constructie is het
Warmtebedrijf NV omgevormd tot een infrastructuurbedrijf dat zorgt
voor de uitkoppeling van warmte en de benodigde infrastructuur. Het
Warmtebedrijf is verantwoordelijk voor de omzetting van deze stoom in
bruikbare restwarmte en/of elektriciteit en het transport van de
restwarmte. De energiedistributiebedrijven leveren de restwarmte aan
de Rotterdamse huishoudens voor verwarming en voor warm water.
Voor de exploitatie wordt een afzonderlijke NV opgericht. Deze wordt
verantwoordelijk voor alle afname en leveringsovereenkomsten, het
optimaal gebruik en inzet van restwarmte en de ontwikkeling van nieuwe
warmtebronnen. De nieuwe warmtetransportinfrastructuur wordt
aangesloten op het bestaande stadsverwarmingnet en de stadscentrales
van E.ON Benelux. De aanleg van het restwarmteproject levert de
komende drie jaar zo'n 275 arbeidsplaatsen op.
Voordelen voor volksgezondheid, veiligheid en luchtkwaliteit
De Rotterdamse huishoudens maken straks gebruik van duurzame energie,
gemaakt uit afval en waar geen fossiele brandstof voor nodig is.
Hierdoor hebben de individuele huishoudens geen cv- of gasketel meer
nodig. Volgens aandeelhouder Woningcorporatie Woonbron leidt het
gebruik van restwarmte niet alleen tot een CO2-reductie van meer dan
50% per woning per woning, ook kunnen Rotterdammers straks gebruik
maken van duurzame warmte voor hun woningen tegen door de Warmtewet
gereguleerde tarieven. De benutting van restwarmte heeft daarnaast een
belangrijk effect op de luchtkwaliteit. Onderzoek wijst uit dat
toepassing van restwarmte bij 50.000 woningen leidt tot een CO2
emissiereductie van 50 tot 60 kiloton per jaar en een NOx
emissiereductie van 105 ton per jaar in 2020. Dit betekent het gebruik
van restwarmte voordelen oplevert voor zowel de volksgezondheid,
veiligheid en luchtkwaliteit.
Duurzame energie in gebouwde omgeving
Rotterdam richt zich vanuit het Rotterdam Climate Initiative op het
gebruik van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Doelstelling
hierbij is dat de gebouwde omgeving in 2025 energieneutraal is.
Woningen, kantoren en andere gebouwen zullen dan alleen nog duurzame
energie verbruiken. In 2007 is de gemeentelijke bouwverordening
aangepast waardoor een aansluiting op het collectieve warmtesysteem
verplicht is voor nieuw te bouwen gebouwen in de nabijheid van het
warmtenet. De positieve gevolgen van een aansluiting op het warmtenet
worden meegenomen in de warmtewaardering, en daarmee de waarde van het
gebouw. Dit is een stimulans voor bouwbedrijven om energiezuinig te
bouwen. Naast inzet op restwarmteprojecten onderzoekt de gemeente hoe
zij energiebesparing en andere vormen van duurzame energie verder kan
stimuleren.
Bron: Bestuursdienst, 02-04-2009
Gemeente Rotterdam