Een verkenning naar de financiële
toegankelijkheid van huishoudens bij
de beoefening van culturele en/of
sportieve activiteiten
Betaalbaarheid
cursusactiviteiten bij
Centra voor de Kunsten
Een verkenning naar de financiële toegankelijkheid van huishoudens bij de beoefening van culturele en/of sportieve activiteiten
Nibud, 2009
Uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Met dank aan Kunstconnectie, Kunstfactor en
Cultuurnetwerk Nederland
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
4
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
9 Kindertoeslag 83 83 83 78 Zorgtoeslag 46 41 30 0 TOTAAL INKOMSTEN 1719 1969 2025 2186 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Voorwoord
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), directie Kunsten, wil meer inzicht in de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening voor huishoudens met een laag inkomen. Het ministerie heeft het Nibud gevraagd om hier een onderzoek naar te verrichten. Het Nibud heeft in dit rapport vanuit de aanwezige expertise over bestedingen van huishoudens getracht deze problematiek inzichtelijk te maken. Het ministerie van OCW is opdrachtgever van dit onderzoek. De begeleidingscommissie bestaat uit Joost Kuggeleijn (OCW), Robert Oosterhuis (OCW), Ap de Vries (directeur Kunstconnectie), Tom de Rooij (directeur Kunstfactor), Lydia Jongmans (VNG) en Maarten Koornneef (VWS).
Naast actieve kunstbeoefening is het ook interessant om een inschatting te kunnen maken van de betaalbaarheid van de kosten van sportbeoefening voor huishoudens met een laag inkomen. Zeker omdat het voor veel van deze huishoudens waarschijnlijk aankomt op een keuze voor een van de twee, sport- of actieve kunstbeoefening. Daarom wordt in dit rapport naast de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening ook kort besproken wat dit betekent voor de betaalbaarheid van sportbeoefening.
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
6
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Inhoud
VOORWOORD ......................................................................................................................... 5 INHOUD ................................................................................................................................... 7
1. INLEIDING ........................................................................................................................... 9
1.1 Centrale vraag
............................................................................................................... 9
1.2 Kern van dit rapport: bestedingsruimte ......................................................................... 9
1.3 Focus van dit rapport: actieve kunstbeoefening ......................................................... 11
1.4 Begrippen .................................................................................................................... 11
1.5 Leeswijzer ................................................................................................................... 12
2. METHODE
.......................................................................................................................... 13
2.1 Inleiding ....................................................................................................................... 13
2.2 Bestedingen van huishoudens .................................................................................... 13
2.2.1 Inleiding ............................................................................................................................... 13
2.2.2 Inkomsten ............................................................................................................................. 14
2.2.3 Basispakket
---
14
2.2.4 Restpakket............................................................................................................................. 14
2.2.5 Uitgavensoorten ................................................................................................................... 15
2.2.6 Begrotingen .......................................................................................................................... 15 2.3 Actieve kunstbeoefening ............................................................................................. 15 2.3.1 Disciplines
---
15 2.3.2 Gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening .............................................................. 16 2.4 Tegemoetkomingen voor sociaal-culturele activiteiten ............................................... 16
3. BESTEDINGSRUIMTE VAN HUISHOUDENS .................................................................. 19 3.1 Inleiding ....................................................................................................................... 19 3.2 Bestedingsruimte ........................................................................................................ 19 3.2.1 Alleenstaanden ..................................................................................................................... 21 3.2.2 Paren zonder kinderen .........................................................................................................
---
3.2.3 Eenoudergezinnen ................................................................................................................
---
3.2.4 Paren met kinderen ..............................................................................................................
---
3.2.5 Huishoudens onderling vergeleken ......................................................................................
---
4. ACTIEVE KUNSTBEOEFENING
....................................................................................... 25 4.1 Inleiding ....................................................................................................................... 25 4.2 Kosten actieve kunstbeoefening ................................................................................. 25 4.2.1 Bestaand cijfermateriaal ...................................................................................................... 25 4.2.2 Recente inventarisatie tarieven lesuren
---
26 4.2.3 Contacturen, duur cursus en groepsgrootte ......................................................................... 28 4.2.4 Bijkomende kosten
---
28 4.2.5 Gezinskorting ....................................................................................................................... 31 4.2.6 Vergelijking cijfermateriaal ................................................................................................. 32 4.3 Kosten van sportbeoefening ....................................................................................... 33
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
4.4 Tegemoetkoming sociale en culturele participatie ...................................................... 34 4.5 Conclusie .................................................................................................................... 36
5. BETAALBAARHEID VAN ACTIEVE KUNSTBEOEFENING ........................................... 37 5.1 Inleiding ....................................................................................................................... 37 5.2 Betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening ............................................................. 37 5.2.1 Betaalbaarheid en gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname
---
37 5.2.2 Betaalbaarheid van recent geïnventariseerde tarieven en bijkomende kosten ..................... 38 5.2.3 Na uitgaven uit het basispakket ............................................................................................ 40 5.2.4 Na uitgaven uit het restpakket .............................................................................................. 41 5.2.5 Als enkel de kinderen deelnemen
---
41 5.2.6 Lokale tegemoetkomingen .................................................................................................... 43 5.4 Betaalbaarheid van sportbeoefening .......................................................................... 44 5.5 Conclusie .................................................................................................................... 45
6. SAMENVATTING
............................................................................................................... 47
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN ............................................................................................... I Bijlage 1: Begrotingen .............................................................................................................. ii
---
Bijlage 2: Resultaten bestedingsruimte ................................................................................. xxv Bijlage 3: Verantwoording berekening nkomsten ................................................................ xxvii Bijlage 4: Verantwoording berekening uitgaven ................................................................... xxix Bijlage 5: Uitgaven aan kunstbeoefening ............................................................................ xxxv
8
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
1. Inleiding
Vijf en een half miljoen mensen beoefenen een of meer vormen van amateurkunst (Kunstfactor, 2007). Gemiddeld varieert de tijd die aan kunstbeoefening besteed wordt tussen 154 en 460 minuten per week. 925.000 kunstbeoefenaars volgen lessen, waarvan ongeveer de helft bij een Centrum voor de Kunsten en de andere helft hebben les bij particuliere docenten. Vaak zijn er kosten verbonden aan het volgen van lessen en vaak ook aan de aanschaf en het onderhoud van instrumenten, materialen en kleding. De vraag die hierbij gesteld kan worden is of iedereen die graag mee zou willen doen aan kunstbeoefening, dat ook kan betalen.
1.1 Centrale vraag
In dit rapport wordt dieper ingegaan op de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening in cursusverband bij Centra voor de Kunsten. Het spitst zich met name toe op de financiële ruimte voor het actief beoefenen van kunst zonder professioneel oogmerk.
De centrale vraag van dit onderzoek luidt:
Hoe is het met de betaalbaarheid gesteld van actieve kunstbeoefening bij Centra voor de Kunsten en/of sportbeoefening voor diverse typen huishoudens in Nederland?
Voor de beantwoording van de centrale vraag zijn antwoorden nodig op de volgende deelvragen: Welke bestedingsruimte hebben verschillende huishoudens? Wat zijn noodzakelijke uitgaven en welke uitgaven komen daar vaak nog bij? Nader kijkend naar het begrip actieve kunstbeoefening: Wat wordt hiermee bedoeld en welke vormen van actieve kunstbeoefening zijn er? Hoeveel kost actieve kunstbeoefening en welke tegemoetkomingen voor huishoudens met een beperkt inkomen zijn er voor deze kosten?
1.2 Kern van dit rapport: bestedingsruimte In het Armoedebericht 2008 van het CBS/SCP is aangegeven dat in 2008 verwacht wordt dat 7,6 procent van de huishoudens in Nederland onder de lage-inkomensgrens leeft. Deze lage inkomensgrens ligt onder het sociaal minimum dat is vastgesteld op 105 procent van het minimuminkomen.
In dit rapport worden drie kerngegevens gebruikt waarmee de bestedingsruimte van huishoudens in kaart wordt gebracht, te weten huishoudtypen, inkomensniveaus en huren. De insteek is vooral de vergelijkbaarheid van huishoudens onderling. De samenstelling van de voorbeeldhuishoudens sluit aan op de manier waarop het Nibud
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
regelmatig rapporteert over bestedingen van huishoudens met een minimuminkomen. Bij eenoudergezinnen en alleenstaanden komt een laag inkomen relatief vaak voor. In dit onderzoek zijn de volgende huishoudtypen onderzocht: Alleenstaande onder de 65 jaar;
Alleenstaande, 65 jaar of ouder;
Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar;
Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; Echtpaar jonger dan 65 jaar;
Echtpaar, 65 jaar of ouder;
Echtpaar met 1 kind van 8 jaar;
Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar.
Voor elk van de huishoudens worden berekeningen gemaakt bij de volgende inkomens: netto minimuminkomen (WWB- of AOW-uitkering); 110% van het netto minimuminkomen;
120% van het netto minimuminkomen;
150% van het netto minimuminkomen.
De inkomensniveaus van vanaf 110 procent van het minimum liggen boven het sociale minimum (105 procent) en boven de lage-inkomensgrens (bijstandsniveau 1978). De keuze voor deze inkomensniveaus is mede gebaseerd op de manier waarop het Nibud regelmatig diverse gemeenten adviseert over hun minimabeleid. Veel gemeentelijke regelingen worden aangeboden aan huishoudens die een inkomen hebben tot 110 of tot 120 procent van het minimum. Ter vergelijking is ook een inkomensniveau van 150 procent van het minimum in de berekeningen betrokken.
De besteedbare inkomens van huishoudens met deze inkomensniveaus lagen in 2006 tussen 12 en 27 duizend euro per jaar. De meest recente beschikbare cijfers van het CBS over de inkomensverdeling van particuliere huishoudens over het jaar 2006 wijst het volgende uit: Er zijn ongeveer vierhonderdduizend huishoudens met een besteedbaar inkomen tot 10 duizend euro per jaar. In de categorie 10 tot 20 duizend euro per jaar vallen ongeveer 1,8 miljoen huishoudens. Van 20 tot 30 duizend euro per jaar zijn dat nog eens 1,6 miljoen huishoudens (CBS, 2009). Volgens ramingen van het SCP is het aantal huishoudens met een inkomen onder de lage inkomensgrens gedaald tussen 2006 en 2008 van 9,3 naar 7,6 procent (Armoedebericht, CBS/SCP, 2008).
De woonlasten vormen in de meeste huishoudens de grootste uitgavenpost op de begroting. Om het effect van de hoogte van de woonlasten zichtbaar te maken, worden voor twee huren begrotingen gemaakt. Er is gekozen voor een gemiddelde huur en een huur die anderhalf keer zo hoog ligt. Het gemiddelde is afhankelijk van huishoudsamenstelling en inkomensniveau.
10
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
De gekozen huurprijzen zijn als volgt: Een alleenstaande heeft een gemiddelde huur van 313 euro per maand bij een inkomen van minder dan 150 procent van het minimum. Bij het hoogste inkomensniveau is dat 352 euro. Meerpersoonshuishoudens hebben een gemiddelde huur van 381 euro. Hierbij maakt het inkomen tot en met 150 procent van het minimum geen verschil. De bovengemiddelde huur komt hiermee respectievelijk op 469 euro, 528 euro en 571 euro.
De huurprijzen die onder de kwaliteitskortingsgrens (348,99 euro, juli 2008) vallen worden zo volledig mogelijk door de huurtoeslag vergoed. Een kwart van de huurwoningen heeft een huur onder deze grens. Dit blijkt uit de huurenquête van het CBS. Zie voor een uitgebreidere toelichting de verantwoording van de uitgaven in bijlage 4. Hogere huurprijzen tot aan de eerste aftoppingsgrens (499,51 euro) worden gedeeltelijk vergoed door de huurtoeslag. 54 procent van de huurwoningen valt in deze categorie. 15 procent van de huurwoningen waarbij nog wel recht is op huurtoeslag (631,73 euro) valt hierboven. De overige 6 procent valt hierboven. Geen enkele van de voorbeeldhuishoudens in dit rapport valt in deze categorie.
De gemiddelde huur van de alleenstaande voorbeeldhuishoudens valt dus in de laagste categorie waar een kwart van de huurwoningen deel van uitmaakt. De gemiddelde huur van meerpersoonshuishoudens valt dus in de categorie waar 54 procent van de huurwoningen deel van uitmaakt. Evenals de bovengemiddelde huur van alleenstaanden. De bovengemiddelde huur van de meerpersoonshuishoudens in deze rapportage valt in de categorie waar 15 procent van de huurwoningen deel van uitmaakt.
1.3 Focus van dit rapport: actieve kunstbeoefening Actieve kunstbeoefening valt grofweg in te delen in kunstbeoefening aan de diverse Centra voor de Kunsten, in verenigingsverband of bij particuliere instellingen of docenten. Er zijn verschillende disciplines te onderscheiden. Daarover in het volgende hoofdstuk meer. Voor wat betreft de kosten valt er grofweg het onderscheid te maken in de kosten in verband met lessen en de kosten in verband met de aanschaf en het onderhoud van instrumenten, materialen en kleding. In dit rapport wordt vooral gekeken naar de kosten van actieve kunstbeoefening in verband met cursusgeld bij de diverse Centra voor de Kunsten. Naast deze kosten wordt ook gebruik gemaakt van beschikbare cijfers over de uitgaven aan cultuurdeelname. Meer hierover volgt in hoofdstuk 2.
1.4 Begrippen
Het minimuminkomen is het inkomen op WWB-niveau (bijstandsuitkering) of AOW- niveau. Daarnaast worden inkomensniveaus van 110, 120 en 150 procent van het
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
minimum genoemd. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de methodiek achter deze begrippen.
De bestedingsruimte van huishoudens wordt in deze rapportage berekend als het saldo van de inkomsten min de uitgaven. Er wordt onderscheid gemaakt naar de bestedingsruimte nadat enkel de noodzakelijke uitgaven zijn gedaan en de bestedingsruimte nadat een pakket aan uitgaven gedaan zijn die niet per se noodzakelijk zijn. In het volgende hoofdstuk wordt dieper ingegaan op dit onderscheid en wat hieronder verstaan wordt.
Onder actieve kunstbeoefening wordt het volgende verstaan: Het actief beoefenen van kunst zonder daarmee primair in het levensonderhoud te voorzien. Verderop in dit rapport wordt diverse malen de term actieve kunstbeoefening gebruikt. Vooral in relatie tot de kosten die hiermee gemoeid gaan of de gemiddelde bestedingen hieraan. Het doel is om iets te kunnen zeggen over de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening. Hierbij zijn we geïnteresseerd in actieve kunstbeoefening in brede zin; dat wil zeggen in alle vormen die er zijn. Aan de Centra voor de Kunsten, bij verenigingen of bij particuliere docenten of instellingen.
Als verderop in dit rapport gekeken wordt naar de gemiddelde kosten van actieve kunstbeoefening dan wordt voornamelijk gefocust op het cursusgeld voor lessen aan verschillende Centra voor de Kunsten. Als aan deze cijfers gerefereerd wordt of wanneer uitspraken worden gedaan gebaseerd op deze cijfers, dan wordt hierbij zoveel mogelijk vermeld dat het gaat om tarieven bij Centra voor de Kunsten.
1.5 Leeswijzer
Het rapport is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de onderzoeksmethode waarbij tevens de methodiek van begroten wordt beschreven. In hoofdstuk 3 wordt gekeken wat de voorbeeldhuishoudens in dit onderzoek op financieel gebied overhouden nadat alle noodzakelijke uitgaven uit het basispakket zijn gedaan. Ook worden voorbeelden gegeven van de bestedingsruimte als rekening wordt gehouden met extra uitgaven naast het basispakket. In hoofdstuk 4 wordt gekeken naar wat gemiddelde uitgaven zijn aan kunstbeoefening en wat de voorbeeldhuishoudens kwijt zijn voor actieve kunstbeoefening. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de financiële betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening toegelicht door de bestedingsruimte en de gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening naast elkaar te leggen. In hoofdstuk 6 worden de bevindingen samengevat.
De begrotingen met een toelichting staan vermeld in een aantal bijlagen. Ook wordt in de bijlagen meer informatie gegeven over bronnen van de referentiecijfers en inkomensopbouw.
12
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
2. Methode
2.1 Inleiding
De bestedingsruimte van huishoudens in dit rapport is in kaart gebracht met behulp van de methode die het Nibud gebruikt om de noodzakelijke en gemiddelde uitgaven van huishoudens te beschrijven. De methode wordt beschreven in de volgende paragraaf.
