ChristenUnie
Bijdrage Esmé Wiegman aan het plenaire debat over de wijziging
van de Wmo
Bijdrage Esmé Wiegman aan het plenaire debat over de wijziging van de Wmo
woensdag 01 april 2009 16:00
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. De Wmo is inmiddels ruim twee jaar van kracht. In deze
twee jaar is door gemeenten veel werk verzet om een integraal
welzijnsbeleid te ontwikkelen. Steeds meer gemeenten hebben zich het
Wmo-denken en -handelen eigen gemaakt. Er zijn koplopers en
achterblijvers, maar het algehele beeld dat uit de
voortgangsrapportages naar voren komt, is positief. De
uitvoeringspraktijk heeft echter ook een aantal knelpunten aan het
licht gebracht, zoals de gedwongen alfahulpconstructie. Mensen werden
gedwongen om in deze constructie te werken. Cliënten zagen hun
thuiszorgmedewerker ingewisseld worden voor een alfahulp en werden
plotseling geconfronteerd met de daaraan gekoppelde arbeidsrechtelijke
plichten.
De fractie van de ChristenUnie deelt de mening van de staatssecretaris
dat maatregelen moeten worden genomen om deze negatieve gevolgen van
de invoering van de Wmo tegen te gaan. De positie van de burger moet
geborgd worden. Mijn fractie is er echter nog niet van overtuigd dat
met dit wijzigingsvoorstel daadwerkelijk de juiste oplossingen worden
geboden en vraagt zich bovendien af of met dit wijzigingsvoorstel niet
onnodig waardevolle elementen uit de Wmo gehaald worden.
In de eerste plaats wil ik stilstaan bij de positie van het
persoonsgebonden budget. De fractie van de ChristenUnie hecht sterk
aan de mogelijkheid die cliënten via het pgb hebben om zelf te kiezen
op welke wijze zij gebruikmaken van Wmo-voorzieningen. Verankering van
dit recht in de Wmo is voor onze fractie van cruciaal belang. In
plaats van een keuze tussen zorg in natura en het pgb, krijgen
cliënten op basis van het wijzigingsvoorstel een keuze tussen een
voorziening in natura en een voorziening anders dan in natura. De term
"pgb" wordt uit de wetstekst geschrapt. Het is de ChristenUnie-fractie
onduidelijk welk doel daar precies mee wordt gediend. De positie van
het pgb wordt hiermee onnodig verzwakt. Waarom heeft de
staatssecretaris er niet voor gekozen om het begrip "voorziening
anders dan in natura" in de wetstekst nader te definiëren en daarbij
expliciet het pgb te noemen? De fractie van de ChristenUnie dringt er
bij de staatssecretaris op aan om de term "pgb" weer in de wetstekst
op te nemen. Mijn fractie overweegt op deze punten de ingediende
amendementen te steunen.
Met de wetswijziging wordt naast de voorziening in natura en het pgb
als derde variant de financiële vergoeding geïntroduceerd. De
financiële vergoeding is uitsluitend bedoeld voor het inhuren van een
alfahulp. Het blijft daarnaast echter ook mogelijk om met behulp van
het pgb een alfahulp in te huren. Graag ontvang ik van de
staatssecretaris een nadere toelichting op de vraag wat precies de
meerwaarde is van een financiële vergoeding en wat de verschillen zijn
met het pgb. Waarom heeft de staatssecretaris er niet voor gekozen om
binnen het pgb te regelen dat aan alle wettelijke plichten voor het in
dienst nemen van een alfahulp kan worden voldaan? Ook hoor ik graag
welke inspanningen worden verricht om burgers begrijpelijk over deze
ingewikkelde constructie te informeren.
Om de positie van cliënten te versterken, is in het wijzigingsvoorstel
de geïnformeerde toestemming opgenomen. De fractie van de ChristenUnie
is van mening dat cliënten een weloverwogen keuze moeten kunnen maken
voor een voorziening in natura of een voorziening anders dan in
natura. Gemeenten moeten cliënten hierover informeren. Ook in dit
geval is het echter de vraag of dit via een wetswijziging moet worden
gewijzigd of dat gemeenten, bijvoorbeeld in een bestuurlijk overleg,
moeten worden aangesproken op de verantwoordelijkheden die op dit
terrein in een van de prestatievelden van de Wmo zijn vastgelegd. Het
is de vraag of dit onderdeel van het wijzigingsvoorstel nodig is om op
dit punt bij betrokken partijen een gedragsverandering te realiseren.
Is de invoering van de overlegbepaling nog wel noodzakelijk, nu
gemeenten zelf al hun bestek hebben aangepast of anderszins
maatregelen hebben genomen om de aanbestedingsprocedure en de daarmee
gepaard gaande overname van het personeel beter te regelen?
De staatssecretaris stelt terecht dat een van de effecten van de
invoering van de Wmo is dat gemeenten aanbieders de hulp laten leveren
die geïndiceerd is en deze levering niet langer laten afwijken van de
indicatie. Dit betekent dat het dus niet altijd onterecht is dat
cliënten een alfahulp krijgen toegewezen, maar dat dit in sommige
gevallen beter aansluit bij de indicatie.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Denkt de ChristenUnie niet dat gemeenten hun gedrag en hun
verordeningen hebben aangepast, juist omdat de staatssecretaris heeft
aangekondigd dat zij een en ander wettelijk gaat regelen?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Er is een geweldig positieve werking van uitgegaan en het heeft dus al
effecten gehad. Heeft het dus niet al voldoende effecten gehad en is
deze wetswijziging echt nog nodig? Ik wil dus nog meer informatie
hebben over de vraag of het afdoende is.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Waarom zijn de gemeenten dan pas een en ander gaan veranderen toen de
staatssecretaris de wetswijziging aankondigde? Spontaan, of uit
zichzelf, hadden ze het niet gedaan. Ze hebben alle klachten die de
Kamer heeft ontvangen na de invoering van de Wmo, ook aan zich voorbij
zien komen. Ze hebben ook geconstateerd dat veel collega-wethouders --
dat was nooit de wethouder zelf -- iets te prijsgedreven hebben
aanbesteed. Hadden ze dat gedrag veranderd als de staatssecretaris
niet met een wetswijziging was gekomen? Op grond waarvan zouden ze dat
spontaan hebben veranderd?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
De positieve effecten van de wetswijziging zijn in ieder geval dat
dingen versneld zijn gebeurd, dat de urgentie is gevoeld en dat men
zich heeft afgevraagd hoe men dingen moest regelen. Ik weet echter
niet of er niets zou zijn gebeurd als die aankondiging van de
wetswijziging niet was gebeurd. Ik heb namelijk heel veel vertrouwen
in de gemeenteraden en de Wmo-cliëntenraden. Ik heb destijds nog als
gemeenteraadslid van dichtbij meegemaakt dat die eerste bestekken heel
serieus zijn geschreven en dat de aanbestedingsprocedures heel serieus
zijn gestart. Heel veel gemeenteraden, wethouders en
thuiszorgorganisaties zijn geschrokken van de uitkomsten van de
allereerste aanbestedingsronde. Daar hebben heel veel gemeenten lering
uit getrokken, die zij hebben verwerkt in de nieuwe
aanbestedingsprocedures. Er zijn dus veel positieve effecten. Ik geef
ook toe dat de aankondiging van de wetswijziging daar ook positief aan
heeft bijgedragen. In hoeverre moeten wij deze wetswijziging
doorvoeren om op die manier het beste te borgen wat wij graag willen,
aangezien het die positieve werking al heeft gehad?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Dan zegt u dus: voortaan geven wij alleen een schot voor de boeg, dan
verandert de werkelijkheid in het land en zijn de wetswijzigingen niet
nodig.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Als het zo zou kunnen... Maar dit is inderdaad een bijzondere casus.
Mevrouw Leijten (SP):
Vindt u het wenselijk dat mensen met een normaal arbeidscontract
gedwongen zijn in een alfaconstructie?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Nee. Dat heb ik aan het begin van mijn betoog ook aangegeven. Het is
een slechte zaak dat personen werden gedwongen te werken in een
constructie en mensen werden gedwongen in deze constructie thuiszorg
te ontvangen.
Mevrouw Leijten (SP):
Dan is het toch heel logisch dat wij dat wettelijk regelen? Er zijn
immers blijkbaar gemeenten of zorginstellingen die dat wel toepassen.
Ik zie ook dat er gemeenteraden of zorginstellingen zijn die het
anders gaan doen, maar ik zie ook de opkomst van schoonmaakbedrijven
in heel het land. Met welke contracten werken die bedrijven? Houden
wij dat allemaal in de hand? Die bedrijven hebben een winstoogmerk,
anders dan de stichtingen die gemeenten eerst hadden laten
aanbesteden. Zou het niet hartstikke goed zijn dat wij vastleggen dat
je geen alfahulp hebt als je zorg in natura krijgt?
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ja, ik sta daar open voor als deze wetswijziging echt nodig is om de
positie van de cliënt en de thuiszorgmedewerker te borgen. Die
positieve houding had de ChristenUnie ook toen de staatssecretaris de
wetswijziging aankondigde. In het huidige wijzigingsvoorstel wordt die
positie aan de ene kant wellicht afdoende geborgd, maar aan de andere
kant heeft het voorstel allerlei neveneffecten, waarbij ik vragen heb.
Daarom moet ik vandaag heel erg afwegen of alle voordelen, die er
zeker zijn, opwegen tegen de nadelen. Dat is voor mij op dit moment
nog niet helder.
Voorzitter. Dat roept bij mij de vraag op of het wijzigingsvoorstel
niet te grofmazig is vormgegeven. Neemt het niet de flexibiliteit en
de creativiteit weg uit de markt van de persoonlijke dienstverlening?
Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan initiatieven die zijn gestart in
Tilburg. Daar is een heel mooie combinatie gemaakt tussen het
Wmo-beleid, het WWB-beleid en de leefbaarheid in de wijk. Hebben wij
dit wetsvoorstel nodig om dit soort initiatieven te stimuleren of
staat het daaraan in de weg? Daar had ik graag een reactie op.
Ik hoor graag welke financiële consequenties dit wetsvoorstel voor de
gemeenten heeft. Kunnen eventuele extra kosten binnen het huidige
Wmo-budget worden opgevangen?
Invoering van dit wetsvoorstel leidt mogelijk tot een verhoging van de
eigen bijdrage, omdat de hoogte daarvan is gekoppeld aan het door
gemeenten gecontracteerde tarief. Hoe beoordeelt de staatssecretaris
deze consequentie?
Tot slot. Naar aanleiding van berichten dat gemeenten structureel een
te laag tarief in rekening zouden brengen bij het contracteren van
zorgaanbieders, wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd naar de wijze
waarop het naturatarief voor huishoudelijke hulp is opgebouwd. Wanneer
kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten?
Mevrouw Koser Kaya (D66):
Voorzitter. Tot 2007 werd huishoudelijke hulp verleend door
thuiszorgorganisaties die hun geld kregen van de zorgkantoren, die de
AWBZ uitvoeren. Vanaf 2007 hebben gemeenten de zorgplicht voor
huishoudelijke hulp overgenomen. Wij hebben daarover uitgebreide
debatten gehouden, omdat wij vonden dat de cliënt centraal moest staan
en omdat de huishoudelijke hulp niet meer aanbodgestuurd, maar
vraaggestuurd moest worden. Daaraan hebben wij in de Kamer allemaal
heel hard getrokken. Juist de cliënten wilden ook heel graag dat deze
hulp vraaggestuurd werd en dat de aanbodgestuurde hulp zou worden
losgelaten. De cliënt moest immers centraal komen te staan, dus de
vraag van de cliënt ook.
De gemeenten moeten nu vanwege de wijziging doelmatig inkopen met het
ontvangen geld en zij besteden daarom de huishoudelijke hulp uit. Na
aanbesteding gaat de opdracht naar de meest doelmatig werkende en
goedkoopste organisatie. Het komt naar boven als de gemeenten bij de
aanbesteding onjuiste of onvoldoende kwaliteitseisen hebben gesteld.
Deze transparantie is een groot goed, omdat wij dan kunnen zien waar
het fout gaat en omdat wij dan die problemen kunnen oplossen. Dit is
precies het centraal stellen van de cliënt. Essentieel is dus ook dat
gemeenten bij de aanbesteding goed op de kwaliteit letten die zij voor
de cliënten wensen. Het komt aan het licht als zij dat niet hebben
gedaan. Dat is transparantie, de beste afstraffing. De SP heeft er een
prijs mee gewonnen. Dat was terecht, want er kwam nogal wat naar
boven.
Tegelijkertijd vraag ik mij af of wij dit wetsvoorstel nodig hebben om
de huidige problemen op te lossen. Wij hebben met de aanbesteding
immers een uitstekend controle-instrument, want hiermee komen zowel de
voordelen als de nadelen aan het licht. Naast de regelmatige
klanttevredenheidsonderzoeken zijn de versterking van de positie van
de cliënt en de mogelijkheden tot klagen onontbeerlijk. De
geüniformiseerde toets die in het wetsvoorstel is opgenomen, juichen
wij toe.
Uit een eerder onderzoek onder 3500 gebruikers van huishoudelijke hulp
blijkt overigens dat zij weinig hebben gemerkt van de overgang van de
AWBZ naar de gemeenten. Tevens blijkt dat zij tamelijk tevreden zijn
over de ontvangen hulp. Ik wil dus niet net doen alsof alles onder de
Wmo een probleem is, want 80% van de cliënten gaf zelfs aan tamelijk
tevreden te zijn.
Zijn er dan geen problemen? Ja, natuurlijk zijn er problemen.
Gemeenten moeten in gesprek met de aanbieders. Ze moeten afspraken
maken over de inzet van hulp: welke soort hulp komt bij welke cliënt?
Cliënten die nog onvoldoende zelfredzaam zijn, hebben onvoldoende
kunnen vertellen wat zij nodig hebben. De indicatie is dan een groot
probleem. Daaraan moeten wij werken.
Dit wetsvoorstel is mede vanwege een ander probleem gemaakt. Omdat
gemeenten de huishoudelijke hulp uitbesteden, hebben de
thuiszorgorganisaties hun tarieven eveneens verlaagd, waaruit
personele consequenties zijn voortgekomen.
Mijn fractie is niet blind hiervoor, maar tegelijkertijd vraag ik mij
toch echt af of met dit wetsvoorstel dat probleem wordt opgelost.
Eerlijk gezegd denk ik van niet. Volgens mij moeten wij het op een
andere manier oplossen en gemeenten even de ruimte geven om orde op
zaken te stellen. Sterker nog, CG-Raad en gemeenten hebben al eerder
aangegeven juist op dit punt kwaliteitsslagen te maken. Wij hebben hun
echter die ruimte en die tijd gewoon niet gegund.
Daarmee is de staatssecretaris onder druk van de SP-fractie overstag
gegaan. Volgens mij mag dat niet gebeuren. De staatssecretaris moet
gewoon het hoofd koel houden en bekijken hoe zij de problemen het
effectiefst kan oplossen; met dit wetsvoorstel gebeurt dat echter
niet.
Dan kom ik nu bij mijn inhoudelijke argumenten. Het stoort mij vooral
dat door dit wetsvoorstel de nieuwkomers die, als zzp'er of alfahulp,
op de een of andere manier een kans hebben gekregen op een plaats op
die arbeidsmarkt, nu weer in een moeilijke situatie belanden; het zijn
dus vooral mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. In haar brief
geeft de staatssecretaris aan dat wanneer patiënten of cliënten kunnen
kiezen tussen enerzijds een pgb of een financiële vergoeding of
anderzijds iemand die in dienstverband werkt, zij eerder kiezen voor
iemand in dienstverband, vanwege de verantwoordelijkheid van de
hulpbehoevende voor alfahulpen. Het lijkt mij nu niet de bedoeling dat
wij de nieuwkomers op de arbeidsmarkt meteen maar weer eruit schoppen.
Mevrouw Leijten (SP):
Een van de consequenties was dat mensen met een vast contract, die al
jarenlang hetzelfde werk doen, ontslag hebben moeten nemen en als
alfahulp aan de slag zijn moeten gaan. Vindt de D66-fractie dat
wenselijk?
Mevrouw Koser Kaya (D66): Ik gaf zojuist aan dat door mijn fractie
evenmin wordt gedragen dat iemand onder dwang alfahulp moet zijn. De
SP-fractie heeft niet het alleenrecht op rechtvaardigheidsgevoel bij
zulke onderwerpen.
Mevrouw Leijten (SP):
Oh nee hoor.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Mijn punt is wel dat met dit wetsvoorstel
dat probleem niet wordt opgelost. Sterker nog, met dit wetsvoorstel
worden de mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt, die net een
kans hadden gekregen, er gewoon weer uitgeschopt. Dat wilt u toch ook
niet?
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij is het tegenovergestelde gebeurd. Als dit wetsvoorstel
positief uitwerkt, komt er weer een weg terug. Mensen verloren hun
zekerheid en werden tot onzekerheid gedwongen, maar krijgen die
zekerheid nu weer een beetje terug. Dat lijkt mij zeer zinvol. Volgens
mij staat in dit wetsvoorstel nergens dat mensen niet mogen kiezen
voor een alfahulp of zzp'er. Waar hebt u dat gelezen?
Mevrouw Koser Kaya (D66): Ik neem aan u dezelfde stukken heeft gelezen
als ik. Er staat toch echt dat wanneer mensen een bepaalde
verantwoordelijkheid -- wij hebben het daarbij vooral over ouderen,
die misschien die verantwoordelijkheid veel moeilijker aankunnen --
voor een alfahulp moeten dragen, zij eerder zullen kiezen voor iemand
met een vast dienstverband. Daarmee is echter niet gezegd dat dan
meteen kwaliteit wordt geleverd. Die alfahulp kan net zo goed
kwaliteit leveren als iemand in vast dienstverband.
Los daarvan is mij die outsider/insider-problematiek op de
arbeidsmarkt überhaupt een doorn in het oog. Ik vind het schandalig
dat wij anno 2009 onderscheid maken tussen mensen met een vast
dienstverband en mensen buiten de arbeidsmarkt.
Mevrouw Leijten (SP):
Weet u wat schandelijk is? Dat voornamelijk vrouwen die al jarenlang
werkten in de thuiszorg, en tegen echt niet zo'n hoog salaris van
EUR900, EUR1000 netto, gedwongen werden om alfahulp te worden, dus
minder gingen werken en minder rechten kregen. Dat vond u prima. Nu er
wat meer zekerheid komt, verzet u zich daartegen. Ik snap daar
werkelijk niets van. De stelling dat er geen kwaliteit zou zijn op het
moment dat iemand in dienst is, snap ik al helemaal niet.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Het is best moeilijk om te luisteren, maar
ik heb niet gezegd dat wij het geweldig vinden dat mensen gedwongen
als alfahulp moesten gaan werken. Mijn punt is dat het wetsvoorstel
dat niet oplost. Dit voorstel zorgt ervoor dat mensen die bewust als
alfahulp willen werken, straks niet meer op de arbeidsmarkt in dat
veld werkzaam kunnen zijn, omdat automatisch eerder gekozen zal worden
voor het niet kunnen en misschien ook niet willen dragen van de
verantwoordelijkheid die de alfahulp met zich meebrengt. Daarom zal
gekozen worden voor iemand in vast dienstverband. Nogmaals, daarmee is
niet gezegd dat de kwaliteit veel beter is. Maar goed, wij blijven in
herhaling vallen.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind uw conclusie vreemd dat juist het voorkomen dat mensen in de
toekomst gedwongen worden tot alfaconstructies, hetgeen dit
wetsvoorstel beoogt en wat u ook onwenselijk vindt, de positie van
mensen die ervoor kiezen beperkt. Mensen die ervoor kiezen hebben alle
kans. Even googelen en u kunt zich bij ieder bemiddelingsbureautje
aanmelden als alfahulp. Dat is helemaal geen probleem. Alleen de
mensen die nu zekerheid hebben, worden nu beschermd. Dat wilt u
blijkbaar niet.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Ik ga het nog één keer uitleggen aan mevrouw
Leijten. Als iemand verantwoordelijkheid dient te dragen voor een
hulp, een alfahulp in dit geval, dan kan ik mij voorstellen dat die
verantwoordelijkheid soms te zwaar is, dat men die niet kan of wil
dragen. Dat laat onverlet dat de positie van die alfahulp misschien
verbeterd is. Maar die alfahulp komt waarschijnlijk niet aan bod
vanwege het feit dat de keuze eerder op de medewerker zal vallen, want
dan hoeft men geen verantwoordelijkheid te dragen. Ik hoop dat u
begrijpt dat wij daarmee een onderscheid maken tussen alfahulpen,
buitenstaanders en mensen met een vast dienstverband. Ik hoop echt dat
de SP hier een keer het principiële beginsel wil verdedigen dat je
geen verschil mag maken tussen mensen met en zonder vast
dienstverband. Zij moeten dezelfde bescherming en dezelfde
uitgangspositie hebben op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Leijten (SP):
Dezelfde bescherming betekent ook, dat je onder een cao valt, dat je
vakantiegeld hebt, dat je bij ziekte uitbetaald wordt, dat je pensioen
opbouwt en dat als je kiest voor zelfstandige, je dat allemaal zelf
draagt. In dit geval werden mensen gedwongen en het feit dat dit
stopt, is winst. Dat vinden wij heel veel winst.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Ik geloof niet dat er discussie bestaat over
uw laatste punt.
De voorzitter:
Dan gaan wij gauw door.
Mevrouw Koser Kaya (D66): D66 ziet het pgb als een instrument om de
zorg dichter bij de patiënt te brengen. Iedere patiënt kan zelf het
beste bepalen hoe zijn of haar zorg op maat eruit ziet. Het is
belangrijk dat een patiënt op gelijkwaardige basis kan kiezen tussen
zorg in natura en een pgb. De opmerking van Per Saldo snijdt hout:
neem het pgb op in de wet, zodat voor patiënten helder is waarop zij
recht hebben. Ik geloof dat daarvoor een amendement is ingediend; ik
zal dat steunen. Te vaak is niet gecommuniceerd dat mensen zich
eenvoudig bij de Sociale Verzekeringsbank kunnen melden voor de
administratie van hun pgb. Meestal hebben pgb-houders een uitkering
en/of een AOW-uitkering die door dezelfde instantie wordt verzorgd.
Dat leidt dus tot minder bureaucratie voor zowel de patiënt als de
administrerende instantie zelf.
Ik wil graag dat de staatssecretaris hierop reageert en dat zij nagaat
op welke wijze dit beter gecommuniceerd kan worden en op welke wijze
hier beter handen en voeten aan gegeven kan worden.
In de kranten lees ik verontrustende verhalen over fraude met het pgb.
Het pgb is mij een lief ding waard. Als er fraude gepleegd wordt, vind
ik dat wij daar eerst goed naar moeten kijken om te voorkomen dat het
draagvlak voor het pgb niet wordt ondermijnd. Wij spraken daarover
overigens onlangs in verband met de AWBZ. Misstanden ondermijnen het
draagvlak voor een goed systeem. Bemiddelingsbureaus die het
vertrouwen van patiënten schaden, moeten wij aanpakken. Het gaat hier
om geld van mensen die de zorg echt nodig hebben. Wat gaat de
staatssecretaris hieraan doen? Wat vindt zij van het voorstel van bij
het pgb betrokken partijen om patiënten die niet zelf hun pgb kunnen
beheren, alleen nog zorg in natura te geven? Ik kan mij niet
voorstellen dat dit meteen de beste oplossing is. Ik wil hierover meer
van de staatssecretaris horen. Wij vinden het pgb een groot goed, dat
wij willen behouden door de misstanden daarin weg te nemen.
Op dit moment lijkt het wijzigingsvoorstel drie keuzes mogelijk te
maken: hulp in natura, pgb of alfahulp. Ik ben eens goed nagegaan wat
dit betekent. Hulp in natura is de medewerker in vast dienstverband
bij een dienstverlenende instantie. Ik begrijp uit de stukken dat het
pgb iets breder is dan de alfahulp, want daar krijg je financiële
middelen voor. Als ik mocht kiezen, dan zou het pgb overblijven, naast
hulp in natura. Hoe moet ik dit allemaal zien? Waarom deze drie
mogelijkheden? Maakt dat het niet nog ingewikkelder voor patiënten?
Hoe moeten zij hun keuze bepalen? Op welke wijze wordt dit
vormgegeven?
De Wmo is erop gericht, mensen langer zelfstandig te laten wonen. Dat
onderscheidt de Wmo van de AWBZ, die gericht is op medisch
noodzakelijke langdurige zorg. Thuiszorgorganisaties bieden echter
zowel Wmo-hulp als AWBZ-thuiszorg. Aan de gemiddeld wat oudere
gebruiker van thuiszorg is dit onderscheid haast niet uit te leggen.
Wij zien bovendien aan de problemen die accountants hebben om de
boekhouding van zorginstellingen te ontrafelen, dat ook voor
instellingen zelf deze scheidslijn lastig is. Graag krijg ik hierop
een antwoord van de staatssecretaris.
Ten slotte. De voorgestelde wijzigingen voorzien in een verplichting
tot overleg met oude aanbieders door de winnaars van een aanbesteding
van de thuiszorg. Kan de staatssecretaris toelichten wat zij hiervan
verwacht? Hoe moeten de partijen dit in de praktijk uitvoeren? Welke
status krijgt deze wijziging voor de medewerkers? Kunnen zij ontslag
aanvechten op basis van het feit dat dit overleg niet heeft
plaatsgevonden?
