Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
HO&S/2009/111994
Datum 2 april 2009
Betreft vragen van lid J.van Dijk
Op 29 december 2008 zond u mij Kamervragen van het lid J. van Dijk over de
door de Hogeschool Zuyd aan studenten in rekening gebrachte kosten
(2008Z10340/2080908710). Mijn antwoorden op die vragen heb ik u toegezonden
bij brief van 21 januari 2009.
Naar aanleiding van de beantwoording van de Kamervragen, heb ik het college
van bestuur van de hogeschool Zuyd bij brief van 3 februari jl. uiteengezet in
welke gevallen een instelling een extra vergoeding kan vragen en onder welke
voorwaarden dat kan plaatsvinden. Daarbij ben ik specifiek ingegaan op de
voedingspractica, een van de activiteiten waarvoor de instelling wel een
vergoeding kan vragen. Het is mogelijk dat ik in mijn antwoorden op de
Kamervragen ten onrechte de indruk heb gewekt dat in het geval van
voedingspractica ook een alternatief geboden moet worden.
Een afschrift van de brief aan de hogeschool Zuyd zend ik u hierbij. Graag licht ik
de strekking van deze brief hieronder toe.
Het staand beleid met betrekking tot het vragen van een vergoeding van door de
instelling gemaakte kosten, houdt in grote lijnen het volgende in:
- Voor verrichtingen door de instelling die behoren tot de primaire taken,
mag geen extra vergoeding worden gevraagd. Daaronder valt onder
andere de werving van stageplaatsen;
- Studenten worden verondersteld zelf de kosten van een aantal
onderwijsbenodigdheden te dragen, zoals boeken en bepaalde kosten
verbonden aan practica (bijvoorbeeld een veiligheidsbril);
- Bepaalde kosten voor onderwijsbenodigdheden kunnen worden
doorberekend, doch slechts op basis van vrijwilligheid. Een student moet
zelf kunnen beslissen of hij zelf bepaalde boeken en materialen aanschaft
of dat hij deze betrekt van de instelling;
- Als aan een onderdeel van de opleiding extra kosten zijn verbonden, moet
de student een alternatief worden geboden. Slechts in een enkel
uitzonderingsgeval kan geen alternatief worden geboden; daarbij gaat het
bijvoorbeeld om voedingspractica. Daarbij geldt tevens als argument dat
het hier gaat om materiaal dat door de studenten wordt verbruikt
(genuttigd) in tegenstelling tot andere materialen die worden gebruikt in
het kader van een opleiding; de voeding die tijdens een
voedingspracticum wordt gemaakt vervangt een maaltijd voor de student;
a
na 1 van 2
Pagi
- Ingeval van activiteiten en voorzieningen die geen deel uitmaken van de Datum
opleiding, vindt deelname daaraan respectievelijk gebruikmaking daarvan
plaats op vrijwillige basis. Vanzelfsprekend geldt hetzelfde voor de Onze referentie
daaraan verbonden kosten. HO&S/2009/111994
De door de instelling in rekening te brengen extra kosten moeten qua hoogte
redelijk en billijk zijn en studenten moet desgevraagd financiële ondersteuning
geboden worden. Ook is het de taak van de instelling de (aanstaande) studenten
op adequate en tijdige wijze te informeren over de aard en omvang van
(mogelijk) extra kosten en de geboden alternatieven.
Ik heb de hogeschool verzocht na te gaan of de soort in rekening gebrachte
kosten en de omvang daarvan in overeenstemming met mijn beleid zijn en mij
daarover te berichten. In een mondeling onderhoud met de instelling heb ik het
beleid nogmaals uiteengezet. Daarbij is tevens aan de orde geweest dat op dit
moment een evaluatie van het instellingsbeleid in dezen plaatsvindt. De instelling
heeft toegezegd mij voor de zomer te zullen informeren over de uitkomst
daarvan.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 2 van 2