Naast de bestedingsruimte van huishoudens, wordt voor de betaalbaarheid van kunstbeoefening ook gekeken naar de uitgaven aan kunstbeoefening en mogelijke tegemoetkomingen hiervoor. De gebruikte methoden en bronnen zijn verderop in dit hoofdstuk toegelicht.
2.2 Bestedingen van huishoudens
2.2.1 Inleiding
Om de bestedingsruimte van huishoudens te berekenen, wordt gebruik gemaakt van begrotingen. Uit deze begrotingen zijn de inkomsten en uitgaven van de huishoudens af te lezen.
De begrotingen in deze rapportage zijn gemaakt voor een aantal huishoudtypen met een bepaald inkomen in een huurwoning. Het zijn begrotingen voor groepen van huishoudens. De bedragen in de begrotingen zijn gemiddelden; in werkelijkheid zal de financiële situatie van een individueel huishouden er anders uitzien. De begroting laat dus niet zien in hoeverre een individueel huishouden een sluitende begroting heeft, maar laat zien in hoeverre een groep huishoudens een sluitende begroting heeft. Bij het opstellen van de begrotingen wordt geen rekening gehouden met schulden. Dat betekent dat als er sprake is van schulden er een gedeelte van de beschikbare bestedingsruimte voor aflossing gereserveerd zou moeten worden.
Alle begrotingen zijn maandbegrotingen waarbij de inkomsten en uitgaven zijn omgere- kend naar gemiddelde maandbedragen. In de praktijk kunnen er flinke verschillen zijn tussen de maanden van het jaar. Vakantiegeld wordt vaak eenmaal per jaar uitgekeerd, maar wordt in deze rapportage omgerekend naar een maandelijks bedrag.
Hieronder wordt eerst ingegaan op de berekening van de inkomsten. De uitgaven vult het Nibud in volgens de methode van het basispakket en het restpakket. De methodiek wordt hieronder toegelicht.
13
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
2.2.2 Inkomsten
Bij de verschillende huishoudens zijn begrotingen gemaakt voor vier inkomensniveaus: minimuminkomen (WWB/AOW-uitkering), 110 procent van het netto minimuminkomen, 120 procent en 150 procent van het netto minimuminkomen.
In deze rapportage wordt uitgegaan van het totaal besteedbaar maandinkomen. Dit bestaat uit alle inkomsten van het huishouden, zoals netto salarissen, uitkeringen, kortingen op de belasting, huurtoeslag, vakantiegeld en kinderbijslag. Er wordt vanuit gegaan dat huishoudens gebruik maken van alle regelingen die op hen van toepassing zijn met uitzondering van individuele bijzondere bijstand. In de praktijk komt het regelmatig voor dat huishoudens geen gebruik maken van inkomensondersteunende maatregelen.
In bijlage 3 staat aanvullende informatie over de gekozen uitgangspunten bij de verschillende inkomensniveaus beschreven.
2.2.3 Basispakket
Het basispakket omvat alle uitgaven die als noodzakelijk kunnen worden beschouwd. In het basispakket zijn kosten opgenomen die een huishouden moet maken voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie (telefoon, internet en tv). Het pakket wordt in overleg met anderen (bijvoorbeeld de Sociale Alliantie) regelmatig aangepast. Vanaf 2006 maakt een computer met internetaansluiting deel uit van het basispakket voor alle huishoudens. Sinds 2002 is een computer al onderdeel van het basispakket voor gezinnen met kinderen vanaf 6 jaar. Voor iedere kostenpost is een minimumprijs genomen. Zie bijlage 4 voor de samenstelling van het basispakket.
Naast de noodzakelijke uitgaven van het basispakket zijn er in individuele gevallen moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaald persoon onontkoombaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn de afbetaling van een lening, hoge energiekosten door slechte isolatie of dieetkosten. In de begrotingen is uitgegaan van gemiddelde bestedingen van huishoudens, waarbij geen rekening is gehouden met individuele situaties. Mochten zich dergelijke moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven voordoen, dan kan dit grote impact hebben op de bestedingsruimte van het betreffende huishouden.
2.2.4 Restpakket
Het bedrag dat overblijft nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, is bestemd voor vrije bestedingen. Alle vrije bestedingen vormen samen het restpakket. Huishoudens zijn vrij om het restpakket zelf in te vullen. Het geld kan besteed worden aan nieuwe uitgavenposten (vakantie of hobby) of aan extra uitgaven aan posten in het basispakket (extra voeding of kleding).
Om meer inzicht te geven in de financiële situatie van verschillende inkomensgroepen, is in deze rapportage een specifiek restpakket opgesteld zonder uitgaven aan cultuur of 14
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
sport. Vervolgens is berekend wat de kosten van die combinaties zijn voor het betreffende huishouden. In bijlage 4 staat het gekozen restpakket beschreven.
Het basis- en het restpakket verschilt per huishoudtype op een aantal punten. Een alleenstaande staat immers voor andere uitgaven dan bijvoorbeeld een gezin met jonge kinderen.
2.2.5 Uitgavensoorten
In alle begrotingen onderscheidt het Nibud drie soorten uitgaven:
Vaste lasten: dit zijn uitgaven die regelmatig terugkomen. Er ligt meestal een contract aan ten grondslag. Voorbeelden zijn de huur, energiekosten en verzekeringen.
Reserveringsuitgaven: dit zijn uitgaven die niet regelmatig voorkomen en waarvan de hoogte vooraf niet precies bekend is. Er moet in principe een bedrag voor gereserveerd worden. Voorbeelden hiervan zijn de kosten voor inventaris en kleding.
Huishoudelijke uitgaven: dit zijn de steeds terugkerende uitgaven aan voeding, reiniging, persoonlijke verzorging e.d.
2.2.6 Begrotingen
Volgens de methodiek die hierboven staat beschreven, worden de begrotingen opgesteld op basis van het basispakket. Deze begrotingen staan in bijlage 1. Er resteert dan een bedrag dat kan worden besteed aan een restpakket. De resultaten per restpakket staan in bijlage 2. Deze resultaten geven weer wat de koopkracht is van dat huishoudtype bij de verschillende inkomensniveaus, rekening houdend met de landelijke en de lokale inkomensondersteunende regelingen.
2.3 Actieve kunstbeoefening
2.3.1 Disciplines
Er zijn verschillende indelingen te maken van actieve kunstbeoefening. Bij veel instellingen wordt een vijfdeling gehanteerd, namelijk: muziek, dans, theater, beeldend en schrijven. Een zesde discipline die vaker wordt genoemd is audiovisueel of nieuwe media/multimedia. Deze indeling is bijvoorbeeld gebruikt in het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2005 door het W.J.H. Mulier Instituut (2006).
In het tijdsbestedingenonderzoek (TBO) en het aanvullend voorzieningenonderzoek (AVO), beide van het SCP, wordt een andere indeling gebruikt, namelijk: schilderen/tekenen, boetseren/pottenbakken, zingen, bespelen van een muziekinstrument, toneelspelen/musical/ballet, fotograferen/filmen. 15
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
In dit rapport wordt telkens uitgegaan van de eerste indeling in de vijf disciplines muziek, dans, theater, beeldend en schrijven. Waar mogelijk wordt onderscheid gemaakt naar individuele lessen en groepslessen.
2.3.2 Gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening Voor informatie over de gemiddelde uitgaven aan kunstbeoefening zijn in dit rapport enkele tabellen opgenomen uit het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2005 van het W.J.H. Mulier Instituut uit oktober 2006. In dat onderzoek worden de uitgaven aan cultuurdeelname gepresenteerd. Het gaat hierbij om de uitgaven aan de door de respondent meest beoefende kunstzinnige activiteit.
Daarnaast wordt geput uit een inventarisatie van de gemiddelde cursustarieven van de activiteiten die diverse Centra voor de Kunsten aanbieden. Deze is die eind 2008 uitgevoerd door Cultuurnetwerk Nederland en Kunstconnectie. Omdat er bij actieve kunstbeoefening nog meer uitgaven zijn dan enkel het cursusgeld, zoals uitgaven aan instrumenten, materialen en kleding, zijn deze bijkomende kosten er bij geschat. Hoe dit is gedaan wordt beschreven in hoofdstuk 4.
2.4 Tegemoetkomingen voor sociaal-culturele activiteiten
Op landelijk niveau zijn inkomensondersteunende regelingen goed in kaart te brengen. Op lokaal niveau wordt er door gemeenten veel gedaan om minima te ondersteunen, echter deze regelingen variëren. Een deel van het lokale minimabeleid is meegenomen in de berekeningen in dit rapport. Een daarvan is kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. Hiervoor is een gemiddelde genomen. Zowel wat betreft de kwijtscheldingsnorm als de hoogte van de heffingen.
Gemeentelijk minimabeleid is kent vaak verschillende regelingen. Veel voorkomende regelingen zijn:
Collectieve ziektekostenverzekering;
Een tegemoetkoming in de schoolkosten/peuterspeelzaal; Individuele bijzondere bijstand;
Categoriale bijzondere bijstand voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten;
Langdurigheidtoeslag;
Witgoedregeling;
Tegemoetkoming in de kosten van sociale participatie.
Vanzelfsprekend zijn deze regelingen belangrijk voor de besteedbare ruimte van huishoudens. Vooral regelingen ter ondersteuning van sociale en culturele activiteiten spelen bij de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening een belangrijke rol. Vaak gaat 16
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
het om een bepaald bedrag per persoon per jaar waar huishoudens tot een bepaalde inkomensgrens, vaak 110 of 120 procent van het minimum, recht op heeft. Soms zijn de regelingen speciaal gericht op minderjarige kinderen.
Over de regelingen van gemeenten ter ondersteuning van sociaal-culturele activiteiten zijn geen precieze gemiddelde cijfers bekend. Zowel het aantal gemeenten dat een dergelijke regeling heeft opgenomen in het minimabeleid als de uitvoering verschilt erg. De vergoedingen variëren van enkele tientallen euro's per jaar tot enkele honderden euro's. daarnaast variëren de activiteiten waarvoor de tegemoetkoming geldt en de manier waarop er wordt verstrekt (kortingen, declaraties, tegemoetkomingen). Bij de interpretatie van de resultaten is van belang om te bedenken dat dergelijke regelingen net het verschil kunnen maken of bepaalde vormen van kunstbeoefening wel of niet betaalbaar zijn. In hoofdstuk 4 is een inschatting gemaakt van de tegemoetkomingsregelingen bij enkele gemeenten.
Het huidige kabinet vindt het belangrijk om het aantal kinderen dat maatschappelijk niet meedoet om redenen van armoede te doen afnemen. Daartoe wordt in 2008 en 2009 jaarlijks 40 miljoen euro aan de algemene uitkering van het gemeentefonds toegevoegd. Het doel is om te bereiken dat meer kinderen uit arme gezinnen kunnen deelnemen aan sport, cultuur of andere activiteiten. Gemeenten die de maatschappelijke participatie van deze doelgroep wil verbeteren kunnen een convenant sluiten met het ministerie van Sociale Zaken. Veel gemeenten hebben inmiddels een convenant met het rijk gesloten.
17
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
18
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
3 Bestedingsruimte van huishoudens
3.1 Inleiding
In hoofdstuk 2 is de methode besproken die het Nibud hanteert om de bestedingsruimte van huishoudens te bepalen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in noodzakelijkheid van uitgaven en een onderverdeling van uitgavenposten in hoofdcategorieën. De gemiddelde bedragen zijn vastgesteld op basis van cijfermateriaal van onder andere het CBS. Voor het inkomen wordt uitgegaan van het besteedbaar inkomen. Dat wil zeggen de netto uitkering of het netto loon plus alle heffingskortingen, toeslagen en landelijke tegemoetkomingen waar men recht op heeft.
Hieronder wordt per huishoudtype weergegeven wat de bestedingsruimte is nadat alle noodzakelijke uitgaven zijn gedaan. Ook wordt gekeken naar de bestedingsruimte nadat alle vrije bestedingen uit het samengestelde restpakket zijn gedaan. Het restpakket is een voorbeeld van uitgaven waaraan wat meer keuzevrijheid aan ten grondslag ligt dan aan de uitgaven uit het basispakket. Zie voor de specificatie van de uitgavenposten van dit restpakket paragraaf 2.2.3.
3.2 Bestedingsruimte
In onderstaande tabel wordt de bestedingsruimte van de voorbeeldhuishoudens weergegeven. Zowel nadat de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket zijn gedaan als na de uitgaven uit het restpakket. Er is onderscheid gemaakt naar inkomensniveau en de hoogte van de woonlasten. Dit zijn de resultaten van de begrotingen voor elk voorbeeldhuishouden (zie bijlage 1). De bestedingsruimte nadat ook de uitgaven uit het restpakket zijn gedaan staat toegelicht in bijlage 2. Ter illustratie: een alleenstaande jonger dan 65 jaar met een WWB-uitkering en een gemiddelde huur, houdt per maand 104 euro over nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan en 4 euro als ook rekening wordt gehouden met uitgaven uit het restpakket.
Uit de resultaten blijkt dat alleenstaande 65-plussers meer te besteden hebben dan 65- minners. De AOW-uitkering is hoger dan de WWB-uitkering. Zowel bij een gemiddelde als een bovengemiddelde huur, kunnen alle noodzakelijke uitgaven gedaan worden en kan het restpakket volledig bekostigd worden.
19
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1a Beschikbare ruimte na uitgaven aan basis- en restpakket bij gemiddelde huur (euro's per maand)
Inkomen basispakket 100 110 120 150
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 104 168 205 351
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 242 308 370 532
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 385 587 640 881
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 338 540 592 834
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 264 466 519 761
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 176 284 291 522
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 329 422 433 710
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 169 279 307 527
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 129 239 266 487
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. 26 136 164 384
Inkomen Basispakket en restpakket 100 110 120 150
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 4 4 62 165
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 139 97 222 370
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 302 443 488 724
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 200 337 379 604
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 99 236 278 503
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 56 97 93 306
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 207 248 248 505
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 44 88 104 306
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; -17 27 43 245
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. -148 -103 -87 115
Bron: Nibud, 2008
20
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1b Beschikbare ruimte na uitgaven aan basis- en restpakket bij bovengemiddelde huur (euro's per maand)
Inkomen basispakket 100 110 120 150
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 74 163 175 175
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 212 309 340 356
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 284 534 539 700
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 228 420 424 586
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 163 413 418 580
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 7 112 158 332
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 243 318 365 525
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 27 142 189 337
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; -13 102 148 297
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. -116 -1 46 194
Inkomen Basispakket en restpakket 100 110 120 150
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; -26 -1 2 -11
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 109 171 192 194
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 201 390 387 543
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 90 217 211 356
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; -2 183 177 322
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; -113 -74 -35 116
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 121 144 185 320
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; -98 -49 -9 116
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; -159 -110 -70 55
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. -290 -240 -200 -75
Bron: Nibud, 2008
Per huishoudtype zijn hieronder de belangrijkste uitkomsten beschreven.
3.2.1 Alleenstaanden
Bij alleenstaanden onder de 65 jaar met een bijstandsuitkering, zien we dat na invulling van het basispakket nog 104 euro per maand resteert. Bij een inkomen van 110 procent van het minimum is dat 168 euro, bij 120 procent 205 euro en bij 150 procent van het minimum 351 euro per maand.
Bij een bovengemiddelde huur heeft men minder te besteden. Dit komt omdat de huur boven de aftoppingsgrens voor de huurtoeslag valt en niet geheel gecompenseerd wordt door de huurtoeslag. Daarbij komt dat de hoogte van de huur en huurtoeslag ook doorwerkt in de berekening van de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. Hierdoor kan het dus zo zijn dat bij een inkomensniveau van bijvoorbeeld 120 procent van het minimum, men minder bestedingsruimte heeft dan bij 110 procent.
Het restpakket kan bij een gemiddelde huur voor een alleenstaande met elk inkomen geheel bekostigd worden. Bij een hoge huur is dat alleen het geval bij een inkomensniveau van 120 procent van het minimum. Bij 150 procent van het minimum is dat niet mogelijk. Dit komt door de relatief hogere gemiddelde woonlasten die voor alleenstaanden is doorberekend.
21
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
3.2.2 Paren zonder kinderen
Voor paren zonder kinderen en een laag inkomen zijn de kosten van de bovengemiddelde huur te hoog voor alle noodzakelijke uitgaven en de uitgaven uit het restpakket. Enkel bij een inkomen van 150 procent van het minimum, kunnen alle uitgaven uit het restpakket gedaan worden.
De 65-plussers (paren en alleenstaanden) hebben voldoende bestedingsruimte om alle noodzakelijke uitgaven te kunnen doen en het restpakket volledig te bekostigen.