Ik rond af. Nogmaals, de patiënt is ons allen lief. De patiënt hoort
de zorg te krijgen die hij verdient, nu en in de toekomst. Daarover
moeten wij niet voortdurend een door emotionele gedachten gevoed debat
voeren. Wij moeten juist voortdurend nagaan hoe effectief de
maatregelen zijn die wij nemen en ook nagaan hoe wij ervoor kunnen
zorgen dat de patiënt waar voor zijn geld krijgt. Daar zet mijn
partij, D66, zich voor in.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voorzitter. De Partij van de Arbeid vindt de Wmo een goede wet, die
langzaam maar zeker begint te doen wat zij moet doen, namelijk er op
gemeentelijk niveau voor zorgen dat mensen kunnen blijven
participeren. Gemeenten kunnen met de Wmo lokaal maatwerk leveren en
zo optimaal aansluiten bij wat mensen nodig hebben om te blijven
meedoen. Vandaag hebben wij het in het bijzonder over maatwerk bij het
kiezen van een hulp in de huishouding. De wetswijziging die nu
voorligt, is feitelijk een reactie op de ontwikkeling dat na de
invoering van de Wmo de hulp in de huishouding toenemend werd
uitgevoerd door alfahulpen.
Ging het voor de invoering van de Wmo nog om ongeveer 20% alfahulpen
bij de hulp in de huishouding, daarna steeg het aantal aanzienlijk.
Dat verschilde van gemeente tot gemeente, maar soms was meer dan
driekwart van het totale aantal medewerkers in de huishoudelijke hulp
alfahulp.
Daar schiet de inzet van alfahulpen, hoe wenselijk misschien ook, echt
veel te ver door wat de fractie van de PvdA betreft. Vrouwen die
ervoor kiezen om als alfahulp te werken, moeten dat kunnen blijven
doen. Laat er geen misverstand zijn op dit punt. Als alfahulp
verdienen veel vrouwen bij en vaak ook is de start als alfahulp een
eerste stap op weg naar een baan in dienstverband. Dat is belangrijk
voor de arbeidsparticipatie van laagopgeleide vrouwen aan de onderkant
van de arbeidsmarkt. Maar in de afgelopen periode zijn veel vrouwen
gedwongen hun positie als verzorgende op te geven om in plaats daarvan
aan de slag te kunnen blijven als alfahulp. De fractie van de PvdA
heeft steeds geprotesteerd tegen deze gang van zaken: geen sociale
zekerheid voor alfahulpen en geen pensioenopbouw. Als vrouwen er
bewust voor kiezen om als alfahulp te werken, is dat prima. Maar zij
moeten niet worden gedwongen om alfahulp te worden om maar te
voorkomen dat je anders helemaal geen werk meer hebt of weg moet bij
de cliënt voor wie je jaren werkt. Wij hebben er vaak over gesproken
in de Kamer. De fractie van de PvdA verwacht dat de wetswijziging
ertoe leidt dat cliënten weten waarvoor zij kiezen en dat alfahulpen
niet worden geconfronteerd met onduidelijkheden of verwachtingen van
cliënten die niet kloppen. Voortaan is duidelijk dat hulp in natura
niet hetzelfde is als hulp door een alfahulp. Mijn fractie vindt dat
een goede zaak.
Bij de invoering van de wet bleek bovendien dat veel cliënten niet
wisten dat zij werkgever waren van hun alfahulp. Soms konden zij dat
haast niet weten, omdat de zorgaanbieder de uitvoering ervan voor zijn
rekening nam. Dat was dan op uitdrukkelijk verzoek van en ook
gefinancierd door gemeenten. Soms was het gewoon niet verteld, maar
een ding is zeker: mensen die een alfahulp in huis hadden,
associeerden dat vaak niet met werkgeverschap. Cliënten moeten juist
heel goed geïnformeerd zijn over wat werkgeverschap inhoudt voor
henzelf en ook voor de werknemer. Uiteindelijk was dit op de eerste
plaats de reden voor de wetswijziging. Cliënten worden in de
gewijzigde wet beter beschermd tegen ongewenst of onbewust
werkgeverschap. Zij worden door de gemeente goed geïnformeerd over de
mogelijkheden die er na indicatie zijn. Cliënten kunnen een hulp
krijgen van een thuiszorgaanbieder, zij kunnen kiezen voor een
alfahulp en zij hebben de keuze voor een pgb. Zij worden geïnformeerd
over het werkgeverschap of het opdrachtgeverschap. Cliënten wordt
vervolgens gevraagd bekend en akkoord te zijn met hun werkgeverschap.
De fractie van de PvdA vraagt zich af of straks in alle gevallen
cliënten wordt gevraagd met een mogelijk werkgeverschap bekend en
akkoord te zijn of dat dit alleen het geval is wanneer een cliënt
kiest voor een alfahulp.
Voor het bekend en akkoord verklaren door de cliënt is hoe dan ook
extra administratieve inzet nodig. De fractie van de PvdA vraagt zich
af of de staatssecretaris in het overleg met gemeenten en
cliëntenorganisaties heeft kunnen nagaan hoe groot de toename van de
administratieve druk is en of er oplossingen zijn die leiden tot het
minimaliseren van de papierwinkel die het model van informed consent
ongetwijfeld met zich zal brengen. Graag verneem ik een reactie van de
staatssecretaris op dit punt.
De fractie van de PvdA begrijpt dat in de gewijzigde wet het
onderscheid wordt gemaakt tussen de varianten "in natura" en "anders
dan in natura", omdat daarmee voor cliënten die niet gelijk een pgb
willen toch het contracteren van een alfahulp tot de mogelijkheden zal
behoren. Liever had de fractie van de PvdA naast het pgb de alfahulp
als derde keuzemogelijkheid voor de cliënt in de wettekst opgenomen
gezien, omdat het dan van meet af aan voor iedereen wel zo helder zou
zijn geweest. Nu dat niet mogelijk blijkt, is het onderscheid "in
natura" en "anders dan in natura" wat mijn fractie betreft
begrijpelijk, maar niet ideaal. Er komt daardoor een financiële
variant naast het pgb te staan. Wij vinden dat een lastige figuur die
zeker vraagt om veel uitleg. Naar de mening van de fractie van de PvdA
is het ontzettend lastig om de cliënten de verschillen in reikwijdte
tussen een pgb en een financiële vergoeding uit de doeken te doen.
Nogmaals, kan de staatssecretaris precies aangeven wat het verschil is
tussen het inhuren van een alfahulp via een pgb en het inhuren van een
alfahulp via een financiële vergoeding? Mijn fractie vraagt niet
zozeer naar het verschil tussen de beide financiële vergoedingen, als
wel naar het verschil vanuit het perspectief van het inhuren van een
alfahulp. Hoe ziet de staatssecretaris dat voor zich in de
uitvoeringspraktijk van gemeenten? Worden gemeenten geacht voorafgaand
aan de keuze aan de cliënten precies het verschil tussen een pgb en
een financiële vergoeding uit de doeken te doen, of wordt cliënten
alleen gevraagd bekend en akkoord te zijn nadat zij een keuze hebben
gemaakt over de wijze van inhuren? Mijn collega Van der Vlies heeft
daarover een sympathiek amendement ingediend. Hoe voorkomt de
staatssecretaris dat gemeenten die autonoom zijn in hun keuze hoe zij
de cliënten informeren, zich verliezen in een brij aan
technisch-financiële informatie aan cliënten, waardoor zij door de
bomen het bos niet meer zien?
De fractie van de Partij van de Arbeid is niet overtuigd van de juiste
werking van de wetswijziging op het punt van de aantallen alfahulpen
die aan de slag zijn en blijven, wat haar zorgen baart. Voor de
wetswijziging lag de verhouding alfahulpen-thuiszorgmedewerkers
ongeveer op 25% respectievelijk 75%. Na de invoering van de Wmo is het
aantal alfahulpen toegenomen. Dit is voor de staatssecretaris reden
geweest om de wetswijziging aan te kondigen. Denkt zij dat door deze
wetswijziging het aantal alfahulpen zal afnemen, en zo ja waarom? De
fractie van de Partij van de Arbeid vindt dat de functie van alfahulp
moet blijven bestaan, maar ook dat de verhouding tussen het aantal
alfahulpen en thuiszorgmedewerkers weer terug zal moeten komen op om
en nabij het oude niveau, dus rond 25-75. De vraag is nu of de
wetswijziging dat effect zal hebben.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Waarom wilt u nu per se dat percentage hebben? Het hangt toch af van
wat de burger op enig moment nodig heeft om al of niet voor een
alfahulpconstructie te kiezen? Dan kunnen wij toch niet zeggen dat dat
nu vastligt op 25-75, of op 20-80?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
De PvdA-fractie is hier vrij helder in: zij heeft zich altijd verzet
tegen de situatie dat de hulp in de huishouding op basis van de Wmo
overwegend wordt uitgevoerd door alfahulpen. De cliënt heeft het
volste recht daarvoor te kiezen en dat moet vooral zo blijven, maar
wij hebben hier al vaak gewisseld dat juist alfahulpen geen goede
socialezekerheidsregelingen hebben en geen pensioen opbouwen. Als
vrouwen expliciet kiezen voor het beroep van alfahulp moet dat kunnen,
maar u maakt mij niet wijs dat het merendeel van de alfahulpen die als
hulp in de huishouding werkt bewust voor zo'n slechte
werknemerspositie kiest. Dat is een gevolg van het feit dat zij werden
gedwongen alfahulp te worden, omdat ze geen verzorgende meer konden
zijn. Mijn fractie heeft altijd gezegd: prima, wij zijn blij met de
alfahulpvariant, aangezien het een mooie opstap is voor vrouwen aan de
onderkant van de arbeidsmarkt naar een dienstverband. Maar wij vinden
het als sociaaldemocraten ongewenst dat de hulp in de huishouding
overwegend door alfahulpen wordt uitgevoerd, vanwege de slechte
werknemerspositie.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Nogmaals: als de zorgvrager nu vraagt om een alfahulp is het toch goed
dat daaraan aan de aanbodzijde wordt voldaan? Dat kun je toch niet op
voorhand vastpinnen op percentages?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Voor de invoering van de Wmo koos met wederzijds goedvinden van de
cliënten en de alfahulpen -- daarbij werd niet geduwd, gedrukt of
beïnvloed -- tussen de 20 en 25% van de mensen voor een
alfahulpconstructie. Door de invoering van de Wmo en de
prijsstellingen in de aanbestedingsrondes zijn ineens in plaats van
hulp in natura alfahulpen voor dat werk gestuurd.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Mevrouw Wolbert weet ook dat er in het verleden, bij de
indicatiestelling onder de AWBZ, ruimere mogelijkheden waren om iemand
in te zetten. Ook al was de indicatie Huishoudelijke Hulp 1, de
zorgaanbieder had de ruimte om een medewerker in te zetten die daar
niet precies op was afgestemd. Tegenwoordig, volgens de Wmo, indiceert
de gemeente. Als de indicatie exact HH1 is en de klant wil een
alfahulp, dan is er toch een andere situatie in de uitvoering?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Dat ben ik met u eens, maar dat zou betekenen dat de zorgaanbieders
die hun medewerkers hebben gedwongen om als alfahulp aan de slag te
gaan, die medewerkers destijds ook hadden kunnen aanbieden om wel in
dienst te blijven, maar dan als hulp in de huishouding op een lager
functieniveau, omdat zij dat werk deden. Dat hebben de zorgaanbieders
kennelijk niet gedaan. Mevrouw Willemse moet mij maar eens vertellen
hoe het kan dat zij alfahulpen hebben gestuurd, en geen medewerkers in
een lagere salarisschaal.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Maar ik heb het nu niet over de verplichte alfahulpconstructie. Daar
ben ik tegen en dat weet mevrouw Wolbert. Als echter blijkt dat de
burger op grote schaal exact HH1 nodig heeft en om een alfahulp
vraagt, dan moeten die alfahulpen aan aanbodzijde toch maximaal
geleverd kunnen worden? Daar gaat het om.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ja, maar dan nog. In ons land is de cliënt heilig en wij zijn
ongelooflijk voorstander van alles wat de cliënt wil, maar wij vinden
vanuit sociaaldemocratische overwegingen dat de alfahulp niet de
dominante figuur kan zijn bij het inzetten van hulp. Dat vinden wij
puur en alleen vanwege het gegeven dat vrouwen in die positie geen
pensioen opbouwen en geen socialezekerheidsrechten hebben. Als het zo
zou zijn dat 100% van de cliënten er expliciet en willens en wetens
voor kiest, met een handtekening eronder, om werkgever te worden van
een alfahulp dan zullen wij dat nooit verbieden.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Wij zijn aangekomen bij een fundamenteel punt in het debat en daarmee
bij een fundamentele fout in de toelichting bij het wetsvoorstel. De
staatssecretaris zegt dat het wetsvoorstel is bedoeld voor de
versteviging van de positie van de burger, daarmee niet bedoelende de
werknemer. Ik heb mevrouw Wolbert dat eerder ook in de media horen
zeggen. Nu zegt zij hier echter dat het wetsvoorstel expliciet is
bedoeld voor de versteviging van de positie van de werknemer. Dat mag;
de SP is daarover heel eerlijk. Mevrouw Wolbert zegt echter: voor 25%
van de werknemers is het niet noodzakelijk dat zij in vaste dienst
kunnen zijn; voor die mensen vinden wij het acceptabel dat er geen
pensioenopbouw, sociale zekerheid en vakantiegeld zijn, en zijn
sociaaldemocratische waarden niet van toepassing; voor de overige 75%
van de gevallen zijn we echter wel sociaaldemocratisch en moet alles
wel aan de voorwaarden voldoen. Waar staat de PvdA nu precies?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Wij zijn er groot voorstander van dat mensen geen alfahulp krijgen als
zij er niet om vragen. Als mensen thuiszorg willen en verwachten dat
ze hulp in natura krijgen, is het een bijzondere figuur van de
afgelopen twee jaar dat ze een alfahulp geleverd kregen zonder dat ze
zelf wisten dat ze werkgever waren. Laat er geen enkel misverstand
over bestaan dat de PvdA-fractie vindt dat thuiszorgorganisaties geen
alfahulpen meer mogen sturen als er een hulp in de huishouding wordt
gevraagd. Cliënten moeten bovendien goed geïnformeerd zijn over het
feit dat zij werkgever zijn als zij alsnog kiezen voor een alfahulp,
om wat voor reden dan ook: omdat ze er één hadden, omdat het de
buurvrouw zo goed bevalt of om welk motief dan ook. Daarover is geen
enkel misverstand. De PvdA-fractie vindt het echter een ongewenste
ontwikkeling dat veruit het merendeel van de zorg in het domein van de
hulp in de huishouding wordt uitgevoerd door vrouwen op basis van een
alfahulpconstructie.
Wij vinden dat niet goed vanwege alle ongewenste effecten, zoals het
feit dat men geen pensioen opbouwt.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik stel vast dat dit antwoord precies aangeeft dat de inbreng van de
PvdA vlees noch vis is.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik heb aandachtig geprobeerd te luisteren. De vraag die mij nu
bezighoudt is de volgende. Stel dat het percentage overschreden wordt,
wat gaat u dan doen? Met andere woorden: hoe houd je daar de rem dan
op? Moet je dan ingrijpen en iets gaan verbieden of gebieden? Daar heb
je dan wel een titel voor nodig. En dat raakt dan toch wel de
contractvrijheid en het totale mechanisme dat wij in dit land hebben.
Hoe denkt u uw doelstelling, los van de vraag of die reëel is, te
bereiken?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Als alle cliënten in Nederland gaan kiezen voor de alfahulpconstructie
en zij dat goed geïnformeerd doen, inclusief handtekening eronder, dan
is ook de PvdA-fractie en welke staatssecretaris van de PvdA dan ook
niet in staat om daar een stokje voor te steken, tenzij je de gehele
alfahulpconstructie wettelijk onmogelijk maakt. Een sociaaldemocraat
ziet nu eenmaal met lede ogen aan dat grote groepen vrouwen in de
alfahulpconstructie niet goed voor hun toekomst zorgen op het moment
dat zij daar uitgebreid aan het werk blijven. Dat is voor ons geen
prettige situatie.
De heer Van der Vlies (SGP):
Daar kan ik mij wat bij voorstellen. Als u dan toegeeft dat het
moeilijk te sturen valt als mensen er in vrijheid voor kiezen, wat is
dan de intentie van de vraag in de richting van de staatssecretaris om
er vooral voor te zorgen dat het bestand van alfahulpen niet hoger is
dan 25%?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Het motief voor het inbrengen van deze financiële variant naast de pgb
is volgens de staatssecretaris dat daarmee de constructie van alfahulp
beter in het vizier is.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik heb er wat moeite mee dat er nu toch een behoorlijk negatief
sentiment rond de alfahulpconstructie wordt geschapen. Natuurlijk is
het negatief als mensen ertoe gedwongen worden, maar wat nu in een
situatie waarin er heel veel vrouwen heel bewust voor kiezen en het
graag willen doen? Het zou toch ontzettend jammer zijn als deze
vrouwen op een gegeven moment de mogelijkheid niet hebben om voor die
keuze te gaan en te staan?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
U zal mij nooit horen zeggen dat ik de alfahulpconstructie een foute
constructie vind. Ik heb vaak in de Kamer gezegd dat het een heel
mooie constructie is omdat die vanaf de onderkant van de arbeidsmarkt
een mooie opstap is naar ander werk. De PvdA-fractie vindt wel dat die
constructie het liefst niet de dominante figuur moet zijn in deze
sector. Wij zouden liever zien dat de vrouwen met een contract werken,
met rechtsbescherming en een fatsoenlijke sociale zekerheid en
pensioenopbouw. Als 100% van de cliënten het liefst een alfahulp wil,
dan moet de PvdA dat met lede ogen aanzien. Het is voor ons echt een
ongewenste ontwikkeling als veruit het merendeel van de hulp in de
huishouding onder de alfahulpconstructie aan de slag zou moeten gaan.
Nogmaals, dat heeft niets te maken met een negatieve connotatie rond
de alfahulpen. Wij hebben er wel problemen mee als er wat dat betreft
sprake zou zijn van dominant werknemerschap of een dominante
arbeidsfiguur.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik proef in de beantwoording toch een negatief kwaliteitsoordeel over
wat een alfahulp te bieden heeft. Het gaat om de huishoudelijke hulp
die geboden moet worden.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Het heeft niets te maken met de kwaliteit van de zorg die een alfahulp
biedt, maar alles met de werknemerspositie en de arbeidsmarktpositie
van vrouwen. Iemand die als alfahulp dit werk doet, heeft een
slechtere sociale zekerheid en bouwt geen pensioen op. Als wij vinden
dat dat mag en dat dit de dominante arbeidsmarktfiguur is, vinden wij
het ook goed dat wij over dertig of veertig jaar worden geconfronteerd
met een hele generatie slecht of laagopgeleide vrouwen, die een heel
slechte pensioenopbouw en een slechte financiële positie hebben. De
PvdA-fractie en de sociaaldemocratie in het algemeen, vinden dat
vrouwen voor hun eigen inkomen en hun eigen financiële
onafhankelijkheid moeten kunnen zorgen. In dat licht vinden wij dit,
ideologisch gezien -- daar schaam ik mij niet voor -- een slechte
ontwikkeling.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik gun de PvdA-fractie haar ideologie en daar mag zij voor strijden,
maar ik vraag mij wel af of dit wetsvoorstel, deze wijziging, hét
instrument is om datgene te bereiken wat u graag wilt. Volgens mij
moet u dan namelijk bij minister Donner zijn en op het gebied van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid strijden voor deze vrouwenrechten. Ik
denk overigens dat ik daar een heel eind met u in mee kan gaan.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik denk niet dat wij bij minister Donner moeten zijn. Wij hebben het
hier over de Wmo, de alfahulpconstructie en de regeling persoonlijke
dienstverlening. Dat is prima geregeld en daar zijn wij groot
voorstander van, maar wij vinden niet dat dat de meest voorkomende
variant zou moeten zijn.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik wil u van harte bijvallen als het gaat om het bestrijden van de
gedwongen alfahulpconstructie. Of dat nu gedwongen is vanuit het
perspectief van de cliënt of van de werknemer: wij moeten het niet
willen. Dat is ook een heel belangrijke ingang van het debat van
vandaag en van het wetsvoorstel. Ik vind het eerlijk gezegd een
bizarre wending van dit debat dat de meeste collega's hier in de Kamer
zich er nu ineens druk over lijken te maken dat vrouwen die willen
kiezen voor de alfahulpconstructie, dat niet meer zouden kunnen doen.
Ik denk dat wij daar nog heel ver van zijn.
Zou het echter niet goed zijn als wij wat meer zicht hebben op de
keuzes die cliënten in de thuiszorg willen maken? Wij zouden gewoon
moeten weten hoeveel mensen vanuit een diep gevoelde overtuiging dat
zij hun eigen centen willen beheren en hun eigen keuzes willen maken,
voor een persoonsgebonden budget kiezen en hoeveel mensen voor zorg in
natura zouden kiezen. Zouden wij daar niet eens een wat grootschaliger
onderzoek naar moeten doen, zodat wij weten waar wij op moeten rekenen
en zodat wij vervolgens ook weten of vanuit het keuzeperspectief van
de cliënt er niet een te grote druk komt op slechte arbeidsvoorwaarden
voor de vrouwen in deze sector?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik ben er altijd fan van om zo veel mogelijk informatie uit de
arbeidsmarkt te krijgen en zo veel mogelijk gegevens te hebben over de
voorkeuren van de cliënten. Maar ik betwijfel of die gegevens
voorwaardelijk zouden moeten zij voor deze wetswijziging.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ze hoeven ook niet voorwaardelijk te zijn, maar wij zouden nu wel aan
de staatssecretaris kunnen vragen om met dat materiaal te komen. Die
informatie is belangrijk om straks te kunnen beoordelen of de
budgetten toereikend zijn. Wij hebben die informatie eigenlijk gewoon
nodig om te weten hoe de Wmo en de huishoudelijke hulp in de toekomst
goed uitgevoerd kunnen worden. Moeten wij er dan ook niet voor zorgen
dat die informatie beschikbaar komt? Dat kan een belangrijke
randvoorwaarde zijn om straks goed te kunnen beoordelen of gemeenten
hun informatieverplichting ook goed invullen en of zij reëel
informeren en niet toch impliciet druk leggen op mensen om voor
goedkopere opties te kiezen.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Mijn aarzeling daarbij is dat cliënten dan wordt gevraagd om een keuze
te maken, terwijl het nog niet geïmplementeerd is. Je gaat dan dus een
onderzoek doen naar iets dat er eigenlijk gewoon nog niet is. Dat is
een methodologisch bezwaar. Op grond van welke gegevens moeten
cliënten namelijk kiezen? Zij hebben nu alleen een pgb of alleen hulp
in natura of een alfahulp.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Volgens mij zijn onderzoekers heel erg bekwaam in het oplossen van dit
soort methodologische problemen. De keuze die je voorlegt, is de keuze
die mensen nu ook al jaren maken.
Mensen kunnen kiezen voor zorg in natura. Daar hebben zij geen
omkijken naar, want het komt gewoon bij hen thuis vanuit de
zorgaanbieder. Ze mogen het echter ook zelf regelen. Volgens mij zijn
daar zeker methodologische oplossingen voor te vinden.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik vind het een goede zaak als er na de wetswijziging ongelooflijk
goed gemonitord wordt hoe die verhoudingen komen te liggen en of
daarin grote verschuivingen plaatsvinden. Kunnen wij elkaar daarin
vinden?
Mevrouw Koser Kaya (D66): Ik ben het met mevrouw Wolbert eens dat men
zorgmedewerkers niet in alfahulpcontracten moet dwingen. Wij moeten
daarvoor naar oplossingen zoeken; dat ben ik ook absoluut met haar
eens. Dit voorstel heeft echter een neveneffect. Een aantal jaren
geleden heb ik samen met mevrouw Bussemaker, die destijds woordvoerder
voor sociale zaken was, hard gevochten voor die hand- en spandiensten
in en om het huis. Alfahulpen vallen daar ook onder. Wij wilden
allochtonen en vrouwen een kans geven op de arbeidsmarkt en hen niet
in een uitkering gevangen houden. De ideologie van mevrouw Wolbert is
ineens omgedraaid. Zij wil het liefst dat dit niet meer voorkomt. Ik
zou ook graag willen dat iedereen van alles opbouwde, maar er zijn
mensen die gevangen zitten in die situatie. Is mevrouw Wolbert niet
bang dat wij met dit voorstel die emancipatie de nek omdraaien?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Mevrouw Koser Kaya heeft mij vandaag op geen enkele manier horen
zeggen dat de PvdA-fractie de alfahulpconstructie, zoals die inderdaad
in de Regeling Dienstverlening aan huis geregeld is, geen goed
voorstel zou vinden. Integendeel, ik weet dat mevrouw Bussemaker daar
ongelooflijk veel energie in heeft gestoken voordat zij
staatssecretaris werd. Daar gaat het in dit geval niet om. De
PvdA-fractie heeft grote moeite met de alfahulp als dominante figuur
in de uitvoering van de hulp in de huishouding. Dat is iets anders dan
dat wij de alfahulpvariant als zodanig niet zouden toejuichen. Niets
is minder waar.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Dat is toch juist het neveneffect van de
wens van mevrouw Wolbert en dit wetsvoorstel? Straks geven wij
outsiders niet meer de kans om op de arbeidsmarkt te komen.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Integendeel, volgens mij heeft de staatssecretaris juist die
financiële variant naast de pgb gepositioneerd om de
alfahulpconstructie te vergemakkelijken. Ik begrijp de conclusies van
mevrouw Koser Kaya niet.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij probeert mijn collega van de PvdA-fractie de hele tijd te
zeggen dat zij niet wil dat de thuiszorg een bijbaan wordt. Zo zit de
alfahulpconstructie feitelijk wel in elkaar. Je mag maar drie dagen
werken en je bent niet economisch zelfstandig. Ik steun haar daarin.
