31 maart 2009
Werkgevers en werknemers willen samen met de overheid het omgaan met
nanodeeltjes op de werkplek aanpakken. Uitgangspunt hierbij zijn de
veiligheid en gezondheid van de werknemers Omdat de risico's van
nanodeeltjes nog onbekend en onzeker zijn, moeten ze behandeld worden
als gevaarlijke stoffen. De consequentie hiervan is dat het beleid en
de uitvoeringsmaatregelen gericht moeten zijn op het voorkomen of
minimaliseren van de blootstelling van werknemers aan nanodeeltjes.
Dat staat in een advies van de Commissie Arbeidsomstandigheden van de
SER. Commissie-voorzitter Robin Linschoten overhandigde het vandaag
aan minister Donner van SZW. Het advies is een reactie op zijn
adviesaanvraag van 5 september 2008 over het veilig omgaan met
nanodeeltjes op de werkvloer.
Minister Donner wees erop dat werkgevers en werknemers in het advies
onomwonden het belang van goede voorzorgsmaatregelen onderschrijven.
Het is volgens hem nu duidelijk dat blootstelling aan nanodeeltjes
geminimaliseerd moet worden.
Nanodeeltjes
Nanodeeltjes zijn minuscuul kleine deeltjes, die niet met het blote
oog waarneembaar zijn. Een nanometer is 0,000 001 millimeter, een
miljardste meter. Doordat nanodeeltjes zo klein zijn, hebben ze
bijzondere eigenschappen die nieuwe kansen, maar ook nieuwe risico's
kunnen opleveren. Daarover bestaat nog veel onduidelijkheid. Zij
kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden bij een meer gerichte toediening
van medicijnen.
Momenteel werken in Nederland zeker 400 mensen met nanodeeltjes, maar
dit aantal zal naar verwachting snel toenemen. Bijna alle bedrijven en
kennisinstellingen die werken met nanodeeltjes, nemen nu al
maatregelen om blootstelling te beperken, zoals ventilatie en
persoonlijke beschermingsmiddelen. Of deze maatregelen ook effectief
zijn, is nog niet bekend.
Voorzorgbeginsel
Zolang we niet precies weten wat de risico's zijn, moeten nanodeeltjes
behandeld worden als gevaarlijke stoffen. Werkgevers moeten het
voorzorgbeginsel toepassen, wat betekent dat zij moeten voorkomen dat
werknemers met nanodeeltjes in aanraking komen. In gevallen waarin dit
niet te vermijden is, moet de werkgever er voor zorgen dat de
blootstelling aan nanodeeltjes qua duur en omvang zo beperkt mogelijk
is. Bovendien moet hij de gezondheid van de betrokken werknemers
monitoren.
Het voorzorgbeginsel moet worden opgenomen in de wettelijk
voorgeschreven risico-inventarisatie en -evaluaties en in de plannen
van aanpak van bedrijven. Deze moeten in de loop der tijd worden
aangepast aan de ontwikkeling van kennis, bewustwording en goede
praktijken op dit gebied.
De commissie beschouwt de toepassing van het voorzorgbeginsel als een
tijdelijke aangelegenheid, tot het moment waarop de nanodeeltjes zijn
opgenomen in de Europese stoffenwetgeving REACH of waarop de kennis en
informatie over de risico's van nanodeeltjes voldoende is toegenomen.
Gezamenlijke aanpak
Sociale partners nemen samen met de overheid, nationaal en Europees,
initiatieven voor de opbouw en uitwisseling van relevante kennis over
nanodeeltjes. Ook gaan zij voorlichting geven om het risicobewustzijn
van betrokkenen te vergroten.
Sociale partners gaan een algemene handreiking ontwikkelen en onder de
aandacht van betrokkenen brengen. Branches en bedrijven kunnen deze
handreiking naar behoefte verder specifiek invullen. Voor branches kan
dat bijvoorbeeld in de vorm van arbocatalogi. De commissie vraagt de
minister de Nederlandse sociale partners hierbij te ondersteunen. Ook
vraagt zij hem onder meer om te onderzoeken in hoeverre de invoering
van enkele maatregelen zinvol zijn, zoals een meldingsplicht in de
keten, de aanpassing van de Veiligheids Informatiebladen en een
blootstellingsregistratie.
---
Sociaal-Economische Raad