3.2.3 Eenoudergezinnen
Ook de meeste eenoudergezinnen kunnen alle noodzakelijke uitgaven bekostigen inclusief de bestedingen uit het restpakket. Uitzondering is het eenoudergezin met drie kinderen van 10, 12 en 14 jaar. Zij kunnen met een bijstandsuitkering net niet het volledige restpakket bekostigen. Hierbij speelt naast de omvang van het huishouden ook de leeftijd van de kinderen een rol. De kosten van oudere kinderen drukken zwaarder op de begroting. Voor een gezin waarvan alle drie de kinderen ouder dan 12 jaar zijn, geldt dat dit huishouden nog minder bestedingsruimte heeft.
3.2.4 Paren met kinderen
Paren met kinderen hebben minder bestedingsruimte dan vergelijkbare eenoudergezinnen bij hetzelfde inkomen. Dit komt onder andere door heffingskortingen waar eenoudergezinnen recht op hebben en paren niet en door de kosten die een extra volwassene met zich meebrengt.
Alle paren met kinderen en een gemiddelde huur, kunnen alle noodzakelijke uitgaven doen. Het restpakket is bij een gemiddelde huur voor paren met 1 kind volledig te bekostigen. Bij paren met 2 kinderen alleen bij een inkomen boven het minimum. Paren met 3 kinderen en een gemiddelde huur kunnen geen enkel restpakket helemaal betalen.
Bij een bovengemiddelde huur kan het paar met 1 kind bij alle inkomensniveaus alle noodzakelijke uitgaven doen. Paren met 2 kinderen pas vanaf een inkomen van 110 procent van het minimum. Bij 3 kinderen is de bijstandsuitkering niet mee toereikend. Een hoger inkomen wel. Bij een bovengemiddelde huur heeft het paar met 2 kinderen en een bijstandsuitkering onvoldoende bestedingsruimte. Bij 3 kinderen geldt dit ook voor een inkomen van 110 procent van het minimum.
3.2.5 Huishoudens onderling vergeleken
Als de bestedingsruimte van de voorbeeldhuishoudens met elkaar vergeleken wordt, dan zien we dat alleenstaanden onder de 65 jaar en paren met kinderen het slechtste af zijn. Huishoudens van 65jaar en ouder hebben de meeste bestedingsruimte en eenoudergezinnen hebben over het algemeen ook voldoende om de noodzakelijke uitgaven te kunnen doen inclusief de bestedingen uit het restpakket. De leeftijd van de 22
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
kinderen speelt hierbij wel een rol: hoe ouder de kinderen zijn, hoe groter de kans dat er bij een laag inkomen onvoldoende bestedingsruimte is.
23
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
24
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
4. Actieve kunstbeoefening
4.1 Inleiding
Met actieve kunstbeoefening worden in principe alle vormen van culturele activiteiten waarbij mensen zelf actief een rol spelen. Daarom valt bijvoorbeeld het bespelen van een muziekinstrument wel onder het begrip actieve kunstbeoefening, terwijl het bezoeken van een museum dat niet doet. Actieve kunstbeoefening is heel divers. Mensen kunnen individueel iets doen of in een groep, geen lessen volgen of juist wel en bij een Centrum voor de Kunsten of bij een particuliere docent. Kunstbeoefening wordt vaak onderverdeeld in verschillende disciplines. In de volgende paragraaf wordt dit verder toegelicht. Vervolgens wordt in paragraaf 4.2 gekeken naar de kosten van kunstbeoefening. In paragraaf 4.3 wordt gekeken hoe deze kosten zich verhouden tot overige uitgaven van huishoudens.
4.2 Kosten actieve kunstbeoefening 4.2.1 Bestaand cijfermateriaal
Gemiddeld genomen gaven huishoudens in 2004 133 euro per jaar uit aan muziek, zang en toneel. Dit is 0,4 tot 0,6 procent van de totale bestedingen van het huishouden afhankelijk van de samenstelling. Dit blijkt uit cijfermateriaal van het CBS over de bestedingen van huishoudens (CBS, 2008). Daarnaast werd er gemiddeld genomen 98 euro uitgegeven aan muziek-, dans- en sportlessen. In deze uitgaven zijn niet de uitgaven aan sportartikelen en de contributie aan sportverenigingen verwerkt. Cijfers over de gemiddelde bestedingen aan muziekinstrumenten en de huur en reparatie hiervan zijn niet gepubliceerd in het Budgetonderzoek van het CBS.
Gemiddeld gaven mensen die minstens 1 keer per maand aan kunstbeoefening deelnamen 266 euro uit in 2005. Dit blijkt uit het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2005 van het W.J.H. Mulier Instituut uit 2006. De resultaten zijn ook voor verschillende bevolkingscategorieën uitgesplitst (zie bijlage 5). De gemiddelde uitgaven van maandelijkse cultuurdeelnemers naar huishoudtype zijn weergegeven in onderstaande tabel. Het gaat hierbij om de uitgaven per persoon aan de door die persoon meest beoefende kunstzinnige activiteit.
25
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2 Uitgaven cultuurdeelname naar huishoudsamenstelling
Totale gemiddelde uitgaven in 2005 van Huishouden maandelijkse cultuurdeelnemers (in euro's per persoon) per jaar per maand
Alleenstaand 347 29 2 volwassenen: geen thuiswonende kinderen 251 21 2 volwassenen: wel thuiswonende kinderen 223 19
1 volwassene: thuiswonend kind 247 21 Anders 318 27
Totaal 266 22
Bron: WJH Mulier Instituut (2006)
Uit de tabel valt af te lezen dat alleenstaanden in 2005 gemiddeld 29 euro per maand uitgaven aan cultuurdeelname. Respondenten uit meerpersoonshuishoudens gaven gemiddeld genomen minder uit dan alleenstaanden.
Andere uitkomsten van dit onderzoek (W.J.H. Mulier, 2006) zijn dat hoger opgeleiden meer uitgaven dan lager opgeleiden. Zie voor een uitgebreide tabel de tabel in bijlage 5. Alleenstaanden met een laag inkomen gaven gemiddeld meer uit dan huishoudens met een hoger inkomen en samenwonenden met een laag inkomen gaven gemiddeld genomen minder uit dan huishoudens met een hoger inkomen.
De gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname van 266 euro per jaar ligt aanzienlijk hoger dan de gemiddelde bestedingen aan muziek, zang en toneel (133 euro per jaar) die blijken uit de cijfers van het CBS. Als ook de gemiddelde uitgaven aan muziek-, dans- en sportlessen (98 euro per jaar) erbij betrokken worden, dan komen de bedragen dichter bij elkaar in de buurt. Het is echter niet duidelijk hoeveel hiervan aan muziek- en danslessen wordt uitgegeven en hoeveel aan sportlessen. Een ander verschil zit hem in het waarnemingsniveau van de uitgaven. Die 266 euro per jaar geldt voor mensen die elke maand actief aan cultuur deelnemen en het gaat om bedragen per persoon. Het CBS heeft de gemiddelde bestedingen berekend van alle huishoudens, dus ook diegenen die niet actief aan cultuur deelnemen. Ook gaat het om uitgaven op huishoudniveau. Verder zijn zoals eerder opgemerkt er geen CBS cijfers bekend over de gemiddelde bestedingen aan muziekinstrumenten en het onderhoud ervan.
4.2.2 Recente inventarisatie tarieven lesuren Recentelijk hebben Cultuurwerk Nederland en Kunstconnectie de tarieven van 25 Centra voor de Kunsten en Muziekscholen geïnventariseerd. In tabel 3 zijn de resultaten af te lezen. Het gaat hierbij om een gemiddelde uurprijs per cursist. Het gebruik van materialen en instrumenten is hierbij niet inbegrepen. De gemiddelde prijs 26
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
is omgerekend naar een bedrag per maand, waarbij rekening is gehouden met het aantal weken dat een cursus wordt aangeboden (laatste kolom). Er is uitgegaan van 1 contactmoment per week. De berekening is als volgt: Stel een cursus kost 852 euro per 38 weken en de les duurt een half uur. De prijs per uur is dan 852 / 0,5 / 38 = 45 euro. De prijs per maand is dan 45 * 0,5 * 38 = 855 / 12 = 71 euro. In de tabel hieronder is de gemiddelde prijs per maand berekend voor alle aanbieders van een activiteit. Door de grote variatie in tarieven, lesduur en contacttijd kan de prijs per maand afwijken van het bedrag dat verkregen wordt door de gemiddelde uurprijs met het gemiddeld aantal weken te vermenigvuldigen rekening houdend met de contacttijd.
Tabel 3 Inventarisatie tarieven standaardpakket cursussen onder 25 Centra voor de Kunsten
Gemiddelde maandelijkse uitgaven (in euro's) Cursussen gemiddelde aantal Gemiddeld Gemiddelde Prijs per prijs per uur aanbieders aantal weken contacttijd maand* (minuten)
piano 18 individueel 48 20 33 32 60 piano licht >18 groepsles 24 17 26 37 41 saxofoon 18 individueel 45 20 33 32 56 saxofoon >18 groepsles 23 17 26 37 41 gitaar klassiek ballet jongeren 7 13 17 32 21 gevorderden
flamenco / tango 8 12 14 33 18 hiphop / breakdance 7 14 20 37 21 portrettekenen beginners 5 13 14 77 30 aquarelleren gevorderden 5 13 15 75 30 tekenen/schilderen 4 13 13 49 15 kindercursus
beeldhouwen in hout (of 5 13 14 77 30 materiaal naar keuze
fotografie beginners 6 13 10 77 21 theater beginnerscursus 5 12 14 42 17 theatercircus gevorderden /
deelname aan 6 12 14 57 23 theatergroep/productie
deelname aan 5 11 15 53 20 jeugdtheaterschool/klas
schrijven 7 7 4 38 17 Noot: * Op basis van 1 contactmoment per week. Gemiddelde van alle aanbieders. Hierdoor kan het bedrag afwijken van de uurprijs * aantal weken * contacttijd in minuten. Bron: Cultuurwerk Nederland/Kunstconnectie, nov.-dec. 2008, bewerking Nibud
Bij sommige activiteiten gaat het om korte cursussen van slechts enkele weken. Omdat de kosten van de activiteiten zijn uitgesmeerd over het jaar, zijn vooral de kosten van 27
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
korte cursussen in werkelijkheid hoger dan dat ze hier zijn weergegeven. Immers, een cursus die 10 weken duurt (ervan uitgaande dat het om tien aaneengesloten weken gaat en elke week 1 uur duurt) en bijvoorbeeld in totaal 250 euro kost, kost ongeveer 100 euro per maand. Als we die kosten uitsmeren over het hele jaar komt dat op een bedrag van 21 euro per maand. Dit speelt wellicht een belangrijke rol bij de perceptie van mensen. Als de totale kosten ineens (vooraf) voldaan moeten worden, dan kan een korte cursus wel eens meer kosten dan een langere cursus die in meerdere termijnen kan worden voldaan.
Voor de verdere analyse zijn de cursussen uit tabel 2 als volgt ingedikt: Jonger dan 18 jaar:
o Muziekinstrument individueel (piano, saxofoon, gitaar) o Muziekinstrument groepsles (piano, saxofoon, gitaar) o Zang individueel
o Zang groepsles
o Overige activiteiten (klassiek ballet kindercursus kinderen, klassiek ballet jongeren, tekenen/schilderen kindercursus, deelname aan jeugdtheater school/klas)
18 jaar en ouder:
o Muziekinstrument individueel (piano, saxofoon) o Muziekinstrument groepsles (piano, saxofoon) o Overige activiteiten (gevorderden flamenco/tango, hiphop/breakdance, portrettekenen beginners, aquarelleren gevorderden, beeldhouwen in hout, fotografie beginners, theater beginnerscursus, schrijven)
De overige activiteiten zijn zowel qua naamgeving als gemiddelde kosten op leeftijd gegroepeerd.
4.2.3 Contacturen, duur cursus en groepsgrootte Het aantal contacturen verschilt per activiteit en per Centrum (zie tabel 3 in bijlage 5). Voor muzieklessen zijn de contacturen vaak lager dan voor de overige activiteiten. Ook komt het vooral bij muzieklessen vaak voor dat cursisten een half uur of drie kwartier per week les hebben in plaats 1 uur per week. Bij groepslessen zijn de contacturen vaak hoger dan bij individuele lessen. Het aantal weken dat lessen worden aangeboden varieert per activiteit en per Centrum. Muzieklessen lopen vaak meer weken dan een aantal goedkopere activiteiten. Bij de keuze voor een activiteit speelt de duur van de cursus waarschijnlijk een belangrijke rol. De gemiddelde groepsgrootte van de lessen is niet meegenomen in de inventarisatie. Bij muziek- en zanglessen gaat het vaak om kleinere groepen dan bij de andere disciplines.
4.2.4 Bijkomende kosten
Naast de kosten voor de contacturen, heeft de amateurkunstenaar ook te maken met uitgaven aan materialen, kleding en instrumenten. Gemiddelde kosten hiervan zijn niet meegenomen in de inventarisatie uit de voorgaande paragraaf. Wel zijn hierover cijfers 28
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
beschikbaar uit het onderzoek waar naar is verwezen in paragraaf 4.2.1. Hieruit blijkt dat de uitgaven aan kleding, instrumenten en materialen erg uiteenlopen per achtergrondkenmerk van het huishouden (zie ook tabel 5.1 in bijlage 5) en per discipline en culturele activiteit (zie ook tabel 5.2 in bijlage 5). In vergelijking met de contributie en het lesgeld zijn er ook grote verschillen in uitgaven aan kleding, instrumenten en materialen. Die kunnen variëren van een achtste van de uitgaven aan het lesgeld tot uitgaven die zes keer zo hoog zijn.
Gemiddeld genomen zijn de gemiddelde uitgaven aan contributie en lesgeld bij elkaar ongeveer gelijk aan de uitgaven aan kleding, instrumenten en materialen. De jaarlijkse uitgaven van maandelijkse deelnemers aan contributie en lesgeld bedraagt 139 euro per jaar en aan kleding, instrumenten en materialen 127 euro. Als onderscheid wordt gemaakt naar het organisatorische verband van de cultuurdeelname, dan zijn de verhoudingen anders. Zie onderstaande tabel voor een overzicht.
Tabel 4 Gemiddelde jaarlijkse cultuuruitgaven naar organisatorisch verband
Gemiddelde uitgaven van maandelijkse cultuurdeelnemers in 2005 aan de door hun meest beoefende kunstzinnige activiteit (in euro's per persoon per jaar) Organisatorisch verband contributie, kleding, totaal les/cursusgeld instrumenten, materialen
Vereniging 262 162 424 Centrum voor de Kunsten 409 179 588 Ongeorganiseerd 72 110 182
Totaal 139 127 266 Bron: W.J.H. Mulier Instituut, 2006
De verhouding tussen uitgaven aan contributie en lesgeld aan de ene kant en kleding, instrumenten en materialen aan de andere kant is bij verenigingen 1:0,6, bij de Centra voor de Kunsten 1:0,4 en in ongeorganiseerd verband 1:1,5. Als alleen naar de Centra voor de Kunsten gekeken wordt, kan gesteld worden dat de kosten van kleding, instrumenten en materialen iets minder dan de helft bedragen (44 procent) van de uitgaven aan contributie en lesgeld. De verhouding tussen contributie en lesgeld en kleding, instrumenten en materialen verschilt ook per culturele activiteit en discipline. Deze verschillen zijn echter zo divers, dat het geen meerwaarde biedt om de verhouding per discipline verder uit te splitsen.
Als gekeken wordt naar wat het voorgaande betekent voor de uitgaven aan actieve kunstbeoefening voor de voorbeeldhuishoudens uit hoofdstuk 2, dan komen we tot het volgende overzicht (tabel 5). Hierbij is rekening gehouden met bovenstaande observaties over de uitgaven aan materialen en dergelijke. Dat wil zeggen dat de totale kosten van kunstbeoefening zijn opgebouwd uit de uitgaven aan cursusgeld en lesuren uit de inventarisatie uit paragraaf 4.2.2, opgehoogd met 44 procent.
29
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Er is onderscheid gemaakt tussen twee situaties, namelijk voor het geval alle gezinsleden gemiddelde uitgaven doen aan kunstbeoefening en voor het geval enkel de kinderen dat doen.
30
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 5 Uitgaven aan actieve kunstbeoefening, cursusgeld en bijkomende kosten, voor de voorbeeldhuishoudens
Gemiddelde maandelijkse uitgaven (in euro's) muziekin
strument muziekin zang 18
Deelname door alle gezinsleden
Alleenstaande onder de 65 jaar 84 59 33 Alleenstaande, 65 jaar of ouder 84 59 33 Eenoudergezin met 1 kind van 8
jaar 148 103 65 38 25 33 Eenoudergezin met 2 kinderen van
6 en 14 jaar 212 146 130 76 51 33 Eenoudergezin met 3 kinderen van
10, 12 en 14 jaar 276 189 196 114 76 33 Echtpaar jonger dan 65 jaar 167 119 67 Echtpaar, 65 jaar of ouder 167 119 67 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar 231 162 65 38 25 67 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en
14 jaar 295 205 130 76 51 67 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12
en 14 jaar 359 248 196 114 76 67
Deelname door enkel de kinderen
Eenoudergezin met 1 kind van 8
jaar 64 43 65 38 25 Eenoudergezin met 2 kinderen van
6 en 14 jaar 128 87 130 76 51 Eenoudergezin met 3 kinderen van
10, 12 en 14 jaar 192 130 196 114 76 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar 64 43 65 38 25 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en
14 jaar 128 87 130 76 51 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12
en 14 jaar 192 130 196 114 76
bron: Nibud, 2008
Uit bovenstaande tabel valt af te lezen dat de kosten variëren van 25 euro per maand voor het geval enkel 1 kind uit een gezin deelneemt aan goedkope activiteiten tot ruim 350 euro per maand als alle gezinsleden van paar met drie kinderen aan individuele muzieklessen deelnemen. Er valt niet op te maken wat de kosten zijn van een combinatie van verschillende activiteiten van verschillende gezinsleden. Zoals eerder opgemerkt verschillen de activiteiten onderling nogal in contacttijd en duur van de cursussen. Goedkopere cursussen zullen regelmatig maar enkele weken duren.
4.2.5 Gezinskorting
Sommige instellingen kennen het systeem van gezinskorting, waarbij elk volgend gezinslid korting krijgt op het lesgeld of de contributie. In de inventarisatie onder de Centra voor de Kunsten is bij enkele instellingen de gezinskorting vermeld. Deze varieert tussen de 2,5 tot 15 procent. Bij sommige instellingen loopt het percentage op 31
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
bij elk volgend kind. In de inventarisatie is hier echter niet specifiek naar gevraagd, zodat er geen volledig beeld is van de hoogte en voorwaarden van deze kortingsvorm.
4.2.6 Vergelijking cijfermateriaal
Uit het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2006 van het W.J.H. Mulier Instituut bleek dat de gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname 22 euro per maand bedroegen in 2005 (tabel 2). Er blijkt grote variatie te zitten in gemiddelde uitgaven als onderscheid gemaakt wordt naar achtergrondkenmerken van de respondent, deelnamefrequentie en organisatorisch verband (bijlage 5). Als enkel wordt gekeken naar de uitgaven van maandelijkse kunstbeoefenaars aan de Centra voor de Kunsten die uit dit onderzoek blijken, dan komt het gemiddelde uit op 49 euro per maand (tabel 4). De uitkomsten zijn uitgaven per respondent, waarbij wel onderscheid is gemaakt naar diverse persoonskenmerken en achtergrondkenmerken over het huishouden.
Uit de inventarisatie naar de tarieven voor cursussen onder 25 Centra voor de Kunsten bleken de gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening te variëren van 19 tot 81 euro per maand. Afhankelijk van het type. Muzieklessen zijn duurder dan in andere vormen van kunstbeoefening. Individuele lessen zijn duurder dan lessen in groepsverband. Rekening houdend met bijkomende kosten voor materialen, kleding en instrumenten nemen deze kosten met ruim 40 procent toe.
De uitkomsten uit de inventarisatie onder de Centra voor de Kunsten verschillen dus van de uitkomsten uit het eerdere onderzoek. Er zit ongeveer drie jaar tussen het bevolkingsonderzoek en de inventarisatie. Het bevolkingsonderzoek zit methodologisch degelijker in elkaar dan de inventarisatie. Men heeft hierbij een representatieve steekproef getrokken, reminders gestuurd en weging toegepast. Uiteindelijk hebben ruim 5 respondenten de uitgezette vragenlijst ingevuld.
De gemiddelde uitgaven die gemeten zijn in het bevolkingsonderzoek zeggen daarentegen misschien niet alles als ook gekeken wordt naar de betaalbaarheid ervan. Als er financiële drempels zijn voor deelname aan actieve kunstbeoefening, dan zitten die in deze cijfers verwerkt. Dit is in mindere mate het geval bij de inventarisatie naar de tarieven voor cursussen. Alhoewel het hierbij wel gaat om gesubsidieerde instellingen. Daarom wordt verderop in dit rapport bij de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening rekening gehouden met de resultaten uit beide bronnen.
In hoofdstuk 5 zal worden gekeken of er bij de voorbeeldhuishoudens voldoende bestedingsruimte resteert om de gemiddelde uitgaven te kunnen doen. Allereerst op basis van de gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname zoals die blijken uit het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2006 van het W.J.H. Mulier Instituut en vervolgens uit de inventarisatie onder de Centra voor de Kunsten. Bij dit laatste gaat het om de gemiddelde tarieven voor cursussen waarbij de geschatte bijkomende kosten zijn opgeteld.
32
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
4.3 Kosten van sportbeoefening Naast actieve kunstbeoefening is sportbeoefening iets wat misschien niet alle huishoudens met een beperkt inkomen kunnen betalen. In relatie tot de bestedingsruimte van huishoudens kan met informatie over gemiddelde uitgaven aan sportbeoefening iets meer gezegd worden over de betaalbaarheid van sportbeoefening.
In onderstaande tabel staan de gemiddelde bestedingen van personen in particuliere huishoudens aan sport weergegeven. Het gaat om bedragen per jaar, waarbij verschillende onderdelen zijn opgesomd.
Tabel 6 Bestedingen aan sport van personen in particuliere huishoudens (bedragen in euro's per jaar)
2005 2006
Bestedingen per persoon 216 225 Waarvan
Sport- en kampeerkleding 23 20 Sportschoeisel 19 16 Huur sportaccommodaties 29 26 Sportartikelen en spellen 30 27 Contributies en lesgelden 99 95 Overige sport 17 41 Bron: CBS (BO 2006).
Uit bovenstaande tabel valt af te lezen dat men volgens het CBS in 2006 gemiddeld 225 euro per jaar uitgaf aan sport. Dit komt neer op bijna 19 euro per maand als de uitgaven gelijk verdeeld worden over alle maanden. Als dit wordt vergeleken met de gemiddelde uitgaven van cultuurdeelnemers zoals bleek uit paragraaf 4.2.1, dan blijkt dat dit ongeveer overeenkomt. Gemiddeld gaven cultuurdeelnemers 22 euro per maand uit aan de meest beoefende activiteit. Als enkel gekeken werd naar de deelnemers van activiteiten aan de Centra voor de Kunsten was dat 49 euro per maand. De gemiddelde tarieven die bleken uit de inventarisatie van cursussen bij de Centra varieerden van 19 tot 81 euro per maand (inclusief bijkomende kosten).
Er is meer bekend over gemiddelde uitgaven aan sport dan gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening. Aangezien de focus van dit rapport ligt op kunstbeoefening, zijn de kosten van sportbeoefening hier niet verder uitgediept.
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
4.4 Tegemoetkoming sociale en culturele participatie In het kader van het armoedebeleid kennen veel gemeenten tegemoetkomingregelingen voor sociale en culturele activiteiten. Deze regelingen zijn soms vooral gericht op minderjarige schoolgaande kinderen. Soms wordt er onderscheid gemaakt tussen jongeren tot en met 12 jaar en van 12 tot 16 of 18 jaar. Naast regelingen specifiek gericht op sociale en culturele participatie zijn er wellicht nog andere mogelijkheden ter inkomensondersteuning, die gemeenten bieden aan inwoners met een lager inkomen. Hieronder wordt enkel ingegaan op de regelingen die specifiek gericht zijn op ondersteuning van sociale en culturele activiteiten in de vorm van bedragen of kortingen.
Voor deze tegemoetkomingen geldt meestal een inkomenstoets. De hoogte van het inkomen waaronder huishoudens in aanmerking kunnen komen voor dergelijke tegemoetkomingen varieert vaak van 110 tot 120 procent van het minimuminkomen. Meestal wordt hierbij uitgegaan van het besteedbaar inkomen exclusief heffingskortingen die men zelf dient aan te vragen en de diverse toeslagen. Het inkomensbegrip dat de meeste gemeenten hanteren voor de vaststelling van inkomensondersteuning sluit hierdoor aan bij het in dit rapport gehanteerde inkomensbegrip.
In sommige gemeenten dienen huishoudens zelf de tegemoetkomingen en kortingen aan te vragen. In andere gemeenten kan gebruik worden gemaakt van een stadspas die korting geeft voor sociaal-culturele activiteiten. Eenmaal in het bezit van een dergelijke pas, kan eenvoudig worden aangetoond dat men recht heeft op kortingen of tegemoetkomingen. De hoogte van de kortingen op het lesgeld of contributie varieert per instelling en per gemeente. In de inventarisatie onder de Centra voor de Kunsten zijn een aantal percentages genoemd van 25 en 30 procent tot een bepaald inkomen tot 50 en 75 procent voor jongeren tot 16 jaar.
Daarnaast varieert de hoogte van de tegemoetkoming per gemeente. De tegemoetkoming is vaak persoonsgebonden en het verschilt per gemeente of het bedrag tussen gezinsleden onderling overdraagbaar is. Ten slotte hanteren sommige Centra kortingspercentages voor bepaalde groepen ongeacht het inkomen, zoals ouderen en studenten. Ook wordt soms de huur van instrumenten en materialen tegen een goedkoper tarief aangeboden.
34
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Hieronder worden een aantal tegemoetkomingregelingen zoals die zijn waargenomen bij enkele gemeenten opgesomd.
150,- per kind per jaar (tot 120%);
200,- voor het 1e kind, 100,- voor elk volgend kind (t/m 110%); 50% korting op cursussen (t/m 110%; tussen 110 en 130% zijn de kosten 11,34) 35 tot 50% korting op cursussen (t/m 120%, excl. vakantietoeslag, incl. toeslagen) 75,- per persoon per jaar (t/m 112,5%, enkel gezinnen met kinderen) 25,- per persoon per cursus (115-125%, 5,- vanaf 18 jaar, daarboven 10- 55) 85,- per persoon ( 169,- tot 18 jaar) per jaar (t/m 110%) 100,- per kind per jaar (t/m 120%)
Uit bovenstaande opsomming valt op te maken dat de tegemoetkomingen variëren van enkele tientjes tot een paar honderd euro per jaar. Ter illustratie: De gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening aan de Centra voor de Kunsten ligt voor een eenoudergezin met 1 kind waarbij enkel het kind deelneemt aan activiteiten tussen de 25 en 65 euro per maand (zie tabel 5). Een willekeurig gekozen tegemoetkoming van 100 euro per jaar vertaald zich dan in een dekking van de kosten 13 tot 33 procent.
Ook komen kortingen op lesgeld voor tot 50 procent. Als rekening wordt gehouden met de bijkomende kosten voor materialen en dergelijke (paragraaf 4.2.4) dan wordt hiermee ongeveer een derde van de totale gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening in de vorm van cursussen bij de Centra voor de Kunsten vergoed.
Tegemoetkomingen voor sociale en culturele activiteiten vergoeden niet alleen de kosten die gepaard gaan met kunstbeoefening. Ook andere kosten kunnen hiermee (gedeeltelijk) vergoed worden, zoals het lidmaatschap van een bibliotheek of sportclub en uitgaven aan kleding en materialen in verband met sporten.
35
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
4.5 Conclusie
In dit hoofdstuk is nader ingegaan op de kosten van cultuurdeelname en actieve kunstbeoefening. Er is een inschatting gemaakt van deze kosten door uit te gaan van de gemiddelde tarieven voor cursussen aan de Centra voor de Kunsten. Deze gemiddelden zijn gebaseerd op een korte inventarisatie onder 25 instellingen. De kosten zijn vergeleken met de gemiddelde uitgaven door kunstbeoefenaars die gebleken zijn uit eerder onderzoek.
Sommige activiteiten zijn duurder dan andere. Muzieklessen zijn vaak het duurste. Gelet op de lesduur, groepsgrootte en duur van de cursussen valt hier nog wat op af te dingen: de lesduur van muzieklessen is vaak korter dan van overige activiteiten. Bijvoorbeeld een half uur per week, terwijl sommige overige activiteiten wel een uur of twee uur kunnen duren. Een cursus van muzieklessen duurt vaak 30 tot 38 weken per jaar, terwijl enkele andere activiteiten misschien 10 of 15 weken duren. Dat betekent dat muzieklessen misschien wel duurder zijn, maar dat men hier ook gedurende een groter gedeelte van het jaar mee bezig is. Hier staat dan tegenover dat de lesduur in veel gevallen wel minder is dan bij enkele overige activiteiten.
De uitgaven van cultuurdeelnemers die activiteiten beoefenen aan de Centra voor de Kunsten liggen aanzienlijk hoger dan de uitgaven van deelnemers aan activiteiten bij verenigingen of in ongeorganiseerd verband. Huishoudens zullen dus waarschijnlijk eerder andere activiteiten kunnen betalen dan muzieklessen. Maar dit kunnen dan misschien korter lopende cursussen zijn. Naast de kosten van de cursus zal voor veel mensen ook de duur van de cursus bepalend zijn voor de keuze tot deelname. Daarom is ervoor gekozen voor de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening het onderscheid te blijven maken in verschillende activiteiten.
36
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
5. Betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening
5.1 Inleiding
In het vorige hoofdstuk is gekeken naar de gemiddelde uitgaven aan actieve kunstbeoefening. Hierbij is de nadruk gelegd op de uitgaven van kunstbeoefenaars aan de diverse Centra voor de Kunsten. In de volgende paragraaf wordt gekeken in hoeverre de bestedingsruimte van de voorbeeldhuishoudens voldoende is om deze uitgaven van te kunnen betalen. Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde bestedingsruimte zoals beschreven in hoofdstuk 3.
Vanzelfsprekend spelen de gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname en de gemiddelde kosten van actieve kunstbeoefening een grote rol in dit hoofdstuk. Bij de bespreking van de gebruikte bronnen kwam al aan de orde dat het om bedragen gaat die slechts een indicatie geven van de werkelijke gemiddelde uitgaven (zie 4.2.6). Ook bij de tegemoetkomingen binnen gemeentelijk minimabeleid is dit het geval.
In de volgende paragraaf wordt eerst gekeken of er iets gezegd kan worden over de betaalbaarheid van gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname op basis van het beschikbare cijfermateriaal uit het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2005 (W.J.H. Mulier Instituut, 2006). Vervolgens worden de gemiddelde tarieven van cursussen aan de Centra voor de Kunsten en bijkomende kosten voor instrumenten, materialen en kleding naast de bestedingsruimte van de voorbeeldhuishoudens gelegd. Deze cijfers bleken uit de inventarisatie onder 25 Centra voor de Kunsten. Daarna wordt dieper ingegaan op de betaalbaarheid van de bedragen uit die inventarisatie. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de betaalbaarheid nadat enkel noodzakelijk uitgaven zijn gedaan en betaalbaarheid als ook rekening wordt gehouden met enkele overige vaakvoorkomende uitgaven.
5.2 Betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening 5.2.1 Betaalbaarheid en gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname Uit het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2006 van het W.J.H. Mulier Instituut bleek dat in 2005 respondenten gemiddeld 266 euro per jaar uitgaven aan cultuurdeelname (maandelijkse deelnemers; paragraaf 4.2.1). Het is moeilijk om op basis van de indeling die gebruikt is in dat onderzoek de vertaalslag te maken naar wat dat betekent voor de uitgaven aan cultuurdeelname van alle voorbeeldhuishoudens in dit rapport. Het gaat namelijk om uitgaven per persoon en die in 2005 gedaan zijn. Er kan echter wel een inschatting gemaakt worden van de betaalbaarheid van de gemiddelde uitgaven voor enkel alleenstaanden.
37
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Uit dat onderzoek bleek dat als onderscheid wordt gemaakt naar huishoudtype, alleenstaanden in 2005 gemiddeld 347 euro per jaar (29 euro per maand) uitgaven aan cultuurdeelname (tabel 2, 4.2.1). Hoe verhoudt zich dat tot de bestedingsruimte van alleenstaanden? In onderstaande tabel staat de bestedingsruimte van alleenstaande voorbeeldhuishoudens weergegeven. Dit is een samenvatting van tabel 1a.
Tabel 7 Bestedingsruimte van alleenstaanden bij verschillende inkomens (bedragen per maand)
Besteedbaar inkomen 100% 110% 120% 150% Basispakket
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 104 168 205 351
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 242 308 370 532 restpakket
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 4 4 62 165
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 139 97 222 370
Bron: Nibud, 2008
Uit bovenstaande tabel blijkt dat alleenstaanden nadat de noodzakelijke uitgaven aan het basispakket zijn gedaan voldoende bestedingsruimte hebben om 29 euro per maand te kunnen betalen. Ook wanneer rekening wordt gehouden met inflatie zou het geen probleem moeten zijn. Dit geldt voor zowel alleenstaanden jonger dan 65 jaar en van 65 jaar en ouder.
Als rekening wordt gehouden met meer dan alleen de uitgaven uit het basispakket en ook de uitgaven uit het restpakket worden meegenomen, is de situatie minder gunstig. Alleenstaanden, jonger dan 65 jaar met een inkomen tot en met 110 procent houden per maand 4 euro over. Dit is onvoldoende om 29 euro per maand voor cultuurdeelname te kunnen betalen.
5.2.2 Betaalbaarheid van recent geïnventariseerde tarieven en bijkomende kosten In paragraaf 3.2.4 is een inventarisatie van de gemiddelde tarieven van cursussen bij de Centra voor de Kunsten en bijkomende kosten aan bod gekomen. In figuur 1 hieronder zijn deze kosten uitgezet tegen het huishoudtype, waarbij is uitgegaan van een gemiddelde huur.
Voor elk huishouden staat aangegeven vanaf welk inkomensniveau (100-150%) een groep activiteiten nog betaalbaar is. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestedingsruimte nadat alle noodzakelijke uitgaven zijn gedaan (basispakket) en nadat ook de uitgaven uit het restpakket zijn gedaan. Tevens wordt de situatie met een gemiddelde huur onderscheiden (figuur 1) en een bovengemiddelde huur van 1½ keer het gemiddelde (figuur 2).
38
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Figuur 1. Betaalbaarheid actieve kunstbeoefening door alle gezinsleden (gemiddelde huur)* t individueel sles t groep 8 8 1 sles ten ten rumen rumen ivitei ivitei inst inst 18 individueel 8 groep act act ziek ziek ng 1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 100 100 100
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 100 100 100
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 110 100 100 100 100 100
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 100 100 100
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 110 100 100 100 100 100
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 150 110 110 100 100 100
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. 150 150 150 110 110 110 restpakket - gemiddelde huur
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 150 120 120
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 100 100 100
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 110 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 120 110 110 110 100 100
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 150 150 110
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 150 150 110 100 100 110
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; >150 150 150 150 150 150
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. >150 >150 >150 150 150 150
* noot: Onder actieve kunstbeoefening worden cursussen bij CcvK + bijkomende kosten verstaan Bron: Nibud, 2008
Uit de figuur valt bijvoorbeeld af te lezen dat een eenoudergezin met 3 kinderen met een gemiddelde huur vanaf 110 procent van het minimuminkomen (110% van WWB- uitkering) zich individuele muzieklessen voor elke persoon in het huishouden kan veroorloven. Alle andere activiteiten zijn voor dit huishouden vanaf een minimuminkomen betaalbaar.
39
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Figuur 2. Betaalbaarheid actieve kunstbeoefening door alle gezinsleden (bovengemiddelde huur)* sles
8 8 8 >1 1 ten t individueel t groep sles ten ten ivitei rumen rumen ivitei ivitei act inst inst 18 individueel 8 groep act act ige ziek ziek ige ige over ng 1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 110 100 100
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 100 100 100
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 110 110 110 100 100 100
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 150 120 110
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 150 120 110 110 100 110
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 150 150 120 110 110 110
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. >150 >150 >150 150 150 150 restpakket - bovengemiddelde huur
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; >150 >150 120 120 120 >150
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 100 100 100 100 100 100
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 110 110 110 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 150 150 150 110 110 110
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; >150 >150 150 150 150 150
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 120 100 100 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; >150 >150 150 150 150 150
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; >150 >150 >150 >150 150 >150
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. >150 >150 >150 >150 >150 >150
* noot: Onder actieve kunstbeoefening worden cursussen bij CcvK + bijkomende kosten verstaan Bron: Nibud, 2008
Voor een alleenstaande jonger dan 65 jaar met een bovengemiddelde huur (figuur 2) zijn individuele muzieklessen betaalbaar vanaf een inkomen van 110 procent van het minimum. Als ook rekening wordt gehouden met de uitgaven uit het restpakket, dan zijn individuele muzieklessen betaalbaar bij een inkomen van 150 procent van het minimum (figuur 1) of daarboven in geval van een bovengemiddelde huur (figuur 2).
5.2.3 Na uitgaven uit het basispakket Uit bovenstaande figuren valt op te maken dat alleenstaanden met een gemiddelde huur alle activiteiten vanaf een minimuminkomen kunnen betalen.
Eenoudergezinnen met 1 of 2 kinderen kunnen ook alle activiteiten bekostigen. Bij 3 kinderen kunnen individuele muzieklessen vanaf 110 procent worden bekostigd. Alle andere activiteiten in alle inkomenssituaties.
Paren zonder kinderen kunnen in alle gevallen alle activiteiten betalen.
Paren met 1 kind kunnen bijna alle activiteiten bekostigen. Enkel individuele muzieklessen kunnen vanaf een inkomen vanaf 110 procent worden bekostigd. Bij 2 kinderen kunnen vanaf een inkomen van 150 procent van het minimum individuele muzieklessen worden betaald. Muzieklessen in groepsverband en individuele zanglessen vanaf 110 procent. Goedkopere activiteiten vanaf 100 procent. Bij paren
40
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
met 3 kinderen kunnen vanaf het minimum geen enkele activiteit betalen. De duurdere activiteiten vanaf een inkomen van 150 procent van het minimum en goedkopere activiteiten vanaf 110 procent.
Bij een bovengemiddelde huur zien we volledige betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening bij 65-plussers, bij eenoudergezinnen met 1 of 2 kinderen. De duurdere activiteiten zijn voor paren met kinderen betaalbaar vanaf een inkomen vanaf
150 procent van het minimum en daarboven.
5.2.4 Na uitgaven uit het restpakket
Hierboven is enkel rekening gehouden met de uitgaven uit het basispakket. Als ook rekening wordt gehouden met de uitgaven uit het restpakket, dan zien we het volgende: Bij een gemiddelde huur zijn alle activiteiten betaalbaar vanaf een minimuminkomen voor alleenstaande 65-plussers, paren van 65 jaar en ouder (individuele muzieklessen vanaf 110 procent). En ook voor eenoudergezinnen met 1 of 2 kinderen (bij 2 kinderen individuele muzieklessen vanaf 110 procent).
Voor alleenstaanden en paren jonger dan 65 jaar, eenoudergezinnen met 3 kinderen en paren met 1 kind zijn de duurdere activiteiten betaalbaar vanaf 150 procent of daarboven. De goedkopere activiteiten vanaf 110 procent. Paren met 2 of 3 kinderen kunnen bijna geen enkele activiteit betalen, sommige vanaf 150 procent. Bij een bovengemiddelde huur zien we vanzelfsprekend vaker percentages vanaf 150 procent of daarboven.
5.2.5 Als enkel de kinderen deelnemen
In de onderstaande figuren 3 en 4 is dezelfde exercitie gedaan als hierboven, maar dan in het geval alleen de kinderen deelnemen aan de activiteiten die worden aangeboden door de Centra voor de Kunsten.
41
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Figuur 3. Betaalbaarheid actieve kunstbeoefening door enkel de kinderen (gemiddelde huur)* t individueel sles t groep 8 3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 100 100 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 110 100 100
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. 150 110 150 110 110 restpakket - gemiddelde huur
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 110 110 110 110 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 110 100 110 100 100
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 150 150 150 150 150
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. >150 >150 >150 150 150
* noot: Onder actieve kunstbeoefening worden cursussen bij CcvK + bijkomende kosten verstaan Bron: Nibud, 2008
Uit bovenstaande figuur valt af te lezen dat eenoudergezinnen met een gemiddelde huur, nadat de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, voldoende bestedingsruimte hebben om de kosten van actieve kunstbeoefening te kunnen doen vanaf een minimuminkomen (100%; WWB-uitkering).
Figuur 4. Betaalbaarheid actieve kunstbeoefening door enkel de kinderen (bovengemiddelde huur)* t individueel sles t groep 8 3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 110 100 110 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 110 110 110 110 100
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 120 110 120 110 110
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. 150 150 >150 150 150 restpakket - bovengemiddelde huur
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 110 100 110 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 150 110 150 110 110
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 150 150 150 150 150
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; >150 >150 >150 >150 150
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. >150 >150 >150 >150 >150
* noot: Onder actieve kunstbeoefening worden cursussen bij CcvK + bijkomende kosten verstaan Bron: Nibud, 2008
42
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Bij een gemiddelde huur kunnen alle kinderen in eenoudergezinnen alle activiteiten betalen. Bij een bovengemiddelde huur is het voor grotere eenoudergezinnen met een minimuminkomen niet mogelijk om de duurdere activiteiten te kunnen betalen. Dit kan wel vanaf een inkomen van 110 procent van het minimum.
Als ook rekening wordt gehouden met de uitgaven uit het restpakket dan kunnen eenoudergezinnen met een gemiddelde huur en met 1 of 2 kinderen alle activiteiten bekostigen. Bij 3 kinderen kunnen de meeste activiteiten vanaf een inkomen van 110 procent van het minimum betaald worden. Bij een bovengemiddelde huur kunnen de grotere eenoudergezinnen de duurdere activiteiten pas betalen vanaf een inkomen van
150 procent van het minimum.
5.2.6 Lokale tegemoetkomingen
Het blijkt dat als gekeken wordt naar de cursustarieven van activiteiten aan de Centra voor de Kunsten en eventuele bijkomende kosten niet alle activiteiten betaalbaar zijn voor alle voorbeeldhuishoudens bij alle inkomensniveaus. Lokale inkomensondersteuning lijkt dus noodzakelijk als men sociale en culturele participatie wil bevorderen. Zoals is besproken in het vorige hoofdstuk, kennen veel gemeenten in hun minimabeleid tegemoetkomingsregelingen ter bevordering van sociale en culturele activiteiten. Veel gebruikte middelen zijn het toekennen van bedragen of het verlenen van kortingen voor cursussen.
Een voorbeeld van het effect van een korting van 50 procent op de tarieven van cursussen voor huishoudens met een inkomen tot en met 120 procent van het minimum staat in onderstaande figuur. Hierbij is de uitgangssituatie een gemiddelde huur en dat alle gezinsleden aan de betreffende activiteit deelnemen. De korting geldt ook voor alle gezinsleden. Bij gemeenten komt ook een combinatie van kortingen én tegemoetkomingen voor. In onderstaande figuur is enkel het effect van een korting van
50 procent op het cursusgeld weergegeven. Niet van eventueel bijkomende tegemoetkomingen.
43
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Figuur 5 Betaalbaarheid actieve kunstbeoefening door alle gezinsleden (gemiddelde huur)*
t individueel sles t groep 8 8 1 sles ten ten rumen rumen ivitei ivitei inst inst 18 individueel 8 groep act act ziek ziek ng 1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 100 100 100
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 100 100 100
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 100 100 100 100 100 100
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 100 100 100
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 110 110 100 100 100 100
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. 150 120 110 110 110 110 restpakket - gemiddelde huur
1 Alleenstaande onder de 65 jaar; 120 120 120
2 Alleenstaande, 65 jaar of ouder; 100 100 100
3 Eenoudergezin met 1 kind van 8 jaar; 100 100 100 100 100 100
4 Eenoudergezin met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; 100 100 100 100 100 100
5 Eenoudergezin met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar; 110 110 110 100 100 100
6 Echtpaar jonger dan 65 jaar; 150 110 100
7 Echtpaar, 65 jaar of ouder; 100 100 100
8 Echtpaar met 1 kind van 8 jaar; 150 150 100 100 100 100
9 Echtpaar met 2 kinderen van 6 en 14 jaar; >150 150 150 150 120 150
10 Echtpaar met 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar. >150 >150 >150 150 150 150
* noot: Onder actieve kunstbeoefening worden cursussen bij CcvK + bijkomende kosten verstaan Bron: Nibud, 2008
Als we deze figuur naast figuur 1 leggen, dan zien we een duidelijk verschil: Nadat alle uitgaven uit het basispakket zijn gedaan kunnen bijna alle huishoudens alle activiteiten betalen vanaf het minimuminkomen. Enkel voor paren met meerdere kinderen is het minimuminkomen hiervoor onvoldoende.
In combinatie met de uitgaven uit het restpakket kunnen nog steeds niet alle huishoudens vanaf een minimuminkomen bekostigd worden. Dit geldt vooral voor paren met kinderen, eenoudergezinnen met meerdere kinderen en alleenstaanden jonger dan
65 jaar .
5.4 Betaalbaarheid van sportbeoefening Tegemoetkomingen die gelden voor cultuurdeelname, zijn vaak ook van toepassing op sportbeoefening. Daarom kunnen de resultaten voor wat betreft de betaalbaarheid van kunstbeoefening uit de vorige paragrafen ook worden doorgetrokken voor sport.
Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de gemiddelde uitgaven aan sportbeoefening ongeveer overeenkwam met de gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname. De
44
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
resultaten uit de voorgaande paragrafen lijken daarmee ook te gelden voor sportbeoefening.
Aangezien voor een aantal voorbeeldhuishoudens met een beperkt inkomen niet mogelijk is om zonder ondersteuning de kosten van actieve kunstbeoefening of de kosten van sportbeoefening te kunnen betalen, lijkt gelijktijdige deelname aan sport- en actieve kunstbeoefening voor veel huishoudens met een laag inkomen niet mogelijk zonder inkomensondersteuning.
5.5 Conclusie
Uit het voorgaande is gebleken dat in bepaalde situaties niet alle mogelijke activiteiten op het gebied van actieve kunstbeoefening bekostigd kunnen worden. Met name de duurdere activiteiten (muzieklessen) kunnen niet betaald worden door huishoudens met een minimum inkomen. Als rekening wordt gehouden met de uitgaven uit het restpakket, dan is de bestedingsruimte van huishouden met een inkomen boven het minimum ook onvoldoende.
Dat betekent dat er een keuze moet worden gemaakt tussen deelname aan activiteiten op het gebied van kunstbeoefening of andere zaken, zoals recreatie, lidmaatschap van een bibliotheek, abonnementen of sporten. Vooral wat betreft dat laatste is een vaak voorkomende afweging of men sport of actief deelneemt aan kunstbeoefening. De gemiddelde uitgaven aan sportbeoefening vallen ongeveer in dezelfde orde van grootte als de uitgaven aan actieve kunstbeoefening (de kosten van activiteiten bij de Centra voor de Kunsten zijn vaak iets hoger).
Bij de interpretatie van deze uitkomsten dient wel rekening gehouden te worden met de manier waarop de gemiddelde kosten van actieve kunstbeoefening in kaart zijn gebracht. Hierbij is uitgegaan van een beperkte inventarisatie van de tarieven van cursussen aan de Centra voor de Kunsten. Zoals we hebben gezien, liggen de uitgaven van cultuurdeelnemers van activiteiten bij de Centra gemiddeld genomen hoger dan bij deelnemers aan activiteiten bij verenigingen en in ongeorganiseerd verband. Als de cursussen aan de Centra voor de Kunsten moeilijk betaalbaar zijn, kunnen cursussen in verenigingsverband dit wel zijn. Gemiddeld genomen zijn ook de uitgaven aan cultuurdeelname waarbij geen onderscheid is gemaakt naar organisatorisch verband niet altijd betaalbaar voor de alleenstaande voorbeeldhuishoudens. Dit geldt vooral in een situatie met hogere woonlasten en/of nadat de uitgaven uit het restpakket zijn gedaan.
Verder betekent de grote variatie in tegemoetkomingsregelingen van gemeenten en de uitwerking van het minimabeleid dat het moeilijk is om het effect hiervan te meten.
Ten slotte wordt bij het onderscheid tussen verschillende activiteiten geen rekening gehouden met de duur van de cursussen: goedkopere activiteiten kunnen wellicht korter
45
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
duren dan duurdere activiteiten. Er is dus niet inzichtelijk gemaakt of meerdere kortlopende cursussen per jaar betaalbaar zijn.
