Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Belgie
Grondwettelijk Hof nr. 63/2009 van 25 maart 2009
Verduidelijkingen over het recht op ouderschapsverlof voor deeltijdse
werknemers die twee halftijdse betrekkingen cumuleren (Arrest van het
Grondwettelijk Hof nr. 63/2009 van 25 maart 2009)
Het Grondwettelijk Hof heeft een arrest uitgesproken in het kader van
ouderschapsverlof.
Feiten:
Het koninklijk besluit van 29 oktober 1997 bepaalt dat de werknemer in
het kader van het ouderschapsverlof kan:
1. hetzij de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst schorsen
gedurende een periode van drie maanden;
2. hetzij, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld, de
arbeidsprestaties deeltijds verderzetten in de vorm van een
halftijdse vermindering gedurende een periode van zes maanden;
3. hetzij, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld, de
arbeidsprestaties deeltijds verderzetten in de vorm van een
vermindering met 1/5 gedurende vijftien maanden.
Een uitkering wordt toegekend aan de werknemer die zijn
ouderschapsverlof opneemt op basis van de artikelen 100 en 102 van de
herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
Mevrouw B. heeft twee halftijdse betrekkingen bij twee verschillende
werkgevers. Zij heeft een volledige onderbreking van de
arbeidsprestaties gedurende drie maanden genoten in het kader van
ouderschapsverlof bij één van haar twee werkgevers. Ze dient
eenzelfde aanvraag in bij de tweede werkgever, opdat de periodes van
onderbreking elkaar zouden kunnen opvolgen.
De RVA weigert de toekenning van onderbrekingsuitkeringen voor deze
tweede aanvraag omdat de werkneemster voor haar kind reeds een
volledige schorsing van drie maanden heeft genoten.
In eerste instantie oordeelt de arbeidsrechtbank te Dinant dat de
weigering van de RVA om de onderbrekingsuitkering in het kader van de
tweede schorsing niet gegrond is en enkel is gebaseerd op een niet
gerechtvaardigde interpretatie van artikel 102 van voornoemde wet.
De RVA gaat hiertegen in beroep. Het Arbeidshof te Luik stelt in haar
arrest van 5 augustus 2008 een prejudiciële vraag aan het
Grondwettelijk Hof rond het bestaande verschil in behandeling tussen
de werknemer die voltijds is tewerkgesteld bij één werkgever en de
werknemer die voltijds is tewerkgesteld door het feit dat twee
halftijdse betrekkingen worden gecumuleerd bij twee verschillende
werkgevers.
Beslissing van het Grondwettelijk Hof : Â
Â
Het Hof stelt de volgende elementen vast: Â
Â
âUit de bewoordingen zelf van artikel 102 van de herstelwet vloeit
voort dat de vermindering van de arbeidsprestaties en de uitkering
voor loopbaanonderbreking die wordt toegekend aan de werknemer die
zijn arbeidsprestaties deeltijds vermindert, enkel werden opgevat ten
aanzien van de werknemer die âvoltijds is tewerkgesteldââ, (B.8.1.).
Â
âOfschoon de vermindering van de arbeidsprestaties in het raam van een
deeltijds ouderschapsverlof een voltijds tewerkgestelde werknemer
beoogt, lijken de bewoordingen van artikel 102 van de herstelwet,
alsmede de in B.5 geciteerde teksten in verband met het
ouderschapsverlof, echter niet de situatie te hebben beoogd van een
werknemer die voltijds is tewerkgesteld door twee halftijdse
betrekkingen bij twee werkgevers te cumulerenâ, (B.8.2.).
Â
âDoor te stellen dat de werknemer een vermindering van zijn
arbeidsprestaties kan afspreken met âzijn werkgeverâ, kan de in het
geding zijnde bepaling niet alle werkgevers beogen die een werknemer
tewerkstellen die verschillende deeltijdse betrekkingen cumuleert, die
overeenstemmen met een voltijdse betrekkingâ, (B.9.).
Â
Maar het Hof vervolgt:
Â
âDe voltijds tewerkgestelde werknemers bij één enkele werkgever en
voltijds tewerkgestelde werknemers om reden van cumulatie van twee
halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers bevinden zich in een
vergelijkbare situatie wat betreft de duur van de arbeidstijdâ,
(B.12.).
Â
Bijgevolg concludeert zij, door op het einde volgende oplossing voor
het probleem te ontwikkelen:
âDoor werknemers die voltijds worden tewerkgesteld door de cumulatie
van twee halftijdse betrekkingen bij twee werkgevers, van het voordeel
van het recht op halftijds ouderschapsverlof gedurende een periode van
zes maanden uit te sluiten, behandelt de in het geding zijnde bepaling
werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld, om de enkele reden dat zij
twee halftijdse betrekkingen hebben, op een andere wijze dan de
werknemers die voltijds zijn tewerkgesteld bij één enkele werkgever,
zonder dat dat verschil in behandeling is verantwoord.
Voor een werknemer die halftijds wordt tewerkgesteld bij twee
werkgevers bestaat er immers geen enkele praktische moeilijkheid, noch
enig risico dat de goede werking van de ondernemingen wordt verstoord,
waardoor de weigering om gedurende zes maanden een halftijds
ouderschapsverlof en de aan dat verlof verbonden uitkeringen toe te
kennen, kan worden verantwoord: het is aldus voor de werknemer
mogelijk een ouderschapsverlof van drie maanden af te spreken met
één van zijn werkgevers die hem halftijds tewerkstellen, en
vervolgens dat ouderschapsverlof aan te vullen met een
ouderschapsverlof van drie maanden, dat wordt afgesproken met zijn
tweede werkgeverâ, (B.14.).
Â
Â
Belang van de beslissing:
Â
Allereerst moet worden aangestipt dat het Grondwettelijk Hof
preciseert dat haar beslissing enkel de situatie viseert van een
werkneemster die gelijktijdig twee halftijdse betrekkingen cumuleert
en die een halftijds ouderschapsverlof vraagt voor een periode van zes
maanden.
Â
Het Hof stelt vast dat in het geval dat onderworpen wordt aan haar
appreciatie, er geen enkele praktische moeilijkheid bestaat, noch enig
risico dat de goede werking van de ondernemingen wordt verstoord die
zich verzetten tegen het op opeenvolgende wijze toekennen van een
ouderschapsverlof onder de vorm van een volledige schorsing gedurende
drie maanden bij elk van de werkgevers. Deze situatie biedt dan ook de
mogelijkheid aan de werkneemster om halftijds te werken gedurende zes
maanden. Â
Â
Deze beslissing zal dus kunnen ingeroepen worden door werknemers die
gelijktijdig deeltijds werken bij verschillende werkgevers. Zij zullen
hun recht op ouderschapsverlof onder de vorm van opeenvolgende
volledige schorsingen, kunnen uitoefenen bij elk van hun werkgevers.
Â
Deze beslissing heeft daarentegen geen betrekking op de vormen van
arbeidsduurvermindering met de helft of met 1/5, in situaties waarin
sprake is van verschillende werkgevers. In dergelijk geval zouden de
praktische en organisatorische moeilijkheden de concretisering ervan
in de weg staan.Â
Â
Â
Â
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -