College van Beroep voor het bedrijfsleven

Zorgkantoor is geen belanghebbende bij een indicatiebesluit

Het systeem van de indicatiestelling en de indicatierealisering is aldus dat de besluitvorming over de indicatiestelling is voorbehouden aan CIZ en de besluitvorming over de realisering - in natura dan wel in de vorm van een PGB - aan het uitvoeringsorgaan bedoeld in artikel
1, eerste lid, onder h van de AWBZ, onderscheidenlijk aan het zorgkantoor. Deze door de regelgever uitdrukkelijk beoogde scheiding van taken en bevoegdheden, ter zake van de indicatiestelling van zorg en de realisering van de aanspraak op geïndiceerde zorg, leidt de Raad tot het oordeel dat de aan appellant toevertrouwde belangen ter zake van de
verlening van PGBâs als zodanig niet rechtstreeks betrokken zijn bij het besluit tot
indicatiestelling van de zorg van een verzekerde. Naar het oordeel van de Raad zou het innemen van een ander standpunt over de aan appellant opgedragen taak betekenen dat de bevoegdheidsverdeling tussen het indicatieorgaan en het zorgkantoor, zoals door de wetgever in de AWBZ is neergelegd, wordt doorkruist. De belangen van appellant zijn niet rechtstreeks bij het besluit van 17 mei 2004 betrokken.

LJ Nummer:

BH9439

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 2 april 2009