46
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
6. Samenvatting
Het Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft het Nibud gevraagd om de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening voor huishoudens met een laag inkomen inzichtelijk te maken. In dit rapport is dat gebeurd door voor een aantal voorbeeldhuishoudens de bestedingsruimte te berekenen en deze vervolgens te confronteren met de kosten van actieve kunstbeoefening en in het bijzonder de kosten van cursussen aan de Centra voor de Kunsten. Verder is een inschatting gemaakt van de mogelijkheden die gemeenten hebben ter ondersteuning van sociale en culturele activiteiten en de effecten hiervan.
Hieronder staan de belangrijkste bevindingen uit het rapport samengevat.
Bestedingsruimte
Voor de vaststelling van de bestedingsruimte van huishoudens is gekeken naar een aantal voorbeeldhuishoudens. Voor elk van die voorbeeldhuishoudens is een overzicht gegeven van de noodzakelijke uitgaven bij verschillende inkomens (100, 110, 120 en
150 procent van het minimum). Ook is gekeken naar situaties waarin deze voorbeeldhuishoudens bovengemiddelde woonlasten hebben.
Hieruit blijkt dat sommige huishoudens meer te besteden hebben dan andere huishoudens bij hetzelfde (beperkte) inkomen. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de hoogte van de uitkeringen, heffingskortingen en toeslagen. Maar ook door verschillende noodzakelijke uitgaven waar verschillende huishoudens mee geconfronteerd worden. De noodzakelijke uitgaven worden door het Nibud aangeduid als een basispakket aan uitgaven.
Naast noodzakelijke uitgaven hebben huishoudens ook andere uitgaven waarbij men meer keuzevrijheid heeft. Deze vrije bestedingen zijn hier gepresenteerd in een pakket aan voorbeelduitgaven (restpakket). Dit (sobere) pakket is niet voor alle huishoudens met een beperkt inkomen betaalbaar. Voornamelijk paren met kinderen en alleenstaanden jonger dan 65 jaar hebben met een beperkt inkomen al snel te weinig financiële ruimte om alle uitgaven te kunnen doen. Ouderen en eenoudergezinnen hebben meer bestedingsruimte.
Bij de vergelijking van de bestedingsruimte van de verschillende voorbeeldhuishoudens in dit rapport moet nog wel rekening gehouden worden met de aantallen huishoudens met een laag inkomen. Als het gaat om huishoudens met een laag inkomen zijn dit merendeels eenoudergezinnen en alleenstaanden.
47
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Kosten van actieve kunstbeoefening
Voor de kosten van actieve kunstbeoefening is in dit rapport gekeken naar de resultaten van het Bevolkingsonderzoek Sport en Cultuur 2006 van het W.J.H. Mulier Instituut. In dit onderzoek zijn de gemiddelde uitgaven aan cultuurdeelname gepubliceerd. Het gaat hierbij om de uitgaven aan de uitoefening van de meest beoefende activiteit per cultuurdeelnemer.
Naast de uitgaven aan cultuurdeelname waren we ook geïnteresseerd in de tarieven van cursussen en lessen. Daarom is gebruik gemaakt van de resultaten van een inventarisatie van de tarieven van cursussen van diverse activiteiten van 25 Centra voor de Kunsten. Om te komen tot een compleet beeld van de kosten van actieve kunstbeoefening van cursussen bij de Centra, is naast het lesgeld ook rekening gehouden met bijkomende kosten voor bijvoorbeeld materialen, instrumenten en kleding. Van deze bijkomende kosten is een schatting gemaakt.
Voor elk van de voorbeeldhuishoudens is vervolgens een inschatting gemaakt van de gemiddelde kosten van actieve kunstbeoefening voor cursussen bij de Centra voor de Kunsten in het geval dat elk gezinslid uitgaven heeft en als alleen de kinderen dergelijke uitgaven hebben. De gemiddelde kosten variëren van 25 euro per maand als in een huishouden enkel 1 kind aan de goedkoopste vorm van kunstbeoefening deelneemt (overige activiteiten, geen muzieklessen) tot meer dan 350 euro per maand als elk gezinslid deelneemt aan muzieklessen (paar met 3 kinderen).
Naast de kosten van actieve kunstbeoefening is het ook belangrijk om de intensiteit van de activiteiten in de gaten te houden. Tussen de verschillende activiteiten zitten grote verschillen in lesduur, groepsgrootte en looptijd van de cursussen. De duurdere activiteiten, zoals muzieklessen, lopen veelal 30 tot 38 weken, terwijl goedkopere activiteiten soms korte cursussen zijn van 10 tot 15 weken. Bij individuele muzieklessen is een lesduur van 30 minuten niet ongewoon, terwijl andere activiteiten soms langer dan twee uur duren.
Tegemoetkomingen
Om iets te kunnen zeggen over de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening en in dit geval in het bijzonder de deelname aan cursusactiviteiten aan de Centra voor de Kunsten, moet ook rekening gehouden worden met tegemoetkomingen die gemeenten kunnen verstrekken voor deze uitgaven. Daarom is in dit rapport een korte inventarisatie gemaakt van de regelingen bij een aantal gemeenten.
Hieruit blijkt dat de regelingen zeer uiteenlopen per gemeenten. Veel gemeenten kennen wel een bijdrage in de kosten voor sociale en culturele participatie of verstrekken kortingen. Soms zijn deze regelingen specifiek toegespitst op kinderen en ze gelden vaak tot een inkomen van 110 tot 120 procent van het minimum.
48
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
De gemiddelde tegemoetkomingen bij gemeenten die een tegemoetkomingsregeling hebben variëren van enkele tientjes tot honderden euro's per jaar. Als er kortingen worden verstrekt, variëren die tot 50 procent van het cursusgeld.
Sporten
De gemiddelde uitgaven aan sportbeoefening vallen ongeveer in dezelfde orde van grootte als de uitgaven aan actieve kunstbeoefening (de kosten van activiteiten bij de Centra voor de Kunsten zijn vaak iets hoger).
Aangezien voor een aantal voorbeeldhuishoudens met een beperkt inkomen niet mogelijk is om zonder ondersteuning de kosten van actieve kunstbeoefening of de kosten van sportbeoefening te kunnen betalen, lijkt gelijktijdige deelname aan sport- en actieve kunstbeoefening voor veel huishoudens met een laag inkomen niet mogelijk zonder inkomensondersteuning.
Betaalbaarheid
Lang niet alle voorbeeldhuishoudens kunnen bij elk inkomensniveau de kosten van actieve kunstbeoefening betalen. Dit blijkt als gekeken wordt naar de kosten van cursussen bij de Centra voor de Kunsten waarbij rekening is gehouden met bijkomende kosten voor instrumenten, materialen en kleding. Zeker niet in combinatie met andere uitgaven dan enkel de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket. In geval van bovengemiddelde woonlasten komt de betaalbaarheid helemaal in het geding. Overigens is vastgesteld dat de gemiddelde uitgaven door cultuurdeelnemers bij de Centra voor de Kunsten hoger zijn als die bij activiteiten in verenigingsverband of bij ongeorganiseerde activiteiten het geval is.
Paren met kinderen hebben financieel opzicht de minste mogelijkheden tot cultuur- en sportdeelname. Dit geldt ook voor eenoudergezinnen met meerdere kinderen. Ook alleenstaanden en paren zonder kinderen hebben moeite de wat duurdere culturele activiteiten te kunnen bekostigen bij een laag inkomensniveau.
Bij de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening of sporten speelt de manier waarop de kosten voldaan moeten worden een rol. In dit rapport is er voor gekozen om de gemiddelde kosten per maand weer te geven. Als het niet mogelijk is om de kosten van een activiteit in maandelijkse termijnen te betalen, dan kan dit een grote drempel zijn voor deelname van huishoudens met een beperkt inkomen.
Om de participatie van actieve kunstbeoefening en sporten te bevorderen lijkt ondersteuning dus noodzakelijk. In veel gemeenten zijn hiervoor al maatregelen getroffen in hun minimabeleid. In een voorbeeld is het effect van een korting van 50 procent op het cursusgeld tot en met een inkomen van 120 procent van het minimum doorberekend. Naast kortingen kennen gemeenten nog andere tegemoetkomingen. Ook deze maatregelen zullen positief doorwerken op de betaalbaarheid van actieve kunstbeoefening en andere sociaal-culturele activiteiten zoals bijvoorbeeld sporten.
49
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
50
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Inhoudsopgave bijlagen
BIJLAGE 1: BEGROTINGEN ................................................................................................. III BIJLAGE 2: RESULTATEN ............................................................................................... XXV BIJLAGE 3: INKOMSTEN ................................................................................................ XXVII BIJLAGE 4: VERANTWOORDING UITGAVEN ............................................................... XXIX BIJLAGE 5: UITGAVEN AAN KUNSTBEOEFENING
.....................................................XXXV
i
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
ii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Bijlage 1: Begrotingen
Toelichting bij de begrotingen
In de volgende tabellen zijn de begrotingen van de verschillende huishoudtypen opgenomen. De huur vormt het uitgangspunt van de begrotingen: alle begrotingen met nummer 1 gaan uit van een gemiddelde huur. Alle begrotingen met nummer 2 gaan uit van een bovengemiddelde huur. Vervolgens is bij de gegeven huur het soort huishouden toegevoegd. Zo gaan de begrotingen 1a en 2a over een alleenstaande onder de 65 jaar. Voor dat huishouden wordt op een rij gezet hoe het budget er bij de verschillende inkomensniveaus uit ziet.
Kwijtschelding van gemeentelijke heffingen
In de begrotingen is de kwijtschelding van de gemeentelijke- en waterschapsheffingen verwerkt bij de heffingsbedragen. Dit wordt aangegeven met · achter het resterende bedrag.
Vaak wordt door gemeenten voor de kwijtschelding een norm van 100% van de grondslag WWB. Dat wil zeggen dat afhankelijk van het vermogen, huishoudens met een inkomen op WWB/AOW-niveau in principe geen gemeentelijke heffingen hoeven te betalen. Bij een inkomen boven WWB/AOW-niveau wordt de betalingscapaciteit berekend door het inkomen te verminderen met het norminkomen. Er vindt een correctie plaats voor de eigen uitgaven aan huur en voor de premie basisverzekering en de aanvullende verzekering. Van de betalingscapaciteit dient 80% te worden aangewend voor de betaling van de gemeentelijke heffingen.
De kwijtschelding geldt voor het rioolrecht, de afvalstoffenheffing, de hondenbelasting en de onroerende zaakbelasting (OZB). Als huishoudens in aanmerking komen voor een kwijtschelding van gemeentelijke heffingen dan wil dit nog niet zeggen dat ze ook automatisch kwijtschelding krijgen voor de waterschapsbelastingen. Het kan dus voorkomen dat de betalingscapaciteit voor de kwijtschelding wordt twee keer wordt berekend.
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1a Alleenstaande onder de 65 jaar (huur 313) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 891 980 1069 1337 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 2 0 0 Huurtoeslag 109 108 69 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 46
46
46
---
TOTAAL INKOMSTEN 1048 1136 1185 1370
Huur/hypotheek 313 313 313 352 Energie
Gas 48 48 48 48 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 25 25 25 25 Water 8 8 8 8 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 17 · 28 28 Waterschapsbelastingen 0 · 8 8 9 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 3 3 3 3 Inboedelverzekering 6 6 6 6 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 569 594 605 642
Kleding en schoeisel 48 48 48 48 Inventaris 63 63 63 63 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 18 18 18 18 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 155 155 155 155
Voeding en versnaperingen 163 163 163 163 Roken * * * * Reiniging 8 8 8 8 Persoonlijke verzorging 19 19 19 19 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 18 18 18 18 Strippenkaart, fiets 12 12 12 12 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 219 219 219 219 TOTAAL UITGAVEN 943 968 980 1017 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 104 168 205 353
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding iv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1b Alleenstaande 65 jaar of ouder (huur 313) AOW 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 989 1088 1187 1484 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 110 110 78 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 46
46
46
39
TOTAAL INKOMSTEN 1158 1256 1321 1523
Huur/hypotheek 313 313 313 352 Energie
Gas 50 50 50 50 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 25 25 25 25 Water 8 8 8 8 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 25 · 28 28 Waterschapsbelastingen 0 · 8 8 9 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 3 3 3 3 Inboedelverzekering 6 6 6 6 Begrafenis/crematieverzekering 0 0 0 0 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 564 597 600 640
Kleding en schoeisel 48 48 48 48 Inventaris 63 63 63 63 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 18 18 18 18 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 155 155 155 155
---
Voeding en versnaperingen 139 139 139 139 Roken * * * * Reiniging 8 8 8 8 Persoonlijke verzorging 19 19 19 19 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Strippenkaart, fiets 10 10 10 10 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 196 196 196 196 TOTAAL UITGAVEN 915 948 951 991 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 242 308 370 531
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
---
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1c Eenoudergezin met een kind (8 jaar) (huur 381) WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1146 1261 1375 1719 Kinderbijslag 78 78 78 78 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 122 264 273 302 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 3 2 0 Huurtoeslag 153 150 94 0 Kindertoeslag 83 83 83 78 Zorgtoeslag 46
41
30
---
TOTAAL INKOMSTEN 1630 1880 1936 2177 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 51 51 51 51 Water 17 17 17 17 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 31 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 17 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 696 744 747 747 Kleding en schoeisel 84 84 84 84 Inventaris 73 73 73 73 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 22 22 22 22 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 205 205 205 205 Voeding en versnaperingen 263 263 263 263 Roken * * * * Reiniging 10 10 10 10 Persoonlijke verzorging 29 29 29 29 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Strippenkaart, fiets 22 22 22 22 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 344 344 344 344 TOTAAL UITGAVEN 1245 1293 1296 1296 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 385 587 640 881
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
vi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1d Eenoudergezin met twee kinderen (6 en 14 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1146 1261 1375 1719 Kinderbijslag 182 182 182 182 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 122 264 273 302 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 3 2 0 Huurtoeslag 153 150 94 0 Kindertoeslag 83 83 83 78 Zorgtoeslag 46
41
30
---
TOTAAL INKOMSTEN 1784 2034 2089 2331 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 51 51 51 51 Water 17 17 17 17 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 31 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 17 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 58 58 58 58 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 754 802 805 805 Kleding en schoeisel 117 117 117 117 Inventaris 82 82 82 82 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 26 26 26 26 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 252 252 252 252 Voeding en versnaperingen 323 323 323 323 Roken * * * * Reiniging 13 13 13 13 Persoonlijke verzorging 48 48 48 48 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 23 23 23 23 Strippenkaart, fiets 33 33 33 33 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 440 440 440 440 TOTAAL UITGAVEN 1446 1494 1497 1497 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 338 540 592 834
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
vii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1e Eenoudergezin met drie kinderen (10, 12 en 14 jaar) (huur 381) WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1146 1261 1375 1719 Kinderbijslag 278 278 278 278 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 122 264 273 302 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 3 2 0 Huurtoeslag 153 150 94 0 Kindertoeslag 83 83 83 78 Zorgtoeslag 46
41
30
---
TOTAAL INKOMSTEN 1880 2130 2185 2427 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 51 51 51 51 Water 17 17 17 17 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 31 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 17 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 66 66 66 66 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 762 810 813 813 Kleding en schoeisel 146 146 146 146 Inventaris 93 93 93 93 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 30 30 30 30 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 295 295 295 295 Voeding en versnaperingen 405 405 405 405 Roken * * * * Reiniging 15 15 15 15 Persoonlijke verzorging 67 67 67 67 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 26 26 26 26 Strippenkaart, fiets 45 45 45 45 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 558 558 558 558 TOTAAL UITGAVEN 1616 1663 1666 1666 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 264 466 519 761
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
viii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1f Echtpaar onder de 65 jaar (huur 381)
WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1273 1400 1528 1910 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 10 10 8 0 Huurtoeslag 168 164 105 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 123
121
109
71
TOTAAL INKOMSTEN 1574 1695 1750 1981 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 50 50 50 50 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 39 39 39 39 Water 12 12 12 12 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 7 · 44 44 Waterschapsbelastingen 0 · 7 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 782 796 843 843 Kleding en schoeisel 96 96 96 96 Inventaris 72 72 72 72 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 35 35 35 35 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 230 230 230 230 Voeding en versnaperingen 294 294 294 294 Roken * * * * Reiniging 10 10 10 10 Persoonlijke verzorging 38 38 38 38 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Strippenkaart, fiets 24 24 24 24 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 386 386 386 386 TOTAAL UITGAVEN 1398 1412 1459 1459 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 176 284 291 522
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
ix
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1g Echtpaar van 65 jaar of ouder (huur 381) AOW 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1364 1500 1637 2046 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 26 25 25 0 Huurtoeslag 172 141 80 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 123
117
108
80
TOTAAL INKOMSTEN 1685 1783 1850 2126 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 50 50 50 50 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 39 39 39 39 Water 12 12 12 12 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 3 · 44 44 Waterschapsbelastingen 0 · 3 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 0 0 0 0 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 768 774 829 829 Kleding en schoeisel 96 96 96 96 Inventaris 72 72 72 72 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 35 35 35 35 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 230 230 230 230 Voeding en versnaperingen 268 268 268 268 Roken * * * * Reiniging 10 10 10 10 Persoonlijke verzorging 38 38 38 38 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 23 23 23 23 Strippenkaart, fiets 19 19 19 19 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 358 358 358 358 TOTAAL UITGAVEN 1356 1361 1416 1416 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 329 422 433 710
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
x
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1h Echtpaar met een kind (8 jaar) (huur 381) WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1274 1401 1529 1911 Kinderbijslag 78 78 78 78 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 9 9 9 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 168 164 107 0 Kindertoeslag 83 83 83 76 Zorgtoeslag 123
121
109
72
TOTAAL INKOMSTEN 1738 1869 1927 2147 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 62 62 62 62 Water 21 21 21 21 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 11 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 10 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen 0 0 0 Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 833 854 884 884 Kleding en schoeisel 132 132 132 132 Inventaris 81 81 81 81 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 39 39 39 39 Recreatie * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 279 279 279 279 Voeding en versnaperingen 341 341 341 341 Roken * * * * Reiniging 13 13 13 13 Persoonlijke verzorging 48 48 48 48 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 23 23 23 23 Strippenkaart, fiets 33 33 33 33 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 457 457 457 457 TOTAAL UITGAVEN 1569 1590 1620 1620 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 169 279 307 527
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1i Echtpaar met twee kinderen (6 en 14 jaar) (huur 381) WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1274 1401 1529 1911 Kinderbijslag 182 182 182 182 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 9 9 9 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 168 164 107 0 Kindertoeslag 83 83 83 76 Zorgtoeslag 123
121
109
72
TOTAAL INKOMSTEN 1892 2023 2080 2300 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 62 62 62 62 Water 21 21 21 21 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 11 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 10 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 58 58 58 58 Contributies en abonnementen 0 0 0 Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 891 912 942 942 Kleding en schoeisel 160 160 160 160 Inventaris 93 93 93 93 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 43 43 43 43 Recreatie * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 322 322 322 322 Voeding en versnaperingen 397 397 397 397 Roken * * * * Reiniging 15 15 15 15 Persoonlijke verzorging 67 67 67 67 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 26 26 26 26 Strippenkaart, fiets 45 45 45 45 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 550 550 550 550 TOTAAL UITGAVEN 1763 1784 1814 1814 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 129 239 266 487
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 1j Echtpaar met drie kinderen (10, 12 en 14 jaar) (huur 381) WWB 110% 120% 150% Netto inkomen (incl. kortingen) 1274 1401 1529 1911 Kinderbijslag 278 278 278 278 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 9 9 9 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 168 164 107 0 Kindertoeslag 83 83 83 76 Zorgtoeslag 123
121
109
72
TOTAAL INKOMSTEN 1988 2119 2176 2396 Huur/hypotheek 381 381 381 381 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 62 62 62 62 Water 21 21 21 21 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 11 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 10 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 66 66 66 66 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 899 920 950 950 Kleding en schoeisel 185 185 185 185 Inventaris 102 102 102 102 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 47 47 47 47 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 360 360 360 360 Voeding en versnaperingen 514 514 514 514 Roken * * * * Reiniging 18 18 18 18 Persoonlijke verzorging 86 86 86 86 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 28 28 28 28 Strippenkaart, fiets 57 57 57 57 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 703 703 703 703 TOTAAL UITGAVEN 1962 1983 2012 2012 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 26 136 164 384
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xiii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2a Alleenstaande onder de 65 jaar (huur 469) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 891 980 1069 1337 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 2 0 0 Huurtoeslag 235 234 195 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 46 46 46 33 TOTAAL INKOMSTEN 1174 1262 1311 1370 Huur/hypotheek 469 469 469 528 Energie
Gas 48 48 48 48 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 25 25 25 25 Water 8 8 8 8 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 28 28 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 8 8 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 3 3 3 3 Inboedelverzekering 6 6 6 6 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 725 725 761 820 Kleding en schoeisel 48 48 48 48 Inventaris 63 63 63 63 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 18 18 18 18 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 155 155 155 155 Voeding en versnaperingen 163 163 163 163 Roken * * * * Reiniging 8 8 8 8 Persoonlijke verzorging 19 19 19 19 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 18 18 18 18 Strippenkaart, fiets 12 12 12 12 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 219 219 219 219
TOTAAL UITGAVEN 1099 1099 1136 1195 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 74 163 175 175
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding xiv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2b Alleenstaande 65 jaar of ouder (huur 469) AOW 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 989 1088 1187 1484 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 236 236 204 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 46 46 46 39 TOTAAL INKOMSTEN 1284 1382 1447 1523 Huur/hypotheek 469 469 469 528 Energie
Gas 50 50 50 50 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 25 25 25 25 Water 8 8 8 8 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 1 · 28 28 Waterschapsbelastingen 0 · 1 · 8 8 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 3 3 3 3 Inboedelverzekering 6 6 6 6 Begrafenis/crematieverzekering 0 0 0 0 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 720 722 756 815 Kleding en schoeisel 48 48 48 48 Inventaris 63 63 63 63 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 18 18 18 18 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 155 155 155 155 Voeding en versnaperingen 139 139 139 139 Roken * * * * Reiniging 8 8 8 8 Persoonlijke verzorging 19 19 19 19 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Strippenkaart, fiets 10 10 10 10 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 196 196 196 196
TOTAAL UITGAVEN 1071 1073 1107 1166 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 212 309 340 356
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2c Eenoudergezin met een kind (8 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1146 1261 1375 1719 Kinderbijslag 78 78 78 78 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 122 264 273 302 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 3 2 0 Huurtoeslag 242 239 183
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 51 51 51 51 Water 17 17 17 17 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 886 886 937 937 Kleding en schoeisel 84 84 84 84 Inventaris 73 73 73 73 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 22 22 22 22 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 205 205 205 205 Voeding en versnaperingen 263 263 263 263 Roken * * * * Reiniging 10 10 10 10 Persoonlijke verzorging 29 29 29 29 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Strippenkaart, fiets 22 22 22 22 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 344 344 344 344 TOTAAL UITGAVEN 1435 1435 1486 1486 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 284 534 539 700
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xvi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2d Eenoudergezin met twee kinderen (6 en 14 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1146 1261 1375 1719 Kinderbijslag 182 182 182 182 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 122 264 273 302 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 3 2 0 Huurtoeslag 242 239 183 9 Kindertoeslag 83 83 83 78 Zorgtoeslag 46 41 30 0 TOTAAL INKOMSTEN 1873 2123 2178 2340 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 51 51 51 51 Water 17 17 17 17 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 58 58 58 58 Begrafenis/crematieverzekering 25 25 25 25 Schoolkosten/kinderopvang 0 58 58 58 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 953 1011 1062 1062 Kleding en schoeisel 117 117 117 117 Inventaris 82 82 82 82 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 26 26 26 26 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 252 252 252 252 Voeding en versnaperingen 323 323 323 323 Roken * * * * Reiniging 13 13 13 13 Persoonlijke verzorging 48 48 48 48 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 23 23 23 23 Strippenkaart, fiets 33 33 33 33 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 440 440 440 440 TOTAAL UITGAVEN 1645 1703 1754 1754 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 228 420 424 586
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xvii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2e Eenoudergezin met drie kinderen (10, 12 en 14 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1146 1261 1375 1719 Kinderbijslag 278 278 278 278 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 122 264 273 302 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 2 3 2 0 Huurtoeslag 242 239 183 9 Kindertoeslag 83 83 83 78 Zorgtoeslag 46 41 30 0 TOTAAL INKOMSTEN 1969 2219 2274 2436 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 51 51 51 51 Water 17 17 17 17 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 34 34 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 17 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 91 91 91 91 Aanvullende zk-verzekering 23 23 23 23 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 7 7 7 7 Schoolkosten/kinderopvang 66 66 66 66 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 952 952 1003 1003 Kleding en schoeisel 146 146 146 146 Inventaris 93 93 93 93 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 30 30 30 30 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 295 295 295 295 Voeding en versnaperingen 405 405 405 405 Roken * * * * Reiniging 15 15 15 15 Persoonlijke verzorging 67 67 67 67 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 26 26 26 26 Strippenkaart, fiets 45 45 45 45 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 558 558 558 558 TOTAAL UITGAVEN 1806 1806 1856 1856 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 163 413 418 580
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xviii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2f Echtpaar onder de 65 jaar (huur 571)
WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1273 1400 1528 1910 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 10 10 8 0 Huurtoeslag 189 169 101 0 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 123 121 109 71 TOTAAL INKOMSTEN 1595 1700 1746 1981 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 50 50 50 50 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 39 39 39 39 Water 12 12 12 12 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 0 · 44 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 0 · 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 972 972 972 1033 Kleding en schoeisel 96 96 96 96 Inventaris 72 72 72 72 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 35 35 35 35 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 230 230 230 230 Voeding en versnaperingen 294 294 294 294 Roken * * * * Reiniging 10 10 10 10 Persoonlijke verzorging 38 38 38 38 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Strippenkaart, fiets 24 24 24 24 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 386 386 386 386 TOTAAL UITGAVEN 1588 1588 1588 1649 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 7 112 158 332
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xix
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2g Echtpaar van 65 jaar of ouder (huur 571) AOW 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1364 1500 1637 2046 Kinderbijslag 0 0 0 0 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 0 0 0 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 26 25 25 0 Huurtoeslag 276 221 159 5 Kindertoeslag 0 0 0 0 Zorgtoeslag 123 117 108 80 TOTAAL INKOMSTEN 1789 1863 1929 2131 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 50 50 50 50 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 39 39 39 39 Water 12 12 12 12 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 9 · 44 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 9 · 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 0 0 0 0 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 958 958 976 1019 Kleding en schoeisel 96 96 96 96 Inventaris 72 72 72 72 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 35 35 35 35 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 230 230 230 230 Voeding en versnaperingen 268 268 268 268 Roken * * * * Reiniging 10 10 10 10 Persoonlijke verzorging 38 38 38 38 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 23 23 23 23 Strippenkaart, fiets 19 19 19 19 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 358 358 358 358 TOTAAL UITGAVEN 1546 1546 1564 1606 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 243 318 365 525
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xx
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2h Echtpaar met een kind (8 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1274 1401 1529 1911 Kinderbijslag 78 78 78 78 Tegemoetkoming schoolkosten 0 0 0 0 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 9 9 9 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 216 196 128 0 Kindertoeslag 83 83 83 76 Zorgtoeslag 123 121 109 72 TOTAAL INKOMSTEN 1786 1901 1948 2147 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 62 62 62 62 Water 21 21 21 21 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 0 · 34 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 0 · 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 0 0 0 0 Contributies en abonnementen 0 0 0 Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 1023 1023 1023 1074 Kleding en schoeisel 132 132 132 132 Inventaris 81 81 81 81 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 39 39 39 39 Recreatie * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 279 279 279 279 Voeding en versnaperingen 341 341 341 341 Roken * * * * Reiniging 13 13 13 13 Persoonlijke verzorging 48 48 48 48 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 23 23 23 23 Strippenkaart, fiets 33 33 33 33 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 457 457 457 457 TOTAAL UITGAVEN 1759 1759 1759 1810 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET 27 142 189 337
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xxi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2i Echtpaar met twee kinderen (6 en 14 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1274 1401 1529 1911 Kinderbijslag 182 182 182 182 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 9 9 9 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 216 196 128 0 Kindertoeslag 83 83 83 76 Zorgtoeslag 123 121 109 72 TOTAAL INKOMSTEN 1940 2055 2101 2300 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 62 62 62 62 Water 21 21 21 21 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 0 · 34 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 0 · 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 58 58 58 58 Contributies en abonnementen 0 0 0 Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 1081 1081 1081 1132 Kleding en schoeisel 160 160 160 160 Inventaris 93 93 93 93 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 43 43 43 43 Recreatie * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 322 322 322 322 Voeding en versnaperingen 397 397 397 397 Roken * * * * Reiniging 15 15 15 15 Persoonlijke verzorging 67 67 67 67 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 26 26 26 26 Strippenkaart, fiets 45 45 45 45 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 550 550 550 550 TOTAAL UITGAVEN 1953 1953 1953 2004 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET -13 102 148 297
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xxii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2j Echtpaar met drie kinderen (10, 12 en 14 jaar) (huur 571) WWB 110% 120% 150% Inkomsten
Netto inkomen (incl. kortingen) 1274 1401 1529 1911 Kinderbijslag 278 278 278 278 Tegemoetkoming schoolkosten 50 50 50 50 Categoriale bijstand 0 0 0 0 Heffingskortingen niet-werkgever 0 9 9 9 Belastingteruggaaf ziektekosten/TBU 12 12 11 0 Huurtoeslag 216 196 128 0 Kindertoeslag 83 83 83 76 Zorgtoeslag 123 121 109 72 TOTAAL INKOMSTEN 2036 2151 2197 2396 Huur/hypotheek 571 571 571 571 Energie
Gas 68 68 68 68 Elektriciteit (-/- REB vermindering) 62 62 62 62 Water 21 21 21 21 Heffingen
Totaal gemeentelijke heffingen 0 · 0 · 0 · 34 Waterschapsbelastingen 0 · 0 · 0 · 17 Telefoon en internet 30 30 30 30 Verzekeringen
Basispremie zk-verzekering 182 182 182 182 Aanvullende zk-verzekering 46 46 46 46 Aansprakelijkheidsverzekering 4 4 4 4 Inboedelverzekering 9 9 9 9 Begrafenis/crematieverzekering 14 14 14 14 Schoolkosten/kinderopvang 66 66 66 66 Contributies en abonnementen
Kabel 16 16 16 16 Overige contributies/abonnementen * * * * Vervoer * * * * TOTAAL VASTE LASTEN 1089 1089 1089 1140 Kleding en schoeisel 185 185 185 185 Inventaris 102 102 102 102 Onderhoud huis en tuin 27 27 27 27 Extra ziektekosten 47 47 47 47 Recreatie * * * * TOTAAL RESERVERINGSUITGAVEN 360 360 360 360 Voeding en versnaperingen 514 514 514 514 Roken * * * * Reiniging 18 18 18 18 Persoonlijke verzorging 86 86 86 86 Huisdier * * * * Zakgeld * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 28 28 28 28 Strippenkaart, fiets 57 57 57 57 TOTAAL HUISHOUDELIJKE UITG. 703 703 703 703 TOTAAL UITGAVEN 2152 2152 2152 2202 BESCHIKBAAR VOOR RESTPAKKET -116 -1 46 194
* Deze posten vallen onder het restpakket Vet en cursief Afhankelijk van gemeentelijke tarieven
· Verminderd met de kwijtschelding
xxiii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
xxiv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Bijlage 2: Resultaten bestedingsruimte
In deze bijlage (tabellen 3 en 4) staan de resultaten van de bestedingsruimte nadat de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket zijn gedaan ui de begrotingen per huishoudtype (bijlage 1). Ook staat weergegeven wat het restpakket kost en wat de bestedingsruimte is nadat deze uitgaven zijn gedaan. Zie voor de inhoud van de gekozen restpakketten bijlage 4. In tabel 3 staan de huishoudens met een gemiddelde huur en in tabel 4 staan de huishoudens met een bovengemiddelde huur.
Zo is bijvoorbeeld in tabel 3a in de tweede kolom te zien dat een alleenstaande onder de 65 jaar met een WWB-uitkering 104,- per maand beschikbaar heeft voor het restpakket. Dit bedrag komt uit de voorbeeldbegroting van de alleenstaande. In de tweede regel van tabel 3a is af te lezen dat de totale kosten voor het restpakket 100,- per maand zijn. Wanneer dit bedrag wordt afgetrokken van het beschikbare bedrag, resteert een saldo van 4,- per maand. Dit is af te lezen in de derde regel bij het saldo.
In 2008 had een huishouden onder de 65 jaar dat 5 jaar of langer een inkomen had op bijstandsniveau en geen arbeidsmarktperspectief had recht op de langdurigheidstoeslag. De resultaten hiervan zijn af te lezen uit de derde kolom.
Uit tabellen 3 en 4 blijkt dat niet elk huishouden voldoende bestedingsruimte heeft om alle vrije bestedingen te (volledig) te kunnen bekostigen. Als het huishouden desondanks toch teveel uitgaven doet, ontstaat er dus een tekort op de begroting.
Resultaten na invulling van de restpakketten:
Gemiddelde huur: tabel 3 a t/m j
Bovengemiddelde huur: tabel 4 a t/m j
xxv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 2.1 Bestedingsruimte na basis- en restpakket Gemiddelde huur Bovengemiddelde huur
100% 110 120 150 100% 110 120 150 (WWB/AOW) % % % (WWB/AOW) % % % Alleenstaande, 65 min
Basispakket 104 168 205 351 74 163 175 175 Restpakket 4 4 62 165 -26 -1 2 -11
Alleenstaande, 65 plus
Basispakket 242 308 370 532 212 309 340 356 Restpakket 139 97 222 370 109 171 192 194
Paar, 65 min
Basispakket 176 284 291 522 7 112 158 332 Restpakket 56 97 93 306 -113 -74 -35 116
Paar, 65 plus
Basispakket 329 422 433 710 243 318 365 525 Restpakket 207 248 248 505 121 144 185 320
Eenoudergezin, 1 kind van 8
jaar
Basispakket 385 587 640 881 284 534 539 700 Restpakket 302 443 488 724 201 390 387 543
Eenoudergezin, 2 kinderen van 10 en 12 jaar
Basispakket 338 540 592 834 228 420 424 586 Restpakket 200 337 379 604 90 217 211 356
Eenoudergezin, 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar
Basispakket 264 466 519 761 163 413 418 580 Restpakket 99 236 278 503 -2 183 177 322
Paar, 1 kind van 8 jaar
Basispakket 169 279 307 527 27 142 189 337 Restpakket 44 88 104 306 -98 -49 -9 116
Paar, 2 kinderen van 10 en 12
jaar
Basispakket 129 239 266 487 -13 102 148 297 Restpakket -17 27 43 245 -159 -110 -70 55
Paar, 3 kinderen van 10, 12 en 14 jaar
Basispakket 26 136 164 384 -116 -1 46 194 Restpakket -148 -103 -87 115 -290 -240 -200 -75
xxvi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Bijlage 3: Verantwoording berekening inkomsten
Inkomsten
Het inkomen in de begrotingen is inclusief vakantietoeslag, de heffingskortingen die op de loonstrook staan (bijvoorbeeld de algemene heffingskorting en de arbeidskorting). De heffingskortingen die via de voorlopige teruggaaf moeten worden aangevraagd (bijvoorbeeld de combinatiekorting) worden daarna bij het inkomen geteld. Het uitgangspunt is dat huishoudens alle kortingen waar ze recht op hebben ook daadwerkelijk aanvragen. Hieronder volgt een voorbeeldberekening.
Langdurigheidstoeslag
In 2004 is in het kader van de Wet werk en bijstand de langdurigheidstoeslag ingevoerd. Huishoudens (onder de 65 jaar) die 5 jaar of langer moeten rondkomen van een minimuminkomen en geen arbeidsmarktperspectief hebben, komen hiervoor in aanmerking. Jaarlijks krijgen gehuwden 473,-, éénoudergezinnen 425,- en alleenstaanden 331,-. In dit onderzoek vergelijken we huishoudens die in aanmerking komen voor de toeslag met de huishoudens die hier geen recht op hebben. In de tabellen 4 en 5 van bijlage 2 is de langdurigheidstoeslag verwerkt.
Vanaf 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag overgeheveld vanuit de WWB naar het gemeentefonds, waardoor gemeenten meer vrijheid hebben over de toeslag. Ook kunnen mensen met inkomen uit werk in aanmerking komen voor de langdurigheidstoeslag.
Tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU)
Ziektekosten zijn als buitengewone uitgaven aftrekbaar van de inkomstenbelasting. Wie een laag inkomen heeft, kon hoge ziektekosten echter nooit volledig als aftrekpost verzilveren. Door de Tegemoetkoming buitengewone uitgaven bestaat voor deze groep de mogelijkheid om (een deel van) de aftrekposten toch uitbetaald te krijgen.
Vanaf 1 januari 2009 wordt de mogelijkheid om buitengewone uitgaven op te voeren als persoonsgebonden aftrek beperkt. De premie voor de aanvullende ziektekostenverzekering mag niet meer worden opgevoerd en wordt het forfait voor medicijnen voor thuisgebruik afgeschaft. Waar huishoudens met een laag inkomen zonder extra zorgkosten in de huidige situatie nog in aanmerking komen voor TBU, is dat vanaf 2009 waarschijnlijk niet meer het geval.
Naast bovenstaande inkomsten wordt ook rekening gehouden met de huurtoeslag, de kinderbijslag en de Tegemoetkoming schoolkosten.
xxvii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
xxviii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Bijlage 4: Verantwoording berekening uitgaven
Het Nibud gebruikt diverse bronnen voor de referentiecijfers. Hieronder volgt een korte weergave van keuzes en bronnen uitgesplitst naar het basis- en restpakket. Eerst worden de standaardposten beschreven uit basispakket en restpakket. Verderop in deze bijlage staan de uitgangspunten beschreven van de alleenstaande van 65 jaar of ouder met een specifieke zorgvraag.
Basispakket
Huur
Er is gekozen voor een gemiddelde huur en een huur die anderhalf keer zo hoog ligt. Er is hierbij rekening gehouden met het aantal personen in het huishouden en de hoogte van het inkomen. Een alleenstaande heeft een gemiddelde huur van 313,- bij een inkomen van minder dan 150 procent van het minimum. Bij het hoogste inkomensniveau is dat 352,-. Meerpersoonshuishoudens hebben een gemiddelde huur van 381,-. Hierbij maakt het inkomen tot en met 150 procent van het minimum geen verschil. De bovengemiddelde huur komt hiermee respectievelijk op 469,-, 528,- en 571,-.
De hoogte van de gemiddeld waargenomen huurprijzen blijkt voornamelijk af te hangen van de omvang van het huishouden en de hoogte van het inkomen. Voor elk van de voorbeeldhuishoudens in deze rapportage is gekeken hoeveel men gemiddeld uitgeeft aan huur bij een bepaald inkomensniveau. Als bron is hierbij uitgegaan van het Budgetonderzoek van het CBS, dat ook de basis is van veel andere gemiddelde cijfers over bestedingen van huishoudens in deze rapportage en zoals het Nibud die hanteert.
De hoogte van de gemiddelde huurprijzen voor de voorbeeldhuishoudens zijn als volgt: 313 euro per maand voor alleenstaanden bij een inkomensniveau tot en met 120 procent van het minimum. Bij een inkomensniveau van 150 procent is de gemiddelde huur 352 per maand. Voor meerpersoonshuishouden is de gemiddelde huur 381 euro per maand voor alle inkomensniveaus. Om te laten zien wat de bestedingsruimte is van huishoudens in het geval er hoge woonlasten zijn, zijn ook berekeningen gemaakt waarbij is uitgegaan van een bovengemiddelde huur. Dat wil zeggen een huur die anderhalf keer zo hoog is als de gemiddelde huur voor het betreffende voorbeeldhuishouden. De bovengemiddelde huur bedraagt dan 470 euro per maand voor alleenstaanden (528 euro bij een inkomen van 150 procent) en
572 euro voor meerpersoonshuishoudens. Het gaat dus om gemiddelde huren voor huishoudens met een inkomensniveau zoals in dit rapport gehanteerd wordt.
Voor een inschatting om hoeveel huishoudens in Nederland het gaat die dergelijke woonlasten hebben, is gekeken naar de cijfers uit de CBS-huurenquete. De uitkomsten hiervan zijn gerapporteerd in rapport "Feiten en achtergronden van het huurbeleid 2008" (Ministerie van VROM, 11 november 2008). Hieruit blijkt dat 25 procent van de huurwoningen een huur hebben xxix
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
onder de kwaliteitskortingsgrens van 348,99 euro per maand (juli 2008) en 54 procent van de huurwoningen een huur hebben tussen 348,99 en de aftoppingsgrens 499,51 euro. 15% van de huurwoningen liggen met hun prijs tussen 499,51 en 631,73 euro.
Energie
Dit is 90% van de prijs van gemiddeld gebruik naar huishoudtype met een opslag voor huishoudens van 65 jaar of ouder. Daarbij hanteert het Nibud de prijs van het gemiddelde verbruik.
Heffingen
Dit zijn gemeentelijke en waterschapsheffingen verminderd met eventuele kwijtschelding.
Telefoon en internet
Een bedrag dat is gebaseerd op de goedkoopste manier van bellen inclusief internet. Een mobiele telefoon met prepaid en een kabelverbinding voor het internet.
Ziektekostenverzekering
Dit betreft de nominale premie van de basisverzekering plus een aanvullende verzekering en de minst uitgebreide tandartsverzekering.
Overige verzekeringen
Dit betreft een aansprakelijkheidsverzekering, een inboedelverzekering en voor volwassenen in huishoudens onder de 65 jaar een uitvaartverzekering.
Schoolkosten
Bedragen op basis van Nibud-onderzoek. Mediaanbedragen exclusief reiskosten. Voor huishoudens die recht hebben op een tegemoetkoming in de schoolkosten is dit hiermee verrekend.
Kinderopvang
Kosten inclusief de vergoeding van het rijk en die via de bijzondere bijstand.
Kabel
Lokaal maandbedrag voor kabelaansluiting.
Kleding
Bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor kleding.
Inventaris en onderhoud
Bedragen zijn gebaseerd op het Nibud-basispakket voor inventaris en onderhoud.
Niet-vergoede ziektekosten
xxx
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
In het basispakket zitten kosten die elk huishouden heeft. Dit betreft de huisapotheek: pleisters, aspirines e.d.
Voeding
Bedragen zijn gebaseerd op een standaardvoeding van het Voedingscentrum en prijzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Reiniging
Een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon op basis van Nibud-onderzoek.
Persoonlijke verzorging
Een bedrag per persoon op basis van Nibud-onderzoek
Diversen
Een bedrag per huishouden en een bedrag per persoon voor diverse uitgaven.
Strippenkaart en fiets
Voor ieder lid van het huishouden de kosten van een fiets en één strippenkaart.
xxxi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Restpakket
In dit onderzoek is een restpakket doorberekend. Het onderstaande lijstje geeft aan wat in dit restpakket zit. Dit restpakket is een voorbeeld van uitgaven waar huishoudens mee geconfronteerd kunnen worden en kan per situatie verschillen.
(openbaar) vervoer
lidmaatschap en gebruik van de bibliotheek
een krant
zakgeld (voor de kinderen)
recreatie
één tijdschrift
huisdier
De bedragen die horen bij de uitgavenposten in het restpakket zijn slechts ter illustratie van een mogelijke situatie. Ze zijn vastgesteld met behulp van een vrij beperkte inventarisatie en zijn niet het gevolg van gedegen onderzoek.
Openbaar vervoer
In de restpakketten zijn voor de huishoudens met een WWB-uitkering geen extra kosten voor vervoer opgenomen. In de huishoudens waarbij iemand werkt is een extra bedrag voor het openbaar vervoer opgenomen, namelijk de kosten voor woon-werkverkeer. Hiervoor wordt gerekend met een bedrag van 60 euro per maand.
Lidmaatschap bibliotheek
Voor ieder lid van het huishouden zijn de maandelijkse kosten van een jaarabonnement van de bibliotheek opgenomen. Er is uitgegaan van gemiddelde kosten van 30 euro per jaar. Voor 65- plussers is dit 25 euro.
Krant
Dit zijn de maandkosten van een abonnement op een landelijk of regionaal dagblad. De kosten bedragen ruim 20 euro per maand.
Zakgeld kinderen
Deze bedragen komen uit het reguliere onderzoek van het Nibud en variëren van 5 tot 35 euro per kind per maand, afhankelijk van de leeftijd.
Recreatie
Voor deze post is een bedrag opgenomen dat gelijk is aan het vakantiegeld van het betreffende huishouden.
Tijdschrift
xxxii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Voor deze post is een gemiddeld maandbedrag voor een abonnement meegenomen van 7,50 euro.
Huisdier
Dit zijn de gemiddelde maandkosten voor een hond inclusief de hondenbelasting van 30 euro per maand.
xxxiii
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
xxxiv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Bijlage 5: Uitgaven aan kunstbeoefening
Tabel 5.1: Uitgaven cultuurdeelname naar bevolkingscategorie
Gemiddelde jaarlijkse uitgaven maandelijkse cultuurdeelnemers (in euro's) bevolkingscategorie contributie, kleding, totaal les/cursusgeld instrumenten, materialen Sekse
Man 110 124 234 Vrouw 173 131 304
Leeftijd
6-12 jaar 138 60 198
13-18 jaar 176 133 309
19-30 jaar 94 133 227
31-40 jaar 125 124 249
41-50 jaar 139 142 281
51-64 jaar 154 147 301
65+ jaar 150 88 238
Opleiding
Laag 114 71 185 middelbaar 111 121 232 hoog 174 156 330
Inkomen
Minimum: alleenstaand 86 217 303 minimum: samenwonend 118 109 227 modaal 142 101 243 twee maal modaal of meer 142 120 262
arbeidspositie
scholier/student 143 84 227 werkzaam: 1-20 uur p/week 124 181 305 werkzaam: 21 uur of meer p/weel 140 137 277 huisvrouw/-man 16 145 251 werkloos/arbeidsongeschikt 125 145 270 gepensioneerd/vervroegd uitgetreden 140 90 230 anders 249 203 452
Huishouden
alleenstaand 189 158 347
2 volwassenen: geen thuiswonend kind 127 124 251
2 volwassenen: wel thuiswonend kind 111 112 223
1 volwassene: thuiswonend kind 151 96 247 anders 205 113 318
Totaal 139 127 266 Bron: WJH Mulier Instituut, 2006
xxxv
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 5.2 Gemiddelde jaarlijkse uitgaven naar culturele activiteit
Gemiddelde jaarlijkse uitgaven maandelijkse cultuurdeelnemers (in euro's) Culturele activiteit contributie, kleding, Totaal les/cursusgeld instrumenten, materialen Audiovisueel 86 140 226 Fotografie (geen vakantie- of 116 212 328 familiekiekjes)
Film of video (geen vakantie- of 33 203 236 familiekiekjes)
Multimedia op de computer (flash, 87 93 180 demo's, webpages, e.d.)
Beeldend 161 159 320 Schilderen, tekenen, grafiek 190 175 365 Beeldhouwen, boetseren, pottenbakken, 242 256 498 sieraden maken
Werken met textiel 157 145 302 Andere beeldende activiteiten 124 217 341 (emailleren, boekbinden e.d.)
Dans 170 97 267 Klassiek ballet 519 102 621 Moderne dans 167 194 361 Stijldans 155 59 214 Jazzdans, showdans, tapdance 126 293 419 Hiphop, streetdance, breakdance 94 234 328 Volksdans, werelddans, historische dans 208 86 294 Majoretten, twirl 93 50 143
Muziek 167 136 303 Zang 177 88 265 Instrument klassiek of jazz 270 232 502 Instrument pop 144 196 340 Instrument harmonie, fanfare, brassband 185 120 305 Instrument wereld- of volksmuziek 243 187 430 Componeren 92 398 490 Muziek op de computer 62 134 196 Andere muziekactiviteiten 140 228 368
Schrijven 134 130 264 Verhalen of gedichten (geen 135 132 267 sinterklaasgedichten)
Toneelstukken 80 48 128
Theater 240 131 371 Toneel, cabaret 182 82 264 Muziektheater 375 207 582 Mime- en bewegingstheater 193 24 217 Poppenspel 238 55 293
Totaal 139 127 266 Bron: WJH Mulier Instituut, 2006
xxxvi
Betaalbaarheid van cursusactiviteiten bij de Centra voor de Kunsten
Tabel 3 Inventarisatie tarieven standaardpakket cursussen onder 25 instellingen
Cursussen Gemiddel Gemiddel gemiddelde aantal laagste hoogste d aantal de Prijs per vraagprijs aanbieder vraagprijs vraagprijs weken contacttij maand* per uur s per uur per uur
---
piano 18 individueel 48 20 33 32 20 66 60 piano licht >18 groepsles 24 17 26 37 10 64 41 saxofoon 18 individueel 45 20 33 32 20 66 56 saxofoon >18 groepsles 23 17 26 37 8 64 41 gitaar deelname aan 6 12 14 57 4 8 theatergroep/productie 23 deelname aan 5 11 15 53 3 8 jeugdtheaterschool/klas 20 schrijven 7 7 4 38 5 10 17 Noot: * Op basis van 1 contactmoment per week
Bron: Cultuurwerk Nederland/Kunstconnectie, nov.-dec. 2008, bewerking: Nibud
xxxvii