Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


1

> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 Postbus 20018 2500 BJ Den Haag 2500 EA Den Haag www.minocw.nl

Onze referentie PO/B&S/113807

Uw brief van 24 maart 2009

Uw referentie 2009Z05631

Datum 1 april 2009
Betreft Vragen van de leden Besselink en Kranenveldt (beiden PvdA) over de opheffing van kleine scholen in de noordelijke provincies

Hierbij stuur ik u het antwoord op de vragen van de leden Besselink en Kranenveldt (beiden PvdA) over de opheffing van kleine scholen in de noordelijke provincies, met het kenmerk 2009Z05631 (ingezonden op 26 maart 2009).

Sharon A.M. Dijksma
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

a
na 1 van 4 Pagi





Antwoorden op vragen van de leden Besselink en Kranenveldt (beiden PvdA) over Onze referentie de opheffing van kleine scholen in de noordelijke provincies. PO/B&S/113807


1. Heeft u kennis genomen van de berichtgeving over schoolbesturen in het

noorden van het land die af willen van kleine scholen in verband met teruglopende leerlingenaantallen en oplopende kosten? (1)

Ja.


2. Hoe beoordeelt u de opvatting van ouders met kinderen op kleine scholen die sluiten, dat er door de schoolbesturen te weinig is gedaan om het voortbestaan van deze scholen mogelijk te maken? (2)

Het krantenartikel geeft aan dat schoolbesturen in het noorden van het land overwegen om massaal kleine scholen te sluiten. Dat beeld spoort tot op heden niet met de gegevens die er zijn over de instandhouding van kleine scholen in dunbevolkte gebieden. De demografische ontwikkeling zal wel enig effect hebben op de sluiting van kleine scholen, maar niet zo massaal als in het artikel wordt aangegeven.

Ik heb begrip voor de zorgen van ouders wanneer schoolbesturen ertoe zouden overgaan kleine scholen op vrijwillige basis, dus zonder dat de instandhoudingsystematiek daartoe aanleiding geeft, te sluiten. Van de schoolbesturen mag worden verwacht dat ze hun maatschappelijke verantwoordelijkheid blijven nemen om ook in de toekomst zorgvuldig om te gaan met de positie van kleine basisscholen in dunbevolkte gebieden en te blijven zorgen voor de instandhouding van een goed bereikbaar net van basisscholen.

Verder zal er vanuit ouders en leerkrachten waarschijnlijk ook het nodige tegenwicht worden geboden indien schoolbesturen tot vrijwillige sluiting zullen overgaan, bijvoorbeeld via de medezeggenschap.


3. Bent u het met mij eens dat het een zorgwekkende situatie is wanneer scholen te makkelijk sluiten waarbij aspecten zoals efficiëntie, kwaliteitsbewaking en samenwerking met andere nabijgelegen scholen (desnoods van een andere gezindte) onvoldoende mee zijn gewogen?

Ik ben het er mee eens dat er een zorgelijke situatie zou ontstaan wanneer schoolbesturen zonder dringende reden kleine scholen zouden sluiten. Als schoolbesturen kleine scholen te gemakkelijk sluiten is dat ook niet conform de gedachte achter de wettelijke systematiek voor de instandhouding van scholen. Zoals ook is aangegeven in de brief aan de Kamer van 23 februari jl. (TK 2008- 2009, 31293, nr. 30), over de bekostigingssystematiek in het primair onderwijs en de demografische ontwikkelingen, biedt die wettelijke systematiek schoolbesturen de nodige instrumenten om kleine scholen in stand te houden, zolang het onderwijs kwalitatief op orde is. Het is vervolgens aan het schoolbestuur om die instrumenten ook te benutten.

Zo kent de wet bijvoorbeeld gedifferentieerde opheffingsnormen die afhankelijk zijn gesteld van de leerlingdichtheid. Hierdoor kunnen in landelijke, dunner bevolkte gebieden, scholen met een klein aantal leerlingen in stand worden gehouden. Ook ontvangen kleine scholen extra bekostiging in de vorm van een

Pagina 2 van 4





vaste voet en een kleine scholentoeslag. Verder zorgt het instrument van de Onze referentie gemiddelde schoolgrootte er voor dat schoolbesturen het leerlingaantal van PO/B&S/113807

kleine scholen kunnen compenseren met het leerlingaantal van grote scholen. Een schoolbestuur kan ook besluiten de school als nevenvestiging in stand te

houden, zodat de onderwijslocatie in ieder geval bereikbaar blijft voor de leerlingen.

Verder is er op dit moment een wetsvoorstel in voorbereiding dat de samenwerkingsschool mogelijk maakt. Dat wetsvoorstel houdt in dat, als er een opheffingsdreiging is, een openbare school samen kan gaan met een bijzondere school, met behoud van de identiteit van beide richtingen.

Ook is er een wetsvoorstel in voorbereiding dat de allerkleinste scholen nog een kans biedt om in stand te blijven ondanks het lage leerlingaantal. Dit gaat over scholen die onder de absolute ondergrens van 23 leerlingen zakken en een perspectief hebben op een toename van het aantal leerlingen door bijvoorbeeld de bouw van nieuwe woningen. De kwaliteit van het onderwijs moet dan wel op orde zijn. In de praktijk speelt dit wanneer de school in kwestie met het instrument van de gemiddelde schoolgrootte in stand wordt gehouden.

Naast al deze instrumenten hebben schoolbesturen natuurlijk nog andere mogelijkheden om sluiting te voorkomen. Zo kunnen scholen bijvoorbeeld werken aan een betere kwaliteit door meer samen te werken en kennis met elkaar te delen. Ook kan bijvoorbeeld de uitwisseling van docenten met kleine scholen die het goed voor elkaar hebben de kwaliteit verbeteren.


4. Deelt u de opvatting dat het voor de vitaliteit van dunbevolkte gebieden van belang is dat er ook kleinere scholen blijven bestaan? Zo ja, op welke wijze denkt u, goed onderwijs dicht bij huis in stand te kunnen houden voor dunbevolkte gebieden zoals de noordelijke provincies?

De vitaliteit van dunbevolkte gebieden is primair gediend met een goede bereikbaarheid van basisscholen die voldoende kwaliteit onderwijs bieden. Zoals ook in de vorige vraag is aangegeven, is het systeem van de wet daar ook op ingericht. Dankzij de instrumenten die schoolbesturen in handen hebben, hoeft de demografische ontwikkeling niet te leiden tot een ontscholing van het platteland.

Wat betreft het aspect van de kwaliteit van het onderwijs aan kleine scholen het volgende. Uit de rapportage van de onderwijsinspectie over het noorden van Nederland die ik recent aan de Kamer heb gestuurd (TK 2008-2009, 31293, nr. 27) blijkt dat de kwaliteit van het onderwijs in de noordelijke provincies achterblijft. De inspectie heeft hierbij geen significante relatie gevonden tussen slechte kwaliteit en de grootte van scholen. Er zijn ook grote scholen waarvan de kwaliteit achterblijft en kleine scholen die het juist goed doen. Wel is de kwaliteit van het onderwijs op een kleine school kwetsbaarder. Dat is ook de aanleiding om goed te kijken naar de kwaliteit op kleine scholen. Mijn voornemen om per provincie tripartiete afspraken te maken over de verbetering van de onderwijskwaliteit, zal ook waar nodig de kwaliteit van de kleine scholen ten goede komen.

Pagina 3 van 4






5. Hoe kunt u bewerkstelligen dat er een regionaal op overeenstemming gericht Onze referentie overleg voor spreiding van scholen ontstaat zodat er voor ieder kind zo dicht PO/B&S/113807

mogelijk bij huis een kwalitatief goede school is?

Schoolbesturen hebben een eigen verantwoordelijkheid om, al dan niet in onderling overleg, de bereikbaarheid van scholen te waarborgen. Tot op heden hebben ze die verantwoordelijkheid ook genomen en ik vertrouw erop dat schoolbesturen die verantwoordelijkheid ook naar de toekomst toe zullen blijven waarmaken. Wel ben ik bereid om met de noordelijke schoolbesturen en de provincie in gesprek te gaan om te kijken wat de overwegingen zijn en om ze te wijzen op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.


6. Welke knelpunten zitten in de huidige bekostiging waardoor scholen zich gedwongen kunnen voelen om kleine vestigingen in dunbevolkte gebieden te moeten sluiten?

Zoals in de eerder aangehaalde brief aan de Kamer van 23 februari jl. is aangegeven, wordt ook in de bekostiging rekening gehouden met de positie van kleine scholen. De kosten van kleine scholen zijn weliswaar hoger dan die van grote scholen maar daar staat ook een hogere rijksvergoeding tegenover. Zo ontvangt een kleine school met bijvoorbeeld 25 leerlingen een bedrag per leerling dat drie keer zo hoog ligt dan het bedrag dat een school met 200 leerlingen ontvangt. De bekostiging als zodanig is dus geen steekhoudend argument om kleine scholen, die op basis van de wet een bestaansrecht hebben, te sluiten.


7. Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand het Algemeen Overleg over Bekostiging primair onderwijs in relatie tot demografische ontwikkelingen op 2 april as.?

Ja.

(1) `Einde verhaal voor kleine scholen' ­ Dagblad van het Noorden, zaterdag 21 maart 2009 (2) `Besturen willen af van kleine scholen' ­ Dagblad van het Noorden, zaterdag 21 maart 2009

Pagina 4 van 4