4. Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Leijten over de
invulling van vacatures in de zorg
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Leijten over de invulling van
vacatures in de zorg
Kamerstuk, 31 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 31 maart 2009
MEVA-K-U-2915067
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Leijten
(SP) over de invulling van vacatures in de zorg. (2080914390).
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Vraag 1
Wat is uw reactie op het bericht dat de kredietcrisis mee kan helpen
om het personeelstekort in de zorg sneller op te lossen? 1)
Vraag 2
Welke mogelijkheden ziet u voor de zorgsector om de economie in deze
moeilijke tijden te stimuleren?
Antwoord 1 en 2
Ontslagen als gevolg van de kredietcrisis, in sectoren buiten de zorg,
kunnen leiden tot een potentieel groter aanbod van zorgpersoneel.
Indien dit personeel gemotiveerd is en voor de zorg adequaat opgeleid
wordt, kan dit een bijdrage leveren aan het oplossen van knelpunten in
de zorg. Daarnaast kan door een groter aanbod aan personeel het aantal
vrijwilligers dat in de zorg gaat werken toenemen. Zij kunnen ervaring
opdoen en zo worden gemotiveerd om in de zorg te gaan werken. Door
middel van het aanbieden van scholing kunnen deze vrijwilligers ook
voor reguliere functies worden opgeleid en voor de zorg worden
behouden. Het is dus van groot belang dat er voldoende aandacht wordt
besteed aan opleiding en scholing, zodat er ook een kwalitatieve
impuls aan het arbeidsaanbod wordt gegeven en dit nieuw ingestroomde
personeel ook ten tijde van hoogconjunctuur voor de zorg behouden zal
blijven.
Verschillende maatregelen gericht op de arbeidsmarkt in de zorg, ook
op het terrein van opleiding en scholing, zijn al genomen. Waren deze
primair gericht om meer mensen voor de zorg op te leiden en binnen de
zorg te laten doorstromen, nu ten tijde van kredietcrisis zijn het ook
adequate instrumenten om mensen weer snel naar het werk toe te leiden.
Een aansprekend voorbeeld hiervan is het stagefonds. Dit fonds,
gericht op het vergroten van het aanbod van het aantal stageplaatsen
en een betere begeleiding van stagiaires, biedt in tijden van
economische recessie extra kansen. Door de investeringen in dit fonds
worden er namelijk extra mensen voor de zorg opgeleid en wordt er
geïnvesteerd in de doorstroom van het zittend personeel. Ten tweede
bieden ook de regionale proefprojecten gericht op de werving en
opleiding van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de
regionale pilots gericht op het werven en opleiden van allochtonen
voor de zorg mogelijkheden. De investeringen in deze projecten kunnen
leiden tot een extra toestroom van personeel naar de arbeidsmarkt in
de zorg. Ook de investeringen in de versterking van de regionale
structuur (samenwerking tussen zorginstellingen, UWV werkbedrijf,
gemeenten, Calibris en onderwijs) bieden mogelijkheden. Door op
regionaal niveau goed af te stemmen waar vacatures zijn, wie daarvoor
in aanmerking komen en welke opleidingen daarvoor nodig zijn, kunnen
maatwerkoplossingen worden geboden waar zowel de zorg als de (door de
crisis ontslagen) werknemer, baat bij heeft. Ook de ervaringen
opgedaan met het in 2007 ingestelde mobiliteitscentrum thuiszorg
kunnen behulpzaam zijn bij maatregelen gericht op de kredietcrisis.
Momenteel wordt kabinetsbreed met verschillende betrokken partijen
gesproken over de vraag hoe maatregelen het beste kunnen worden
vormgegeven en zijn verschillende initiatieven in voorbereiding. De
genoemde mogelijkheden worden hierbij serieus overwogen. Hierover zal
Kabinetsbreed worden gecommuniceerd.
Voor overige maatregelen die het kabinet al heeft genomen op de
arbeidsmarkt in de zorg verwijs ik u naar mijn brieven van 24
september 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 282, nr. 71)
en 23 december 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 282, nr.
79).
Vraag 3
Erkent u dat mensen, die door de huidige crisis wellicht eerder kiezen
voor een carrière in de zorg, fatsoenlijk opgeleid moeten worden? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de instellingen en de
opleidingen hierin te ondersteunen?
Antwoord 3
Voor het behoud van de kwaliteit van zorgverlening is het van belang
dat iedereen, dus ook diegenen die als gevolg van de crisis kiezen
voor een baan in de zorg, goed is opgeleid voor het uitvoeren van het
beroep. Voor het opleiden van personeel in de zorg zijn voldoende
middelen voorhanden. Zowel binnen het reguliere onderwijs als via de
opleidingsbudgetten van de zorginstellingen. Ook het eerder genoemde
stagefonds, draagt bij aan de kwaliteit van het opleiden. Ook het
project Leren en Werken dat wordt uitgevoerd onder de regie van de
ministeries van OCW en SZW heeft tot doel het verhogen van het
opleidingsniveau van de Nederlandse (beroeps)bevolking ook het niveau
in de zorg. Voor mogelijke extra maatregelen, inclusief
scholingsmaatregelen, die in het kader van de crisis kunnen worden
genomen verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 1 en 2.
Vraag 4
Erkent u dat de grootste tekorten in de intramurale ouderenzorg te
verwachten zijn voor zorgverleners die minimaal geschoold worden op
niveau drie? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 4
In de Arbeidsmarktbrief 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29
282, nr. 79) die ik op 23 december 2008 aan uw kamer heb gezonden is
een analyse gegeven van de huidige en verwachte toekomstige situatie
op de arbeidsmarkt in de zorg. Op basis van het onderzoek `Regiomarge
2008' dat ik op 3 november 2008 aan uw kamer heb aangeboden (Tweede
Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 29 282, nr 75) is af te leiden dat
tekorten vooral dreigen bij verzorgenden (niveau 3), verpleegkundigen
(niveau 4), pedagogisch medewerkers (niveau 3 en 4) en
maatschappelijke dienstverleners (niveau 5). Voor de maatregelen voor
het voorkomen van tekorten op de arbeidsmarkt inclusief
verantwoordelijkheidsverdeling verwijs ik u naar de Arbeidsmarktbrief
2008 en mijn brief van 24 september 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar
2008-2009, 29 282, nr. 71) waarin hier uitvoerig op wordt ingegaan.
Ook tijdens het AO Arbeidsmarkt en innovatie van 4 februari
jongstleden is ingegaan op de maatregelen die worden genomen voor het
voorkomen van tekorten op de arbeidsmarkt in de zorg. Ook verwijs ik u
naar mijn antwoord op de vragen 1 en 2.
Vraag 5
Acht u het wenselijk dat zorginstellingen mensen gaan scholen tot
zorgassistent in plaats van tot gediplomeerd zorgverlener? 1) Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 5
Het is van belang dat medewerkers in de zorg goed zijn opgeleid voor
het uitoefenen van hun beroep of functie. Hierbij is de zorgvraag het
uitgangspunt. Dit geldt voor werkzaamheden op elk niveau. Voor
bepaalde taken is de opleiding tot zorgassistent voldoende, voor
andere taken dient de medewerker geschoold te zijn tot gediplomeerde
verzorgende of verpleegkundige.
Uitgangspunt bij scholing en het uitoefenen van het beroep is dat de
opleiding en functie aan dienen te sluiten bij de capaciteiten van de
betreffende persoon. Het opleiden van personen tot zorgassistent die
de capaciteiten hebben om opgeleid te worden tot gediplomeerde
verzorgende of verpleegkundige acht ik dan ook niet wenselijk. Als men
onder zijn of haar niveau ingezet wordt komt dat zowel de kwaliteit
van zorgverlening als de aantrekkelijkheid van het werken in de zorg
niet ten goede.
Vraag 6
Hoe, en voor welke werkzaamheden, worden zorgassistenten ingezet in de
verpleeg- en verzorgingshuizen?
Antwoord 6
Bij zorgassistenten hebben we het over zorghulp niveau 1. De zorghulp
heeft assisterende werkzaamheden en helpt, onder begeleiding, mensen
met het uitvoeren van hun huishoudelijke taken en met hun persoonlijke
verzorging.
Het profiel van de zorghulp is omschreven in een landelijk
beroepsprofiel. De Regionale OpleidingsCentra (ROC) bieden deze
opleidingen aan in nauwe samenwerking met de zorginstellingen.
Vraag 7
Bent u bereid bij de beroepsorganisaties in de zorg na te vragen wat
de gevolgen zijn van het inzetten van steeds lager opgeleid en
gekwalificeerd personeel op de kwaliteit van de zorg en de werkdruk
voor de gediplomeerde zorgverleners in de sector? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Cijfers over de aantallen verpleegkundigen en verzorgenden laten niet
het beeld zien dat er sprake is van het inzetten van steeds lager
opgeleid en gekwalificeerd personeel. Ter illustratie: in de sector
verpleeg- en verzorgingshuizen nam het aantal verpleegkundigen op
niveau 5 en 4 toe van 12.900 in 2005 naar 21.000 in 2008. Het aantal
verzorgenden op niveau 3 nam toe van 84.000 in 2005 naar 87.900 in
2008. Het aantal helpenden niveau 2 nam af van 16.700 naar 10.100 en
het aantal zorghulpen niveau 1 nam af van 5.000 naar 3.600. Ook in de
GGZ is een vergelijkbaar beeld te zien. Hier is sprake van een forse
toename op niveau 5 en 4, een afname op niveau 3 en een stabilisatie
op de niveaus 2 en 1. In de gehandicaptenzorg zijn de aantallen
ongeveer gelijk gebleven met een lichte toename op niveau 2. In deze
sectoren is dus zeker geen sprake van het inzetten van steeds lager
opgeleid en gekwalificeerd personeel.
Onderzoek wijst ook uit dat werknemers in de zorg ook algemeen
positief op arbeidsbeleving scoren. In de ervaren werkdruk is in de
afgelopen jaren weinig veranderingen in te ontdekken. Een (extra)
onderzoek hiernaar acht ik dan ook niet noodzakelijk.
Vraag 8
Erkent u dat goed opgeleide mensen sneller behouden worden voor de
zorg omdat deze mensen beschikken over voldoende kennis en
vaardigheden om dit zware werk te kunnen volhouden? Zo ja, welke
maatregelen gaat u nemen?
Antwoord 8
Er zijn verschillende redenen waarom mensen kiezen voor de zorg of de
zorg verlaten. In- en uitstroom komt voor op alle niveaus van
opleiding. Het (netto) verloop in de gehele zorgsector is overigens
laag. Voor verplegend-, opvoedkundig en verzorgend personeel werd dit
percentage geraamd op 4% in 2008. Dit is inclusief het natuurlijk
verloop door pensionering. Een belangrijke reden om in de zorg te
(blijven) werken is intrinsieke motivatie. Deze motivatie zie ik terug
bij medewerkers van alle opleidingsniveaus. Dit neemt niet weg dat
scholing van belang is voor zowel het behoud van personeel als voor
het aantrekken van nieuw personeel. Zie hiervoor ook mijn antwoord op
vragen 1,2 en 3.
Vraag 9
Bent u bereid extra maatregelen te treffen, zodat mensen sneller en
goed opgeleid en omgeschoold kunnen worden in de zorg? Zo ja, welke?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
Bent u bereid extra middelen in te zetten voor goede opleidings- en
omscholingsactiviteiten in de ouderenzorg? Erkent u dat voor de
verhoging van de kwaliteit van de zorg in de verpleeg- en
verzorgingshuizen het ongewenst is dat geschoolde verpleegkundigen
vertrekken naar ziekenhuizen omdat ze daar meer kunnen verdienen? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u hiertegen nemen?
Antwoord 9 en 10
De sector zelf is verantwoordelijk voor het opleidingsbeleid. In
principe zijn er voldoende middelen voorhanden om er voor te zorgen
dat er voldoende personeel kan worden opgeleid. Zoals aangegeven heeft
VWS is het kader van het arbeidsmarktbeleid extra maatregelen genomen,
ook op het terrein van scholing, zoals het stagefonds en zijn er
kabinetsmaatregelen zoals het project leren en werken.
Het netto verloop van verpleegkundig- verzorgend en opvoedkundig
personeel in de sector verpleeg- en verzorgingshuizen is overigens
niet hoog en komt neer op 5%. Dit is inclusief het natuurlijk verloop
door pensionering en het verloop door het wisselen van functie binnen
de sector. Er zijn ook verder geen aanwijzingen dat verpleegkundig
personeel veelvuldig van de V&V-sector overstapt naar de ziekenhuizen.
Vraag 11
Is het waar dat er steeds minder verpleegkundigen in de ouderenzorg
werken, omdat zij daar enkel een baan op uitvoerend niveau kunnen
vinden die betaald wordt op verzorgend gebied of zijn er andere
redenen? Zo ja, bent u zo nodig bereid te onderzoeken waarom
verpleegkundigen niet langer werkzaam zijn in de verzorgings- en
verpleeghuizen?
Antwoord 11
In de sector verpleeg- en verzorgingshuizen nam het aantal
verpleegkundigen op niveau 5 en 4 toe van 12.900 in 2005 naar 21.000
in 2008 (zie ook mijn antwoord op vraag 7). Er is dus zeker geen
sprake van een afname van het aantal verpleegkundigen. Een onderzoek
acht ik dan ook niet noodzakelijk.
1) NOS Journaal, 18 februari 2009: " Crisis is zegen voor de zorg"
http://www.nos.nl/nosjournaal/artikelen/2009/2/18/150209_zorgbanen_doo
r_crisis.html
Cijfers op basis van Regiomarge 2008 en regiomarge 2006.
Prismant (2008) Arbeid in Zorg en Welzijn
Regiomarge 2008
Regiomarge 2008
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport