Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 1 -
Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van , nr. ..., houdende
voorschriften in het kader van de meting en beoordeling van leerresultaten als bedoeld in artikel 10a
van de Wet op het primair onderwijs (Regeling leerresultaten PO)
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ,
Gelet op artikel 34.5 van het Besluit bekostiging WPO ;
Besluit:
Artikel 1. Toetsen als bedoeld in artikel 34.1 van het Besluit bekostiging WPO
De toetsen die zijn opgenomen in bijlage A voldoen aan de criteria, bedoeld in artikel 34.1, eerste lid,
van het Besluit bekostiging WPO.
Artikel 2. Normering toetsen
De uitwerking van de wijze waarop de beoordeling van de leerresultaten, met in achtneming van de
leerlingpopulatie, tot stand komt wordt per toets als bedoeld in artikel 34.1 van het Besluit bekostiging
WPO vastgesteld als aangegeven in bijlage B.
Artikel 3. Wijze van correctie van de meting
De correctie van de meting en de gevallen waarin correctie van de meting plaatsvindt geschiedt
volgens het bepaalde in bijlage C.
Artikel 4. Beoordeling leerresultaten
De normering waarop de inspectie het oordeel voldoende dan wel onvoldoende leerresultaat baseert
geschiedt volgens het bepaalde in bijlage D.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van .
Artikel 6. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling leerresultaten PO.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 2 -
BIJLAGE A
Betrouwbare en valide toetsen
De basisschool verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en
valide toetsen. Toetsen zijn betrouwbaar als zij steeds hetzelfde resultaat opleveren als hetzelfde
gemeten wordt. Toetsen zijn valide als ze die kennis en vaardigheid meten waarvoor de toets is
bedoeld. Een basisschool kan uit het beschikbare toetsinstrumentarium een principieel eigen keuze
maken. De volgende toetsen voldoen aan de criteria zoals vastgesteld in artikel 34.1 van het Besluit
bekostiging WPO:
· Eindtoets Basisonderwijs , inclusief de Niveautoets van Cito;
· Schooleindonderzoek van het GPC;
· Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering;
· Entreetoets van Cito;
Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen voor groep 8:
· Toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen uit het leerling- en onderwijsvolgsysteem
(LOVS) van Cito;
· DLE-toetsen Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen van Boom test uitgevers;
BIJLAGE B
Normen voor beoordeling leerresultaten per toets
Voor elke toets waarmee een basisschool zich verantwoordt over de leerresultaten, bestaan eigen
normen. Deze normen houden rekening met de leerlingpopulatie op de basisschool. De norm geeft per
toets aan wanneer de gemiddelde schoolscore op de toets, oftewel de leerresultaten van de school,
voldoende zijn.
NB. In deze proeve van Ministeriële Regeling staan in bijlage B de normen die in het schooljaar 2008-
2009 gelden. Voor publicatie van deze Regeling worden de normen aangepast.
Schoolgroepen
Bij de beoordeling van een aantal toetsen onderscheidt de inspectie zeven schoolgroepen. Scholen
worden ingedeeld bij een schoolgroep op basis van de samenstelling van de leerlingenpopulatie. Als de
schoolgroep niet op de te analyseren formulieren vermeld wordt, bepaalt de inspectie deze zelf, aan de
hand van de gewichten die aan leerlingen zijn toegekend op basis van de gewichtenregeling. Als dit niet
eenvoudig te achterhalen is, raadpleegt de inspectie de CFI-gegevens om de schoolgroep te bepalen.
1. Eindtoets Basisonderwijs van Cito
Het schoolrapport met de IC-tabel (tabel met instroomcorrectie) bevat de GLG-score, de schoolscore
die gecorrigeerd is voor het gemiddelde leerlinggewicht. Een oordeel op basis van deze GLG-score is
nauwkeuriger dan die op basis van de zeven schoolgroepen (bepaald door de samenstelling van de
leerlingenpopulatie). Scholen dienen zich aan de hand van de GLG-score te verantwoorden over hun
leerresultaten. In uitzonderingssituaties komt het voor dat scholen geen IC-tabel geleverd krijgen door
het Cito, in dat geval gaat de inspectie uit van Schoolrapport B. Voor kleine scholen is de GLG-score
minder betrouwbaar en wordt uitgegaan van Schoolrapport B zie paragraaf 2 van bijlage D:
Beoordeling leerresultaten kleine scholen.
1.1 Beoordeling op basis van de GLG-score
Bovenaan het formulier van de IC-tabel staan drie scores vermeld:
1. De ongecorrigeerde score, die vergelijkbaar is met het `oude' Schoolrapport A, waarin geen
rekening is gehouden met de schoolgroepindeling op basis van kenmerken van de
leerlingenpopulatie.
2. De score gecorrigeerd voor GLG (Gemiddeld Leerling Gewicht). Dit is de `tegenhanger' van het hier
eerdergenoemde Schoolrapport B. In de GLG-score van de IC-tabel is de schoolgroepindeling
verdisconteerd volgens een `glijdende' schaal (vloeiende overgang tussen de schoolgroepen en dus
nauwkeuriger).
3. Bij de score gecorrigeerd voor GLG en BL (begrijpend lezen) is een poging gedaan niet alleen voor
de leerlinggewichten te corrigeren, maar ook voor aanlegfactoren, om zo zuiver mogelijk de
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 3 -
leerresultaten vast te stellen. De prestaties op begrijpend lezen worden daarbij als benadering van
deze aanlegfactoren gebruikt. Deze derde score wordt door de inspectie niet gebruikt, omdat naast
aanlegfactoren ook schoolse invloeden een rol kunnen spelen bij de prestaties op begrijpend lezen.
De inspectie beoordeelt de resultaten aan de hand van de tweede score in de IC-tabel, die dus alleen is
gecorrigeerd voor GLG.
In de volgende tabel staan de onder- en bovengrenzen van de GLG-score voor de afgelopen jaren. In de
GLG-score zijn de kenmerken van de leerlingenpopulatie (correctie voor het leerlinggewicht) verwerkt.
Dat betekent dat er geen onderscheid in schoolgroepen meer nodig is en voor alle scholen dezelfde
ondergrens geldt.
Tabel 1. Normen Cito Eindtoets GLG-score1
Cito Eindtoets GLG
Jaar Ondergrens Landelijk gemiddelde Bovengrens
2009 533,8 535,2 536,6
2008 533,7 534,9 536,1
2007 533,6 534,8 536,0
Norm leerresultaten per jaar op basis van de GLG-score
De leerresultaten van Als de GLG-score:
een bepaald jaar zijn
Goed · op of boven de bovengrens ligt.
Voldoende · op of boven de ondergrens en onder de
bovengrens ligt.
Onvoldoende · onder de ondergrens ligt.
1.2 Beoordeling op basis van het Schoolrapport B
Gegevens van het Schoolrapport B voor de beoordeling van leerresultaten worden in de volgende
situaties gebruikt:
1. De beoordeling van kleine scholen (minder dan 30 leerlingen in groep 8 in de afgelopen drie jaar).
Zie voor de wijze van beoordeling van kleine scholen bijlage C.
2. De beoordeling van resultaten op het Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering, als de
school bij een deel van de leerlingen het Drempelonderzoek 678 en bij de anderen de Cito Eindtoets
heeft afgenomen. De werkwijze voor het Drempelonderzoek staat beschreven in paragraaf 3.
3. Als het Cito geen IC-tabel aan de school geleverd heeft.
4. Voor het oordeel over de eindopbrengsten over 2006.
Tabel 2. Normen Cito Eindtoets Schoolrapport B
Cito Eindtoets
Schoolgroep Gemiddelde Cito-score
Landelijk
2009 Ondergrens Bovengrens
gemiddelde
1 100% 1,00 leerlingen 535,2 537,2 539,2
2 76-99% 1,00 leerlingen 534,5 536,2 537,9
3 51-75% 1,00 leerlingen 532,6 534,4 536,3
4 0-50% 1.00 leerlingen 530,3 532,8 535,4
5 26-50% 1,90 leerlingen 530,9 532,9 534,8
6 51-75% 1,90 leerlingen 528,1 530,4 532,7
7 > 75% 1,90 leerlingen 526,6 528,9 531,2
1 Opmerking: Voor 2006 is geen betrouwbare inspectienorm voor de GLG beschikbaar. Het oordeel over 2006 wordt bepaald op
basis van het Schoolrapport B (zie paragraaf 1.2).
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 4 -
2008
1 100% 1,00 leerlingen 535,1 537,3 539,5
2 76-99% 1,00 leerlingen 534,5 536,1 537,7
3 51-75% 1,00 leerlingen 532,6 534,5 536,4
4 0-50% 1.00 leerlingen 530.2 532,5 534,8
5 26-50% 1,90 leerlingen 530,3 532,5 534,7
6 51-75% 1,90 leerlingen 528,3 530,7 533,1
7 > 75% 1,90 leerlingen 526,9 529,2 531,5
2007
1 100% 1,00 leerlingen 535,1 537,4 539,7
2 76-99% 1,00 leerlingen 533,8 536,1 538,4
3 51-75% 1,00 leerlingen 531,9 534,2 536,5
4 0-50% 1.00 leerlingen 529,5 531,8 534,1
5 26-50% 1,90 leerlingen 530,3 532,6 534,9
6 51-75% 1,90 leerlingen 527,3 529,6 531,9
7 > 75% 1,90 leerlingen 526,1 528,4 530,7
2006
1 100% 1,00 leerlingen 535,1 537,4 539,7
2 76-99% 1,00 leerlingen 533,7 536,0 538,3
3 51-75% 1,00 leerlingen 531,9 534,2 536,5
4 0-50% 1.00 leerlingen 529,7 532,0 534,3
5 26-50% 1,90 leerlingen 530,3 532,6 534,9
6 51-75% 1,90 leerlingen 527,1 529,4 531,7
7 > 75% 1,90 leerlingen 526,0 528,3 530,6
2005
1 100% 1,00 leerlingen 534.6 536.9 539.2
2 76-99% 1,00 leerlingen 533.4 535.7 538.0
3 51-75% 1,00 leerlingen 531.6 533.9 536.2
4 0-50% 1.00 leerlingen 529.6 531.9 534.2
5 26-50% 1,90 leerlingen 529.7 532.0 534.3
6 51-75% 1,90 leerlingen 527.2 529.5 531.8
7 > 75% 1,90 leerlingen 526.3 528.6 530.9
Norm leerresultaten per jaar op basis van Schoolrapport B
De leerresultaten van Als de gemiddelde Cito-score voor de betreffende
een bepaald jaar zijn schoolgroep:
Goed · op of boven de bovengrens ligt.
Voldoende · op of boven de ondergrens en onder de
bovengrens ligt.
Onvoldoende · onder de ondergrens ligt.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 5 -
2. Schooleindonderzoek van GPC
Op het overzicht van de schoolresultaten staan de gemiddelden van twee indexen: de
schoolvorderingen (SV) en de intelligentie (IQ). Wanneer de SV-index lager is dan de IQ-index is dat een
indicatie voor een minder goed presterende school. Indien de SV-index hoger is dan de IQ-index is dat
een indicatie voor een beter presterende school. Op het overzichtsformulier van de school staat ook
een meerjarenoverzicht waar deze verschilscores zijn omgezet naar zogenaamde z-scores. In deze z-
scores zijn de resultaten van alle deelnemende scholen betrokken. De z-score geeft het aantal
standaarddeviaties aan dat de schoolscore verschilt van de gemiddelde schoolscore.
De z-scores staan op het formulier als `afwijkingsscore t.o.v. gemiddelde SV-IQ' vermeld. Op deze
scores baseert de inspectie haar oordeel over de school.
Tabel 3. Norm Schooleindonderzoek
Schooleindonderzoek
Ondergrens Landelijk gemiddelde Bovengrens
-0,5 0 0,5
Een correctie voor `schoolgroep' is niet nodig. In de afwijkingsscore is namelijk een correctie voor IQ
toegepast. Hoewel er verschillen bestaan tussen de indexen SV en IQ voor scholen met verschillende
leerlingenpopulaties, laat de z-score (SV-IQ) geen significant onderscheid zien.
Norm leerresultaten per jaar op basis van het Schooleindonderzoek
De leerresultaten van Als de z-score:
een bepaald jaar zijn
Goed · op of boven de bovengrens ligt.
Voldoende · op of boven de ondergrens en onder de
bovengrens ligt.
Onvoldoende · onder de ondergrens ligt.
3. Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering2
Er wordt op drie manieren gebruik gemaakt van het Drempelonderzoek 678:
1. Alle leerlingen doen mee aan het Drempelonderzoek 678. In dit geval wordt de onderstaande
procedure `Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen' gevolgd.
2. De school neemt de Cito Eindtoets af bij een deel van de leerlingen en bij enkele leerlingen het
Drempelonderzoek 678. Ook komt het voor dat de school eerst alle leerlingen het
Drempelonderzoek 678 laat doen en daarna alleen de betere leerlingen de Cito Eindtoets laat
maken. In deze gevallen worden de scores van het Drempelonderzoek 678 omgezet naar Cito-
scores en wordt de onderstaand beschreven werkwijze `Drempelonderzoek 678 en Cito Eindtoets'
gevolgd.
3. De school neemt geen Cito Eindtoets af en enkele leerlingen doen het Drempelonderzoek 678. In
dit geval is het niet mogelijk gebruik te maken van de gegevens uit het Drempelonderzoek 678.
Indien ook geen Entreetoetsen zijn afgenomen, baseert de inspectie het oordeel over de
leerresultaten op gegevens uit het leerlingvolgsysteem.
In de onderstaande tabellen wordt ervan uitgegaan dat de scores van het Drempelonderzoek 678 tot 60
lopen (DGM60). Er is echter ook een score, waarbij deze doorloopt tot 66 (DGM66). Deze heeft een
2 Het Drempelonderzoek 678 van Kapinga moet niet verward worden met de Drempeltoets van Boom test uitgevers. De
resultaten van deze toets kan de inspectie niet beoordelen (zie ook Deel A paragraaf 2.2).
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 6 -
uitloop voor betere leerlingen om op individueel niveau onderscheid te maken tussen een havo-advies
en vwo-advies. De normering in deze paragraaf is echter gebaseerd op de DGM60.
Ad 1. Procedure Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen
Indien alle leerlingen het Drempelonderzoek 678 hebben gedaan worden de normen uit de
onderstaande tabel gebruikt om het schoolgemiddelde van de DGM60 te vergelijken met de ondergrens
voor de betreffende schoolgroep.
Tabel 4. Normen Drempelonderzoek 6783
Drempelonderzoek 678
Gemiddelde DGM60 score
Schoolgroep Ondergrens Bovengrens
1 100% 1,00 leerlingen 53,1 56,2
2 76-99% 1,00 leerlingen 51,8 55,4
3 51-75% 1,00 leerlingen 49,9 54,5
4 0-50% 1.00 leerlingen 47,5 52,1
5 26-50% 1,90 leerlingen 48,3 52,9
6 51-75% 1,90 leerlingen 46,4 49,9
7 > 75% 1,90 leerlingen 46,0 48,7
Het gemiddelde van de DGM60 staat met ingang van het schooljaar 2008-2009 op de
groepsoverzichten van het Drempelonderzoek 678 aangegeven. Voor voorgaande jaren moet dit
handmatig berekend worden uit de individuele leerlingenscores. Ook de schoolgroep staat niet vermeld
op het groepsoverzicht.
Norm leerresultaten per jaar op basis van het Drempelonderzoek 678
De leerresultaten van Als het percentage goed voor de betreffende
een bepaald jaar zijn schoolgroep:
Goed · op of boven de bovengrens ligt.
Voldoende · op of boven de ondergrens en onder de
bovengrens ligt.
Onvoldoende · onder de ondergrens ligt.
Ad 2. Procedure Cito Eindtoets én Drempelonderzoek 678
Als een deel van de leerlingen de Cito Eindtoets heeft gemaakt en een deel van de leerlingen het
Drempelonderzoek 678 wordt de onderstaande werkwijze toegepast.
Allereerst worden de individuele Drempelonderzoekscores van de leerlingen die niet aan de Cito
Eindtoets hebben deelgenomen, omgezet volgens de onderstaande conversietabel naar een Cito-score.
De inspectie herberekent vervolgens de gemiddelde Cito Eindtoetsscore van de groep door deze
geconverteerde scores mee te nemen. Daarna wordt de werkwijze voor het beoordelen van de Cito
Eindtoets aan de hand van het Schoolrapport B toegepast om het oordeel over de leerresultaten te
bepalen (zie paragraaf 1.2 van deze bijlage). Let op, het is in dit geval niet mogelijk de GLG-normering
te gebruiken!
3 De normen in deze tabel zijn toepasbaar op alle jaren waarin het Drempelonderzoek is afgenomen.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 7 -
Tabel 5. Conversietabel op leerlingniveau van Drempelscore (DGM60) naar Cito Eindtoetsscore4
DGM60 Cito-score DGM60 Cito-score DGM60 Cito-score
14-20 502 37 517 50 531
21-23 503 38 518 51 532
24-26 504 39 519 52 533
27 505 40 520 53 534
28 506 41 521 54 536
29 507 42 522 55 537
30 509 43 523 56 539
31 511 44 524 57 540
32 512 45 525 58 541
33 513 46 526 59 543
34 514 47 527 60 546
35 515 48 528
36 516 49 530
Voorbeeld:
Stel dat vijftien leerlingen de Cito Eindtoets hebben gedaan en vijf leerlingen alleen aan het
Drempelonderzoek 678 hebben deelgenomen. Met behulp van de tabel kan de Drempelscore worden
omgezet naar een Cito-score. Dat betekent, bijvoorbeeld, dat een individuele leerling met een
Drempelscore van 26 een Cito-score krijgt van 504, een leerling met een Drempelscore van 35 een
Cito-score van 515, een Drempelscore van 60 wordt 546, etc.
Het nieuwe schoolgemiddelde voor twintig leerlingen wordt vervolgens berekend door 15 x de
gemiddelde standaardscore van de Cito Eindtoets te berekenen, daar de (uit conversie verkregen) Cito-
scores van de vijf `drempelleerlingen' bij op te tellen en deze som te delen door twintig. De school
behoort in 2007 bijvoorbeeld tot schoolgroep 3. De zojuist berekende uitkomst moet worden
vergeleken met de ondergrens van 531,9 die we in paragraaf 1.2, Tabel 2 vinden.
LET OP. De normen in Tabel 4 zijn bepaald aan de hand van de gemiddelde scores die door scholen
behorend tot de verschillende schoolgroepen zijn behaald. De normen in Tabel 5 zijn daarentegen
bepaald op basis van scores van individuele leerlingen. De beide tabellen zijn daardoor niet
rechtstreeks met elkaar te vergelijken.
4. Cito Entreetoets
Indien de beoordeling van de leerresultaten niet gebaseerd kan worden op gegevens van de Cito
Eindtoets, het Schooleindonderzoek of het Drempelonderzoek 678, kan dit ook aan de hand van de Cito
Entreetoetsen van groep 7 van de afgelopen drie jaar gedaan worden.
De inspectie gaat bij de beoordeling van de leerresultaten aan de hand van de Entreetoets van groep 7
uit van het gemiddelde percentage goed.
Tabel 6a. Normen Entreetoets groep 7
Entreetoets groep 7
Schoolgroep Gemiddelde % goed
25%-50% gewogen leerlingen 65
50% gewogen leerlingen 55
De normen in de tabel worden toegepast op resultaten verkregen vanaf schooljaar 2008-2009. De
resultaten van voor 2008-2009 worden beoordeeld met de oude normen, zie tabel 6b.
Tabel 6b. Normen Entreetoets groep 7 vóór 2008-2009
Schoolgroep
Gemiddelde % goed
1 100% 1,00 leerlingen 67
2 76-99% 1,00 leerlingen 65
3 51-75% 1,00 leerlingen 61
4 0-50% 1.00 leerlingen 60
5 26-50% 1,90 leerlingen 59
4 De normen in deze tabel zijn toepasbaar op alle jaren waarin het Drempelonderzoek is afgenomen.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 8 -
6 51-75% 1,90 leerlingen 46
7 > 75% 1,90 leerlingen 46
Norm leerresultaten per jaar op basis van de Cito Entreetoets
De leerresultaten van Als het percentage goed voor de betreffende
een bepaald jaar zijn schoolgroep:
Voldoende · op of boven de norm ligt.
Onvoldoende · onder de norm ligt.
5 Toetsen uit het leerlingvolgsysteem
Indien er geen resultaten van een eindtoets of Entreetoets beschikbaar zijn, worden de resultaten aan
het eind van de schoolperiode beoordeeld aan de hand van methodeonafhankelijke en landelijk
genormeerde toetsen voor rekenen en wiskunde en begrijpend lezen in de leerjaren 8 van de drie
afgelopen leerjaren.
Voor een positief oordeel over de resultaten aan het einde van de schoolperiode geldt dat ten minste
één van de drie jaren voor rekenen en wiskunde én begrijpend lezen positief moet scoren om tot een
voldoende te komen.
Norm leerresultaten per jaar op basis van LVS
De leerresultaten van Als de resultaten voor rekenen en wiskunde én
een bepaald jaar zijn begrijpend lezen van groep 8:
Voldoende · beide op of boven de norm liggen.
Onvoldoende · niet beide op of boven de norm liggen.
In de volgende paragrafen staan de procedures beschreven voor de beoordeling van de toetsen uit de
leerlingvolgsystemen van Cito en de DLE-toetsen van Boom test uitgevers (voormalig Eduforce).
Daarnaast zijn de normen voor de begrijpend lezen toets van Aarnoutse opgenomen.
5.1 Cito leerlingvolgsysteem: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen
LET OP. Met ingang van het schooljaar 2011-2012 beoordeelt de inspectie de oude
leerlingvolgsysteemtoetsen uit 2002 niet meer.
De volgende tabel geeft de normen weer voor rekenen en wiskunde (algemeen) en begrijpend lezen
voor de verschillende schoolgroepen voor de middentoetsen van groep 8.
Tabel 7a. Normen Cito LVS-toetsen
Rekenen en Wiskunde algemeen en Begrijpend Lezen
Midden groep 8
Rekenen en wiskunde Begrijpend Lezen
Schoolgroep Gemiddelde Gemiddelde
Vaardigheidsscore Vaardigheidsscore
25%-50% gewogen leerlingen 109 52
50% gewogen leerlingen 98 46
Het oordeel op een toets is voldoende als de gemiddelde vaardigheidsscore op of boven de gegeven
norm ligt.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 9 -
De normen in de tabel worden toegepast op resultaten verkregen vanaf schooljaar 2008-2009. De
resultaten van voor 2008-2009 worden beoordeeld met de oude normen, zie tabel 7b.
Tabel 7b. Normen Cito LVS-toetsen vóór 2008-2009
Rekenen en Wiskunde algemeen en Begrijpend Lezen
Midden groep 8
Rekenen en wiskunde Begrijpend Lezen
Schoolgroep Gemiddelde Gemiddelde
Vaardigheidsscore Vaardigheidsscore
>50% 1.00 leerlingen 116 55
>50% gewogen leerlingen 112 48
> 50% 1.90 leerlingen 111 42
Als leerlingen van groep 8 toetsen maken op een lager niveau, tellen ze in principe mee in de
gemiddelde vaardigheidsscore van de school. Hiervoor is het wel van belang dat de toetsversies
hetzelfde zijn, aangezien het noodzakelijk is dat de toetsscore op dezelfde schaal liggen. Dit is niet het
geval als gebruik wordt gemaakt van verschillende versies. In dat geval baseert de inspectie haar
oordeel op het percentage leerlingen met D- en E-scores.
5.2 DLE-toetsen: Rekenen en wiskunde en Begrijpend lezen
De DLE-toetsen van het voormalige Eduforce leerlingvolgsysteem worden nu uitgegeven door Boom
test uitgevers. De volgende tabel geeft de normen weer voor het percentage zwakst presterende
leerlingen.
Tabel 8. Normen DLE-toetsen
Schoolgroep % zwakste leerlingen
25%-50% gewogen leerlingen 30
50% gewogen leerlingen 35
De resultaten voor een toets zijn voldoende als het percentage zwakst presterende leerlingen op of
onder de norm voor de betreffende schoolgroep ligt.
In de volgende tabel staan de normen voor het bepalen van het aantal zwakst presterende leerlingen in
termen van achterstanden in maanden (DLE-DL) (te vergelijken met Cito D- en E-niveau). Indien een
leerling een achterstand heeft die groter is dan de in de tabel vermelde norm, behoort deze tot de groep
zwakst presterende leerlingen .
Tabel 9a. Normen achterstanden (DL-DLE)
DLE-toetsen
Achterstand in maanden (DLE-DL)
Afnameperiode Rekenen en Begrijpend lezen A Begrijpend lezen B
wiskunde
Groep 8 September januari -5 -11 -8
Februari - juli -7 -12 -10
De normen in de tabel worden toegepast op resultaten verkregen vanaf schooljaar 2008-2009. De
resultaten van voor 2008-2009 worden beoordeeld met de oude normen, zie tabel 9b.
Tabel 9b. Normen achterstanden (DL-DLE) vóór 2008-2009
DLE-toetsen
Achterstand in maanden (DLE-DL)
Afnameperiode Rekenen en Begrijpend lezen A Begrijpend lezen B
wiskunde
Groep 8 September januari -6 -12 -10
Februari - juli -7 -12 -10
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 10 -
BIJLAGE C
1. Correctie van leerresultaten
In onderstaande paragrafen staat de werkwijze beschreven waarop en gevallen waarin correctie van
de leerresultaten plaatsvindt.
1.1 Leerlingen die uitstromen naar het LWOO
Sinds augustus 2007 corrigeert de inspectie de leerresultaten in principe niet meer voor leerlingen die
naar het LWOO uitstromen. De reden hiervoor is dat in de normering van de toetsen de LWOO-
leerlingen zijn inbegrepen. Door te corrigeren ontstaat er een gunstiger beeld dan in werkelijkheid het
geval is.
Scholen gaan op drie verschillende manieren om met leerlingen die mogelijk naar het LWOO
uitstromen:
1. de leerlingen worden op dezelfde wijze getoetst als de overige leerlingen;
2. de leerlingen maken de Niveautoets van het Cito of doen het Drempelonderzoek 678;
3. de leerlingen worden niet getoetst.
In de eerste twee gevallen bepaalt de inspectie het oordeel op haar reguliere wijze, zoals beschreven in
Bijlage B. In het laatste geval, als leerlingen niet getoetst worden, kent de inspectie in principe een
fictieve score toe (517 bij Cito Eindtoets, 37 bij Drempelonderzoek 678) aan de leerlingen die niet
hebben deelgenomen aan de toets.
Het komt voor dat scholen (een deel van) deze leerlingen uitsluiten van de toets, omdat zij bijvoorbeeld
verwachten dat de werkelijke Cito-score van deze leerlingen lager zal zijn dan 517. Als de inspecteur
vermoedt dat dit bewust gebeurt en een relevante factor is, kan deze overwegen de leerresultaten niet
of als onvoldoende te beoordelen; dit eventueel na overleg met de contactpersoon opbrengsten.
Het komt ook voor dat leerlingen niet zijn getoetst en het niet mogelijk is een fictieve score toe te
kennen voor deze leerlingen, omdat de school de Cito Eindtoets niet afneemt en ook het
Drempelonderzoek 678 niet uitvoert. In deze gevallen gaat de inspectie allereerst na of het aantal
LWOO-geïndiceerde leerlingen groter is dan het in de onderstaande tabel vermelde verwachte aantal.
Tabel 10. Verwacht aantal LWOO-indicaties
Aantal verwachte LWOO-
% gewogen leerlingen in groep 8 Aantal leerlingen in groep 8 indicaties in groep 8
Minder dan 10 1
0-50 10 of meer 2
Minder dan 10 1
10-14 2
15-19 3
51-100 20-24 4
etc, etc
Als dit aantal kleiner of gelijk is aan het verwachte aantal dan beoordeelt de inspectie de leerresultaten
op basis van de beschikbare gegevens en laat zij de niet deelnemende leerlingen hierbij buiten
beschouwing. Is echter het werkelijke aantal groter dan het verwachte aantal dan wordt van de school
verwacht dat zij zich hierover kan verantwoorden. Dit betekent dat de school dan moet aantonen dat
de betreffende leerlingen zich naar verwachting hebben ontwikkeld. Hieraan stelt de inspectie de
volgende eisen:
De school heeft voor de leerling een ontwikkelingsperspectief bepaald dat voldoende onderbouwd en
realistisch is.
De school heeft voor de leerling tussendoelen opgesteld die zijn afgeleid van het
ontwikkelingsperspectief.
De leerling ontwikkelt zich naar verwachting (dus volgens de gestelde tussendoelen).
Als de verantwoording van de school onvoldoende is kan de inspectie besluiten de leerresultaten niet
of als onvoldoende te beoordelen; dit eventueel in overleg met de contactpersoon opbrengsten.
In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk dat de inspectie de resultaten van LWOO-leerlingen uitsluit
van de beoordeling: hiervoor moet de school aantonen dat de achterstanden bij deze leerlingen niet
zijn veroorzaakt door het onderwijs.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 11 -
1.2 Leerlingen met lgf-, SO- of SBO-indicatie
In uitzonderlijke gevallen laat de inspectie de resultaten van leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften buiten beschouwing bij de beoordeling van de leerresultaten. Hiervoor gelden
echter strikte voorwaarden.
Leerlinggebonden financiering en Weer Samen naar School hebben tot gevolg dat steeds meer
leerlingen, die vroeger naar het speciaal onderwijs of het speciaal basisonderwijs gingen, nu een
reguliere basisschool bezoeken. In de lgf-regeling is een verscheidenheid aan handicaps opgenomen.
Voor een deel van die handicaps geldt dat de belemmeringen grote effecten hebben op het niveau van
de leerprestaties. Voor een ander deel geldt dat leerlingen in beginsel naar alle vormen van voortgezet
onderwijs zouden kunnen uitstromen. Het is dus van belang om inzicht te hebben in de mate waarin de
handicap van invloed is op het leren.
Om de resultaten van een leerling buiten beschouwing te laten, geldt dat voor de betreffende leerling
moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het gaat om een leerling met specifieke onderwijsbehoeften. Dit zijn leerlingen met:
· een SO- of SBO-indicatie;
· leerlinggebonden financiering (lgf- of `rugzakleerlingen');
· een verwachte uitstroom naar het praktijk- of voortgezet speciaal onderwijs;
· cognitieve of sociaal emotionele belemmeringen op één of meerdere van de vakgebieden rekenen
en wiskunde, technisch lezen of begrijpend lezen.
De school heeft voor de leerling een ontwikkelingsperspectief bepaald dat voldoende onderbouwd en
realistisch is.
De school heeft voor de leerling tussendoelen opgesteld die zijn afgeleid van het
ontwikkelingsperspectief.
De leerling ontwikkelt zich naar verwachting (dus volgens de gestelde tussendoelen).
1.3 Leerlingen die toetsen op een ander niveau of geheel niet maken
Leerlingen nemen niet altijd aan de toets uit het leerlingvolgsysteem deel die de rest van de groep
maakt. Sommige leerlingen maken een toets op een hoger of lager niveau (ander leerjaar of
afnamemoment). Het komt ook voor dat leerlingen in het geheel geen toets maken. De meest
voorkomende reden is dat zij de reguliere leerstof niet of deels volgen: dit zijn vaak leerlingen met een
eigen leerlijn of een handelingsplan.
Als leerlingen een toets op een ander niveau hebben gemaakt, voert de inspectie een correctie uit. Als
leerlingen niet zijn getoetst, beschouwt de inspectie ze als leerlingen die onder de norm presteren.
2 Werkwijzen bij correctie van leerresultaten
2.1 Correctie bij Cito Eindtoets
De wijze van correctie van het groepsgemiddelde voor de Cito Eindtoets is identiek voor beoordelingen
op basis van de GLG en het Schoolrapport B.
Leerling uit groepsgemiddelde verwijderen
Een leerling wordt uit het groepsgemiddelde verwijderd door eerst het groepsgemiddelde te
vermenigvuldigen met het aantal deelnemers aan de toets. Vervolgens wordt hier de Eindtoetsscore
van de leerling die verwijderd moet worden vanaf getrokken. Daarna wordt het totaal gedeeld door één
leerling minder. De gecorrigeerde score wordt vergeleken met de ondergrens behorend bij de
betreffende schoolgroep (zie Bijlage B voor de tabel met de ondergrenzen).
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 12 -
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Jaar Aantal Gemiddelde GLG-score Score van te Ondergrens
leerlingen verwijderen leerling
2008 12 531 504 533,7
Aan de Eindtoets hebben 12 leerlingen deelgenomen, waarvan er één naar het praktijkonderwijs
uitstroomt. Het resultaat van deze leerling (score 504) wordt buiten beschouwing gelaten.
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (exclusief de uit te sluiten leerling) is:
((12 x 531) 504) : (12 1) = 5868 : 11 = 533,5.
De corrigeerde score ligt onder de ondergrens, het oordeel blijft dus onvoldoende.
Leerling aan groepsgemiddelde toevoegen
Als een leerling ten onrechte niet aan de toets heeft deelgenomen, wordt voor deze leerling de score
517 toegevoegd (bijvoorbeeld LWOO-leerlingen), waarna het groepsgemiddelde opnieuw wordt
berekend (zie Bijlage B voor de tabel met de ondergrenzen).
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Toe te voegen
Aantal Gemiddelde
Jaar scores voor 2 Schoolgroep Ondergrens
leerlingen groepsscore leerlingen
2008 17 535,1 517, 517 2 534,5
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (inclusief de toe te voegen leerlingen) is:
((17 x 535,1) + 517 + 517) : (17+2) = 10130,7 : 19 = 533,2.
De corrigeerde score ligt onder de ondergrens, het oordeel is dus onvoldoende.
2.2 Correctie bij Schooleindonderzoek
Bij het Schooleindonderzoek heeft correctie door het uitsluiten van zorgleerlingen geen tot weinig
effect. Zowel de schoolvorderingen- als intelligentiescore zullen namelijk voor deze leerlingen laag zijn.
Het groepsgemiddelde is gebaseerd op de verschilscores tussen beide scores: het is dus aannemelijk
dat het effect op de gemiddelde verschilscore van schoolvorderingen en intelligentie minimaal is.
Leerling uit groepsgemiddelde verwijderen
Om de resultaten van een leerling te verwijderen, worden eerst de gemiddelde schoolvorderingen en
het gemiddelde IQ van de leerlingen die wel beoordeeld moeten worden, berekend. Vervolgens wordt de
nieuwe z-score berekend aan de hand van de volgende formule:
z-score= SV (IQ+a)
s
In deze formule zijn de waarden a en s nodig. Deze staan op het totaaloverzicht voor de school.