Dat vinden wij ook. Wat vindt mevrouw Wolbert ervan dat er wel iedere
twee tot drie jaar onzekerheid is voor de mensen die in de thuiszorg
werken over het feit of de nieuwe aanbieder hun baan garandeert al
naar gelang gemeenten daarvoor oplossingen zoeken? Zou zij de
SP-fractie willen steunen in het voorstel om in deze wet op te nemen
dat, los van het feit dat de verliezende en de nieuwe aanbieder met
elkaar moeten overleggen, het personeel zo veel mogelijk naar de
nieuwe werkgever overgaat? Zo kan er rust zijn waar de zorg is.
Voorzitter:
Gerkens
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Nee, daarin wil de PvdA-fractie de SP-fractie niet steunen. De Wmo is
en blijft een kaderwet. De wens zoals mevrouw Leijten die in het
amendement heeft verwoord -- want daarop doelt zij denk ik -- kan nu
ook al gerealiseerd worden in het opstellen van de bestekken. Wat ons
betreft hoeft daaronder geen wettelijke dwang te liggen.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vraag me wel af wat het verschil is tussen het feit dat
zorgaanbieders mensen niet mogen dwingen om als alfahulp te gaan
werken bij mensen die zorg in natura krijgen -- want daar is mevrouw
Wolbert op tegen -- en het feit dat als een zorgaanbieder zijn gunning
verliest, iedereen zijn baan mag verliezen. Is dat de opstelling van
de PvdA-fractie?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Nee, natuurlijk niet. In het voorstel tot wetswijziging staat dat er
overlegd moet worden tussen de verliezende en de aanbiedende partij,
juist over de overname van personeel van de ene zorgaanbieder naar de
andere.
Dat moet juist met het oog op het terugdringen van de discontinuïteit.
Het uitgangspunt is dat de cliënt zijn hulp houdt en dat de werkgever
verandert. Ik vind dat een goed uitgangspunt en dat wordt in deze
wetswijziging stevig neergezet. Wat mij betreft, is dat op dit moment
voldoende. Als dat nog scherper moet, kan de gemeente dat bovendien in
het bestek opnemen; daar kom ik straks op terug.
Mevrouw Leijten (SP):
Tegen collega's die van alles zeggen over de alfahulpconstructie en uw
oordeel daarover, zegt u dat men in de thuiszorg economisch
zelfstandig moet zijn, dat dienstverbanden gewoon mogelijk moeten zijn
en dat de thuiszorg geen bijbaan moet worden. Daar geef ik alle steun
aan. Als de SP voorstelt om samen te laten regelen dat, als de nieuwe
aanbieder komt, de werknemers worden overgenomen die al jarenlang bij
mensen over de vloer komen, zegt u echter dat de deur dicht is. Dat
vind ik heel jammer.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
De PvdA-fractie zegt niet dat de deur dicht is. Zij vindt het
wenselijk dat er zo weinig mogelijk veranderingen in de thuissituatie
van cliënten plaatsvinden, dat de medewerkers dus bij de cliënt
blijven en dat de werkgever als het ware van bordje verhangt. Wij
vinden het ook wenselijk dat daarover stevig overleg wordt gevoerd. De
wetswijziging brengt de gemeenten in de positie dat zij dat overleg
tot stand moeten brengen. Wat de PvdA-fractie betreft, gaan de
gemeenten nog een stap verder en nemen zij dit op in hun bestek. Dan
zal de positie van de cliënt en van de werknemer aan alle kanten
verbeteren op het punt van minder veranderingen in de zorg.
Zoals gezegd vindt de PvdA-fractie dat de functie van alfahulp moet
blijven bestaan, maar ook dat de verhouding tussen het aantal
alfahulpen en het aantal thuiszorgmedewerkers terug moet komen op het
niveau van 25:75. De vraag is nu of de wetswijziging dat effect zal
hebben. Volgens het SCP hebben de gemeenten macro een financieel
voordeel van 90 mln. als er voor 100% alfahulpen worden ingezet. Elke
25% minder alfahulpen kost steeds 80 mln. Als de staatssecretaris de
alfahulp niet meer als meest voorkomende medewerker wil tegenkomen in
de Wmo, betekent dit in de verdeling 25:75 een financieel nadeel voor
gemeenten van in ieder geval 150 mln. Gaat de staatssecretaris daar
ook van uit? Als zij het met de PvdA-fractie eens is dat het aantal
alfahulpen rond de 25% zou moeten liggen, hoe heeft zij dan rekening
gehouden met dit bedrag?
Natuurlijk hebben gemeenten macro overgehouden. Het SCP constateert
dat er nog groeiruimte zit in het Wmo-budget, maar de macrocijfers
zijn altijd anders dan de praktijk van alledag, vooral in de
nadeelgemeenten. Er zijn berichten van wethouders die de wetswijziging
hebben doorgerekend en die concluderen dat zij toch nog tekortkomen
met het Wmo-budget. Voor de PvdA-fractie is dit de grootste zorg bij
de wetswijziging. Is het juist dat de constructie van de financiële
vergoeding speciaal bedoeld is voor het zichtbaar houden van de
alfahulp? Zo ja, hoe gaat de staatssecretaris dan voorkomen dat het
aantal alfahulpen toeneemt? Ligt hier niet een perverse prikkel voor
gemeenten om juist te sturen op de inzet van zo veel mogelijk
alfahulpen? Maakt de staatssecretaris het met de wetswijziging niet
juist gemakkelijker om dit te bewerkstelligen? De PvdA-fractie wil
zeker weten dat de staatssecretaris dit ongewenste effect voorkomt en
vraagt hoe zij dat wil aanpakken.
Tot slot wil ik het hebben over een punt van een geheel andere orde,
namelijk het feit dat de wetswijziging ook gaat over de verplichting
voor gemeenten om er bij het contracteren van nieuwe zorgaanbieders
voor te zorgen dat overleg plaatsvindt over de positie van medewerkers
en het overnemen van personeel.
De Partij van de Arbeid hecht eraan dat cliënten van de thuiszorg met
zo weinig mogelijk wisselingen van de wacht worden geconfronteerd. De
meeste mensen die hulp nodig hebben, willen hun eigen vertrouwde hulp
houden. Daarom is het van belang dat alles in het werk wordt gesteld
om de continuïteit van zorg zo goed mogelijk te garanderen. Als de
gemeente ervoor kiest om van gecontracteerde zorgaanbieder te
veranderen, mag je haast denken dat men zich realiseert dat dit veel
consequenties heeft voor die mensen. Het is dan vanzelfsprekend dat
alles op alles wordt gezet om de discontinuïteit zo beperkt mogelijk
te houden.
De fractie van de PvdA vindt het een goede zaak dat de wetswijziging
daarvoor nog een extra waarborg aanbrengt. Het is echter nog beter dat
gemeenten in het nieuwe bestek opnemen dat overleg over overname van
personeel tussen de winnaars en de verliezers van de aanbesteding tot
de normale gang van zaken behoort.
Mevrouw Leijten (SP):
De PvdA spreekt warme woorden. Ik ben het ook eens met die woorden.
Wij willen zo veel mogelijk rust bij mensen die zorg nodig hebben. Dat
betreft met name rust over de vraag wie er over de vloer komt. Zij
hoeven immers niet te veel mee te krijgen van het hele
aanbestedingscircus. Waarom steunt de PvdA het voorstel van de SP dan
niet? De gemeenten worden daarin verplicht in hun bestek op te nemen
dat de winnende aanbieder bij de aanbesteding zo veel mogelijk de
werknemers van de verliezende aanbieder overneemt. Dan hebben wij dat
toch gewoon geregeld? Nu kan dat. Laten wij dat dan ook doen.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Dat is in de wetswijziging geregeld. Gemeenten hebben de gelegenheid
om een extra slag te maken door dit nog eens stevig in het bestek te
verankeren. Wat mij betreft hoeft het Rijk zich niet nog eens extra te
bemoeien door dit verplichtend in de wet op te nemen.
Mevrouw Leijten (SP):
Een collega van de VVD merkte eerder op dat de inbreng van de PvdA
vlees noch vis was. Dat is dit eigenlijk ook. Mevrouw Wolbert vindt
het wel nodig om in de wet op te nemen dat de verliezende aanbieder
met de winnende aanbieder overlegt. De uitkomst daarvan maakt
blijkbaar niet uit. Dat mag wel in de wet. De onderliggende wens is
dat het personeel wordt overgenomen, maar dat mag niet in de wet! Nu
kunnen wij doorzetten. Laten wij dat dan ook doen.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
De winnende en verliezende partijen overleggen natuurlijk niet zomaar
ergens over. Het is juist onze inzet dat de verliezende en winnende
partijen overleg plegen over een overname van personeel. Wij blijven
onszelf echter in deze Kamer tot de orde roepen waar het gaat om
thuiszorginstellingen of zorgaanbieders waar van alles misgaat. Wij
gaan niet op de stoelen van bestuurders zitten, wij zijn de Tweede
Kamer. Dat is een ander orgaan dan een raad van bestuur of een raad
van toezicht. Ik vind dan ook dat wij niet op de stoelen moeten gaan
zitten van de lokale bestuurders. Zij kunnen zelf de beslissing nemen
om in hun bestekken een aantal van dit soort zaken op te nemen. Dat is
de strekking van de Wmo. Het is immers een kaderwet. De PvdA stelt dat
de Wmo gerespecteerd moet worden wanneer het niet strikt noodzakelijk
is om in te grijpen in de autonomie van gemeenten. Ingrijpen kan
alleen wanneer dat echt niet anders kan. Wat ons betreft is dat wel
het geval bij cliënten die hulp in de huishouding krijgen, maar niet
bij het verplicht overnemen van personeel.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het echt jammer dat de SP hierin een bondgenoot heeft
verloren. Sterker nog: ik betreur het dat de PvdA hierin een andere
positie inneemt. Toen wij de Wet maatschappelijke ondersteuning
behandelden, was dit een van de belangrijkste en grootste punten van
de voorgangers van mevrouw Wolbert. Juist die rust en de overname van
het personeel en de achteruitgang in salaris waren toen belangrijke
zaken. Sinds de staatssecretaris afkomstig is uit de gelederen van de
PvdA vindt mevrouw Wolbert het echter prima. Dat is jammer. Wij zouden
het nu kunnen regelen. Mevrouw Wolbert weet dat dit de oplossing is.
De overlegbepaling is slechts een doekje voor het bloeden.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Mijn fractie was bij de bespreking van de Wmo inderdaad een
voorstander van het principe mens volgt werk. Wij hebben ons indertijd
ervan laten overtuigen dat het onmogelijk is om dit op deze wijze in
te voeren. Bij de Wmo is immers sprake van verschillende aanbieders
die het werk kunnen overnemen nadat een aanbieder is afgewezen.
Nogmaals, met deze wetswijziging waarin gemeenten wordt gevraagd om
dit overleg tot stand te brengen, met de toevoeging dat dit overleg
bedoeld is om de medewerkers van de verliezende aanbieders zo goed
mogelijk over te laten gaan naar winnende aanbieders en zo te behouden
voor de zorg en met de mogelijkheid die gemeenten vervolgens nog
hebben om dit in de bestekken op te nemen, denkt mijn fractie dat het
voldoende is geborgd. Dat heeft niets te maken met een inhoudelijk
verschil van mening. Net als de SP-fractie vinden wij dat cliënten hun
hulpverleners zo lang mogelijk moeten houden en dat cliënten zo min
mogelijk moeten worden geconfronteerd met wisselingen in de zorg.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik heb toch de behoefte om hierop even kort te reageren. Net als de
heer Van der Vlies was ik bij de behandeling van de Wmo. De
PvdA-fractie heeft het amendement over "mens volgt werk" gewoon hier
in stemming gebracht. Zij wist van tevoren dat er te weinig steun voor
was en had van te voren al aangegeven toch voor de Wmo te stemmen. De
verklaring van mevrouw Wolbert dat de PvdA-fractie zich op basis van
de inhoud heeft laten overtuigen en dit punt daarom heeft losgelaten,
klopt dus niet. Er was eenvoudigweg geen meerderheid voor te vinden.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Als het zo loopt, is de reden waarschijnlijk nooit meer te vinden. Het
is toch een heel rare figuur dat dit wel is geregeld in het openbaar
vervoer maar niet in de zorg. Het enige argument daarvoor is dat het
in het openbaar vervoer overgaat naar één partij en in de zorg naar
meerdere. Dat maakt het misschien ingewikkelder, maar het belang om
het in de zorg te regelen is ook veel groter. Als je in een bus stapt,
is het niet zo heel interessant of daar dezelfde chauffeur in zit als
de vorige dag. In de zorg is dat wel heel belangrijk. Mevrouw Wolbert
heeft veel warme woorden gesproken over de positie van werknemers in
de zorg. Ook daarvoor is het heel belangrijk. Waarom zouden wij het
dan niet kunnen regelen? Dat iets ingewikkelder is, betekent toch niet
dat het onmogelijk is? Het zou heel jammer zijn als de PvdA hierin
geen bondgenoot van ons meer is.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
De wetswijziging gaat al een stap verder dan de huidige situatie.
Bovendien kunnen gemeenten het gewoon in de bestekken opnemen.
Aanbieders die daarmee niet akkoord gaan, komen niet meer terug in de
aanbesteding. Dat is al een heel goede garantie. Nogmaals, ik ben
helder over wat ik vind over wat je in het kader van de Wmo vanuit Den
Haag moet regelen en wat niet. Met de combinatie van de wetswijziging
en de mogelijkheid om het in de bestekken op te nemen is het volgens
mij geregeld.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Dan blijf ik ...
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Laat ik het anders zeggen: ik heb er erg veel vertrouwen in dat het op
deze manier goed komt. Wij hebben de staatssecretaris gevraagd om een
aantal punten goed te monitoren. Laten wij dit aspect meenemen in het
monitoren en het doen van onderzoek. Mocht blijken dat deze
wetswijziging geen effect heeft, dan gaat dezelfde redenatie op als
bij de alfahulpen. Wij vragen altijd eerst de lokale bestuurders hun
werk te doen. Als dat niet lukt op vrijwillige basis of met deze
constructie, dan vindt mevrouw Sap mij aan haar kant. Ik hecht eraan
dat de Wmo een kaderwet is. Het is aan het lokale bestuur en de lokale
democratie om wijzigingen en correcties te plegen. Als dat niet leidt
tot het gewenste effect, ben ik alsnog te vinden aan de kant van de
mensen die vinden dat het wettelijk moet worden geregeld vanuit Den
Haag. Vooralsnog ben ik daarvan echter nog niet overtuigd.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Fijn om te horen dat mevrouw Wolbert misschien op termijn weer op het
recht pad komt. Ik snap echter niet waar haar vertrouwen vandaan komt
dat het op deze manier wel goed komt. Dat de Wmo een kaderwet is,
wisten wij een paar jaar geleden natuurlijk ook al. Toen vond de PvdA
het wel nodig om dit beter te regelen. Ondertussen hebben wij een paar
jaar praktijk gezien, waarin het op dit punt dramatisch slecht is
gegaan bij veel instellingen.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Het laatste halfjaar is het in een aantal gevallen heel goed gegaan.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Dat zou kunnen, maar wij hebben vooral heel veel tot de verbeelding
sprekende voorbeelden gezien waarin het niet goed ging. Er is bij deze
wetswijziging een kans om het te regelen, waarom doen wij het nu niet
in één keer goed?
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik val in herhaling. Wat mijn fractie betreft, wordt het karakter van
de kaderwet zo goed mogelijk in stand gehouden. Op deze manier is het
in mijn ogen netjes gedaan. Mocht blijken dat de effecten hiervan nog
steeds nadelig zijn, dan kunnen wij alsnog als allerlaatste stap in de
cyclus overgaan tot gedwongen constructies. Ik heb die alleen liever
niet, zeker niet in dit stadium.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. De thuiszorg loopt voorop in de marktwerking in de zorg.
Dat is eigenlijk raar, want de thuiszorg is tegelijkertijd de sector
die zich eigenlijk het minst van alle zorgsectoren voor marktwerking
leent. Waar zou die marktwerking namelijk toe moeten leiden? Tot meer
kwaliteit tegen een lagere prijs. Daar komt het kort gezegd toch op
neer? In de thuiszorg is de lage prijs al jaren geleden gerealiseerd.
Daar kennen wij al jarenlang heel bescheiden salarissen en dat heeft
helaas alles te maken met het grote aantal vrouwen dat in deze sector
werkzaam is.
In de thuiszorg was de kwaliteit nu niet bepaald het slechtste punt.
Mensen konden bovendien vaak rekenen op een goede en langdurige
relatie met hun zorgverlener. Dat is er de afgelopen jaren beslist
niet beter op geworden. GroenLinks is ook van meet af aan kritisch
geweest over de Wet maatschappelijke ondersteuning. Zij heeft met een
aantal anderen in deze Kamer gewaarschuwd voor de grote risico's.
Helaas hebben veel van die risico's zich in de praktijk voorgedaan. De
positie van de werknemers in de sector is verder verslechterd. Wij
vinden dat heel ernstig, want het ondermijnt de economische
zelfstandigheid van vrouwen, terwijl de bevordering daarvan een
belangrijk doel van dit kabinet is. Dat zal volstrekt niet worden
gehaald. De kwaliteit van zorg voor kwetsbare cliënten is ook onder
druk komen te staan evenals in sommige gevallen de continuïteit van
die zorg. Bovendien is de positie van de cliënten zelf een stuk
gecompliceerder geworden, omdat zij vaak ongewild en soms zonder het
te weten werkgever of opdrachtgever zijn geworden.
Het is goed dat met dit wetsvoorstel de positie van de cliënt die voor
zorg in natura kiest, wordt versterkt. Ik wil de staatssecretaris ook
een compliment maken voor het feit dat zij dit zo snel aanpakt, want
het zal niet gemakkelijk zijn om zo snel al te moeten erkennen dat de
Wmo niet goed werkt. De fractie van GroenLinks heeft alleen nog
fundamentele twijfels en kritische vragen.
De eerste vraag luidt: als de versterking van de positie van de cliënt
het doel is van deze wet, waarom pakt de staatssecretaris dat dan niet
over de gehele linie aan? Waarom wordt er alleen gewerkt aan de
positie van mensen die kiezen voor zorg in natura? Waarom versterken
wij niet meteen de positie van mensen die kiezen voor het
persoonsgebonden budget? Ook daar zitten nogal wat haken en ogen aan.
Dit wetsvoorstel versterkt niet, maar verzwakt juist de positie van
mensen die kiezen voor zo'n persoonsgebonden budget of dreigt die te
verzwakken, doordat het persoonsgebonden budget uit de wet wordt
gehaald Laat ik daar heel helder over zijn: GroenLinks vindt dat
onacceptabel. Ik zal het amendement van de collega's Van Miltenburg en
Van der Vlies op dit punt steunen. Ik voeg hieraan toe dat de reden
waarom het persoonsgebonden budget uit de wet wordt gehaald mij
volstrekt onduidelijk is, ook als ik de argumenten in de stukken lees.
Het alternatief dat nu wordt gecreëerd heet "zorg anders dan in
natura". Dat bevat weer een financiële vergoeding en een
persoonsgebonden budget. Het is dus een volstrekt overbodige
constructie als ik de stukken goed lees. Het antwoord op vragen die
een aantal collega's heeft gesteld, maakt mij ook in het geheel niet
duidelijk wat nu de meerwaarde moet zijn van die financiële
vergoeding. De staatssecretaris geeft er in een van de stukken een
uitgebreide beschrijving van, maar zelfs na drie keer lezen kreeg ik
die niet scherp. Zij eindigt heel mooi met de stelling dat de
gemeenten dat glashelder aan hun burgers kunnen uitleggen. Dan denk
ik: wat ben ik blij dat ik niet in de schoenen van die gemeenten sta,
want dat gaat ze nooit lukken. GroenLinks wil die zeer ingewikkelde
constructie niet, zij wil het persoonsgebonden budget gewoon weer
terug in de wet.
De positie van mensen die kiezen voor het persoonsgebonden budget kan
nog worden versterkt -- per saldo is daar eerder op gewezen, ook door
mijn fractie -- door het persoonsgebonden budget netto uit te betalen
en te verrekenen met de eigen bijdrage.
Dat scheelt de mensen heel wat rompslomp. Ook moet ervoor worden
gezorgd dat iedereen echt bij de Sociale Verzekeringsbank terechtkan
en dat alle gemeentes daarvan gebruikmaken.
Waarom is dit niet meteen meegenomen in dit wetsvoorstel? Als het gaat
om het versterken van de positie van de cliënt, waarom is dat dan niet
meteen over de hele linie aangepakt? Welke stappen gaat de
staatssecretaris op deze punten met betrekking tot het
persoonsgebonden budget op korte termijn alsnog zetten?
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik stel een vraag over de netto-uitbetaling van het pgb. Dat is
natuurlijk in wezen een prima streven. Ik snap die vraag ook van Per
Saldo en vooral van mensen die een persoonsgebonden budget hebben. Als
je dat doet, moet je echter de koppeling loslaten tussen het heffen
van de eigen bijdrage in de Wmo en het heffen van de bijdrage in de
AWBZ. Daarmee sta je dus toe dat er weer stapeling van eigen bijdragen
komt. Is mevrouw Sap daarvan een voorstander?
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Nee, ik ben zeker geen voorstander van stapeling van eigen bijdragen.
Dit is een van de punten die goed bekeken moeten worden. Als wij dit
op deze manier willen realiseren, moeten wij het misschien nog een
stuk klantvriendelijker proberen te maken, en bekijken of wij tot meer
integratie van die regeling kunnen komen. Dat is natuurlijk een
lastige opgave voor de langere termijn, dat realiseer ik me. Ik ben
ook benieuwd wat de staatssecretaris daarvan vindt. Wellicht dat je
hiervoor via een anticumulatiebepaling een oplossing kunt krijgen.
Voorzitter. Het feit dat de positie van mensen met een
persoonsgebonden budget in dit wetsvoorstel niet wordt versterkt maar
juist verzwakt, brengt mij tot de conclusie dat het versterken van de
positie van de cliënt niet het echte doel kan zijn van dit
wetsvoorstel, of althans niet het enige doel. Wat beslist ook een doel
moet zijn, is het tegengaan van de gedwongen alfahulpconstructie en
het verbeteren van de positie van medewerkers in de zorg. Dat juicht
de GroenLinks-fractie van harte toe. Wij vinden dat heel belangrijk.
Maar als dat de doelen van dit wetsvoorstel zouden zijn, betwijfelen
wij of deze wet daaraan gaat bijdragen. Wij pakken namelijk op die
manier de kern niet aan. De kern zit er niet in dat de gemeentes de
rompslomp van werkgeverschap of opdrachtgeverschap niet willen hebben
en deze willen afwentelen op de cliënten, nee, de kern zit in de
aanbestedingspraktijk zelf en in de te lage prijs die veel gemeentes
nog steeds bieden. Het is goed om te herhalen dat uit recent onderzoek
naar de prijs blijkt dat zorgaanbieders op een kostprijs zitten van
rond EUR21 en dat gemeentes gemiddeld maar EUR19 bieden. Dat is te
weinig om die belangrijke en noodzakelijke zorg te kunnen leveren.
Ons bereiken signalen dat gemeentes ook nu nog druk uitoefenen op
cliënten, of juist druk beginnen uit te oefenen op cliënten, om te
blijven kiezen voor de alfahulpconstructie. Ons bereiken ook signalen
dat dit met name bij de nadeelgemeentes het geval kan zijn. Die
nadeelgemeentes hebben natuurlijk een groot probleem, omdat ze budget
tekortkomen.
Over de nadeelgemeentes stel ik de staatssecretaris twee vragen. Ik
weet dat er vandaag al een overleg is geweest over het verdeelmodel.
Wij gaan daarover over drie weken spreken. Wat de GroenLinks-fractie
betreft, moet dat verdeelmodel echt op zo'n manier worden aangepast
dat gemeentes die juist veel kwetsbare burgers binnen hun grenzen
hebben, in de toekomst geen nadeel meer kunnen hebben. Ik ben benieuwd
naar de uitkomsten van dat overleg en de inzet van de
staatssecretaris. Misschien kan ze al een tipje van de sluier
oplichten. Ook ben ik benieuwd hoe die financiering in de toekomst
geregeld wordt. Een aantal collega's wees daar al op. Ik vind het heel
kwetsbaar dat dit volgens de staatssecretaris met gesloten beurzen
kan. Als gemeentes dit echt moeten uitvoeren en veel minder gebruik
kunnen maken van de goedkopere uitwijkalternatieven, en als ook de
zorgaanbieders daarvan minder gebruik kunnen maken, kan ik me bijna
niet voorstellen dat dit met gesloten beurzen kan gaan. Ik hoor graag
van de staatssecretaris hoe dit precies in elkaar steekt.
De informatieplicht voor gemeentes die in dit wetsvoorstel is
opgenomen, is een goede zaak maar lost dit probleem niet op. Er is
namelijk een groot grijs gebied tussen informeren aan de ene kant en
manipuleren aan de andere kant. Gemeentes kunnen door de manier van
informatieverschaffing toch zachte of misschien niet eens zo zachte
druk op mensen uitoefenen om te kiezen voor een bepaalde variant. Er
zijn signalen uit de praktijk dat dit al gebeurt. Mijn vraag aan de
staatssecretaris is hoe zij ervoor wil zorgen dat de informatie die de
gemeentes gaan geven, niet te sturend is. Hoe wil zij ervoor zorgen
dat die informatie mensen ook echt de mogelijkheid biedt om te kiezen?
Dat brengt me tot de kern van mijn betoog. Als wij de positie van
alfahulpen en cliënten willen versterken, is het dan niet veel
logischer om minimumvoorschriften voor aanbesteding op te nemen?
Daarbij denkt mijn fractie aan bijvoorbeeld een minimumtarief, maar
ook aan voorwaarden rond scholing; dit zijn allemaal belangrijke zaken
waarvan mijn fractie wil dat gemeenten deze in het bestek regelen. Het
initiatiefwetsvoorstel dat de SP-fractie vandaag heeft rondgestuurd,
kan op de warme steun van mijn fractie rekenen. Is het bovendien ook
niet veel logischer om de zorgaanbieder die de aanbesteding krijgt, te
verplichten om zo veel mogelijk het personeel over te nemen? Zoals ik
zojuist al bij interruptie zei, is het verschil met het openbaar
vervoer niet zo groot, behalve dan dat de mannen in het vervoer zich
misschien sterker roeren dan de vrouwen in de zorg. Het lijkt mij
echter dat de staatssecretaris nu juist daar iets aan wil doen. Mijn
fractie zal dus op dit punt het amendement-Leijten van harte steunen.
De GroenLinks-fractie vindt het hoog tijd om het aanbestedingsmodel in
de thuiszorg kritisch te bezien. Is dit nu de manier om kwalitatief
goede thuiszorg tegen een scherpe prijs te krijgen? Kunnen wij, als
wij dat zouden willen, er nog vanaf? Wat eist Europa nu precies en
welke beleidsruimte heeft Nederland zelf? Ik vraag de staatssecretaris
op korte termijn een notitie aan de Kamer te sturen over de voors en
tegens van het aanbestedingsmodel, ook in dat Europese perspectief.
Kan de Kamer die notitie dit voorjaar nog ontvangen, zodat wij haar
kunnen meewegen in de beoordeling van het initiatiefwetsvoorstel van
collega Kant?
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft gevraagd om een korte schorsing om haar
papieren op orde te kunnen brengen.
De vergadering wordt van 17.43 uur tot 17.55 uur geschorst.
Staatssecretaris Bussemaker:
: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn.
Voordat ik inga op de specifieke vragen, sta ik stil bij de algemene
vraag waarom wij ook alweer tot dit wetsvoorstel zijn gekomen. Daarbij
zullen verschillende onderwerpen al de revue passeren. Ik ga daarna op
een aantal onderwerpen uitgebreider in. Ik noem ze even. Na het
algemene deel ga ik achtereenvolgens specifieker in op het pgb en de
relatie met zorg in natura, op geïnformeerde instemming of informed
consent en alles wat daarmee samenhangt, op de vragen over bemiddeling
en bemiddelingsbureautjes, op de posities van de gemeente, zowel op
het punt van aanbesteden en al dan niet opnieuw aanbesteden als op de
financiële consequenties die daarbij een rol spelen, op de gevolgen
voor de arbeidsmarkt, op de implementatie en ten slotte op de
ingediende amendementen.
Ik keer terug naar 2007. Diverse sprekers hebben eraan gememoreerd dat
de Wmo een goede wet is, dat daarin de participatie centraal moet
staan en dat er een breed draagvlak voor was. De heer Van der Vlies
refereerde aan het enthousiasme bij de stemmingen over de Wmo. Mevrouw
Willemse had het zeer terecht over de betekenis van participatie,
civil society en omzien naar elkaar. Dat zijn voor mij ook de
buitengewoon waardevolle uitgangspunten van de Wmo. Doe lokaal wat
lokaal kan, geef gemeenten de ruimte om dat zo goed mogelijk te doen
en houd rekening met wat cliënten willen; niet aanbodgestuurd, maar
vraaggestuurd. Helaas heb ik dat enthousiasme bij de stemming over de
Wmo niet meer zo scherp in mijn herinnering. Wat ik wel scherp in
herinnering heb, zijn alle debatten die ik vanaf mijn aantreden, twee
maanden na invoering van de Wmo, met de Kamer heb mogen voeren.
Al snel kwamen veel problemen aan de orde, zoals de grote onrust bij
levering van hulp bij het huishouden. Tot mijn verdriet gingen in het
eerste jaar dat ik staatssecretaris was eigenlijk alle debatten over
de Wmo over hulp bij het huishouden. Aan al die andere, ook zo
belangrijke en mooie thema's van de Wmo, zoals leefbaarheid,
vrijwilligerswerk en mantelzorg, kwamen wij maar beetje bij beetje
toe. Gelukkig gaat dat nu anders. In die tijd kopten
thuiszorgaanbieders dat medewerkers op grote schaal ontslagen werden
-- volgens kranten zouden zelfs wel 20.000 mensen ontslagen worden --
en op tv zagen wij beelden van kwetsbare burgers die soms ook
ongevraagd met een alfahulp werden geconfronteerd.
Wij zagen ook een grote verschuiving van huishoudelijke hulp niveau 2
naar niveau 1. Ik heb nooit bezwaar gehad tegen die verschuiving,
zolang de cliënt maar de zorg krijgt die hij nodig heeft. Anders is
dat als mensen onbedoeld en ongewild alfahulp worden en cliënten,
terwijl zij dat niet weten, worden opgezadeld met allerlei
werkgeversproblemen die aan de alfahulp vastzitten. Er is toen ook,
niet alleen in de Kamer maar ook erbuiten, zeer breed geconstateerd
dat het onaanvaardbaar is dat kwetsbare burgers ongevraagd en onwetend
werkgever worden, want zij lopen daardoor grote risico's. Zij zijn
bijvoorbeeld wettelijk aansprakelijk voor schade en het voorbeeld van
het keukentrapje is daarvoor exemplarisch. Ook zijn burgers, veelal
onbewust, zelf verantwoordelijk voor het regelen van vervanging bij
ziekte en vakantie van de alfahulp.
Net zo goed is het niet te accepteren dat thuiszorgmedewerkers in
loondienst min of meer gedwongen werden om als alfahulp te gaan
werken, zowel voor de individuele medewerkers als voor de
aantrekkelijkheid van de zorg als arbeidsmarkt.
Tegen mevrouw Sap zeg ik dan ook dat voor mij de borging van de
positie van de cliënt het uitgangspunt is geweest bij deze
wetswijziging. Dat deze wijziging er ook leidt dat men in ieder geval
niet ongewild en verplicht moet werken in loondienst in de thuiszorg
als alfahulp, is wat mij betreft een belangrijke bijkomstigheid van
dit wetsvoorstel.
Wij hebben ons toen de vraag gesteld wat de oorzaak is van het
probleem. De antwoorden van ons allen op de vraag waren niet allemaal
hetzelfde. Naar mijn idee, maar dat werd niet door iedereen gedeeld,
was het gedeeltelijk een bedoeld effect dat er minder werd
geïndiceerd, namelijk van niveau 2 naar niveau 1. Gemeenten hebben
laten zien dat het een groot goed is dat zij niet meer aan
ondersteuning uitgeven dan nodig is. De thuiszorg ging daarvoor bij de
AWBZ altijd aan de top zitten. De gemeenten constateerden dat niet de
indicatie was veranderd, maar wel de toewijzing bij de indicatie. Als
betrokkene geïndiceerd is voor AA1, dan krijgt deze nu ook AA1, zo
stellen de gemeenten. Daarmee was en is helemaal niets mis, zolang
mensen maar de zorg krijgt die bij hun situatie past.
Omdat thuiszorgorganisaties relatief te dure hulpen in dienst hadden,
was het gevolg dat massaal medewerkers werden gedwongen om alfahulp te
worden, met alle bijkomende problemen van dien zoals cliënten die
ongewild werkgever worden. Dat vond en vind ik een probleem. Niet
alleen de Kamer en het kabinet, maar ook de verantwoordelijke
partijen, de VNG, de vakbonden, de koepels en de werkgevers zijn om de
tafel gaan zitten. Er zijn al snel maatregelen genomen om ongewenste
transitieproblemen aan te pakken.
Ik noem onder andere de subsidieregeling op basis van amendementen van
de Kamer en de motie-Van Geel, waarmee wij onmiddellijk mee aan de
slag zijn gegaan, en het Mobiliteitscentrum Thuiszorg. Mede door de
inspanningen van het mobiliteitscentrum is het aantal ontslagen in de
thuiszorg beperkt gebleven tot 570 medewerkers in plaats van 20.000.
Ik heb de brochure "Sociaal overwogen aanbesteden" gemaakt. De kern
ervan is dat aanbesteden politieke en beleidsmatige keuzes op lokaal
niveau vraagt.
Ik ben dus niet gemakkelijk en snel geneigd geweest om de wet te
wijzigen, want ik heb een aantal van dit soort initiatieven genomen.
Ik heb echter ook geconstateerd dat dit niet voldoende was. Toen wilde
ik weten of de gesignaleerde problemen nu echt transitieproblemen,
overgangsproblemen, zijn of dat er meer aan de hand is.
Eind 2007 hebben wij onderzoek laten doen, waaruit bleek dat het niet
zomaar om transitieproblemen ging die ook niet zomaar met bestuurlijke
afspraken of anderszins waren op te lossen. Uit dat onderzoek bleek
dat 43% van de onderzochte gemeenten verwachtte dat een substantieel
deel van de cliënten een lichtere vorm van huishoudelijke hulp zou
krijgen. Bij 50% van de gemeenten zetten de gecontracteerde aanbieders
voor de huishoudelijke hulp 1 overwegend alfahulpen in.
Uit de enquête bleek verder dat 42% van de ondervraagde gemeenten de
burger niet zelf informeert of überhaupt niet informeert over de
gevolgen van het leveren van huishoudelijke hulp 1 door een alfahulp.
Dat zijn er dus nogal wat. Dat resulteerde bij mij in de conclusie dat
de situatie in 2008 nog verder zou verslechteren als wij niets zouden
doen. Wij kregen signalen dat die ontwikkeling zich niet zou
stabiliseren, maar dat zij zou intensiveren.
Ik zeg overigens tegen de SP dat dit ertoe heeft geleid dat ik naar
aanleiding van eigen onderzoek heb geconcludeerd -- dat hebben wij al
breed met elkaar gewisseld -- dat er een weeffout zat in de Wmo. De
initiatiefwetten van de SP had ik daar niet voor nodig en die waren er
toen ook nog niet. Maar ik heb wel geconstateerd dat er duidelijkheid
zou moeten komen over de positie van de burger, de positie van de
alfahulp, de betekenis van een voorziening in natura, de consequenties
van het kiezen voor een alfahulp en de consequenties van het kiezen
voor een pgb.
Wij hebben ook andere alternatieven overwogen. Zouden wij het met de
gemeenten kunnen bespreken? Ook dat hebben wij hier veel gewisseld met
uw Kamer. Toen werd gezegd dat het echt zeer de vraag was of dat de
gewenste afspraken opleverde, als wij de positie van de cliënt wilden
borgen en niet wilden dat er met alfahulpen werd gewerkt als zorg in
natura. Wij hebben andere varianten overwogen, maar uiteindelijk
hebben wij geconstateerd dat er echt een wettelijke regeling nodig
was. Wij wilden de garantie dat alle gemeenten op dit punt
daadwerkelijk op de gewenste wijze invulling zouden geven aan de
voorziening in natura. Je moet cliënten niet ongewild opzadelen met
zware lasten als werkgever, juist omdat het om een kwetsbare groep
gaat. Voor sterkere mensen die weten wat zij willen, die dat goed
kunnen beargumenteren en die er sterk over kunnen onderhandelen is het
misschien nog iets anders. Maar als een grote groep ongewild dat
werkgeverschap krijgt met alle problemen van dien, bijvoorbeeld dat
men geen ondersteuning of hulp in de huishouding kan krijgen als de
hulp op vakantie is of ziek wordt, moet je constateren dat er meer
nodig. Wij constateerden ook dat er in de Wmo zelf helemaal niets
stond over alfahulp en de relatie met zorg in natura en met het pgb.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
De staatssecretaris zegt dat zij in het kader van de varianten ook
heeft overwogen om het gewoon via de gemeenten te regelen. Was dat dan
niet mogelijk geweest via een bestuursakkoord, opgenomen in de
bestekken, precies zoals datgene wat zij nu in de wetswijziging wil
opnemen? Nu zij het al heeft aangekondigd, zien wij toch dat heel veel
gemeenten best willen luisteren naar een stevige oproep. Had zo'n
variant niet ook eerst geprobeerd kunnen worden? Zijn er nog andere
rekenmodellen? De staatssecretaris zegt dat er nog meer is gedaan,
maar waaruit bestaat dat meerdere dan?
Staatssecretaris Bussemaker:
Wij zagen dat het buitengewoon snel ging, dat het tot grote
consequenties voor cliënten zou leiden en dat het ook bij de Kamer tot
heftige debatten leidde. Ik kan mij nog herinneren dat ik in die tijd
veelvuldig met de Kamer van gedachten heb gewisseld over de positie
van de huishoudelijke hulp. Daarom heb ik geconcludeerd dat het
wenselijk zou zijn om die weeffout, die onbedoeld in de Wmo is gekomen
doordat er niets staat over alfahulp en de relatie met zorg in natura,
eruit te halen. Toen ik de wet aankondigde, heb ik tegelijkertijd een
brief naar alle wethouders Wmo gestuurd wat ik ging doen, zodat zij
snel genoeg aan de slag zouden gaan. Ik kan mij ook nog goed
herinneren dat de Kamer mij daartoe opgeroepen heeft: als wij eerst op
die wet moeten wachten met de contracten, die wij niet zomaar willen
openbreken, zijn wij misschien drie of vier jaar verder; dan zijn er
misschien al tal van problemen ontstaan en bent u veel te laat om er
iets aan te doen. Ik heb buitengewoon veel vertrouwen in de gemeenten.
Ik ben met de Kamer van oordeel dat zij die oproep vorig jaar zeer
serieus hebben genomen. Je ziet nu bij contracten dat men er meer
rekening mee houdt. Wij beschouwen dat als een positieve ontwikkeling
waarbij deze wetswijziging aansluit. Vanuit dat perspectief van het
doel van de wetswijziging hoor ik bij gemeenten geen geluiden over
problemen.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Ik heb toch het gevoel dat, als wij dat via de VNG bijvoorbeeld in een
bestuursakkoord richting gemeenten hadden kunnen regelen, dit
hetzelfde effect zou hebben. Deze oproep heeft gewoon gewerkt,
weliswaar met een wetswijziging als stok achter de deur. Waarom
proberen wij dat niet? Wij hebben heel uitdrukkelijk gezegd dat de
verantwoordelijkheid voor de beleidsmatige uitvoering ligt bij de
gemeente. Kijk er dan op afstand naar met respect voor de autonomie
van de gemeente.
Staatssecretaris Bussemaker:
U moet dit niet zien alsof ik er een hobby van ga maken om elk jaar de
Wmo te wijzigen. Daar ben ik absoluut niet op uit. Je constateert dat
er onbedoeld een weeffout in de Wmo zit; niemand heeft dat op dat
moment beseft. Omdat de positie van kwetsbare cliënten daardoor direct
wordt geraakt, wil je hun positie borgen en wil je zeker weten dat die
bij alle gemeenten is geborgd. Dan is een afspraak in een bestuurlijk
overleg niet voldoende.
Natuurlijk heb ik dat ook gedaan. Als dat zo goed heeft gewerkt, laten
wij dan vaststellen dat dit voor veel gemeenten -- dat beluister ik zo
bij veel wethouders die ik spreek -- een codificatie is van wat zij de
afgelopen tijd al hebben ingezet en waarmee zij rekening houden bij
nieuwe aanbestedingsprocedures. Dat brengt dus voor hen niet veel
extra werk met zich mee.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Maar hebt u dan ook in het overleg met de VNG afgetast of hiervoor in
de volle breedte draagvlak bestaat bij de gemeenten? Dat hebben wij
namelijk al bij meer onderwerpen gezien. Ik hoor andere verhalen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik praat met de VNG, die alle gemeenten in Nederland vertegenwoordigt.
Maar als je afzonderlijk met wethouders praat, hoor je nog wel eens
andere geluiden. Mijn ervaring op basis van mijn contacten met
individuele wethouders is dat zij vinden dat er nog wel wat te
verbeteren valt aan de communicatie, zoals u ook hebt gezegd. Maar men
verschilt niet over het principe en het doel, hoewel ik constateer dat
nadeelgemeenten daarmee natuurlijk problemen hebben. Ik snap dat wel,
want zij zien elk onderdeel als een mogelijk financieel risico. U
vraagt mij doorgaans of ik overeenstemming heb met de VNG. Het zou mij
zeer verbazen als dat nu juist bij dit onderwerp niet het geval zou
zijn, want de VNG heeft haar achterban heel goed over deze
wetswijziging geïnformeerd. Vorige week, gisteren en vandaag nog heb
ik met de VNG om tafel gezeten, waarbij ik nooit fundamentele kritiek
heb gehoord. De VNG geeft in haar brief aan de Kamer aan dat zij het
liever via een ministeriële regeling ziet geregeld, zoals de VNG dat
eigenlijk altijd liever wil. Ik vind het zo belangrijk om de belangen
van de cliënt te borgen dat ik wil dat, zoals in alle gemeenten mensen
een pgb moeten kunnen krijgen, alle cliënten in alle gemeenten in
Nederland niet ongewild en onwetend met het werkgeverschap worden
opgescheept.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik kom terug op de door u genoemde weeffout in de wet, namelijk dat
zorg in natura kennelijk ook alfahulp kan zijn. Mijn kritiek richt
zich juist op die conclusie. Hebt u onderzocht of dat echt waar is?
Dat is namelijk geconcludeerd en nooit echt bestreden. Bent u naar de
rechter gegaan om te laten onderzoeken of de alfahulp inderdaad mag
worden gerekend tot zorg in natura? In mijn beleving is dat namelijk
helemaal niet het geval. Als u blijft volhouden dat zorg in natura
altijd betekent dat iemand wordt geconfronteerd met het
werkgeverschap, zouden er in de AWBZ heel rare dingen kunnen gebeuren.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat heb ik niet gezegd. In de Wmo wordt de alfahulp niet genoemd en
wordt geen onderscheid gemaakt tussen zorg in natura en alfahulp. Na
de wetswijziging hebben thuiszorgorganisaties tegen medewerkers
gezegd: u wordt ontslagen en kunt als alfahulp opnieuw in dienst
treden. Deze medewerkers zijn naar cliënten gegaan die er geen weet
van hebben dat zij met een alfahulp hebben te maken, en dat moeten zij
wel weten.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Maar in de wetstekst van de Wmo, die ik afgelopen weekend nog eens
goed heb doorgelezen, is alleen maar sprake van de keuze tussen zorg
in natura en pgb. Dat impliceert dat je alleen maar zorg in natura
kunt krijgen, zodat je nooit kunt worden geconfronteerd met het
werkgeverschap. Dan is dit dus een overbodige wetswijziging.
Staatssecretaris Bussemaker:
Omdat de constructie van een financiële vergoeding voor een alfahulp
tot nu toe niet in de Wmo staat, bleek er onduidelijkheid te zijn over
de wijze van interpretatie daarvan en de voorwaarden die moeten worden
verbonden aan het feit dat mensen geen zorg in natura krijgen. Die
discussie heb ik willen beslechten met het oog op de bescherming van
de cliënt.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Dat snap ik wel, maar ik kom terug bij mijn opmerking dat nooit is
bestreden dat het gebeurde bij gemeenten. Daardoor is het gaan
bestaan. Het had echter wel bestreden moeten worden dat het gebeurde,
want in de wet staat dat je kunt kiezen tussen naturazorg aan de ene
kant en een pgb aan de andere kant. Onder naturazorg valt niet de
alfahulp. Nooit.
Staatssecretaris Bussemaker:
Vanaf het moment dat wij constateerden dat dit een probleem was,
hebben wij het ook direct bestreden. Wij hebben echter ook
geconstateerd dat er onduidelijkheid was en dat de wet geen
uitsluitsel gaf. Daardoor ontstonden allerlei discussies over de vraag
of het nu wel of niet mocht. In het belang van de cliënt is het van
belang om duidelijkheid te scheppen, ook voor gemeenten en
thuiszorgaanbieders. Zij hebben mij ook uitgedaagd. Het verbaast mij
eigenlijk dat er nu zo veel discussie over is, want vorig jaar was er
heel brede overeenstemming over het doel: ervoor zorgen dat er een
eind kwam aan de ongewilde situatie. Mevrouw Van Miltenburg heeft veel
vragen over de technische vormgeving die wij bij de wetswijziging
hebben gekozen, maar ik heb de indruk dat er, althans tot voor kort,
geen enkel meningsverschil was over de onwenselijkheid van de
gedwongen alfahulpconstructie en over de noodzaak om daarover
helderheid te scheppen, niet alleen in de Kamer maar ook bij
bijvoorbeeld cliëntenorganisaties en gemeenten.
Dat was voor mij een reden om te constateren dat ik er niet op een
andere manier uit zou komen dan een wetsvoorstel te maken. Daarover
heb ik de Kamer vorig jaar op 15 februari geïnformeerd. Tegelijkertijd
heb ik de gemeenten en de thuiszorgaanbieders op de hoogte gesteld van
het voornemen tot wetswijziging. Terwijl ik het voorstel aan de Kamer
stuurde, heb ik mijn ideeën besproken met werkgevers en vakbonden.
Iedereen zei toen het wetsvoorstel op hoofdlijnen te ondersteunen en
vroeg mij zelfs om het zo snel mogelijk in te dienen, zodat er een
eind zou komen aan een ongewenste situatie. Het gaat dus echt om het
borgen van de positie van de burger. Mevrouw Van Miltenburg vroeg al
wie er beter van wordt. Dat is de cliënt, want als de burger
ondersteuning in natura wenst, mag hij op geen enkele manier
geconfronteerd worden met de lasten die samenhangen met werkgever- of
opdrachtgeverschap. Om het maar even simpel te zeggen: als je ter
ondersteuning zorg in natura wilt, hoef je behalve de aanvraag
eigenlijk niets meer te regelen. Dan komt er gewoon iemand van de
thuiszorg of van een andere organisatie bij je. Met ingang van deze
wetswijziging is het uitgesloten dat een thuiszorgaanbieder de
voorziening in natura via een alfahulp of een zelfstandige levert,
waardoor de burger ongewild werkgever of opdrachtgever wordt. Dat is
volgens mij wat wij wilden bereiken.
Ik zeg er heel nadrukkelijk bij dat ik geen eind wil maken aan de
positie van de alfahulp. Ik wil wél dat er bewust wordt gekozen voor
een alfahulp. Het lijkt mij ook niet wenselijk dat de alfahulp onder
druk van de aanbieders de reguliere arbeidsvorm wordt in de thuiszorg.
Dan mag je je namelijk inderdaad met recht afvragen, net als mevrouw
Sap, waarom dat dan in de thuiszorg wel zo zou zijn en in andere
onderdelen van de arbeidsmarkt niet. Het is dus prima als mensen
ervoor kiezen om alfahulp te worden. Alfahulpen zijn van buitengewoon
belang en Stichting Alfatrots is een mooie organisatie die alle recht
van bestaan heeft. Tegen de SP-fractie kan ik dus zeggen: nee, ik ben
niet bezig om alfahulpen uit te roeien; allerminst.
Met mevrouw Willemse ben ik het eens. Waar alfahulpen gewenst zijn is
dat prima. Ik ben het echter ook eens met mevrouw Wolbert dat de inzet
van alfahulpen is doorgeschoten, in die zin dat er vroeger een meer
uitgekristalliseerde verhouding was, waarin een kwart van de mensen
koos voor een alfahulp en de rest voor zorg in natura. Ik zeg niet dat
de verhouding altijd 25/75 moet zijn, maar onder druk van de
omstandigheden ontstond er een groei die onbedoeld en ongewild was en
die alfahulpen en cliënten niet wilden.
De kern van wat ik nu regel, is dat de wet op een volstrekt heldere
manier aan de cliënt moet schetsen wat het onderscheid is tussen een
voorziening in natura en een voorziening anders dan in natura. Dat
betekent dat als het wetsvoorstel wordt aangenomen, het niet meer voor
kan komen dat een burger die kiest voor naturazorg onverhoeds en
ongewild wordt geconfronteerd met lasten waar hij niet om heeft
gevraagd. Als men het anders wil, kiest men bewust voor een pgb of
voor een alfahulp. Daarbij is het van belang om bij de voorziening die
anders is dan in natura, zowel de financiële vergoeding voor de
alfahulp als het pgb in de toelichting te noemen.
Het oorspronkelijke wetsvoorstel kende een drieslag. Je had zorg in
natura, het pgb en de financiële vergoeding, lees alfahulp. Wij hebben
daar de financiële vergoeding van gemaakt omdat de alfahulp niet in de
wet is te vinden. Via ingewikkelde subbepalingen in belastingwetten
bestaat de alfahulp, maar er staat nergens een artikel over de
alfahulp als zodanig. Dus heb ik het een financiële vergoeding
genoemd. Zo is het naar de Raad van State gegaan. Ik weet namelijk ook
hoezeer de Kamer hecht aan het pgb. Dat was voor mij een van de
redenen om ervoor te kiezen om vanuit de cliënt te denken. Als de
cliënt thuiszorg krijgt behoeft deze niets te doen. Als de cliënt een
pgb wil, dan weet deze dat er bepaalde verantwoordelijkheden aan
verbonden zijn. Als de cliënt een alfahulp wil, dat zijn daar ook
bepaalde consequenties aan verbonden. De Raad van State heeft toen
gezegd die driedeling niet helder te vinden, omdat er tussen het pgb
en alfahulp veel overeenkomsten zijn. Volgens de Raad van State is de
kern dat het één via de zorg in natura gaat en dat bij het ander de
cliënt meer moet doen. Op grond van het advies van de Raad van State
hebben wij gekozen voor die tweedeling, omdat die ook het principiële
onderscheid weergeeft. Als je geen zorg in natura krijgt, moet je
weten dat daar verantwoordelijkheden bij horen en daar moet je je dan
ook van bewust zijn. Aangezien de alfahulp niet in de wet genoemd kon
worden omdat die juridisch niet bestaat, hebben wij ervoor gekozen om
ook het pgb niet meer in de wetstekst zelf te noemen maar in de
memorie van toelichting. Er zijn amendementen ingediend om het pgb
alsnog in de wetstekst op te nemen. Daar heb ik geen principiële
bezwaren tegen. Bij de bespreking van de amendementen straks zal ik
daar overigens nader op ingaan.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Tot nu toe houdt de staatssecretaris een inhoudelijk goed verhaal. Dit
is inderdaad wat de geschiedenis is en wat wij willen. Eerder in haar
betoog noemde zij het argument dat in de wet niets staat over alfahulp
in relatie tot zorg in natura. Kortom, de wens rond de alfahulp moet
in de wet terug te vinden zijn. De Raad van State zegt dat alfahulp
niet expliciet in de wet genoemd kan worden. Is die wetswijziging dan
niet een doodlopende weg, gezien de doelstellingen?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ook daar is sprake van een misverstand. Ik heb sommigen horen zeggen
dat doordat het pgb er uit is gehaald dit nu minder bescherming heeft.
Nee, want het pgb staat heel nadrukkelijk in de memorie van
toelichting, net als de alfahulp die niet in de memorie van
toelichting stond van het oorspronkelijke wetsvoorstel. Dus door nu in
de wet zelf het onderscheid te maken tussen zorg in natura en
niet-zorg in natura en vervolgens in de memorie van toelichting het
pgb en de alfahulp op te nemen, heeft dat rechtsgeldigheid en is er
dus juridisch geen enkele reden om te veronderstellen dat het pgb daar
minder kracht door heeft dan nu het geval is. Als iemand naar de
rechter gaat, dan heeft hij middels de memorie van toelichting bij de
wijziging die nu voorligt, dezelfde aanspraak als het geval is wanneer
het pgb in wetstekst staat.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Dan zou, net als dat het geval is rond het pgb, ook amendering rond
alfahulp uitkomst kunnen bieden, zodat het allemaal duidelijker in de
tekst komt te staan.
Staatssecretaris Bussemaker:
Met dat verschil dat dit niet kan, omdat de alfahulp juridisch niet
bestaat.
Er is een maatschappelijk doel en er is een juridische manier om dat
vorm te geven. Ik verheel niet dat het ons heel wat hoofdbrekens heeft
gekost om een manier te vinden om dat juridisch vorm te geven. Ik heb
de indruk dat er in de samenleving en in de Kamer niet veel onenigheid
is over wat wij willen. Wij willen dat cliënten weten waar zij aan toe
zijn en wij willen dat medewerkers niet ongewild alfahulp worden. Dat
zijn uitgangspunten waar ik steeds een brede overeenstemming over heb
gehoord. Dat is wat ik wil doen.
Mijn voornemen was om dat via een driedeling te doen. Daar heeft de
Raad van State echter commentaar op geleverd. Enerzijds omdat die
alfahulp niet wettelijk bestaat en anderzijds omdat alfahulp en pgb op
onderdelen sterker op elkaar lijken, dan alfahulp en zorg in natura.
Die zaken mochten daarom niet gelijkwaardig naast elkaar staan.
Juridisch vond men dat dus problematisch. Wij hebben daarom voor een
andere constructie gekozen. Ik meen dat in het amendement op stuk nr.
15 van de heer Van der Vlies en mevrouw Van Miltenburg zowel pgb als
de financiële vergoeding wordt genoemd. Dat is een manier om dat terug
te brengen in de wettekst. Ik heb goed naar de woordvoerders
geluisterd. Ik begrijp dat daar sterk aan gehecht wordt. Ik kan
honderd keer zeggen dat pgb ook met de memorie van toelichting
rechtsgeldig en verzekerd is, maar ik zag mevrouw Van Miltenburg net
al haar hoofd schudden. Ik begrijp dus goed dat zij hecht, of het nu
juridisch, symbolisch of maatschappelijk is, aan de betekenis van het
pgb, waarvan ik weet dat zij die zelf in de wet heeft geamendeerd. Ik
ben bereid om daarnaar te luisteren.
Voorzitter. Wat is het verschil tussen het pgb en een financiële
vergoeding? Het pgb is breed. Dat betekent dat het pgb ingezet kan
worden voor alle individuele voorzieningen, bijvoorbeeld voor een
rolstoel, een scootmobiel, woningaanpassing of een traplift. Het pgb
wordt ook vaak gebruikt voor eenvoudige hulpmiddelen, zoals
douchebeugels of een verhoogde toiletpot. Het pgb is bovendien
regelvrij. Dat wil zeggen dat iemand de relatie met zijn medewerkers
op verschillende manieren vorm kan geven. Dat kan via een
opdrachtgeverschap aan een zzp'er of aan een bedrijf, bijvoorbeeld een
schoonmaakbedrijf. Een pgb-houder kan ook kiezen voor een beperkt of
een volledig werkgeverschap. Ook heel andere relaties, burenhulp of
betaalde diensten door familie, zijn mogelijk. Pgb kent daarmee zeer
vele varianten.
De financiële vergoeding lijkt op het pgb, maar is specifieker en
regelt meer voor de burger en de alfahulp. Datgene dat wordt geregeld,
volgt uit de regeling Dienstverlening aan huis. Richting mevrouw Koser
Kaya zeg ik dat die regeling mij zeer lief is. Dat is namelijk een van
de thema's waar ik mij indertijd als Kamerlid zeer voor heb
ingespannen. Weet dus dat ik zeer goed heb opgelet dat wij daar met
deze wetswijziging geen eind aan gaan maken. Maar die regeling moet er
wel in passen. Elementen uit die regeling zijn dat de burger geen
sociale premies en loonheffing hoeft in te houden, dat een alfahulp
minimaal vier weken per jaar betaalde vakantie krijgt, dat een burger
bij ziekte de alfahulp zes weken moet doorbetalen, dat de burger als
werkgever aansprakelijk is voor schade die de alfahulp tijdens het
werk oploopt en dat een alfahulp niet meer dan drie dagen in de week
mag werken.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Juist omdat de pgb-regeling op verschillende manieren vormgegeven kan
worden, hebben gemeenten volgens mijn fractie, als je de keuze voor
het pgb goed borgt in de wet, de mogelijkheid om naast het pgb een
specifieke vorm van een pgb te creëren, namelijk iets dat lijkt op wat
wij hier de alfahulpconstructie noemen. Andere gemeenten hebben daar
een voucherconstructie voor. Er zijn allerlei constructies mogelijk.
Dat kan in de beleving van mijn fractie al wanneer je alleen het pgb
borgt in de wet. Daarmee voorkom je dat gemeenten in verwarring zijn
over de vraag of zij per se een derde optie moeten maken en hoe zij
dat dan vorm moeten gaan geven.
Staatssecretaris Bussemaker:
Daar hebt u tot op zekere hoogte gelijk in, maar dat zou weer de
indruk kunnen wekken dat je wel een pgb wilt stimuleren, maar dat je
de alfahulp niet de aandacht geeft die het verdient. De gemeente zegt
dan: u krijgt een pgb. Vervolgens moeten mensen dan uit gaan zoeken --
dat is vrij ingewikkeld -- wat precies het verschil is tussen een pgb
en een alfahulp.
Je zou inderdaad aan de ene kant de zorg in natura kunnen hebben en
aan de andere kant de zorg niet in natura met een brede
deelverzameling pgb. Daarbinnen heb je dan een specifieke
subverzameling waarin de alfahulp zit. Omdat de alfahulp al is
ingeburgerd, omdat die deel uitmaakt van de Regeling dienstverlening
aan huis en omdat de alfahulp herkenbaar moet zijn voor mensen die die
hulp willen, hecht ik eraan dat de alfahulp ook als zodanig wordt
benoemd. Ik vind dat je mensen anders het bos instuurt. Ik voer zeer
veel overleg met gemeenten. Met hen communiceren wij over het hele
implementatietraject door het cruciale verschil tussen zorg in natura
en zorg niet in natura aan te geven. Wij kennen het pgb, maar wij
kennen ook de alfahulp en dat hangt nauw met elkaar samen. Dat is
precies wat wij wilden. Vandaar de oorspronkelijke bedoeling van het
naast elkaar zetten van wat cliënten kennen: thuiszorg, pgb en
alfahulp.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik ben blij dat de staatssecretaris erkent dat het in theorie zo is
dat een pgb een mogelijkheid is voor gemeenten om allerlei vormen van
specifieke uitkeringen mogelijk te maken, bijvoorbeeld de alfahulp, de
inzet van zzp'ers of vouchers. Misschien kunnen wij tot elkaar komen.
Ik heb namelijk een amendement dat de financiële vergoeding uit de
wetstekst haalt. Alleen het pgb staat als enige herkenbare keus naast
zorg in natura. Als wij in de toelichting opnemen dat er onder het pgb
natuurlijk ook zaken als de alfahulp of de voucher verstaan kunnen
worden, zouden wij tot een prima en zuivere wetstekst kunnen komen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Wij hebben in ieder geval allebei duidelijk dat de alfahulp niet bij
zorg in natura hoort. Het past bij de lijn waarin de cliënt moet weten
wat voor verantwoordelijkheden hij heeft. Eerlijk gezegd maakt de
precieze juridische vormgeving mij niet zo veel uit. Ik heb daar geen
principiële punten bij. Aan het eind van mijn beantwoording zal ik
even de amendementen langslopen. Er zitten namelijk een paar andere
technische haken en ogen aan. Mevrouw Van Miltenburg heeft ook een
amendement over ...
De voorzitter:
Mevrouw de staatssecretaris, laten wij dit straks doen bij de
behandeling van de amendementen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat is goed.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Als ik oud zou zijn, hulp nodig zou hebben
en zou moeten kiezen tussen de drie varianten zou ik waarschijnlijk
kiezen voor een pgb. Dat is ruimer en dan kan ik veel meer maatwerk
bestellen voor mijzelf. Ik zou ook kunnen kiezen voor een medewerker
bij een zorginstelling vanwege het feit dat je als oudere
hoogstwaarschijnlijk die verantwoordelijkheid niet kunt of wilt
dragen. Dan is de meerwaarde van het benoemen van de alfahulp toch een
beetje een dode letter?
De VNG geeft in een brief aan dat als je dit wetsvoorstel op deze
manier doorzet, je de onderkant van de samenleving die de stap naar de
arbeidsmarkt moet maken, eruit gooit. Dat is toch nooit de bedoeling
geweest? Dat kan toch niet de bedoeling van de staatssecretaris zijn?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb nergens gelezen dat de VNG dat zegt. Ik kan het op dit punt ook
alleen maar principieel oneens zijn met mevrouw Koser Kaya. Juist met
deze zet bieden wij perspectief op dat terrein. Mevrouw Willemse heeft
mij gevraagd of ik van plan ben om de alfahulp weg te doen. Nee, dat
ben ik juist niet van plan. Daarom noem ik de alfahulp. Ik wil niet de
indruk wekken dat het alleen met een pgb kan en dat je daarbinnen dan
maar moet zoeken naar de mogelijkheden om dat met een alfahulp te
regelen. Ik vind dat de alfahulp als bewuste keuze absoluut moet
kunnen blijven bestaan.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Ik heb hier die brief van de VNG. Ik wil die
straks met alle plezier aan de staatssecretaris geven. Daarin wordt
mijn punt wel degelijk gemaakt. Het leidt tot frictie op de
arbeidsmarkt. Ik kan de antwoorden van de staatssecretaris niet rijmen
met de terecht kritische vraag van de VNG.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb die brief van de VNG ook. Ik heb de afgelopen weken meer dan
eens met de VNG overlegd. Ik kom er zo op terug. Wij hebben
afgesproken gezamenlijk op te trekken en alle mogelijkheden te
benutten als zich fricties zouden voordoen. Ik kom daar zo op terug.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Ik vraag de staatssecretaris om in het wetsvoorstel heel duidelijk
overeind te houden onder welke noemer men die positieve
alfahulpconstructie kan vinden. Het moet niet zo zijn dat je ergens
onder een pgb moet zoeken of daar nog een haakje zit. Het moet voor de
klant en de uitvoerders bij het loket duidelijk zijn dat dit een
mogelijkheid is. Ik ben het helemaal met u eens dat wij dan uitgaan
van iemand die alfahulp wil zijn en van een klant die alfahulp wil
ontvangen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat ben ik helemaal met u eens. Dat kan op verschillende manieren,
bijvoorbeeld zoals het nu is geformuleerd door in de wet en in de
memorie van toelichting "zorg in natura" en "niet zorg in natura" op
te nemen. Het kan ook zoals in verschillende amendementen wordt
voorgesteld, namelijk door in de wet wel het pgb maar ook de
financiële vergoeding te noemen. Dan heb je immers het haakje voor de
alfahulp. Als u het pgb erin wilt omdat u dan zekerder weet dat het
wettelijk beschermd is, wil ik graag dat haakje om de positie van de
alfahulp te borgen.
Nogmaals: aan het onderscheid dat wij in de wet hebben gemaakt, valt
juridisch misschien best nog het een en ander te verbeteren, maar wij
hebben geprobeerd om dit zo goed mogelijk te formuleren, zodat je
aansluit bij de beleving van de burger en het maatschappelijke
probleem. De burgers kent dus de thuiszorg, de alfahulp en het pgb. Zo
zou het ook eigenlijk door de gemeente geformuleerd moeten worden, met
een onderscheid: het ene wordt gedaan door de organisatie; bij de
andere twee varianten moet men weten dat men echt veel zelf moet doen.
Ik denk dat wij daarmee de verantwoordelijkheid nemen om een probleem
in de Wmo op te lossen.
Ik zeg daar zeer nadrukkelijk bij dat dit wetsvoorstel niet het enige
is. Ik ben ook absoluut niet geneigd om alles maar met een wet op te
lossen. Wij doen het ook op andere terreinen. Verschillende sprekers
hebben gerefereerd aan het kwaliteitskader. Ook dat is een manier om
te bekijken of het goed gaat met de Wmo. Wij hebben verschillende
onderzoeken laten verrichten naar de indicatiestelling en de hulp bij
het huishouden. Recent hebben wij de aanbevelingen daarvan voor
gemeenten gepresenteerd in een factsheet. Je ziet dan ook dat de
tarieven bij alle nieuwe aanbestedingen stijgen. Gemeenten en
aanbieders leren dus van een aantal problemen die in het begin zijn
ontstaan. Er wordt door gemeenten en aanbieders gelukkig dus al
rekening gehouden met de gevolgen van de wetswijziging. Dat betekent
dat wij heel goed samenwerken. Uit een inventarisatie van het BTN
blijkt dat dit een landelijke trend is.
Wij zien ook dat het boekje Sociaal overwogen aanbesteden heeft
gewerkt en heeft bijgedragen aan de kwaliteit van de aanbesteding en
daarmee aan de kwaliteit van de ingekochte ondersteuning. Het
onderzoek naar de transparantie en de kostenstructuur van hulp bij het
huishouden zorgt ervoor dat reële tarieven worden afgesproken en dat
daadwerkelijk goede ondersteuning geboden kan worden. Transparantie is
dus overal de rode draad.
Ik heb al aangegeven -- daar zal ik dus kort over zijn -- dat ik op
geen enkele manier de behoefte of de bedoeling heb om te treden in de
verantwoordelijkheid van de lokale overheid. Ik tast naar mijn idee de
beleidsvrijheid van gemeenten ook niet aan. Er zijn geen lokale
bestuurders die burgers ongewild met een alfahulp willen confronteren
en er zijn geen lokale bestuurders die medewerkers willen dwingen om
als alfahulp aan de slag te gaan. De Wmo is en blijft een wet die ten
principale de autonomie van de gemeente als basis heeft. Alleen op de
punten waar de positie van de burger in het geding is, kent de Wmo
nadere bepalingen. In die redenering past naar mijn idee mijn
wetsvoorstel.
In dat kader is het van belang om op te merken dat dit wetsvoorstel op
geen enkele manier de innovatieve en creatieve kracht van het lokale
bestuur in de weg zit. De goede initiatieven die ik overal in het land
zie ontstaan om de hulp bij het huishouden te verbreden, bijvoorbeeld
naar persoonlijke dienstverlening rondom het huis, gaan onverminderd
voort. Dat past ook bij de door mij toegejuichte kanteling van het
compensatiebeginsel. Volgens mij sprak mevrouw Koser Kaya over de
plannen van de VNG en de CG-Raad in het kader van de kanteling. Dat
zijn hun initiatieven; daar zijn zij nog heel hard mee bezig. Dat
heeft niets te maken met de wetswijziging. Ik wacht hun voorstellen
echt van harte af. Zij sluiten heel goed aan bij wat ik op dit moment
doe. Dat geldt ook voor de lessen die getrokken worden over
indicatiestelling: moet je dat met huisbezoeken doen, moet je dat
telefonisch doen, moet je -- zoals een onderzoek heeft uitgewezen --
vooral bij het eerste gesprek meer tijd uittrekken om goed met burgers
te praten? Het geldt ook voor de verbindingen met nieuwe
beleidsterreinen. Ik denk dat deze wet, met een zuivere definiëring
van de alfahulp echt enorme kansen biedt om de relatie tussen de Wmo
en de WWB en dus de combinatie van mensen aan het werk helpen en het
ontwikkelen van persoonlijke dienstverlening op wijk- en buurtniveau
te versterken.
Ik heb al eerder gezegd dat ik overleg heb gehad met de VNG. Ik heb
dat ook vorige week gehad in het bijzijn van ActiZ en BTN. Dat overleg
ging primair over het verspreiden van de resultaten van het onderzoek
van PwC naar de tarieven van de hulp bij het huishouden, waarover wij
het eerder met elkaar hebben gehad. Dat overleg was zeer constructief
en alle aanwezige partijen deelden de urgentie van een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor een goede thuiszorg, nu en in de toekomst.
Minstens zo belangrijk is dat ActiZ zijn leden oproept om niet onder
de kostprijs in te schrijven. Ook de VNG wijst de gemeenten op de
noodzaak van reële prijzen. Dat is van belang omdat er meer
medewerkers in loondienst zullen komen na aanvaarding van het
wetsvoorstel. Bij het overeenkomen van tarieven moet daarmee wel
degelijk rekening worden gehouden. Nu dat gaat gebeuren, kan de
beoogde werking van het wetsvoorstel gerealiseerd worden. Ook daar
lopen wij dus eigenlijk al vooruit op de feitelijke implementatie. Die
implementatie zal niet voor 1 januari 2010 plaatsvinden om de
gemeenten de tijd te geven om niet onnodig contracten open te maken.
In dat overleg kreeg de steun voor de wetswijziging praktische handen
en voeten. Wij gaan samenwerken en spreken af de implementatie
gezamenlijk op ons te nemen. Bovendien gaan wij ervoor zorgen dat
alfahulpen waar mogelijk teruggaan naar de zorgaanbieders.
Mevrouw Willemse vroeg of wij deze hulpen voor de zorg kunnen
behouden. ActiZ en BTN zullen thuiszorgaanbieders oproepen om het voor
alfahulpen aantrekkelijk te maken om weer in dienst van de
thuiszorgaanbieders te komen. Dat kan door bijvoorbeeld kleine
contracten voor minder dan tien uur per week aan te bieden. De VNG zal
gemeenten informeren over de mogelijkheden die er zijn om de burgers
met een alfahulp te ondersteunen. Zo kunnen gemeenten deze burgers
ondersteunen in de vorm van bemiddeling of door het organiseren van
administratie.
Daaruit blijkt zonneklaar dat wij ook met de partijen in het veld op
één lijn zitten. Wij zijn hard bezig om op zorgvuldige wijze ervoor te
zorgen dat de alfahulp blijft bestaan, dat de positie van de burger
wordt geborgd en dat er geen mensen voor de zorg verloren gaan.
Mevrouw Leijten (SP):
ActiZ heeft de leden geadviseerd om niet onder de kostprijs aan te
besteden. Wat is het gevolg van dit advies in die gemeenten waar dat
wel gebeurt?
Staatssecretaris Bussemaker:
Wij hebben daarvan nu al een aantal voorbeelden. Er zijn gemeenten
waar de thuiszorg het niet meer verantwoord vindt om bij zo'n tarief
in te schrijven. Dan hangt het ervan af wat de gemeente doet. Bij een
aantal gemeenten heeft dat ertoe geleid dat men opnieuw met aanbieders
om de tafel is gaan zitten en voor hogere tarieven afspraken heeft
gemaakt.
Mevrouw Leijten (SP):
Het heeft ook in een aantal gemeenten ervoor gezorgd -- dat weten wij
beiden -- dat er nieuwe aanbieders op de markt komen die onder een
nieuwe naam de markt veroveren. Deze bedrijven zijn soms wel in
eigendom van schoonmaakbedrijven. Vindt de staatssecretaris dat een
gewenste ontwikkeling? Zijn dat ook gesprekspartners waar het gaat om
het kwaliteitkader, waar het gaat om de arbeidsmarkt en waar het gaat
om de inzet van alfahulp?
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat zijn ook mijn gesprekspartners. Met hen gaan wij binnenkort apart
praten. Zij vallen echter voor een deel onder de koepels. Als het echt
gaat om puur huishoudelijk schoonmaakwerk heb ik overigens niets tegen
een schoonmaakbedrijf. Ik vind dat zeer waardevol werk. Mensen die
daar werken, verdienen alle respect. Het is echter wel van belang dat
er kwaliteit wordt geleverd. Daarvoor hebben wij het kwaliteitkader.
Het moeten dus wel mensen zijn die op de juiste plek werken. Wanneer
er meer hulp nodig is, bijvoorbeeld wanneer een cliënt meer in de
gaten moet worden gehouden en ook de ijskast af en toe eens moet
worden geïnspecteerd, dan heb je misschien iemand nodig die net iets
meer doet. Dat hangt van situatie tot situatie af. Het is de
verantwoordelijkheid van de gemeente om dat te bepalen. Dat is de
compensatieplicht en dat houden wij nauwgezet in de gaten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik vind het eigenlijk een treurige constatering: het is prima dat de
schoonmaakbranche de huishoudelijke zorg in Nederland overneemt. Ik
houd het hierbij.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat is een onterechte conclusie. Op basis van de feiten kan op geen
enkele manier worden geconcludeerd dat de schoonmaakbranche de
huishoudelijke hulp in de thuiszorg overneemt. Wellicht is er soms --
de Wmo heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de verandering
daarin -- door de thuiszorg op hoog, en dus duur, niveau zorg verleend
die ook op een andere manier vorm had kunnen krijgen. Ik heb niets
tegen dat laatste, want het betekent dat er geld overblijft. Dat kan
bijvoorbeeld worden gebruikt om heel andere belangrijke
welzijnsvoorzieningen te financieren, die wij met elkaar allemaal ook
willen.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Ik heb nog een vraag over de alfahulpconstructie. Hoor ik de
staatssecretaris zeggen dat gemeenten, die daarvoor straks
verantwoordelijk zijn, via uitbesteding aan derden de zaken ook zo
kunnen regelen als ware het voor de klant zorg in natura? Zorg in
natura wordt door een thuiszorginstelling verricht. Als ik een
alfahulp wil, kan de gemeente mij verwijzen naar een
bemiddelingsbureau. Dat kan zowel de bemiddeling als de uitvoering van
de werkgeverstaken op zich nemen. Is dat dan vergelijkbaar? Het
antwoord van de staatssecretaris op die vraag is mij nog niet helemaal
duidelijk.
Staatssecretaris Bussemaker:
Het antwoord daarop is "nee", maar ik kom daarop zo nog terug.
Bemiddeling en uitvoering mogen niet in één hand komen, want dan
zouden wij teruggaan naar de oude situatie.
De drie partijen en VWS zijn gezamenlijk bezig om ervoor te zorgen dat
er een soepele overgang komt. ActiZ en BTN roepen thuiszorgaanbieders
op om zich in te spannen voor de kleine contacten en de VNG zal mensen
informeren. Daarmee hebben wij een grote stap gezet om tot een
duidelijker onderscheid te komen. Het onderscheid tussen zorg in
natura en andere zorg is echter nog niet voldoende. De burger moet
daadwerkelijk weten waarvoor hij kiest. Vandaar de geïnformeerde
toestemming. Gemeenten worden verplicht om hun burgers goed en
begrijpelijk te informeren. Dadelijk kom ik nog terug op de specifieke
vragen daarover. De vragen van mevrouw Willemse -- is alles goed
doordacht en nagerekend? -- neem ik mee bij de financiën. Wij hebben
meermalen met de partners gesproken, recent nog met VNG, ActiZ en BTN.
Zij weten goed waaraan ze toe zijn en wat de bedoeling is.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Ik ben blij met de stappen die inmiddels zijn gezet: de contacten met
ActiZ en VNG en de afspraken die daaruit zijn voortgevloeid. Is dat
voldoende in combinatie met dat ene prestatieveld inzake
informatievoorziening? Het zou voldoende moeten zijn.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb nog niet alle vragen over het pgb en zorg in natura beantwoord.
Als de Kamer het mij toestaat, wil ik dat eerst doen en dan overgaan
naar de geïnformeerde toestemming.
Mevrouw Van Miltenburg vroeg: moeten gemeenten altijd zowel het pgb
als de financiële vergoeding aanbieden? Ja, dat moeten ze allebei
doen, tenzij er overwegende bezwaren tegen zijn. Zo staat het nu ook
in wet. Zoals de Kamer weet, gaat het dan bijvoorbeeld om dak- en
thuislozen. Deze lijn wordt doorgetrokken.
Mevrouw Leijten vroeg: wat moet worden verstaan onder "toereikend" en
"vergelijkbaar"?
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik snap niet waarom een gemeente per se die keuze moeten aanbieden,
ook als de gemeenteraad in overleg met het bestuur heeft afgesproken
om het anders te organiseren. Een gemeente moet dan iets optuigen
omdat de wet het oplegt, terwijl het lokale bestuur er geen enkele
behoefte aan heeft. Dat leidt tot onnodig bureaucratisch gedoe, wat
geld kost dat niet ten goede komt aan de burger in de desbetreffende
gemeente.
Staatssecretaris Bussemaker:
Maar dan snap ik niet waarom u zo graag dat pgb weer in de wettekst
wilt hebben.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Omdat ik zeg: je hebt in de wettekst alleen zorg in natura en het
persoonsgebonden budget, dus je hebt de keuzevrijheid geborgd. Daarom
laat ik het aan de gemeente over om te beslissen of er naast het
persoonsgebonden budget als keuzemogelijkheid nog een verfijning
mogelijk is, zoals bijvoorbeeld een financiële vergoeding, zoals u dat
noemt. Daarover mag de gemeente dan binnen haar eigen democratische
verhoudingen beslissen; zij hoeft dat niet te doen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Daarmee maakt u weer onderscheid in de zin dat u het persoonsgebonden
budget in de letterlijke vorm hoger plaatst dan een alfahulp. Juist
omdat ik hecht aan de alfahulp, vind ik dat burgers daarop moeten
worden gewezen door de gemeente. Van het allergrootste belang is dat
de gemeente burgers er vooral op wijst dat iets anders dan zorg in
natura verantwoordelijkheden meebrengt en dat de burger daar gebruik
van kan maken mits die weet wat hij doet. Juridisch gezegd kan dat
alleen een persoonsgebonden budget zijn, maar ik vind het onwenselijk
als de gemeente uitdraagt dat een persoonsgebonden budget eigenlijk
voor alle individuele hulpmiddelen is en dat dat veel gedoe oplevert,
zodat mensen die een alfahulp hebben of willen hebben, eigenlijk die
kans niet geboden wordt.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik vind dat u een ontzettend morele waarde toekent aan het in mijn
ogen gewoon een zuivere afweging maken. Je kiest hetzij voor zorg in
natura, hetzij voor een persoonsgebonden budget. In de Wmo hebben wij
vastgelegd dat de gemeente moet worden verplicht om iets te bieden,
zij het dat zij zelf mag beslissen in welke vorm of vormen zij dat
doet. Ik zeg niet dat een alfahulp minder dan een persoonsgebonden
budget is; het is gewoon een afgeleide van het persoonsgebonden
budget. In alle eerlijkheid, staatssecretaris, hebt u zojuist op een
eerder door mij gestelde vraag gezegd: ja, feitelijk hebt u gelijk dat
binnen de pgb-constructie een alfahulpconstructie mogelijk is. Dat is
helemaal niet minder; het is een vorm van een persoonsgebonden budget.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dan zijn wij dus weer terug bij de discussie waarom wij zijn begonnen
met de drietap: ik wil niet voorschrijven dat mensen alleen maar een
persoonsgebonden budget kunnen hebben. Er zitten vormen in die wij
allemaal kennen, ook uit de oude situatie: zorg in natura,
persoonsgebonden budget en een alfahulp. Zorg dan dat de gemeente er
ook op die manier zo herkenbaar mogelijk voor de cliënt over
communiceert. Volgens mij zijn wij het verder helemaal niet zo oneens
met elkaar. Misschien moeten wij het ook niet eindeloos gaan zoeken in
de juridische verfijning. Laat de gemeente aangeven, omdat er heel
veel alfahulpen zijn en mensen daar heel veel waarde aan hechten, dat
dit de manier is waarop het ook kan.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Voorzitter. Eerlijk gezegd, snap ik dit ook niet. Waarom is het niet
voldoende als het persoonsgebonden budget in de wet blijft staan
evenals de informatieplicht voor gemeenten, zodat burgers op de hoogte
gesteld worden van het feit dat een van de opties binnen het
persoonsgebonden budget de alfahulpconstructie is? Ik krijg toch een
beetje de bijsmaak dat de alfahulpconstructie op een speciaal
dienblaadje opgediend wordt en dat de financiële vergoeding het mensen
wel heel gemakkelijk moet maken om daar alsnog een beroep op te kunnen
blijven doen. Ik snap zeker dat wij dat niet willen uitsluiten, maar
ik zie niet wat het belang is van het extra gemakkelijk maken. Wij
wilden met deze wetswijziging toch juist gedwongen
alfahulpconstructies zowel van de zijde van de cliënt als van de zijde
van de werknemers voorkomen? Waarom is het dan zo belangrijk om het
via een aparte financiële vergoeding alsnog extra aantrekkelijk te
maken?
Staatssecretaris Bussemaker:
We maken het helemaal niet extra gemakkelijk. We zeggen alleen dat een
bestaande situatie in de toekomst kan worden gecontinueerd mits mensen
maar beseffen welke verantwoordelijkheden daar voor hen aan
vastzitten. Dat is de kern van het betoog. Dat moet de gemeente doen
en dus moet de gemeente uitleggen dat aan een persoonsgebonden budget
deze voorwaarden verbonden zijn en dat aan een alfahulp en aan het
aansluiten op persoonlijke dienstverlening -- die hebben wij met zijn
allen gewild en is in wet- en regelgeving vervat -- gene voorwaarden
vastzitten. Ik vind dat niet zo'n ingewikkeld verhaal, eerlijk gezegd.
De voorzitter:
Mevrouw Sap, u mag nog één maal. Ik verzoek de staatssecretaris iets
korter te antwoorden. U bent toch nog steeds met uw eerste blokje
bezig?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ja.
De voorzitter:
Dat vreesde ik al.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik vind het wel een ingewikkeld verhaal. Het wordt nog steeds maar
niet duidelijk waarom niet binnen de context van het persoonsgebonden
budget kan worden geregeld dat gemeentes, als een van de opties van
het persoonsgebonden budget, tegen hun burgers zeggen: hiervoor kunt u
de alfahulp inhuren en daaraan zijn deze en deze consequenties
verbonden. Ik snap nog steeds niet waarom dit via een aparte
financiële vergoeding zou moeten gaan. Juist door dit er als iets
aparts naast te zetten, wekt de staatssecretaris wellicht ook
verwarring bij gemeentes, en maakt ze er toch een constructie van die
gemeentes misschien extra onder de aandacht gaan brengen. Nogmaals,
wij hebben signalen gekregen dat gemeentes die constructie van de
alfahulp met bijzondere druk onder de aandacht van hun cliënten
brengen. Het is niet zo dat zij direct medewerkers dwingen tot die
constructie, maar zij brengen deze wel in het bijzondere onder de
aandacht van cliënten, omdat het voor hen goedkoper is. Dat moet de
staatssecretaris toch niet willen stimuleren.
Staatssecretaris Bussemaker:
Nee, maar het is niet goedkoper dan een pgb. Ook die redenering gaat
dus niet op. Juridisch heeft mevrouw Sap gelijk. De gemeente kan
formeel een pgb aanbieden en dan zeggen: daaronder valt een alfahulp.
Als je eraan hecht dat informatie over bestaande vormen die mensen
concreet kennen en waarmee zij al heel lang hebben gewerkt, zo
duidelijk en onomwonden mogelijk aan de burger wordt verstrekt, en
vooral dat de burger weet waaraan hij begint, lijkt het me toch niet
te veel gevraagd om tegen de burger te zeggen: als u aan een pgb of
een alfahulp begint -- dat zijn de vormen die wij concreet kennen --
dan moet u weten wat daaraan vastzit. Toevallig is dit op veel
onderdelen van het pgb en de alfahulp hetzelfde, hoewel mevrouw Sap
gelijk heeft dat formeel de alfahulp een variant kan zijn binnen het
pgb.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Dan zijn wij precies bij de vraag die ik hierover heb gesteld. Wat is
in de kern het verschil tussen een alfahulp die betaald wordt uit een
pgb en een alfahulp die betaald wordt uit een financiële vergoeding?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb net gezegd wat precies de verschillen zijn tussen een pgb en
een alfahulp. Een alfahulp kan ook binnen een pgb werken, maar bij een
pgb kan veel meer dan bij de alfahulp. Een pgb kan voor hulp bij het
huishouden en voor Wmo-hulpmiddelen gebruikt worden, en een alfahulp
niet. Met een pgb kun je op diverse manieren hulp bij het huishouden
regelen. Bij de alfahulp is alleen dienstverlening aan huis op grond
van een arbeidsovereenkomst mogelijk. Bij een pgb kan het om een
aantal dagen hulp gaan en volgens de dienstenregeling aan huis is dat
niet meer dan drie dagen. Als je een pgb hebt en voor de
dienstverlening aan huis, de huishoudelijke hulp, een alfahulp wilt
inhuren, moet je voldoen aan de eisen die ook gelden voor andere
alfahulpen.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik weet dat een pgb voor van alles en nog wat ingezet kan worden en
dus breder is dan de financiële vergoeding, maar dat was mijn vraag
niet. Mijn vraag aan de staatssecretaris was: geef klip-en-klaar aan
waar precies het verschil ligt tussen een alfahulp die op basis van
een pgb wordt betaald en een alfahulp die op basis van een financiële
vergoeding wordt betaald. Wat is vanuit de alfahulp geredeneerd
precies het verschil?
Staatssecretaris Bussemaker:
Voor de alfahulp maakt het geen verschil, maar vanuit het pgb en de
financiële vergoeding is er wel een onderscheid. Een pgb-houder kan op
alle mogelijke manieren mensen vragen om die hulp te verrichten, en
dat kan bij een alfahulp niet. Zoals ik al eerder zei, kun je het pgb
formeel als een verzameling zien, waarbinnen een specifieke
deelverzameling de alfahulp is. Omdat wij die met z'n allen al heel
lang kennen, omdat die vertrouwd is en omdat het van belang is dat dit
ook zo blijft, hebben wij aangegeven: laat dit ook tot uitdrukking
komen in de wijze waarop gemeenten dit communiceren. Dan hebben we het
gezamenlijke kernprobleem opgelost. Een alfahulp kan alleen als het
niet zorg in natura is. Mevrouw Wolbert vindt dat dan gecommuniceerd
moet worden dat het een pgb is en dat het vervolgens aan gemeenten
moet worden overgelaten hoe ze dat met de alfahulp communiceren.
Gezien het feit dat er al heel veel mensen zijn die wel graag een
alfahulp willen, dat er veel mensen zijn die als alfahulp willen
blijven werken en dat wij bovendien straks niet meer dan strikt nodig
overgangsproblemen willen hebben, vind ik dit uit maatschappelijk
oogpunt onwenselijk, maar juridisch heeft zij gelijk dat een alfahulp
die binnen een pgb werkt dezelfde juridische status heeft als een via
de financiële vergoeding.
De voorzitter:
Mevrouw Wolbert, laatste maal.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Ik sluit me aan bij de vraag van mevrouw Sap; in mijn inbreng heb ik
ook aandacht aan dit punt besteed. Is het niet zo dat je door een
aparte regeling de alfahulp speciaal in het zonnetje zet, wat
eigenlijk de bedoeling van de financiële vergoeding is? In feite zeg
je: "let op, u kunt ook nog een alfahulp inhuren". Kunnen gemeenten
met zo'n regeling cliënten niet makkelijker wijzen op die
alfahulpconstructie. Gaat bij het omgaan met Wmo-budgetten daar geen
perverse prikkel vanuit?
Staatssecretaris Bussemaker:
Nee, volgens mij niet. Wij hebben immers zeer veel nadruk gelegd op de
geïnformeerde toestemming van de burger. Hij moet namelijk wel heel
goed weten wat hij doet. De gemeente kan dus niet zomaar zeggen dat
iemand een alfahulp moet nemen. Wij willen ook niet aangeven --
gemeenten doen dat ook niet -- dat mensen een pgb zouden moeten nemen.
Ik zie dus dat probleem niet.
Mevrouw Leijten (SP):
Na dik 20 minuten zijn wij er dan toch uit. Eigenlijk kan gewoon in de
wettekst staan "zorg in natura of pgb", want de alfahulp is onderdeel
van het pgb. Wij hebben er lang over gedaan om tot die conclusie te
komen. Samen met de collega's van de GroenLinks- en PvdA-fractie blijf
ik mij afvragen waarom die financiële vergoeding, in al die brochures
of hoe gemeenten dat moeten gaan doen -- de wijze van
informatievoorziening is namelijk vrij -- via de wet moet worden
geregeld. Waarom moet die extra uitdaging -- "u kunt een zak geld
krijgen" -- in de wet worden opgenomen?
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat moet, omdat nu onduidelijk is of de alfahulpconstructie in de wet
onder zorg in natura of onder het pgb valt. Dat staat nu nergens
omschreven en wij hebben gezien welke problemen dat heeft opgeleverd.
Dat willen wij oplossen.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat lossen wij op.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat lossen wij inderdaad op.
Mevrouw Leijten (SP):
Ja, maar waarom bestaat dan de hulp die iemand kan krijgen, uit zorg
in natura of een financiële vergoeding of uit nog een andere vorm van
financiële vergoeding? Waarom die onevenwichtigheid?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb dat geprobeerd uit te leggen: omdat wij willen aansluiten bij
de maatschappelijke werkelijkheid, zoals wij die kennen en zoals die
herkenbaar is voor cliënten, waarbij mensen gewend zijn om te denken
in termen van een pgb en van een alfahulp. Dat is het meest natuurlijk
en bovendien het meest makkelijk te communiceren. Je wilt niet dat
alfahulpen de dominante werkvorm in de thuiszorg worden, als dat
ongewild is. Je wilt evenmin een druk om de alfahulpen uit te roeien.
Je wilt daarentegen vooral dat cliënten een bewuste keus maken.
Daarom hecht ik aan deze constructie. Ik voeg er wel aan toe dat het
inderdaad juridisch gezien niet strikt noodzakelijk is. U kunt het dus
amenderen -- dat is aan u -- maar ik vind het niet wenselijk. Ik heb
geen problemen met wijzigingsvoorstellen die de financiële vergoeding
en het pgb in de wettekst noemen.
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, laatste maal.
Mevrouw Leijten (SP):
Wij hebben er heel lang over gedaan om op dit punt te komen. Er
bestaat dus geen verschil tussen de financiële vergoeding en het pgb.
Het maakt mij echt niet uit hoe het genoemd wordt, als maar niet
langer de alfahulpconstructie via de zorg in natura mogelijk is. Ik
begrijp dus niet waarom wij hier zo lang over hebben moeten doen.
Vanmiddag ging het er al over en in de schriftelijke ronde is de
staatssecretaris op dit punt uitgebreid bevraagd. Het had al veel
eerder veel duidelijker kunnen worden. Maar ik bedank de
staatssecretaris dat het nu duidelijk is.
Staatssecretaris Bussemaker:
Graag gedaan.
De voorzitter:
Ik wil voorstellen dat de staatssecretaris nu het onderwerpje pgb en
zorg in natura afrondt en dat wij daarna schorsen voor de dinerpauze,
tenzij zij de resterende onderwerpen in een kort tijdsbestek kan
afronden.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat laatste hangt geheel af van de interrupties.
De voorzitter:
Dat begrijp ik, maar kunt u op basis van uw teksten een indicatie
geven?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik kan het wel proberen. Zeer veel thema's zijn namelijk al aan de
orde geweest. Ik wil dus wel proberen het snel te doen, maar dat wil
ik dan wel graag met u bespreken. Als wij doorgaan op de manier zoals
het tot nu toe is gegaan, heb ik nog veel tijd nodig.
De voorzitter:
Dan maken wij nu het onderwerpje pgb af en dan schorsen wij daarna
voor de dinerpauze.
Ik zie dat mevrouw Koser Kaya een ordevoorstel heeft.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Voorzitter. Collega Wiegman en ik willen
heel graag voorstellen om de tweede termijn van dit debat op een ander
moment te doen. Dan is het toch handiger als de staatssecretaris nu
haar antwoord in eerste termijn afmaakt in plaats van een dinerpauze
ertussen? Anders duurt het nog langer.
De voorzitter:
Dat klopt, maar het besluit over uw verzoek is nog niet genomen. Er
bestaat nog enige onduidelijkheid of wij het zo gaan doen. Ik stel
voor om dan nu in ieder geval het blokje pgb af te maken. Als er
andere berichten zijn en ik hoor dat voordat wij schorsen voor de
dinerpauze, dan kunnen wij altijd nog anders beslissen. Vooralsnog
gaan wij gewoon door op de manier die ik heb voorgesteld.
Staatssecretaris Bussemaker:
Er zijn verschillende vragen gesteld over wat het betekent dat in het
wetsvoorstel staat dat een pgb of een financiële vergoeding toereikend
en vergelijkbaar moet zijn. Dat is omdat de burger daadwerkelijk in
staat moet worden gesteld een voorziening zelf te regelen. Dat geldt
zowel voor het pgb als voor de financiële vergoeding. "Vergelijkbaar"
houdt in dat de burger in principe dezelfde ondersteuning moet kunnen
inkopen als een burger die kiest voor een voorziening in natura, omdat
burgers dan echt de keuze kunnen maken die bij hen past en die keuze
ook in alle vrijheid kunnen maken. "Toereikend" betekent dat de burger
moet kunnen voldoen aan de wettelijk geldende verplichtingen, zoals de
minimumloonvereiste. En inderdaad, zeg ik tegen mevrouw Wolbert, als
iemand met een pgb een arbeidsovereenkomst sluit met een alfahulp, dan
moet hij het minimumloon betalen. Een pgb-houder kan echter ook op een
andere manier iemand inhuren, waarbij hij niet het minimumloon hoeft
te betalen. De voorziening "anders dan in natura" is daarmee een
gelijkwaardig alternatief waarmee een burger de individuele
voorziening, zoals de hulp bij het huishouden of een hulpmiddel, zelf
kan regelen en zelf kan inkopen. Dat wordt nu vastgelegd en
gegarandeerd in de wet.
Mevrouw Van Miltenburg en mevrouw Sap hebben een vraag gesteld over de
Sociale Verzekeringsbank. Mevrouw Koser Kaya deed dat ook, in relatie
tot de administratieve lasten. Gemeenten kunnen zowel voor het pgb als
voor de financiële vergoeding met de SVB een contract afsluiten
waarbij een burger uit die gemeente zich tot de SVB kan wenden voor
assistentie. Er zijn verschillende soorten contracten, variërend van
ondersteuning bij het opstellen van een arbeidsovereenkomst en een
volledige arbeidsovereenkomst of opdracht tot het regelen van de
administratie met loonheffing. Overigens was ik het ten aanzien van de
eigen bijdrage eens met wat mevrouw Van Miltenburg zei over de
stapeling.
Mevrouw Leijten (SP):
De staatssecretaris zegt dat ik iets heb gevraagd over de
toereikendheid, maar vervolgens heeft zij mijn vragen daarover niet
beantwoord. Omvat die toereikendheid naast de minimumloonvereiste
bijvoorbeeld ook een minimumvakantiebijslag, een
aansprakelijkheidsverzekering voor de werknemer die de alfahulp is en
de kosten die mensen moeten maken als zij een alfahulp moeten
vervangen bij ziekte? Die horen toch ook bij toereikendheid?
Staatssecretaris Bussemaker:
Als u meer bijzonderheden wilt, dan kom ik daar later op terug, want
die heb ik niet paraat. De wettelijk geldelijke verplichtingen
omvatten in ieder geval het minimumloon en een aantal andere eisen.
Mevrouw Wolbert heeft gevraagd of de werkgeversfunctie alleen geldt
bij de alfahulp of ook in een andere situatie. Nogmaals, de alfahulp
valt onder de regeling Dienstverlening aan huis. Die is beperkt. Het
kan ook meer dan drie dagen, maar dan moet men kiezen voor een pgb.
Binnen de regeling geldt namelijk een maximum van drie dagen. Ook kan
tussen burgers en hulpverlening onder de Wmo een arbeidsovereenkomst
worden gesloten voor andere hulprelaties dan de huishoudelijke hulp,
bijvoorbeeld chauffeursdiensten en begeleiding. Dat kan ook door een
pgb'er.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik kom terug op het punt van de Sociale Verzekeringsbank. De
staatssecretaris zegt over de netto-uitbetaling dat zij de bezwaren
van collega Van Miltenburg deelt, maar ik heb geen argument gehoord
waarom wij niet gewoon kunnen regelen dat alle gemeenten zich bij de
SVB moeten aansluiten, zodat alle cliënten daarvan kunnen profiteren.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dit is bij uitstek een punt dat wij kunnen bespreken in een
bestuurlijk overleg met de gemeente. Er valt veel voor te zeggen om
het te doen, maar ik vind het niet iets dat ik nu per se in de wet
moet regelen. Juist omdat wij zagen dat er veel misging en omdat dit
zich verder zou ontwikkelen als er niets zou gebeuren, hebben wij
haast gemaakt met dit onderdeel van de wet.
Ik heb de wet dan ook niet meer dan strikt noodzakelijk was, willen
wijzigen.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Begrijp ik u goed dat u zegt dat de aansluiting bij de Sociale
Verzekeringsbank beter verloopt dan de alfahulpconstructie en er op
het eerste punt minder reden is tot zorg?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ja.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Zijn er gegevens waar dat uit blijkt?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik noem het simpele feit dat ik tussen de vijf en tien keer in een
halfjaar met de Kamer heb gedebatteerd, omdat er allerlei dingen mis
gingen. Dat geldt niet op dit punt. Er is geen enorme maatschappelijke
onrust. Op onderdelen zullen zeker verbeteringen kunnen worden
aangebracht en ik ben daar ook graag toe bereid, maar laten wij dan
wel kijken wat de beste manier is.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Mijn grootste probleem is dat de staatssecretaris onderscheid maakt
tussen de borging van de positie van cliënten die zorg in natura
hebben en de borging van de positie van cliënten die een beroep doen
op het pgb. De balans slaat door naar bescherming van de positie van
mensen die zorg in natura gebruiken. Vindt de staatssecretaris dat
wenselijk?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik ben het niet eens met uw constatering. Er is een principieel
onderscheid. Als je al die soesa niet wilt, dan moet je vooral kiezen
voor zorg in natura. Bij het pgb en de AWBZ moet je weten waar je aan
begint. Je moet met een pgb om kunnen gaan. Ook dat moet duidelijk
zijn. Dan kom ik weer terug op het thema waar ik was, de geïnformeerde
toestemming: burgers moeten weten waar zij aan beginnen.
De voorzitter:
Dat onderwerp zullen wij na de dinerpauze behandelen.
De vergadering van wordt 19.15 uur tot 20.15 uur geschorst.
Staatssecretaris Bussemaker:
Voorzitter. Ik was gebleven bij de geïnformeerde toestemming. Ik kan
er vrij kort over zijn, want wij hebben dat onderwerp al op een aantal
punten besproken.
Nieuw in het voorliggende wetsvoorstel is niet alleen dat wij de term
"vergelijkbaar" invullen. Als je een pgb of een alfahulp hebt, moet
dat niet alleen vergelijkbaar zijn. Het budget dat je daarvoor krijgt
moet ook toereikend zijn om aan alle wettelijke verplichtingen te
kunnen voldoen, ook als je een pgb hebt en daarbinnen een alfahulp
krijgt. Nieuw is ook dat de gemeente bij huishoudelijke hulp niet
alleen het aantal uren aan de burger moet melden, maar ook de middelen
aan de burger moet overmaken zodat het geld nooit meer naar een
bemiddelingsbureau kan gaan. Daarmee loopt deze wetswijziging voor op
datgene wat de Kamer mij heeft verzocht te doen bij de pgb's in de
AWBZ. Daarom ben ik niet zo bang dat dit tot problemen zal leiden en
dat er allerlei bureautjes zullen ontstaan. Dat kan alleen als een
burger instemming geeft, zowel over het aantal uren als over het
budget. Dat kan alleen als hij van tevoren door de gemeente is
geïnformeerd; het gaat om geïnformeerde toestemming: u wijkt af van de
regeling die de gemeente met de thuiszorgorganisatie heeft voor zorg
in natura, dan moet u weten wat u doet en dan moet u voorgelicht
worden over de betekenis van het pgb. Hoe de gemeente dat doet, is dan
verder aan de gemeente. Ik ben niet bang dat het een papieren tijger
wordt. De wet schrijft niet voor hoe het moet. Ik weet dat de
SP-fractie daarover een amendement heeft; ik kom er later op terug. In
algemene zin moeten wij de kaders maken en dat doen wij ook bij de
Wmo. Hoe je het daarbinnen regelt, is aan het contact tussen gemeente
en burger. Ik heb er alle vertrouwen in dat wij op deze manier een
belangrijke bijdrage leveren aan een verbetering van de positie van de
pgb-houder c.q. degene die met een alfahulp werkt.
Levert dit dan extra bemiddelingsbureaus op? Je kunt nog steeds
bemiddeling krijgen, ook bij alfahulpen, maar dat is niet anders dan
nu al kan voor pgb's. Omdat het geld direct naar de cliënt gaat en ook
het aantal uren aan de cliënt wordt gemeld, hebben cliënten er wel
zelf zicht op. Gemeenten kunnen zelf bemiddelen, bijvoorbeeld door een
alfahulppool op te zetten. Soms zijn alfahulpen vrouwen die niet in
het arbeidsproces actief zijn, maar die dat wel willen worden. Ik acht
dit een interessante manier voor hen om een stap in die richting te
zetten. Het biedt ook heel veel mogelijkheden om tussen de Wmo en de
Wwb tot initiatieven te komen. Mevrouw Wiegman sprak over voorbeelden
in Tilburg. Die ken ik. Mijn stelling is dat wij met de wetswijziging
dergelijke initiatieven verder stimuleren. Het is duidelijk wat een
alfahulppool kan zijn. De gemeente kan dat organiseren, het kunnen
mensen zijn die uit de Wwb komen, het kunnen herintreders zijn; het
kan van alles en nog wat zijn. Naar mijn idee liggen er daar
mogelijkheden.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
De staatssecretaris wil niet dat vrouwen tegen hun zin alfahulp
worden. Maar mogen mensen die via de Wwb in die alfahulpbak
terechtkomen wel tegen hun wens in door de gemeente worden gedwongen
om alfahulp te worden?
Staatssecretaris Bussemaker:
Nee, ze mogen niet worden gedwongen, ze moeten daarover goede
voorlichting krijgen. Maar het kan wel een stap zijn. Bij mensen in de
WWB denk ik met name aan nuggers, aan herintreedsters. Mevrouw
Willemse gaf mij in de pauze net een heel goed voorbeeld van vrouwen
die gewoon weer wat willen doen voor bepaalde cliënten. Toen ik dat
hoorde dacht ik: daar gaat het nu precies om, die mensen moet je de
mogelijkheid geven. Dat zijn mensen die inderdaad geen uitkering
krijgen. Ook daar moet men weten dat je, als je een uitkering hebt en
je wordt alfahulp, niet verzekerd bent en dat geen pensioenpremie
wordt betaald. Dat geldt voor iedereen, dus ook voor mensen in de WWB.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Kunt u hierover binnen afzienbare tijd samen met uw collega van SZW
een nadere brief aan de Kamer sturen, waarin u erop ingaat hoe u dit
ziet? Als u dit zo in de marge van het debat noemt, ben ik bang dat
dat iets heel anders kan worden dan hier wordt bedoeld.
Staatssecretaris Bussemaker:
Vorige week heb ik uitgebreid overleg gepleegd met mijn collega van
SZW. Tussen WWB en Wmo liggen nog tal van kansen die niet worden
benut. Wij willen om te beginnen een aantal wethouders uitnodigen die
zowel de Wmo als de WWB in hun portefeuille hebben. Van de lessen die
wij daaruit en misschien ook wel anderszins trekken -- er zijn heel
mooie regionale pilots gaande, in samenwerking tussen VWS en SZW --
stel ik de Kamer heel graag op de hoogte. Daar liggen nog veel kansen
voor de toekomst.
Mevrouw Leijten (SP):
Als u die brief toch stuurt, wilt u daarin dan ook ingaan op de
component van duurzame bemiddeling? Zou het niet veel beter zijn om
vrouwen die nu nog langs de kant staan en een uitkering hebben, te
bemiddelen naar duurzaam, echt werk? Wat doen wij met de component dat
vrouwen danwel mannen via zo'n pool, mogelijk gedwongen, mogelijk met
behoud van uitkering, onder hun niveau gaan werken? In antwoord op
schriftelijke vragen staat namelijk dat u dat niet wenselijk vindt in
de zorg.
Staatssecretaris Bussemaker:
Het antwoord daarop heb ik eigenlijk al gegeven: het moet niet
gedwongen zijn. Daar begon deze wetswijziging ook mee. Maar als het
gaat om vrouwen die niet werken en die dit een eerste stap vinden,
omdat ze misschien voor twee vaste cliënten willen werken, en die zich
ervan bewust zijn dat de socialezekerheidsregelingen slecht zijn en
dat er geen pensioen wordt opgebouwd, heb ik daar geen bezwaar tegen.
Mevrouw Leijten (SP):
Wij krijgen een brief, waarop wij beter kunnen wachten.
De voorzitter:
Dat lijkt mij verstandig.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Draagt de wetswijziging nog bij aan die combinatie met de WWB, die nu
al bestaat? De Wmo is bedoeld om zoveel mogelijk combinaties in de
volle breedte mogelijk te maken. Maar is deze wetswijziging een
bijdrage aan het bevorderen en zichtbaar maken van deze combinaties?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ja, absoluut. De alfahulp die ik hier mogelijk wil maken sluit perfect
aan bij de Regeling dienstverlening aan huis. Daar heb ik mij
indertijd als Kamerlid veel mee bemoeid. Omdat ik denk dat daar veel
kansen liggen, zou het mij een lief ding waard zijn -- die regeling
krijgt vooral vorm via de WWB -- als dat meer met elkaar kan worden
gecombineerd. Er ligt ook een andere relatie, maar het voert wat ver
om daarover uit te wijden. Maar in de WWB mogen gemeenten die
midddelen overhouden, deze inzetten voor maatschappelijke
participatie, zodat daar ook omgekeerd een link ligt. WWB, Wmo en Wsw
kunnen op een goede manier met elkaar worden verbonden. Daar krijgt de
Kamer nog een brief over, dus daar moeten wij niet op vooruitlopen.
Als het over de Wsw gaat, gaat het niet over indicatiestelling, dan
gaat het er bijvoorbeeld om dat mensen met een Wsw-uitkering, behalve
in een grote fabriek soms fantastisch werk in de buurt kunnen doen,
mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Dit wordt tussen neus en lippen genoemd, maar het lijkt mij inderdaad
logisch dat dat dan ook in de brief wordt meegenomen. De beschermde
werkplaats lijkt mij namelijk niet per definitie bij de huishoudelijke
verzorging te horen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb het ook niet over de huishoudelijke verzorging, maar over de
persoonlijke dienstverlening. Ik bevind me echter op glad ijs, want
dit is de verantwoordelijkheid van staatssecretaris Klijnsma. Laat ik
dus voorzichtig zijn en er verder niet over uitwijden. De Kamer hoort
nog van ons.
Er zijn enkele vragen gesteld over de rol van gemeenten. Moeten die nu
opnieuw aanbesteden? Hoe zit het met de financiën? Ja, gemeenten
moeten opnieuw aanbesteden. Als de wet ingaat en zij contracten hebben
lopen met thuiszorgaanbieders waarin gebruik wordt gemaakt van
alfahulpen bij zorg in natura, moeten de gemeenten hun contracten
aanpassen. Daarom hebben wij vorig jaar februari al een brief met
hoofdlijnen gestuurd aan alle zorgaanbieders en alle wethouders en
hebben wij met de VNG afgesproken dat de wetswijziging niet eerder
ingaat dan zo'n zes à negen maanden na goedkeuring door de Kamer.
Gemeenten kunnen daardoor hun beleid aanpassen.
We weten dat veel gemeenten nieuwe contracten sluiten, nieuwe
contracten hebben gesloten per 1 januari 2009 of hun contracten met
het oog op de wetswijziging hebben verlengd en veelal nieuwe
contracten afsluiten per 1 januari 2010. Mevrouw Willemse vroeg om
hoeveel contracten het gaat. Per 1 januari 2009 jl. heeft 32% van de
gemeenten nieuwe contracten gesloten. Het merendeel daarvan houdt al
rekening met de wetswijziging. Dat is heel fijn. In de eerste helft
van dit jaar gaat 15% van de gemeenten een nieuw contract sluiten.
Andere gemeenten hebben vooral hun contracten verlengd en zullen na
aanvaarding van het wetsvoorstel een nieuw contract sluiten. Dat is
een van de redenen waarom ik enige haast heb met dit wetsvoorstel. Ik
kom graag tegemoet aan de wens van de gemeenten om deze wetswijziging
per 1 januari in te voeren. Dat is prettiger dan bijvoorbeeld per 1
maart. Ik heb daar ook alle vertrouwen in, omdat er goed overleg is
met de gemeenten en zij veelal hun maatregelen al hebben genomen.
Alles bij elkaar hebben de gemeenten er dan ook bijna twee jaar de
tijd voor gehad.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
We weten dat de staatssecretaris de wetswijziging tijdig heeft
aangekondigd, maar vangt zij alle gemeenten met die tijdige
aankondiging en met de tijd tussen het besluit in de Kamer en het
ingaan van de wijziging? Of zijn er dan nog gemeenten die vóór die
periode een contract hadden en met de consequentie zitten dat zij
contractbreuk plegen en dus zorgen hebben? Zijn zulke gemeenten er nog
of vangt de staatssecretaris alle gemeenten binnen het traject met de
ruimte die zij nu biedt?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik kan nooit zeggen dat het alle gemeenten zijn, want er kunnen er één
of twee zijn die er niet onder vallen. Bijna alle gemeenten hebben er
echter voor gekozen om in eerste instantie geen langlopende contracten
van vier of vijf jaar te sluiten. De gemeenten hebben vanaf februari
vorig jaar kunnen weten dat ze zich moesten voorbereiden op de
wetswijziging. Veel gemeenten hebben ervoor gekozen om te verlengen en
bijvoorbeeld per 1 januari of ergens in het najaar een nieuw contract
te sluiten. Ik ga er dus van uit dat de gemeenten zich er goed op
hebben kunnen voorbereiden. Ik heb ook geen enkel signaal ontvangen
dat dit niet het geval is; niet van individuele gemeenten en ook niet
van de VNG.
Ik kom bij de financiële gevolgen. Het behoort tot mijn financiële
verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat gemeenten beschikken over
voldoende budget, zodat zij de Wmo goed kunnen uitvoeren. Daarom
hebben wij in het financiële arrangement afspraken gemaakt over het
objectieve verdeelmodel, de uitvoeringskosten et cetera. We weten dat
gemeenten in 2007 en 2008 geld hebben overgehouden. Wij hebben vorig
jaar afgesproken dat 30 mln. van die onderuitputting zou worden
afgetrokken en dat het restant zou worden gebruikt om gemeenten in de
gelegenheid te stellen om zich voor te bereiden op de wetswijziging,
maar ook om rekening te houden met andere prijzen. Dat restant was 228
mln. en werd later 150 mln.
Mevrouw Willemse vroeg of de wetswijziging 220 mln. kost. Nee, want er
zijn ooit twee scenario's gemaakt. Een zeer ongunstig scenario waarin
de wetswijziging structureel 220 mln. zou kosten en een gunstig
scenario waarin zij 220 mln. zou opleveren. Dat is een enorme
bandbreedte. Later is de berekening van 150 mln. gemaakt waaraan
mevrouw Wolbert refereerde. Het hangt er dus heel erg van af hoe
gemeenten er precies mee omgaan. Ik veronderstel nogmaals -- en dat is
ook bij de meest recente berekeningen van het SCP gebeurd -- dat we in
de verhouding tussen alfahulpen en zorg in natura teruggaan naar de
situatie van voor de Wmo. Ik heb het over het kwart als
uitgebalanceerd aantal.
Daar heeft het SCP nieuwe berekeningen over gemaakt. Ik vertel dit nu
even heel kort omdat er toevallig vanochtend een bestuurlijk overleg
over de financiële verhoudingen is geweest met de VNG. Wij hebben er
nog een algemeen overleg over. Ook krijgt de Kamer er nog een brief
van mij over. Vanochtend hebben wij met de VNG afspraken gemaakt over
het totale plaatje van de Wmo. Voor 2009 is er een bedrag over van
rond de 250 mln. Daarvan is gezegd dat er een macrobudget voor moet
worden vastgesteld. Er zijn sowieso hogere prijzen vanwege nieuwe
aanbestedingen en prijsstijgingen. Als wij veronderstellen dat wij
ongeveer naar 25% alfahulpen gaan, komt er ook nog een bedrag bij. Dat
is alles bij elkaar 210 mln. Als wij de rekensom maken van wat er nu
over is en wat gemeenten nodig hebben om aan de verplichtingen te
voldoen en om een goed macrobudget voor 2010 te krijgen, ook rekening
houdend met de prijs die straks betaald moet worden en tevens rekening
houdend met de wetswijziging, dan blijft er een bedrag van 127 mln.
over. Wij hebben ook de afspraak met de gemeenten gemaakt dat wij dat
uitruilen tegen de vraag van de gemeenten naar compensatie voor de
pakketmaatregelen AWBZ. Ik ben daar blij mee want het betekent dat wij
van heel veel gedoe met de gemeenten af zijn. Wij hebben dan geen
nacalculatie meer. Wij behoeven elkaar niet meer gek te maken de
komende jaren met wat dingen kosten die heel moeilijk te berekenen
zijn. De AWBZ-pakketmaatregelen zijn namelijk net zo moeilijk te
berekenen als die bedragen. Het betekent ook dat gemeenten hun
verantwoordelijkheid kunnen nemen. De positie van de nadeelgemeenten
zal ook betrokken worden bij het overleg over de financiën. Als het
gaat om de gegevens van de nadeelgemeenten die vroegen om dat mee te
nemen, kan ik zeggen dat het nu bij het periodiek overleg wordt
berekend. Dat kan niet per 1 januari 2010 ingevoerd worden maar wel
per 1 januari 2011. Als er redenen zijn om daarvoor aanpassingen te
plegen, dan zal dat ook gebeuren, zoals ook de VNG nu bij de middelen
die over zijn, rekening zal houden met de positie van nadeelgemeenten.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik aarzelde even omdat de staatssecretaris eigenlijk al een
aankondiging deed van een brief die zij nog gaat sturen. Zij laat nu
echter toch een klein bommetje vallen, namelijk over hoe die
berekening zal plaatsvinden over het teveel aan Wmo-gelden die dan bij
de gemeenten zitten en dat dan uitgeruild wordt tegen de compensatie
vanwege de AWBZ-pakketmaatregelen. Ik zou graag willen dat de
staatssecretaris in genoemde brief ingaat op de consequentie van deze
afspraak voor de jaarlijkse berekening door de onafhankelijke derde
wat betreft de totale hoeveelheid Wmo-gelden die er zijn, teneinde het
macrobudget erop te kunnen afstemmen. Het lijkt mij dat je er nu een
vervuiling door krijgt.
Staatssecretaris Bussemaker:
Er is geen vervuiling. Daar is heel goed over nagedacht, maar die
onafhankelijke derde blijft met goedkeuring van de VNG en het kabinet.
Mevrouw Leijten (SP):
Wij gaan het debat hierover nog aan, maar het lijkt mij wel goed dat
in die brief, waarvan wij als Kamer vandaag hebben gezegd dat wij die
voor 10 april willen hebben, in ieder geval duidelijk staat hoe dat
dan precies is verrekend met die pakketmaatregelen. Ik kan mij
namelijk voorstellen dat er ook gemeenten zullen zijn die er niet zo
blij mee zijn.
Staatssecretaris Bussemaker:
Vanzelfsprekend.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Aangezien die uitruil waarschijnlijk niet wordt gespecificeerd naar
voor- en nadeelgemeenten zou ik graag willen dat de staatssecretaris
op dit punt wat specifieker is in de brief.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat kan ik niet in die brief zijn, want de afspraak is dat de VNG met
een voorstel komt waarin zij rekening houdt met de positie van voor-
en nadeelgemeenten.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Dus als ik het goed begrijp, gaat de VNG zelf intern kijken hoe die
127 mln. landt in de voor- en nadeelgemeenten?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik heb de hoofdlijnen geschetst. Mevrouw Willemse heeft zeer pregnant
een vraag gesteld. Ik vind dat ik haar recht moet doen door wat ik nu
weet met haar en met de Kamer te delen. De kern daarvan is dat er een
afspraak is met de VNG over de financiële tegemoetkoming van zowel het
macrobudget, als de prijsstijgingen en de wetswijziging. Die punten
zijn moeilijk uit elkaar te houden. Enigszins los daarvan, maar wel
samenhangend, zijn er de AWBZ-pakketmaatregelen. Ik weet dat op dat
punt een algemeen overleg is gepland. Misschien is het goed om de ins
en outs van wat de Kamer daar verder nog over wilt weten, in een brief
te zetten. Het gaat nu om het centrale punt of de wetswijziging
betaalbaar is en of gemeenten daar het geld voor hebben. Ik kan daar
sinds vanochtend volmondig met ja op antwoorden.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Ik kom nog even terug op de nadeelgemeenten. Dat is een heel ander
traject. Als er iets wordt veranderd, betreft het een herverdeling
binnen het budget. Ik heb gevraagd of u achter de uitgangspunten staat
die met u zijn gewisseld op grond van het rapport van APO en het
rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau en of het POR het
traject is waarlangs het nu versleuteld wordt. Klopt wat ik denk dat u
zou vinden?
Verder heb ik gevraagd om het per 1 januari 2010 in te voeren. Ik snap
niet dat het nog een jaar langer moet duren. Wij zitten nu nog in het
voorjaar. Ik weet dat u niet achteraf compenseert. Dus ieder jaar dat
een nadeelgemeente het zelf op moet hoesten, krijgt zij niet
gecompenseerd.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik meen dat ik al kort op deze vragen heb geantwoord. Het antwoord op
de eerste vragen is bevestigend. Wij doen dat op basis van het
APO-onderzoek. Ik kijk daar, als het gaat om de sociaaleconomische
gezondheidsverschillen en de lage inkomen, met een positieve
instelling naar. Maar het moet ook wel kunnen. Wij moeten bijvoorbeeld
wel informatie hebben om dat goed te kunnen doen. Er moet namelijk wel
een goed model gebouwd worden. Dat zegt het SCP ook. Dat betekent dat
die vragen in het POR aan de orde zijn. Dat betekent ook dat er tijd
nodig is voordat er een nieuwe verdeelmodel kan komen. Als ik het goed
heb, kan dat op zijn vroegst op 1 januari 2011. Die afspraak is ook
gemaakt met de departementen van BZK en van VWS en met de VNG.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
De nadeelgemeenten zijn erover geïnformeerd? Weten zij dat het nog zo
lang duurt? Zij vragen namelijk iedere keer of het al opschiet.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik dacht het wel. Ik ben toevallig afgelopen maandag zelf in Doetichem
geweest bij de wethouder die het voortouw heeft genomen bij dit
onderzoek. Er was geen sprake van een wanklank. Hij was zelfs zeer
positief over het feit dat er nu een stap werd gezet om datgene wat
zij vroegen mee te nemen in het POR.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik vind het heel positief dat het verdeelmodel wordt aangepast, maar
ook ik schrik van de termijnen. Ik wil de staatssecretaris daarom
vragen om in de brief die wij van haar gaan krijgen voor het algemeen
overleg dat wij hierover zullen gaan voeren, goed de argumenten op een
rij te zetten waarom dat pas per 1 januari 2011 kan. Dan kunnen wij
dat goed meewegen in het debat.
Staatssecretaris Bussemaker:
Volgens mij zal bij dat debat ook de staatssecretaris van BZK, die
over het POR gaat, aanwezig zijn. Zij kan die vragen veel beter
beantwoorden dan ik. Ik begin daar nu dan ook niet aan. Wij nemen dat
mee in de brief en wij zullen dat tijdens het algemeen overleg, dat
vast nog gaat plaatsvinden, met elkaar bespreken.
Voorzitter. Ik ga nu naar het volgende blokje, de gevolgen voor de
arbeidsmarkt. Wij hebben het daar al vrij uitgebreid over gehad.
Alfahulpen kunnen blijven. Er zijn afspraken gemaakt met de gemeenten,
Actiz en BTN om ervoor te zorgen dat wij niet toch nog ergens mensen
zouden gaan verliezen. Ik heb al gewezen op hetgeen gemeenten zelf
kunnen doen als het gaat om werk voor alfahulpen. Wij hebben voor
volgend jaar ook nog het laatste deel van de "Van Geel-middelen" en
die kunnen hier ook een rol bij spelen. Dit in de veronderstelling dat
het daarna goed is uitgekristalliseerd.
Ik ga ervan uit dat er een evenwicht zal ontstaan, bijvoorbeeld als
het gaat over welk percentage mensen zal kiezen voor een alfahulp. Wij
weten dat niet. Ik wil ook geen percentage vastleggen. Het zou wel
logisch zijn om uit te gaan van een verdeling die wij eerder kenden.
Omdat wij daarin een scherp onderscheid maken, zullen mensen er dus
ook niet op achteruitgaan wat betreft arbeidsomstandigheden, zeg ik
tegen de SP-fractie. Velen zullen erop vooruitgaan omdat ze worden
gestimuleerd om weer bij een thuiszorgorganisatie in dienst te treden.
Daardoor krijgen zij een salaris dat anders berekend is. Dat is het
verschil tussen in loondienst werken en alfahulp zijn: er wordt
pensioen betaald en er is sociale zekerheid. Sommige vrouwen kiezen
bewust voor een functie als alfahulp. Dat kan heel veel verschillende
redenen hebben. Het kunnen mensen zijn die daaraan niet veel waarde
hechten of die een kapitaalkrachtige echtgenoot hebben en die weten
dat hun risico's wel op een andere manier gedekt zijn. Ik treed daar
verder niet in.
Mevrouw Leijten (SP):
In Leiden zijn vrouwen die in de bijstand zaten succesvol
gere-integreerd naar een vast dienstverband in de thuiszorg. Zij
werden geconfronteerd met de eis om als alfahulp te gaan werken. Vijf
dagen werden drie dagen. Nu worden zij weer in loondienst genomen,
maar wel voor twee schalen lager waardoor hun nettosalaris feitelijk
de helft achteruitgaat. Vindt de staatssecretaris dit een keuze?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik ken dat individuele geval niet. De afspraak is dat wij zo veel
mogelijk het oplossen van die ongewenste overgang van werken in
loondienst naar alfahulp voor diegenen die dat willen en waar dat kan,
gaan stimuleren. Die afspraak is gemaakt met de VNG, met ActiZ en BTN
om die mensen weer zo veel mogelijk in loondienst te krijgen. Volgens
mij wordt mevrouw Leijten dus op haar wenken bediend.
Mevrouw Leijten (SP):
Vindt de staatssecretaris schaal 5 acceptabel, daar waar dat drie jaar
geleden nog schaal 15 of 20 was?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik ga niet over individuele gevallen. Ik ken dit voorbeeld niet. Ons
algemene streven is om mensen die onbedoeld alfahulp zijn geworden, zo
veel mogelijk te laten terugkeren in loondienst.
Mevrouw Leijten (SP):
Dat is een prima streven en dat steunen wij ook. Dit is een voorbeeld
uit Leiden, maar zo krijg ik ze ook uit Hoorn, Maastricht, Bergen op
Zoom en veel kleinere plaatsen. Vrouwen geven aan dat zij graag in
loondienst willen, maar als hun schaal 5 wordt aangeboden en zij
effectief de helft achteruitgaan, kunnen zij dat niet accepteren en
gaan zij liever de bijstand in. Ik vind dat geen goede keuze. Daarom
vraag ik de staatssecretaris om niet alleen te overleggen over de
vraag of deze vrouwen weer in loondienst genomen kunnen worden, maar
om ook een uitspraak te doen over de functiewaardering. Hetzelfde werk
gebeurde eerst in loondienst, toen werd het gedaan door alfahulpen en
nu worden die vrouwen weer in loondienst genomen; maar wel twee
schalen lager. Vindt de staatssecretaris dit gewenst en wil zij
hierover eisen stellen in het overleg met ActiZ en BTN? Die gemeenten
betalen nog steeds hetzelfde bedrag en hebben hun bedragen misschien
wel verhoogd vanwege de problemen met de alfahulp.
Staatssecretaris Bussemaker:
Het is heel simpel. Als een alfahulp weer in dienst treedt bij een
aanbieder, moet dat volgens de geldende cao gebeuren. Ze komen dan een
loondienst met alles wat daarbij hoort. Het is de verantwoordelijkheid
van de sociale partners. Ik heb al een- en andermaal gezegd dat ik
daarover uitgebreide afspraken heb gemaakt met hen. Ik ga ervan uit
dat dit goed gaat. Misschien is het aardig om te noemen dat de
brancheorganisatie BTN haar medewerkers allemaal inschaalt op niveau
15 en andere partijen kunnen daaraan een voorbeeld nemen. Dat is wel
een taak die sociale partners met elkaar moeten oppakken.
Mevrouw Leijten (SP):
Hier wringt dus dat de staatssecretaris zich niet uitspreekt over een
functiewaarderingsniveau in de thuiszorg. Hier wringt dat echt.
Blijkbaar kan BTN schaal 15 aanbieden en zegt ActiZ -- of haar leden
-- dat schaal 5 wel genoeg is. De cao wordt niet ontdoken, maar gewone
mensen zien hun salaris fors verlaagd worden. Dat moet niet een van de
uitkomsten van dit wetsvoorstel zijn.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik ben volgens mij heel duidelijk geweest. Mensen vallen dan gewoon
onder een cao. Er zijn goede voorbeelden waarbij inschaling op niveau
15 plaatsvindt. Anderen kunnen daar een voorbeeld aan nemen, maar ik
maak geen onderdeel uit van die arbeidsonderhandelingen. Dat geldt ook
voor de zorg in het algemeen. Die onderhandelingen gaan tussen sociale
partners. Dat ga ik voor dit onderwerp niet ineens veranderen. Wij
kunnen overigens ook lering trekken uit het onderzoek van PwC, want
dat gaat ervan uit dat meer medewerkers op een lager niveau komen. Ook
uit dat onderzoek blijkt echter dat heel veel instellingen juist op
niveau 15 personeel in dienst heeft. Er zijn ook nog de middelen van
de motie-Van Geel, die gebruikt kunnen worden om mensen op een
verantwoorde wijze terug te krijgen naar dat werk in loondienst.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Mijn vraag is van een geheel andere orde, maar past nog wel in dit
blokje arbeidsmarkt. Wij hadden het er zojuist over wat er gebeurt in
modellen waarin alfahulpen in een pool terechtkomen. Er is een
onderscheid tussen het kille licht van de lantaarnpalen en de warmte
van de kampvuren. Dit gaat over de warmte van de kampvuren. Hebben de
alfahulpen die in zo'n pool terechtkomen, collegiaal overleg? Is er
iemand die af en toe aan hen vraagt hoe het eigenlijk met hen gaat? Is
er af en toe ondersteuning? Alfahulpen kiezen er vaak voor om niet
gewoon hulp in de huishouding te worden maar om als alfahulp te werken
omdat zij iets willen betekenen in het leven van anderen. Dat zijn
vaak ernstige en zware situaties die zij van zich af willen kunnen
praten. Wat gebeurt er dus in zo'n pool met alfahulpen?
Staatssecretaris Bussemaker:
Dat is aan de gemeente. Het interessante van zo'n pool is juist dat
dat niet allemaal afzonderlijke, individuele alfahulpen zijn die
alleen naar een of twee cliënten gaan. Via die weg kunnen zij juist
met elkaar ervaringen uitwisselen en met elkaar dingen bespreken. Dat
is echter wel de verantwoordelijkheid van degene die dat organiseert.
Dat kan onder andere de gemeente zijn.
Mevrouw Wolbert (PvdA):
Een pool kan ook een kaartenbak zijn. Dat is echt iets anders dan een
pool waarop ik duid. Ik heb het over fysiek, intermenselijk contact en
uitwisseling van ervaringen, zodat men af en toe steun heeft aan
elkaar. Is er een manier om gemeenten of wie dit ook maar organiseert,
ertoe te stimuleren om uit te gaan van de warmte van de kampvuren en
niet van de koele neonlichten en de kaartenbakken?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik vind dat een interessante gedachte om met de gemeenten te
bespreken. Dan ben je eigenlijk een beetje terug bij de vraag wat de
Wmo en de WWB van elkaar kunnen leren, hoe je daartussen
dwarsverbanden kunt leggen en hoe je mensen ook van elkaar kunt laten
leren en elkaar kunt laten ondersteunen. Het moeten wel mensen zijn
die dat willen. Ik heb daar geen pasklaar antwoord op, maar ik vind
dit een interessant thema op te nemen.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
De discussie over lantaarnpalen en kampvuren inspireert ook mij tot
een vraag. De staatssecretaris wil de alfahulpconstructie
uitdrukkelijk mogelijk blijven maken. Dat kan ik mij ook voorstellen,
want dat kan voor sommige vrouwen een goede opstap zijn. Vindt zij het
echter wenselijk dat vrouwen definitief in die constructie zitten of
ziet ook zij dit met name als een opstap? Is het in dat laatste geval
niet nodig dat wij enige ruimte creëren voor bijvoorbeeld scholen voor
alfahulpen, zodat zij kunnen doorgroeien? Zouden wij daar in het kader
van de toereikendheid van de financiële voorziening of het
persoonsgebonden budget niet enige ruimte voor moeten maken en niet
alleen strikt op het minimumloon gaan zitten maar iets daarboven? Dan
wordt het immers mogelijk dat alfahulpen doorgroeien.
Staatssecretaris Bussemaker:
Ja, maar ik zou dat niet willen voorschrijven. Het budget moet
toereikend zijn om een alfahulp het minimumloon te betalen en om
wellicht de administratie daaromheen te regelen. Wij hadden zojuist al
een discussie over de vraag of dit vooral een optie is voor
bijvoorbeeld herintreders, de zogenaamde "nuggers", of voor mensen met
een uitkering. Ja, het kan voor sommigen een opstap zijn. Ik vel daar
geen moreel oordeel over. Voor sommigen is dit misschien iets wat zij
tot in lengte van dagen graag op die manier willen blijven doen. Voor
anderen kan het een opstap zijn. Als er behoefte is aan scholing,
hebben wij bijvoorbeeld heel mooie samenwerkingsprojecten tussen VWS
en SZW op regionaal niveau om mensen op die manier een vast contract
in de zorg aan te bieden.
Het kan zijn dat het een eerste stap is. Anderen zullen dat wellicht
langdurig willen. Ik vind het wenselijk dat men meer wil scholen en
een stap wil zetten naar werk in loondienst. Overigens is dat meer een
vraag voor de bewindspersonen van Sociale Zaken. Het gaat hier met
name over de bescherming van de cliënt op een deelterrein, namelijk de
thuiszorg. Vervolgens is de vraag wat dit betekent voor mensen met
tijdelijke contracten et cetera. Het maken van die opstapjes op de
arbeidsmarkt is veel breder dan wij nu hier bespreken.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik vraag me af of de staatssecretaris dit te makkelijk wegschuift. Wij
vinden dat de cliënt moet kunnen blijven kiezen voor het
werkgeverschap. Wanneer dat een welbewuste keuze is, moet de cliënt
invulling kunnen geven aan goed werkgeverschap. Bij goed
werkgeverschap hoort dat je je verplichtingen niet minimaal invult,
maar dat je ruimte geeft aan de ontwikkeling van je medewerkers en de
mensen die je inhuurt. In die zin kan het bieden van die ruimte zeker
een taak zijn binnen de Wmo zelf. Dat moet niet zomaar naar Sociale
Zaken afgeschoven worden.
Staatssecretaris Bussemaker:
Dan ligt de verantwoordelijkheid niet zozeer bij de cliënt, maar bij
de gemeente. Die moet zorgvuldig omgaan met de mensen die ook
deelnemen in het kader van de Wmo, met name via alfahulp. Het is aan
de gemeente om na te denken hoe deze mensen geschoold kunnen worden.
Ik zie niet dat dit altijd mogelijk is binnen de vergoeding die geldt
voor die alfahulp. Zo redeneren wij ook niet bij het pgb.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik begrijp dat wij nog een brief krijgen over de Wmo en de WWB en de
WSW en de samenhang daartussen. Wil de staatssecretaris in die brief
nog eens op de verantwoordelijkheidsverdeling op dit punt ingaan? Hoe
kunnen wij het mogelijk maken dat mensen die in die
alfahulpconstructie zitten zo veel mogelijk worden gestimuleerd om
door te groeien naar plekken die meer perspectief bieden op de
arbeidsmarkt?
Staatssecretaris Bussemaker:
Ik ben zo vrij geweest om zonder mijn collega van Sociale Zaken te
kijken welke lessen wij uit die combinatie Wmo en WWB kunnen trekken.
Die brief duurt nog wel even. Daarvoor moeten wij wel het nodige
voorwerk verrichten. Ik ben het met mevrouw Sap eens dat het wenselijk
is om dan ook te kijken of dat breder te trekken is. Onze gesprekken
gaan erover hoe je maatschappelijke participatie en
arbeidsparticipatie kunt koppelen. Het ene is niet altijd belangrijker
dan het andere. Soms is maatschappelijke participatie een opstapje
voor een betaalde baan. Soms is een alfahulpcontract een opstapje naar
werken in loondienst. Maar dat is het niet in alle gevallen. Dat geldt
niet voor vrijwilligerswerk en het geldt ook niet voor alfahulpen.
Maar waar dat kan zijn wij graag bereid daarnaar te kijken.
Ik was bij het een-na-laatste blokje over de implementatie. Ik heb
vrij uitgebreid aangegeven dat wij ons erg willen inspannen om
cliënten en vooral ook gemeenten goed te informeren. Wij hebben een
plan van aanpak gemaakt met de gemeenten, thuiszorgaanbieders en
cliëntenorganisaties om die geïnformeerde toestemming goed over het
voetlicht te brengen. Afhankelijk van het einde van dit debat zullen
wij nader informeren over zorg in natura, over thuiszorg, pgb en
alfahulp. Wij gaan samen met de VNG voorlichtingsbijeenkomsten
organiseren voor gemeenten en thuiszorgaanbieders. Op de website
www.invoeringwmo.nl is de Pgb-Wijzer Wmo geplaatst waar men praktische
tips, voorbeelden en suggesties kan vinden.
Mevrouw Van Miltenburg vroeg expliciet of het implementatiebureau de
alfahulp bij zorg in natura actief heeft gepromoot. Nee, dat is niet
het geval. Men is zich zoals iedereen onvoldoende bewust geweest van
het gevaar dat bij zorg in natura massaal gebruikgemaakt zou worden
van alfahulp. Dat geldt niet alleen voor hen, dat kan ik hen ook op
geen enkele manier kwalijk nemen. Eigenlijk heeft niemand dat voorzien
en daarom staan wij hier ook.
Mevrouw Van Miltenburg vroeg ook nog of de helpdesk verschil maakt
tussen de financiële vergoeding en het pgb. Of juist omgekeerd,
begreep ik. Zij zei dat er juist wel een onderscheid gemaakt moest
worden. Nee, er is wel een mailwisseling geweest waarmee mijn
medewerkers gemeenten informatie hebben gestuurd. De gemeente Zutphen
heeft op grond van die informatie zelf geconstateerd wat het verschil
zou moeten zijn. Kortom, ik kan dat op geen enkele manier bevestigen.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Ik ben blij dat de staatssecretaris zelf de gemeenten Zutphen noemt.
Zelf heb ik mijn informatie van de gemeente Brunssum, die van de
persoon die bij het implementatiebureau achter de telefoon zat,
letterlijk als antwoord kreeg: zorg er nou maar voor dat de hoogte van
het bedrag voor een pgb en de hoogte van het bedrag van de financiële
vergoeding niet hetzelfde zijn, zodat het voor de burger duidelijk is
dat het gaat om twee verschillende dingen. Blijkbaar is er ook een
mailwisseling geweest met de gemeente Zutphen. Ik wil graag dat de
staatssecretaris het implementatiebureau en de gemeenten -- die mij
niet allemaal hebben gesproken maar wellicht ook in verwarring zijn --
actief gaat informeren dat de hoogte van enerzijds het pgb en
anderzijds de financiële vergoeding in principe gelijk kunnen zijn,
omdat het om het zelfde soort zorg gaat.
Staatssecretaris Bussemaker:
Het is ook niet de bedoeling dat daar een verschil tussen moet
bestaan. Ik zal dit nog eens een keer checken, want ik wil het zelf
precies weten. Voor de schorsing hebben wij met elkaar uitgebreid
besproken hoe de verhouding is tussen de financiële vergoeding en het
pgb. Het kan zijn dat iemand een pgb voor meer krijgt en dan kan er
een ander bedrag bij horen. Ook als je met een pgb een alfahulp
inschakelt, moet je echter het minimumloon betalen. Dat kan niet per
definitie het verschil uitmaken in de financiële vergoeding.
Ik ga nu over naar de amendementen. Het amendement op stuk nr. 5 van
mevrouw Van Miltenburg is vervallen.
De voorzitter:
Staatssecretaris, ik had begrepen dat u over de amendementen ...
Staatssecretaris Bussemaker:
Sorry, voorzitter, u had het nog zo aan mij gevraagd. Herstel: ik
begin bij de amendementen. Er zijn er best een aantal die ingrijpen op
dezelfde problematiek. Het lijkt mij daarom verstandig dat ik de Kamer
nog voor de stemmingen een brief stuur waarin ik nog eens precies het
oordeel over de verschillende amendementen aangeef en bij sommige ook
nog inga op een paar technische aspecten. Bij een enkel amendement zal
ik nu bijvoorbeeld zeggen dat ik er op hoofdlijnen geen bezwaar tegen
heb, maar dat nog wel naar de techniek moet worden gekeken. In het
bijzonder wil ik bezien hoe de verschillende amendementen -- mochten
ze allemaal worden aangenomen -- op elkaar inwerken. Ik reageer nu dus
kort; later krijgt de Kamer een uitgebreider oordeel over de
amendementen.
Het amendement op stuk nr. 6 van mevrouw Van Miltenburg is naar mijn
oordeel ook opgenomen in een nieuw amendement dat zij met de heer Van
der Vlies heeft gemaakt. Daardoor lijkt dit amendement mij overbodig
geworden.
Mevrouw Van Miltenburg (VVD):
Daarin heeft staatssecretaris volledig gelijk. Ik trek dit amendement
dan ook hierbij in.
De voorzitter:
Het amendement-Van Miltenburg (stuk nrs. 6, I, II, III en IV) is
ingetrokken.
Staatssecretaris Bussemaker:
Met het amendement op stuk nr. 9 van de heer Van der Vlies, mevrouw
Van Miltenburg en mevrouw Willemse wordt "Een voorziening anders dan
in natura bestaat uit een persoonsgebonden budget of een financiële
vergoeding" expliciet in de wet opgenomen. Daarover hebben wij
vanmiddag een debat gehad. Ik heb geen principiële bezwaren tegen dit
amendement. Ik laat het oordeel dan ook graag aan de Kamer. Ik heb nog
wel een overweging om het aan te passen, maar daar zal ik schriftelijk
nog verder op ingaan. Als ik het goed heb begrepen, kan lid 1a
namelijk ook luiden: "Een voorziening anders dan in natura kan bestaan
uit een persoonsgebonden budget, waaronder het specifieke geval van de
financiële vergoeding". Daarmee geef je aan dat de alfahulp weliswaar
een aparte deelcategorie is, maar juridisch meeloopt in het pgb.
Het amendement op stuk nr. 11 van mevrouw Leijten regelt dat de nieuwe
aanbieder zo veel mogelijk het personeel van de oude aanbieder
overneemt. Daarover is een uitgebreid interruptiedebatje geweest met
mevrouw Wolbert. Dit amendement moet ik ontraden. Niet omdat ik het
uit de weg wil gaan, maar er is echt een verschil met het openbaar
vervoer. Bij de hulp bij het huishouden gaat de hulp niet van de ene
aanbieder over op de andere. Mij is een- en andermaal gevraagd om de
keuzevrijheid van de cliënt centraal te stellen en de cliënt de
gelegenheid te geven ook bij een andere aanbieder die hulp te vragen.
Ja, daarmee is de keuzevrijheid inherent aan de Wmo en is de gemeente
dus verplicht om andere aanbieders te contracteren. In het amendement
staat ook: "zo veel mogelijk". Die oproep kan ik moreel wel steunen,
maar ik kan die juridisch niet in een amendement onderbouwen. Vandaar
dat wij in het wetsvoorstel een nieuw artikel hebben opgenomen met een
overlegbepaling erin. Oude en nieuwe aanbieders moeten met elkaar
overleggen. Uit die bepaling mag je ook afleiden dat men zijn best zal
doen om zo veel mogelijk personeel over te nemen. Gelukkig gebeurt dat
steeds meer.
Mevrouw Leijten(SP):
Voorzitter. Ik begrijp werkelijk niet hoe dit de keuzevrijheid van
iemand raakt. Iemand kan namelijk heel erg tevreden zijn over
aanbieder X, maar als de gemeente beslist dat aanbieder X niet
gecontracteerd wordt, staat diegene in de kou. Dit gaat over "mens
volgt werk", iets waar de PvdA voor gestreden heeft toen wij het
wetsvoorstel voor de Wmo hebben behandeld. U zei daarvan dat het inzet
had, omdat het mensenwerk is en wij mensen niet de dupe moeten laten
worden van het systeem. Het raakt de cliënt niet. Als die wil
overstappen op een andere aanbieder, is die altijd vrij om dat te
doen, ook als dat consequenties heeft voor degene die bij hem
thuiskomt.
De voorzitter:
U hebt nog een tweede termijn.
Mevrouw Leijten(SP):
Het gaat er hier echt om dat wij mensen zo veel mogelijk over laten
nemen door een nieuwe aanbieder.
Staatssecretaris Bussemaker:
En daarom hebben wij de overlegbepaling in de wet opgenomen. Die komt
daaraan tegemoet, dus u wordt op uw wenken bediend. Als u het doet op
de manier die u wilt, kan ik niet anders zeggen dan dat u de mensen
een rad voor ogen draait. Er staat namelijk "zo veel mogelijk" bij.
Dat laat zich niet omschrijven en is juridisch op geen enkele manier
afdwingbaar. Juist via de overlegbepaling zorgen wij ervoor dat
partijen bij elkaar gaan zitten en met elkaar gaan praten om, waar
mogelijk, personeel over te laten gaan op de nieuwe aanbieders. Die
nieuwe aanbieders kunnen nooit precies weten hoeveel hulp zij precies
moeten gaan leveren, want dat hangt af van de keuzes die burgers
maken.
Mevrouw Sap (GroenLinks):
Ik wil hier nog wel even op doorgaan, want mijn fractie steunt dit
amendement. Wat de staatssecretaris hier tegenin brengt, vind ik te
mager. Ik vraag mij ten eerste af waarom "zo veel mogelijk" niet zou
kunnen. In juridische teksten staat zo vaak dat iets moet, tenzij
zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. In die zin zou je dit
ook kunnen lezen. Als dat wel kan, dus de formule "tenzij zwaarwegende
redenen zich daartegen verzetten", snap ik niet waarom dit niet zou
kunnen. Ten tweede hebben wij eerder gevraagd wat het principiële
verschil met het openbaar vervoer is. Dat dit iets ingewikkelder is,
omdat het niet overgaat van aanbieder 1 naar aanbieder 2, maar
misschien van aanbieder 1, 2, 3 naar aanbieder 4, 5, 6, begrijp ik,
maar dat betekent toch niet dat het niet te regelen is? Als u hieraan
prioriteit verleent, is dit volgens mij gewoon te regelen. Ik hoor
eigenlijk geen argumenten om dit amendement niet te steunen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Je moet geen valse beloften doen. De overlegbepaling dwingt partijen
er juist toe om er met elkaar over te praten. Het is redelijk als je
van hen vraagt om daar afspraken over te maken. Als je daarentegen
zegt dat zij dat moeten doen, creëer je een probleem. Je kunt van
tevoren namelijk niet aangeven, ook aan de aanbieders niet, hoeveel
hulp zij mogen gaan leveren, want dat is afhankelijk van de burger. U
vraagt mij een- en andermaal bij debatten om de keuzevrijheid van
cliënten centraal te stellen. Dan moeten er dus verschillende
aanbieders zijn en kun je die aanbieders niet verplichten om precies
zo veel mensen over te nemen van de aanbieder die de opdracht niet
meer heeft. Dat kan niet, want dat hangt af van wat burgers willen.
Het streven vind ik zeer sympathiek. Medewerkers mogen niet verloren
gaan voor de zorg. Medewerkers die dit werk doen, moeten zo veel
mogelijk behouden blijven en cliënten hechten zeer aan hun oude
medewerker. Alles wat wij daaraan kunnen doen, moeten wij doen.
Daartoe heb ik een stap gezet door in deze wetswijziging die
overlegbepaling op te nemen.
Ik ben ondertussen bij het amendement op stuk nr. 12 van de heer Van
der Vlies aangekomen. Dat is deze avond een beetje een vreemde eend in
de bijt, want dat gaat niet over huishoudelijke hulp, maar over een
vergoeding van woningaanpassingen.
In het amendement wordt gemeenten gevraagd om er rekening mee te
houden als mensen in een gewijzigde leefsituatie terechtkomen, zodat
zij opnieuw een woningaanpassing kunnen doen. Wij kunnen er een
principieel debat over voeren of dit in de wet geregeld moet worden,
dan wel dat wij dit aan de gemeenten overlaten en dit tot de
beleidsvrijheid van de gemeenten behoort, dan wel dat wij het nog eens
in een bestuurlijk overleg moeten bespreken. Ik snap wat de heer Van
der Vlies aangeeft. Ik heb er ten principale geen problemen mee, maar
er valt over te twisten of wij dit bij wet moeten regelen. Er zijn
voor- en tegenargumenten te geven. Ik zou zeggen: dat wat wij nu
regelen, moet echt geregeld worden. Dit is voor mij daarentegen een
zaak waarover je nog kunt twisten. Alles bij elkaar genomen, laat ik
het oordeel over dit amendement graag aan de Kamer. Principieel heb ik
er geen bezwaar tegen.
In het amendement-Leijten op stuk nr. 13 wordt niet alleen gevraagd om
het personeel van de oude aanbieder over te nemen, maar bovendien om
dit te doen op grond van bestaande arbeidsvoorwaarden. Ik ontraad dit
amendement. Bij het vorige amendement heb ik al gezegd dat dit niet
uitvoerbaar is. Daaruit volgt dat ook dit amendement ontraden moet
worden.
In het amendement van mevrouw Leijten over de schriftelijke
toestemming van de zorgvrager "by informed consent" zit ook weer een
spanning. Aan de ene kant is er de kwestie van de bescherming van de
burger: moet hij schriftelijk toestemmen, en wat betekent dat? Er kan
immers ook een handtekening gevraagd worden. Aan de andere kant is er
de beleidsvrijheid van de gemeente. Onze oplossing is: creëer kaders
en creëer daarin de mogelijkheid om duidelijke voorlichting te geven.
Als de Kamer het per se zo wil, heb ik ook tegen dit amendement geen
principiële bezwaren. Het oordeel over dit amendement laat ik dus aan
de Kamer.
Het aangepaste amendement van mevrouw Van Miltenburg en de heer Van
der Vlies komt eigenlijk terug op het centrale thema "zorg in natura,
pgb en vergoeding". Het doel is het pgb onverkort in de wet te
handhaven. Daarnaast wordt in het amendement het opschrift veranderd.
Dit gaat dan luiden: "Wijziging van de Wmo in verband met een
verplichting voor het college van burgemeester en wethouders om op
begrijpelijke wijze inlichtingen te verstrekken over de keuze tussen
de verschillende wijzen waarop een aanspraak tot gelding kan worden
gebracht, en enige andere wijzigingen". Ook tegen dit amendement heb
ik ten principale geen bezwaar, als maar duidelijk wordt dat onder het
pgb ook de alfahulp kan vallen.
Daarbij verwijs ik terug naar het eerdere amendement, waarover ik het
net had. Ik denk dat dit amendement nog verbeterd kan worden.
Suggesties daarvoor zal ik ook schriftelijk doen toekomen. Het
amendement brengt tot uitdrukking dat het pgb vergelijkbaar moet zijn.
Daarnaast staat in het wetsvoorstel dat wij bij de Kamer hebben
ingediend, dat het pgb toereikend moet zijn. In dit amendement wordt
"toereikend" weer geschrapt. Ik weet niet of dat expliciet de
bedoeling is van de indieners. Als dat niet zo is, zou het amendement
aangepast moeten worden om "toereikend" erin te houden. Als de
indieners dat met mij eens zijn, kunnen zij ook beter tot uitdrukking
brengen dat het pgb en dus ook de financiële vergoeding direct naar de
burger moeten gaan. Dat is wat wij met het wetsvoorstel wilden
regelen, maar dat wordt geschrapt met het amendement. Er is een
samenhang tussen dit amendement en het amendement op stuk nr. 9. Ik
kan me dus voorstellen dat die op de een of andere manier op elkaar
moeten worden afgestemd.
Het amendement op stuk nr. 16 van de leden Van der Vlies en Van
Miltenburg houdt een verbetering in van de formulering van wat er met
informatie moet gebeuren. Het voorstel is om dat als volgt te
formuleren: "licht in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen in".
Dat lijkt mij een verbetering van de thans voorliggende wetstekst.
Misschien is het goed om daaraan toe te voegen dat de informatie in
het bijzonder moet gaan over zorg of ondersteuning anders dan in
natura. Het oordeel over dit amendement laat ik aan de Kamer.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Mevrouw Wiegman wil graag het woord.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik wil graag een ordevoorstel doen. De staatssecretaris
heeft heel uitgebreid geantwoord. Zij heeft toegezegd een brief aan de
Kamer te sturen, waarin zij nader ingaat op de amendementen. Ik heb
eigenlijk zeer veel behoefte om dit debat maar ook die brief terug te
koppelen in mijn fractie. Volgens mij zitten wij inhoudelijk heel
dicht bij elkaar. Ik verzoek u daarom om de tweede termijn van dit
debat volgende week te houden, waarbij wij een en ander kunnen
combineren. Volgens mij kunnen wij dan toch tot een spoedige afronding
van de behandeling van dit wetsvoorstel komen.
De voorzitter:
Wordt dit verzoek ondersteund door de andere fracties?
Het woord is aan de heer Van der Vlies.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Het is jammer van de vele vergadertijd die wij eigenlijk
opofferen. Als een verzoek van die orde gedragen wordt door een
Kamermeerderheid, wil ik me er niet tegen verzetten. De SGP-fractie
heeft overigens geen behoefte aan uitstel.
De voorzitter:
Wie wil het verzoek van mevrouw Wiegman steunen? Ik zie dat de VVD- en
de CDA-fractie dit in ieder geval steunen.
Mevrouw Willemse-van der Ploeg (CDA):
Voorzitter. Ik wil het verzoek ondersteunen. Kunnen wij dan wel de
brief en het verslag van deze bijeenkomst hebben ontvangen, zodat wij
daarop kunnen terugvallen?
De voorzitter:
Dat is mogelijk. Ik heb begrepen dat het debat eventueel donderdag zou
kunnen plaatsvinden. Ik verzoek de staatssecretaris om de brief over
de amendementen ruim daarvoor aan de Kamer te sturen.
Staatssecretaris Bussemaker:
Voorzitter. Dat is mogelijk.
De voorzitter:
Dan bedank ik de staatssecretaris voor de beantwoording tot nu toe.
Ook bedank ik de Kamerleden.