Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Speelruimteplan
College streeft naar verbetering van speelmogelijkheden [Natuurlijk
spelen.JPG?hid=img;ar=0]
Spelen is belangrijk, want spelen is leren. Van jongs af aan leren
kinderen door spel vaardigheden te ontwikkelen op onder andere
motorisch en sociaal gebied. Ze leren niet alleen klimmen, maar ook
delen en samenwerken. Voor spel zijn ruimte en speelplekken nodig. Het
college van B&W heeft daarom een Speelruimtebeleidsplan vastgesteld om
de speelmogelijkheden voor de kinderen, jeugd en jongeren te
verbeteren. Het college legt het plan in april voor aan de
gemeenteraad. Als de gemeenteraad instemt, kan nog dit jaar met de
uitvoering worden begonnen.
Aanleiding
De gemeente beheert 298 speeltoestellen op 95 speelvoorzieningen. Na
de herindeling heeft de gemeente zich eerst gericht op het beheer,
onder het motto de speelvoorzieningen die er zijn, moeten schoon, heel
en veilig zijn. Destijds bleek dat de kwaliteit van de speeltoestellen
matig was. Veel toestellen waren oud en versleten en ook het onderhoud
kon beter. Inmiddels zijn veel speeltoestellen vervangen en is het
onderhoud op orde.
Het college vindt het niet alleen belangrijk dat de speelvoorzieningen
schoon, heel en veilig zijn, maar ook dat ze aansluiten bij de
behoefte van de doelgroep. Ook wil het college een evenredige
verdeling van de speelvoorzieningen over de verschillende dorpen. Dit
was reden een Speelruimtebeleidsplan op te stellen.
Het speelruimtebeleid
Voordat het plan geschreven werd zijn veldinventarisaties uitgevoerd,
maar ook inwoners en de doelgroep zijn sterk betrokken. Kinderen en
jeugdigen zijn mee geweest in rondgangen door de wijken, hebben
enquêtes ingevuld en buurtplattegronden getekend. Jongeren zijn
betrokken via een jongerenoverleg in elk dorp, waarbij ook
jongerenwerk aanwezig was. Volwassen inwoners zijn geïnformeerd via
Gemeentenieuws en hebben onder andere via een vragenformulier
informatie aangeleverd. Alle informatie is daarna verwerkt in een
eerste concept beleidsplan.
Op dat moment bleek dat er eerst algemeen beleid voor jeugd en
jongeren moest zijn, voordat het Speelruimtebeleidsplan afgerond kon
worden. Dit is opgesteld in de Kadernota Jeugd, Pimp my Heuvelrug, die
in de zomer van 2008 is vastgesteld. De kaders uit deze nota zijn
verwerkt in het Speelruimtebeleidsplan.
In het Speelruimtebeleidsplan maken we onderscheidt in drie
leeftijdscategorieën. Zoals kinderen uitgroeien tot jeugdigen en
jongeren, zo groeit de speelruimte en de afstanden die ze afleggen met
hen mee. Kinderen (0-5 jaar) spelen rondom huis en kunnen veel op
slechts 20m². Jeugdigen (6-11 jaar) trekken echt de buurt en wijk in
en hebben meer ruimte nodig. Jongeren (12-18 jaar) verplaatsen zich
door het hele dorp en een geschikte plek beslaat dan minimaal 1000 m².
De wijze waarop de doelgroep speelt, hangt niet alleen af van de
leeftijd. Elk kind is uniek en ook zaken als geslacht, cultuur en
fysieke/geestelijke beperking zijn bepalend. Uit onderzoek blijkt dat
speelplekken vaak onvoldoende voorzien in de behoeften van de
doelgroep met een beperking, meisjes en tieners. Ook skaters vormen
een specifieke gebruikersgroep. De gemeente houdt bij de inrichting
van speelplekken rekening met de wensen van die specifieke
gebruikersgroepen.
Veel belangrijker dan speeltoestellen
is voldoende ruimte om te spelen, de zogenoemde informele speelruimte.
Als er voldoende ruimte is en de ruimte voldoende afwisseling biedt,
zijn speelvoorzieningen nagenoeg overbodig. Voetballen op straat,
struinen door de bosjes, tikkertje op het grasveld, praten op een
bankje of met een vlot over de beek. De mogelijkheden en de
creativiteit van de doelgroep zijn onbegrensd. Helaas is er in bebouwd
gebied vaak onvoldoende informele speelruimte en moeten speelplekken,
de zogenoemde formele speelruimte, worden aangelegd.
De laatste jaren zijn normen ontwikkeld voor de hoeveelheid informele
en formele speelruimte die in dorpen aanwezig moet zijn. In de normen
wordt rekening gehouden met afstanden, barrières (zoals grote wegen)
en aantallen kinderen. Het college wil die normen hanteren om
voldoende speelruimte en speelmogelijkheden te realiseren.
Het college vindt het belangrijk dat de doelgroep meer natuurlijke
speelmogelijkheden krijgt. Voorstel is daarom om speelplekken meer
natuurlijk in te richten. Ook wil het college het bouwen van hutten in
vakantieperiodes toestaan. Dat het bouwen van hutten mag, betekent
niet dat alles zonder meer is toegestaan. De veiligheid dient
gewaarborgd te zijn. Bij de veiligheid gaat het voornamelijk om een
aanvaardbaar risico. Wat kan het kind zelf nog inschatten en welk
risico ben je als verantwoordelijke bereid te nemen? Risico en gevaar
zijn een belangrijk onderdeel van het leerproces en vaak onderdeel van
het spel. Een kind moet veilig kunnen leren van zijn of haar eigen
fouten.
Om uitvoering te geven aan de normen voor informele en formele
speelruimte is een analyse uitgevoerd. Per dorp, wijk en buurt is het
gewenste aantal speelplekken en speelmogelijkheden (streefniveau)
uitgewerkt voor de verschillende leeftijdscategorieën. Om het
streefniveau te bereiken moet het volgende gebeuren:
* verplaatsing van 21 speelplekken;
* aanleg van 19 extra speelplekken;
* verplaatsing van 63 speeltoestellen;
* plaatsing van 131 extra speeltoestellen.
Door de hoge druk op de openbare ruimte is het moeilijk om voldoende
speelruimte te realiseren in de dorpen. De gemeente zoekt daarom ook
naar win-winsituaties door meervoudig ruimtegebruik. Schoolpleinen en
sportvelden zijn vaak heel geschikt als speelruimte. Van de extra aan
te leggen speelplekken kunnen er mogelijk 8 gerealiseerd worden door
een schoolplein open te stellen.
Voor de realisatie van speelmogelijkheden is een grote investering
nodig. Die investering levert dermate veel werk op dat dit niet in één
jaar uit te voeren is. Het streefbeeld in het beleidsplan is een
eindbeeld, dat het college in vijf jaar probeert te realiseren. Of dit
kan hangt af van de beschikbare middelen. Jaarlijks zal aan de hand
van de actuele financiële mogelijkheden, bekeken worden of een
volgende fase uitgevoerd wordt.
Vervolgtraject
Als het Speelruimtebeleidsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld,
wordt vervolgens jaarlijks wijkgericht uivoering gegeven aan het plan.
Samen met de buurt worden de te nemen maatregelen verder uitgewerkt in
wijkplannen. Na vaststelling van het wijkplan wordt de buurt intensief
betrokken bij het ontwerp van een speelplek. De doelgroep wordt dan
als eerste en voornaamste betrokken. Het is hún buurt en hún
speelplek. Vervolgens worden buurtbewoners betrokken via een
informatiebijeenkomst. De gemeente maakt daarna een definitief ontwerp
dat aan alle betrokkenen wordt toegezonden.
Laatst gewijzigd: 31 maart 2009