Voorbeeld:
Van de 36 deelnemende leerlingen moeten de scores van twee kort in Nederland verblijvende
allochtone leerlingen niet meetellen in de leerresultaten.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 13 -
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Jaar Aantal Gemiddelde School- School- IQ-scores van a s
leerlingen School- gemiddelde vorderingen uit te sluiten
vorderingen Intelligentie scores van uit leerlingen
te sluiten (NIO-score)
leerlingen
2009 36 92,7 95,1 70, 65 88, 90 -2,32 3,46
Het gecorrigeerde gemiddelde van de schoolvorderingen (exclusief de uit te sluiten leerlingen) is:
SV = ((36x92,7) 70 65) : (36-2)= 3202,2 : 34 = 94,2.
Het gecorrigeerde gemiddelde van de intelligentie (exclusief de uit te sluiten leerlingen) is :
IQ = ((36x95,1) 88 90) : (36-2) = 3245,6 : 34 = 95,5.
De gecorrigeerde z-score is:
(SV - (IQ + a)) : s = (94,2 (95,5 + -2,32)) : 3,46 = 0,30.
De corrigeerde z-score ligt boven de ondergrens van -0,5, het oordeel is dus voldoende.
Leerling aan groepsgemiddelde toevoegen
Als een school het Schooleindonderzoek afneemt, ligt het voor de hand dat alle leerlingen deelnemen.
Er bestaat geen toe te wijzen toetsscore voor ten onrechte nietaan het Schooleindonderzoek
deelnemende leerlingen (bijvoorbeeld LWOO-leerlingen, zie in dit geval paragraaf 3.1.3). Als leerlingen
niet hebben deelgenomen, kan de inspectie de leerlingvolgsysteemresultaten van deze leerlingen voor
begrijpend lezen en rekenen en wiskunde bij het oordeel betrekken. Afhankelijk van het aantal
leerlingen dat niet heeft deelgenomen, hun resultaten op de leerlingvolgsysteemtoetsen en de z-score
van de overige leerlingen, bepaalt de inspectie het oordeel. In geval van sterke twijfel over een
voldoende of onvoldoende oordeel kan het oordeel "niet te beoordelen" gegeven worden. Ook kan de
inspecteur in overleg met de contactpersoon opbrengsten het uiteindelijke oordeel bepalen.
2.3 Correctie bij Drempelonderzoek 678
Leerling uit groepsgemiddelde verwijderen
Een leerling wordt uit het groepsgemiddelde verwijderd door eerst het groepsgemiddelde te
vermenigvuldigen met het aantal deelnemers aan de toets. Trek hier vervolgens de score van de
leerling die verwijderd moet worden af en deel het totaal door één leerling minder. Vergelijk daarna de
gecorrigeerde score met de ondergrens behorend bij de betreffende schoolgroep (zie Bijlage B).
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Jaar Aantal leerlingen Gemiddelde Score van te Schoolgroep Norm
groepsscore verwijderen
leerling
2009 25 52,0 19 1 53,1
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (exclusief de te verwijderen leerling) is:
((25 x 52,0) 19) : (25 1) = 1281 : 24 = 53,4.
De corrigeerde score ligt boven de ondergrens, het oordeel is dus voldoende.
Leerling aan groepsgemiddelde toevoegen
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 14 -
Gezien de aard van het Drempelonderzoek 6785 is het minder waarschijnlijk dat de school leerlingen
uitsluit van deelname. Als er toch sprake is van niet deelnemen aan de toets (bijvoorbeeld LWOO-
leerlingen), dan kan voor een beoordeling op grond van het Drempelonderzoek 678 de score 37
gebruikt worden, die volgens de conversietabel correspondeert met de standaardscore van 517 die
voor dit doel bij de Cito Eindtoets wordt gebruikt.
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Jaar Aantal leerlingen Gemiddelde Toe te voegen Schoolgroep Norm
groepsscore score
2009 15 52,0 38 2 51,8
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (inclusief de toe te voegen leerling) is:
((15 x 52,0) + 38) : (15 + 1) = 818 : 16 = 51,1.
De corrigeerde score ligt onder de ondergrens, het oordeel is dus onvoldoende.
2.4 Correctie bij Cito Entreetoets
Leerling uit groepsgemiddelde verwijderen
Om een leerling uit het groepsgemiddelde te verwijderen wordt eerst het groepsgemiddelde
vermenigvuldigd met het aantal deelnemers aan de toets. Vervolgens wordt hier het percentage goed
van de leerling die verwijderd moet worden, afgetrokken. Daarna wordt het totaal door één leerling
minder gedeeld. Dit gecorrigeerde percentage wordt vergeleken met de ondergrens voor het
percentage goed behorend bij de betreffende schoolgroep (zie Bijlage B).
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Jaar Aantal leerlingen Gemiddeld % % goed voor te Schoolgroep Norm % goed
goed verwijderen
leerling
2009 15 64 40 2 65
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (exclusief de te verwijderen leerling) is:
((15 x 64) 40) : (15 1) = 920 : 14 = 65,7.
Het corrigeerde percentage ligt boven de ondergrens, het oordeel is dus voldoende.
Leerling aan groepsgemiddelde toevoegen
Als de school haar leerresultaten verantwoordt aan de hand van de Entreetoets, ligt het voor de hand
dat alle leerlingen deelnemen. Er bestaat geen toe te wijzen toetsscore voor ten onrechte niet
deelnemende leerlingen aan de Entreetoets, bijvoorbeeld potentiële LWOO-leerlingen. Als leerlingen
niet hebben deelgenomen kan de inspectie de leerlingvolgsysteemresultaten van deze leerlingen voor
begrijpend lezen en rekenen en wiskunde bij het oordeel betrekken. Afhankelijk van het aantal
leerlingen dat niet heeft deelgenomen, hun resultaten op de leerlingvolgsysteemtoetsen en het
gemiddelde percentage goed op de Entreetoets van de overige leerlingen, bepaalt de inspectie het
oordeel. In geval van sterke twijfel over een voldoende of onvoldoende oordeel kan het oordeel "niet te
beoordelen" gegeven worden. Ook kan de inspecteur in overleg met de contactpersoon opbrengsten
het uiteindelijke oordeel bepalen.
5 Het Drempelonderzoek 678 is één van de toetsen die de Regionale Verwijzings Commissie Voortgezet Onderwijs geschikt
acht om te gebruiken bij het aanleveren van gegevens over leerlingen bij de aanvraag voor zorg binnen leerwegondersteuning
of praktijkonderwijs.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 15 -
2.5 Correctie bij Cito leerlingvolgsysteem
Leerling uit groepsgemiddelde verwijderen
Om een leerling uit het groepsgemiddelde te verwijderen, wordt eerst het groepsgemiddelde
vermenigvuldigd met het aantal deelnemers aan de toets. Vervolgens wordt hier de score van de
leerling die verwijderd moet worden van afgetrokken. Daarna wordt het totaal door één leerling minder
gedeeld. Deze gecorrigeerde score wordt vergeleken met de ondergrens behorend bij de betreffende
schoolgroep. Zie Bijlage B voor de tabel met ondergrenzen.
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Groep Aantal Groepsgemiddelde Scores van te Norm
leerlingen DMT M4 kaart3 verwijderen leerlingen
4 18 34 19, 17 37
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (exclusief de te verwijderen leerlingen) is:
((18 x 34) 19 17) : (18 2) = 576 : 16 = 36.
De corrigeerde score ligt onder de ondergrens, het oordeel is dus onvoldoende.
Leerling aan groepsgemiddelde toevoegen
Twee mogelijkheden worden onderscheiden:
1. De leerling heeft een toets op een ander niveau gemaakt. Toetsing op een lager of hoger niveau
heeft geen invloed op de vaardigheidsscore van een leerling.
Om het gemiddelde van deze vaardigheidsniveaus te kunnen nemen, is het noodzakelijk dat de
verschillende toetsen dezelfde toetsversie betreffen. De vaardigheidsscores van de verschillende
versies mogen niet door elkaar worden gebruikt, omdat deze anders geschaald zijn. In dat geval
moet het oordeel op basis van het percentage leerlingen met een D- of E-score worden bepaald.
In de regel zijn leerlingen die op een lager niveau of geheel niet worden getoetst als D/E-scoorders
aan te merken. Hierbij geldt dat maximaal 25 procent van de leerlingen een score op D of E-niveau
mag hebben als er minder dan 15 procent gewogen leerlingen zijn. Bij 15 procent of meer
leerlingen met een leerlinggewicht ligt deze norm op 30 procent.
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Groep Aantal leerlingen Groepsgemiddelde Scores van toe te Norm
getoetst met RW RW2002 M6 voegen leerlingen
M6 (getoetst met RW
2002 M5)
6 16 96 78, 70 88
Groep 6 bestaat uit 18 leerlingen met minder dan 15% gewogen leerlingen, waarvan er twee de M5
toets voor rekenen en wiskunde hebben gemaakt. Zonder deze leerlingen erbij te betrekken is het
oordeel voldoende, want het groepsgemiddelde is hoger dan de ondergrens.
Het gecorrigeerde groepsgemiddelde (inclusief de toe te voegen leerlingen) is:
((16 x 96) + 78 + 70) : (16 + 2) = 1684 : 18 = 93.6.
De corrigeerde score ligt boven de ondergrens, het oordeel blijft dus voldoende.
2. De leerling is in het geheel niet getoetst.
Er bestaat geen toe te wijzen toetsscore voor ten onrechte niet deelnemende leerlingen aan
leerlingvolgsysteemtoetsen, bijvoorbeeld LWOO-leerlingen (zie in dit geval paragraaf 3.1.3). In de
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 16 -
regel zijn leerlingen die in het geheel niet worden getoetst als D/E-scoorders aan te merken, tenzij
de school kan aantonen dat dit niet voor deze leerlingen geldt.
Voorbeeld:
Groep 6 bestaat uit 19 leerlingen waarvan minder dan 15 procent met een leerlinggewicht. Twee
leerlingen zijn niet getoetst, zie onderstaande tabel.
Groep Aantal Aantal D/E % D/E Aantal niet Norm % D/E
leerlingen scores leerlingen deelnemers
getoetst met
RW M6
6 17 2 12% 2 25%
De correctie kan hier alleen aan de hand van het percentage D/E-scoorders plaatsvinden,
aangezien er geen score bestaat die we aan de niet-deelnemers kunnen toekennen. Van de
getoetste leerlingen hebben er twee een D- of E-score, dat is 12 procent. Zonder deze leerlingen
erbij te betrekken, is het oordeel voldoende, want het percentage D/E-scoorders is lager dan de
ondergrens van 25 procent.
Om bij de beoordeling de niet-deelnemende leerlingen toch mee te nemen worden ze beschouwd
als D/E-scoorders.
Het gecorrigeerde percentage D/E-scoorders (inclusief de toe te voegen leerlingen) wordt als volgt
berekend:
Gecorrigeerde aantal D/E-scoorders = 2+2.
Het gecorrigeerde percentage D/E-scoorders is dan: 4 : (17 + 2) x 100 = 21 procent.
Het corrigeerde percentage D/E-scoorders ligt onder de ondergrens van 25 procent, het oordeel
blijft dus voldoende.
2.6 Correctie bij DLE-toetsen
Toetsresultaten worden bij DLE-toetsen aan de hand van het percentage uitvallers berekend.
Correcties worden dus ook aan de hand van het percentage uitvallers uitgevoerd.
Leerling uit groepsgemiddelde verwijderen
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Groep Aantal Aantal % uitvallers TL Aantal te Norm % uitval
leerlingen uitvallers verwijderen
leerlingen
3 18 6 33,3% 2 25%
Het betreft een schoolpopulatie met minder dan 15 procent gewogen leerlingen, de ondergrens voor
het percentage zwak presterende leerlingen is dus 25 procent. In groep 3 hebben 18 leerlingen de toets
voor technisch lezen gemaakt; twee van deze leerlingen zijn net in Nederland (sinds een half jaar) en
hoeven niet in de toetsbeoordeling te worden betrokken.
Het gecorrigeerde percentage uitvallers (exclusief de te verwijderen leerlingen) wordt als volgt
berekend:
Het gecorrigeerde aantal uitvallers: 6 2 = 4.
Het corrigeerde percentage uitvallers: 4 : (18 2 ) = 4 : 16 = 25 procent
Het corrigeerde percentage uitvallers is gelijk aan de ondergrens, het oordeel is dus voldoende.
Leerling aan groepsgemiddelde toevoegen
Twee mogelijkheden worden onderscheiden:
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 17 -
1. De leerling heeft een toets op een ander niveau gemaakt. In dit geval kijkt de inspectie naar de
DLE-score van de leerling en bepaalt zij de afwijking van de DL voor deze leerling. Vervolgens kan
worden nagegaan of de leerling als uitvaller moet meetellen. Leerlingen die een toets op een lager
niveau hebben gemaakt, zullen veelal als uitvaller kunnen worden aangemerkt. Vervolgens kan,
indien nodig, het percentage uitvallers opnieuw worden berekend.
Voorbeeld:
Uitgaande van de gegevens in de onderstaande tabel:
Groep Aantal Aantal % uitvallers Aantal toe te Norm % uitval
leerlingen uitvallers voegen
getoetst met leerlingen
RW
6 16 3 19% 2 25%
Het betreft een schoolpopulatie met minder dan 15 procent gewogen leerlingen, de ondergrens
voor het percentage zwak presterende leerlingen is dus 25 procent. In groep 6 hebben 16
leerlingen de toets van rekenen gemaakt, twee leerlingen hebben een toets op een lager niveau
gemaakt en blijken na analyse van hun resultaat als uitvallers te moeten worden aangemerkt.
Zonder deze leerlingen erbij te betrekken is het oordeel voldoende, want het percentage uitvallers
is lager dan de ondergrens. De resultaten van deze twee leerlingen worden als volgt meegenomen:
Het gecorrigeerde percentage uitvallers (inclusief de toe te voegen leerlingen) wordt als volgt
berekend:
Het gecorrigeerde aantal uitvallers: 3 + 2 = 5.
Het corrigeerde percentage uitvallers: 5 : (16 + 2 ) = 5 : 18 = 27,7 procent
Het gecorrigeerde percentage uitvallers ligt boven de ondergrens, het oordeel is dus onvoldoende.
2. De leerling is in het geheel niet getoetst.
In de regel zijn leerlingen die in het geheel niet worden getoetst (bijvoorbeeld LWOO-leerlingen) als
uitvallers aan te merken, tenzij de school kan aantonen dat dit niet voor deze leerlingen geldt. De
wijze van correctie is identiek aan het voorgaande voorbeeld.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 18 -
BIJLAGE D
Beoordeling leerresultaten van de basisschool
De school verantwoordt zich over de leerresultaten met door haar gebruikte betrouwbare en valide
toetsen. Ze kan uit het beschikbare toetsinstrumentarium een principieel eigen keuze maken. De
inspectie hanteert de volgende volgorde bij het gebruik maken van beschikbare toetsresultaten:
1. Eén van de eindtoetsen:
(1) Eindtoets Basisonderwijs;
(2) Schooleindonderzoek;
(3) Drempelonderzoek;
2. Entreetoets;
3. Landelijk genormeerde methodeonafhankelijke toetsen uit groep 8.
Bij voorkeur baseert de inspectie haar oordeel op de toets waarvoor van twee of meer jaren gegevens
beschikbaar zijn.
1. Normering leerresultaten
Leerresultaten beoordeelt de inspectie op basis van de resultaten van de leerlingen in groep 8 van de
afgelopen 3 jaar (cohorten), of, in geval van de Cito Entreetoets, van de leerlingen van groep 7 van de
afgelopen drie jaar.
De inspectie analyseert de resultaten van drie cohorten. Als er sprake is van "overstappen" van
bijvoorbeeld de Entreetoets naar een andere eindtoets of omgekeerd, kan het voorkomen dat twee keer
de gegevens van hetzelfde cohort worden betrokken bij de beoordeling. Dit is niet de bedoeling. In dit
geval beschouwt de inspectie slechts één van beide jaren en wordt een extra cohort toegevoegd ten
behoeve van de beoordeling.
Indien één jaar voldoende is, zijn de leerresultaten voldoende. Als de resultaten drie
achtereenvolgende jaren onvoldoende zijn, is het oordeel onvoldoende.
Het is mogelijk dat er voor een goede beoordeling moet worden afgeweken van de in deze bijlage
beschreven procedure (bijvoorbeeld als over minder dan drie jaar resultaten beschikbaar zijn, of als er
leerlingen zijn die hebben deelgenomen aan de toets en naar het praktijkonderwijs uitstromen). De
inspectie gaat daarom altijd na of er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals vermeld in bijlage
C. Als dit het geval is, wordt de daar beschreven systematiek toegepast.
2. Beoordeling leerresultaten kleine scholen
Bij de beoordeling van de leerresultaten wordt een school als klein beschouwd als er gedurende de
afgelopen drie jaar in totaal minder dan 30 leerlingen in groep 8 zaten.
Op kleine scholen heeft het minder zin naar groepsgemiddelden per schooljaar te kijken. Bij kleine
groepen kan één of enkele extreem laag of extreem hoog scorende leerling een groot effect hebben op
de gemiddelde score. Recent onderzoek laat zien dat het betrouwbaarheidsinterval bij kleine scholen
zeer ruim is.
Voor kleine scholen geldt dat als de leerresultaten in elk van de afgelopen drie jaar voldoende zijn, het
oordeel over de leerresultaten voldoende is. Als dit niet het geval is, berekent de inspectie het gewogen
gemiddelde van de toetsresultaten over vijf jaar en vergelijkt dit met het gewogen gemiddelde van de
ondergrenzen.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 19 -
Beslisregel De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode
leerresultaten kleine liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van
school de leerlingenpopulatie mag worden verwacht.
Het gewogen gemiddelde van de leerresultaten (Schoolrapport B)
van de afgelopen vijf jaren ligt:
Goed (`4'): · op of boven het gewogen gemiddelde van de bovengrenzen.
Voldoende (`3'): · op of boven het gewogen gemiddelde van de ondergrenzen.
OF
· de leerresultaten zijn elk van de afgelopen drie jaar
voldoende.
Onvoldoende (`2'): · onder het gewogen gemiddelde van de ondergrenzen.
NB. Als een school zeer klein (tien of minder leerlingen gedurende drie jaar in groep 8) is kan het
voorkomen dat het oordeel niet overtuigend voldoende of onvoldoende is. In dit geval overlegt de
inspecteur met collega inspecteurs. Na overleg wordt gezamenlijk bepaald welk oordeel de school het
meest recht doet. In uitzonderingsgevallen kan de inspectie zich van een oordeel onthouden. De
leerresultaten kunnen in deze gevallen niet worden beoordeeld.
De volgende paragrafen geven voor de verschillende toetsen een voorbeeld.
2.1 Cito Eindtoets
Als er sprake is van een kleine school vindt de beoordeling van de leerresultaten plaats op basis van de
scores van het Schoolrapport B. Omdat het betrouwbaarheidsinterval van de GLG-scores voor kleine
scholen veel te groot is, geeft de inspectie de voorkeur aan een beoordeling aan de hand van de
werkelijk behaalde schoolscore (ondergrenzen zie paragraaf 1 Bijlage B).
Als de toetsresultaten van de afgelopen drie jaar alle voldoende zijn, is het oordeel voldoende. Als dit
niet het geval is, wordt het gewogen gemiddelde over vijf jaar beoordeeld.
Rekenvoorbeeld van het beoordelen op basis van gewogen gemiddelden:
Jaar Aantal leerlingen Toetsgemiddelde Schoolgroep Ondergrens
2004 5 531,9 2 534,1
2005 4 532,0 3 531,6
2006 6 533,0 2 533,7
2007 7 533,3 3 531,9
2008 5 533,2 2 534,5
De afgelopen drie jaar zaten er 18 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. Zowel
in 2006 als 2008 is het oordeel onvoldoende. Het oordeel wordt dus bepaald op basis van een gewogen
gemiddelde over vijf jaar.
Het gewogen toetsgemiddelde is:
(5x531,9 + 4x532,0 + 6x533,0 + 7x533,3 + 5x533,2) : (5+4+6+7+5) =.14384,6 : 27 = 532,8.
De gewogen norm is:
(5x534,1 + 4x531,6 + 6x533,7 + 7x531,9 + 5x534,5) : (5+4+6+7+5) = 14394,9 : 27 = 533,1.
Het oordeel is onvoldoende, omdat het gewogen toetsgemiddelde lager is dan de gewogen ondergrens
voor de norm.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 20 -
2.2 Schooleindonderzoek
Als de toetsresultaten van de afgelopen drie jaar alle voldoende zijn, is het oordeel voldoende. Als dit
niet het geval is, wordt het gewogen gemiddelde over vijf jaar beoordeeld.
Rekenvoorbeeld van het beoordelen op basis van gewogen gemiddelden:
Jaar Aantal leerlingen z-score
2004 4 -0,7
2005 6 0,7
2006 3 0,2
2007 7 -0,6
2008 2 -0,7
De afgelopen drie jaar zaten er 12 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. In 2007
en 2008 is het oordeel onvoldoende. Het oordeel wordt dus bepaald op basis van een gewogen
gemiddelde over vijf jaar.
Het gewogen toetsgemiddelde is:
(4x-0,7 + 6x0,7 + 3x0,2 + 7x0,6 + 2x0,7) : (4+6+3+7+2) = 3,6 : 22 = 0,16.
De ondergrens is altijd 0,5 bij het Schooleindonderzoek. Dus is de gewogen ondergrens ook gelijk aan
0,5.
Het oordeel is voldoende, omdat het gewogen toetsgemiddelde boven de gewogen ondergrens ligt.
2.3 Drempelonderzoek 678
Zoals in Bijlage B is aangegeven zijn er twee manieren waarop de gegevens uit het Drempelonderzoek
678 gebruikt kunnen worden bij de beoordeling van de leerresultaten. Hieronder worden voorbeelden
gegeven hoe in beide gevallen gerekend moet worden als het een kleine school betreft.
Als de toetsresultaten van de afgelopen drie jaar alle voldoende zijn, is het oordeel voldoende. Als dit
niet het geval is, wordt het gewogen gemiddelde over vijf jaar beoordeeld.
Drempelonderzoek 678 bij alle leerlingen
Indien alle leerlingen het Drempelonderzoek 678 hebben gedaan, wordt de gemiddelde score van alle
leerlingen van de afgelopen vijf jaar bepaald. Vervolgens wordt dit gemiddelde vergeleken met de
gewogen gemiddelde ondergrenzen (zie Bijlage B).
Rekenvoorbeeld beoordelen op basis van gewogen gemiddelden:
Jaar Aantal leerlingen Gemiddelde score Schoolgroep Ondergrens
Drempelonderzoek Drempelonderzoek
2004 5 52,8 3 49,9
2005 7 53,0 2 51,8
2006 1 51,7 2 51,8
2007 5 54,1 1 53,1
2008 6 50,6 2 51,8
De laatste drie jaar zaten er 12 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. In 2006 en
2008 is het oordeel onvoldoende. Het oordeel wordt dus bepaald op basis van een gewogen gemiddelde
over vijf jaar.
Het gewogen toetsgemiddelde is:
(5x52,8 + 7x53,0 + 1x51,7 + 5x54,1 + 6x50,6) : (5+7+1+5+6) = 1260,8 : 24 = 52,5.
De gewogen ondergrens is:
(5x49,9 + 7x51,8 + 1x51,8 + 5x53,1 + 6x51,8) : (5+7+1+5+6) = 1240,2 : 24 = 51,7.
Het oordeel is voldoende, omdat het gewogen toetsgemiddelde boven de gewogen ondergrens ligt.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 21 -
Cito Eindtoets en Drempelonderzoek 678
Allereerst worden de individuele Drempelonderzoekscores van de leerlingen die niet aan de Cito
Eindtoets hebben deelgenomen omgezet naar een Cito-standaardscore (zie Bijlage C). Daarna wordt de
gemiddelde Cito Eindtoetsscore van de groep herberekend door deze omgezette scores mee te nemen.
Vervolgens worden het gewogen gemiddelde over vijf jaar en de gewogen ondergrens berekend. Dit
gebeurt op dezelfde wijze als bovenstaand is beschreven is voor de Cito Eindtoets.
Rekenvoorbeeld van het beoordelen op basis van gewogen gemiddelden:
Aantal Aantal Scores Gem.
Gem. Scores
leerlingen leerlingen omgezet Cito-score School- Onder-
Jaar Cito- Drempel
Cito Drempel- naar alle groep grens
score onderz.
onderz. Cito leerlingen
2004 5 534,9 0 534,9 2 534,1
2005 2 531,2 0 531,2 2 533,4
2006 8 535,0 2 35, 40 515, 520 531,5 2 533,7
2007 9 535,2 1 44 524 534,1 3 531,9
2008 1 532,2 0 532,2 2 534,5
De afgelopen drie jaar zaten er 21 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. In 2006
en 2007 hebben in totaal drie leerlingen het Drempelonderzoek 678 in plaats van de Cito Eindtoets
gemaakt. Daarom zijn de Drempelonderzoeksscores eerst omgezet naar Cito-scores (zie kolom `scores
omgezet naar Cito'). Vervolgens is het Cito gemiddelde opnieuw bepaald met verwerking van deze
scores (zie kolom `gemiddelde Cito alle lln'). Deze gemiddelden waren in 2006 en 2008 onvoldoende.
Het oordeel wordt dus bepaald op basis van een gewogen gemiddelde over vijf jaar.
Het gewogen toetsgemiddelde is:
(5x534,9 + 2x531,2 + 10x531,5 + 10x534,1 + 1x532,2) : (5 + 2 + 10 + 10 + 1) = 14925,1 : 28 = 533,0.
De gewogen ondergrens is:
(5x534,1 + 2x533,4 + 10x533,7 + 10x531,9 + 1x534,5) : (5 + 2 + 10 + 10 + 1) = 14927,8 : 28 = 533,1.
Het oordeel is onvoldoende, omdat het gewogen toetsgemiddelde onder de gewogen ondergrens ligt.
2.4 Cito Entreetoets
In Bijlage B staat aangegeven hoe het oordeel over de leerresultaten bepaald wordt op basis van de
resultaten op de Entreetoets van groep 7. De ondergrenzen hiervoor staan in Bijlage B.
Als de toetsresultaten van de afgelopen drie jaar alle voldoende zijn, is het oordeel voldoende. Als dit
niet het geval is, wordt het gewogen gemiddelde over vijf jaar beoordeeld.
Rekenvoorbeeld van het beoordelen op basis van gewogen gemiddelden:
Jaar Aantal leerlingen Gemiddeld Schoolgroep Ondergrens
% goed % goed
2005 4 61,0 2 65
2006 6 66,4 2 65
2007 8 64,0 2 65
2008 11 67,2 1 67
2009 4 66,9 1 68
De ondergrenzen behorend bij de jaren 2005 tot en met 2008 zijn volgens de oude normen, deze
worden toegepast op alle schooljaren voor 2008-2009.
De afgelopen drie jaar zaten er 23 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. In 2006
en 2008 is het oordeel onvoldoende. Het oordeel wordt dus bepaald op basis van een gewogen
gemiddelde over vijf jaar.
Het gewogen toetsgemiddelde is:
(4x61 + 6x66,4 + 8x64,0 + 11x67,2 + 4x66,9) : (4 + 6 + 8 + 11 + 4) = 2161,2 : 33 = 65,5.
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 22 -
De gewogen ondergrens is:
(4x65 + 6x65 + 8x65 + 11x67 + 4x68) : (4 + 6 + 8 + 11 + 4) = 2179 : 33 = 66,0.
Het oordeel is onvoldoende, omdat het gewogen toetsgemiddelde onder de gewogen ondergrens ligt.
2.5 Leerlingvolgsystemen
In deze paragraaf wordt aan de hand van voorbeelden weergegeven hoe de leerresultaten op een kleine
school beoordeeld worden aan de hand van toetsen uit het Cito en de DLE-toetsen van Boom test
uitgevers en de begrijpend lezen toets van Aarnoutse. Ook nu wordt het oordeel gebaseerd op de
toetsen voor begrijpend lezen en rekenen en wiskunde van groep 8.
Als de zes toetsen (3 x BL en 3 x RW) van de afgelopen drie jaar allemaal voldoende zijn is het oordeel
voldoende. Als dit niet het geval is, worden de toetsen voor begrijpend lezen en rekenen en wiskunde
van vijf jaar bekeken.
Als de benodigde gegevens over vijf jaar niet beschikbaar zijn kunnen eventueel de resultaten van de
huidige groep 7 in het onderzoek meegenomen worden.
Beslisregel De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode liggen ten
leerresultaten kleine minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie
school met lvs mag worden verwacht.
De leerresultaten voor BL en RW liggen:
Voldoende (`3') · de laatste drie jaar voor alle toetsen BL en RW op of boven de norm.
OF
· voor ten minste drie van de vijf BL én drie van de vijf RW toetsen op of
boven de norm in de afgelopen vijf jaar.
Onvoldoende (`2') · voor minder dan drie van de vijf BL en/of drie van de vijf RW toetsen op of
boven de norm in de afgelopen vijf jaar.
Rekenvoorbeeld (Cito lvs):
Aantal Gemiddelde Gemiddelde
Jaar Schoolgroep Norm BL Norm RW
leerlingen score BL score RW
2005 2 51,2 (+) 108,7 (-) 2 48 112
2006 6 53,1 (+) 109,1 (-) 2 48 112
2007 3 45,7 (-) 115,4 (+) 2 48 112
2008 6 57,0 (+) 112,3 (-) 1 55 116
2009 8 48,1 (-) 115,0 (+) 2 52 109
De normen behorend bij de jaren 2005 tot en met 2008 zijn de oude normen, die worden toegepast op
alle schooljaren voor 2008-2009.
De afgelopen drie jaar zaten er 17 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. De
laatste drie jaar waren niet beide toetsen voldoende. Drie van de vijf BL toetsen zijn voldoende, echter
slechts twee van de vijf RW toetsen zijn voldoende. Dus is het oordeel onvoldoende.
2.6 Onevenwichtige groepsgrootte
Bij de beoordeling van de leerresultaten van een kleine school kan het voorkomen dat de
bovengenoemde norm geen overtuigend oordeel oplevert, bijvoorbeeld omdat het aantal leerlingen in
de verschillende groepen erg onevenwichtig verdeeld is. Indien mogelijk bepaalt de inspectie dan de
gewogen gemiddelden voor RW en BL van de afgelopen vijf jaar. Om het gemiddelde van deze
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 23 -
vaardigheidsniveaus te kunnen nemen, is het noodzakelijk dat de verschillende toetsen dezelfde
toetsversie betreffen. De vaardigheidsscores van deze versies mogen niet door elkaar worden gebruikt,
omdat deze anders geschaald zijn.
Als de gewogen gemiddelden van begrijpend lezen én rekenen en wiskunde op of boven de gewogen
gemiddelden van de ondergrenzen liggen, is het oordeel voldoende.
Als er sprake is van verschillende toetsversies moet het oordeel op basis van het percentage uitvallers
(D- en E-scores) worden bepaald (zie onderstaande rekenvoorbeeld DLE-toetsen).
Beslisregel De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode liggen ten
leerresultaten kleine minste op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie
school met lvs mag worden verwacht.
(onevenwichtige
groepen)
Het gewogen gemiddelde voor BL en RW over de afgelopen vijf jaar ligt:
· op of boven het gewogen gemiddelde van de norm.
Voldoende (`3')
Onvoldoende (`2') · onder het gewogen gemiddelde van de norm.
Rekenvoorbeeld van het beoordelen op basis van gewogen gemiddelden (DLE-toetsen):
Aantal Aantal Norm %
Aantal % % School-
Jaar uitvallers uitvallers uitvallers
leerlingen Uitval RW Uitval BL groep
RW BL RW en BL
2005 2 1 50% (-) 1 50% (-) 2 30%
2006 6 0 0% (+) 0 0% (+) 2 30%
2007 3 1 33,3% (-) 0 0% (+) 2 30%
2008 6 2 33,3% (-) 0 0% (+) 1 25%
2009 8 2 25% (+) 0 0% (+) 2 30%
Totaal 25 6 24 % 1 4 % %
De afgelopen drie jaar zaten er 17 leerlingen in groep 8, er is dus sprake van een kleine school. De
laatste drie jaar waren niet beide toetsen voldoende. Bovendien zijn minder dan drie van de vijf toetsen
RW voldoende dus is het oordeel onvoldoende.
Het totaal percentage uitvallers RW is: (6:25) x 100 = 24%.
Het totaal percentage uitvallers BL is: (1:25) x 100 = 4%.
De gewogen norm voor BL en RW is:
(2x30 + 6x30 + 3x30 + 6x25 + 8x30) : (2+6+3+6+8) = 720 : 25 = 28,8%.
Het oordeel voor RW is voldoende, omdat het percentage uitval onder de gewogen norm ligt.
Het oordeel voor BL is voldoende, omdat het percentage uitval onder de gewogen norm ligt.
Het oordeel is voldoende, omdat zowel RW als BL voldoende zijn. Dit wijkt af van het eerste oordeel. De
groepsgrootte wisselt echter behoorlijk, een oordeel op basis van een gewogen gemiddelde is in dit
geval meer betrouwbaar.
3 Scholen die de leerresultaten op wisselende wijze verantwoorden
Het komt voor dat scholen zich over de jaren met verschillende toetsen verantwoorden over hun
leerresultaten. Dit compliceert de beoordeling bij kleine scholen aanzienlijk, aangezien deze
normaliter wordt gebaseerd op een gewogen gemiddelde over vijf jaar.
De inspectie hanteert bij de beoordeling in deze gevallen de volgende norm:
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs
- 24 -
Beslisregel De resultaten van de leerlingen aan het eind van de schoolperiode
leerresultaten kleine liggen ten minste op het niveau dat op grond van de kenmerken
school met wisselende van de leerlingenpopulatie mag worden verwacht.
wijze van verantwoording
Het aantal leerlingen de afgelopen vijf jaar met voldoende
leerresultaten is:
Voldoende (`3') · 66% of meer.
Onvoldoende (`2') · minder dan 66 procent.
In dit geval gaat de inspectie dus voor alle individuele leerlingen die de afgelopen vijf jaar zijn
uitgestroomd, na of zij voldoende leerresultaten hadden. Vervolgens wordt nagegaan welke percentage
van het totaal aantal leerlingen een voldoende eindresultaat had. Als dit 66 procent of meer was, is het
oordeel voldoende.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Proeve van MR goed bestuur goed onderwijs