4. Vragen over de nieuwe koers van het Nederlands Vaccin Instituut
Vragen over de nieuwe koers van het Nederlands Vaccin Instituut
Kamerstuk, 31 maart 2009
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum 31 maart 2009
Betreft Vragen over de nieuwe koers van het Nederlands Vaccin
Instituut
Geachte voorzitter,
In deze brief beantwoord ik de vragen die gesteld zijn door
verschillende fracties in de vaste kamercommissie voor
volksgezondheid, welzijn en sport naar aanleiding van mijn brief van
10 februari 2009 (22 894, nr. 213) over de nieuwe koers van het
Nederlands Vaccin Instituut (NVI).
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De herbezinning van de minister op de toekomst van het NVI heeft als
belangrijkste gevolg dat de productie van vaccins, een taak die nu nog
door het NVI wordt vervuld, zal verdwijnen (op de productie van
poliovaccin na). Daarmee blijven twee hoofdtaken over, te weten inkoop
en distributie aan de ene kant en onderzoek en ontwikkeling aan de
anderen kant. De leden van de CDA-fractie vinden dat de minister
voldoende heeft duidelijk gemaakt dat deze verandering noodzakelijk is
omdat de kwaliteit van het productieproces niet meer voldoende kon
worden geborgd. Zij staan derhalve positief t.o.v. deze verandering.
De leden van de CDA-fractie hebben nog wel de volgende vragen en
opmerkingen.
1.
In 2003 is het NVI ontstaan als zelfproducerend vaccininstituut in
overheidshanden, om de beschikbaarheid van vaccins zeker te kunnen
stellen. Hoe is de beschikbaarheid van vaccins in de nieuwe situatie
geborgd?
1.
Het hebben van een vaccinproducerend instituut binnen de overheid
garandeert niet zonder meer de beschikbaarheid van vaccins. Een eigen
instituut kan net zoals een private producent problemen ondervinden
met de productie van een vaccin waardoor niet geleverd kan worden.
Bovendien kan ook een producerend overheidsinstituut alleen die
vaccins leveren waarvoor een registratie in bezit is. Het is
onmogelijk voor een vaccinproducent om bij calamiteiten of tekorten op
de markt, in staat te zijn om ieder willekeurig vaccin te produceren.
De beschikbaarheid van vaccins wordt net als in de huidige situatie
gewaarborgd door een professionele inkoopfunctie die snel kan
inspringen op veranderingen in de markt en door samenwerking in de
ontwikkeling van nieuwe en verbeterde vaccins met publieke en private
partners. Daarnaast vergroot het NVI in de nieuwe situatie waar
mogelijk de veiligheidsvoorraden.
2.
De minister ziet het NVI met zijn ontwikkelingsfunctie in de toekomst
als waardevolle schakel tussen universiteiten en industrie. De kennis
binnen het NVI van vaccinproductieprocessen, zou het instituut in
staat moeten stellen om fundamenteel universitair onderzoek door te
ontwikkelen naar praktische toepassingen. Deze kennis zal snel
verouderen als geen vaccins meer zullen worden bereid (behalve polio).
Hoe meent de minister dat het NVI in de toekomst deze rol nog
kwalitatief goed kan vervullen? Ziet de minister andere mogelijkheden
om deze kennis overeind te houden?
2.
Ik ben ook van mening dat de onderzoeks- en ontwikkelingfunctie zeer
gebaat is bij blijvende en actuele kennis van productieprocessen.
Zoals ik in mijn brief schrijf ga ik daarom onderzoeken of en in welke
vorm het praktisch en financieel haalbaar is het NVI in de nieuwe
situatie te laten beschikken over een proefproductiefaciliteit en hoe
het NVI toegang kan houden tot productieprocessen in een
publiek-private samenwerking voor het poliovaccin.
3.
Is het in de nieuwe setting zo dat de industrie leidend is bij het
ontwikkelen van nieuwe vaccins?
3.
De industrie heeft een eigen agenda bij de ontwikkeling van nieuwe
vaccins, waarbij de verwachting op financiële winst leidend is. De
overheid heeft een rol waar het gaat om nieuwe of verbeterde vaccins
die niet door de industrie worden opgepakt maar die wel een duidelijke
gezondheidswinst kunnen geven. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het
lopende ontwikkelingstraject bij het NVI voor een vaccin tegen RSV,
het virus dat de belangrijkste veroorzaker is van luchtweginfecties
bij jonge kinderen. Het NVI heeft de rol van onderzoeker en
ontwikkelaar in dergelijke trajecten, maar de uitontwikkeling vindt
altijd plaats in samenwerking met de industrie om ook tot
daadwerkelijke productie te kunnen komen. Het NVI vervult daarmee een
stimulerende rol richting de industrie wanneer het gaat om
grootschalige trials en productie.
4.
Het NVI blijft poliovaccin maken ten behoeve van ontwikkelingslanden,
omdat dit op een voordelige wijze kan. De minister ziet dat als een
medeverantwoordelijkheid voor de volksgezondheid aldaar. Zal die
productie nog wel zo voordelig zijn als in de toekomst het poliovaccin
het enige is dat nog door het NVI wordt gemaakt, en dus de
productiefaciliteit alleen daarvoor open moet blijven? Hoe wordt de
kwaliteit van de te leveren vaccins gewaarborgd? Is het blijven
produceren van poliovaccin zuiver een kwestie van
medeverantwoordelijkheid dragen voor de voorziening in Afrika of zijn
er voor het NVI zelf nog voordelen aan verbonden?
4.
Ik wil de polioproductie inderdaad voortzetten. Hiertoe zal ik
onderzoeken hoe ik deze productie inclusief kwaliteit en kostprijs kan
behouden. Ik denk daarbij aan een publiek-private samenwerking waarbij
de overheid niet langer het risico en de kosten draagt. Het behoud van
de toegang tot productiefaciliteiten in een dergelijke constructie
levert een belangrijke meerwaarde op voor de onderzoeks- en
ontwikkelingsactiviteiten binnen het NVI.
5.
Inkoop en distributie zijn ook beoogde kerntaken van het NVI. Hoe zijn
de verantwoordelijkheden verdeeld bij deze taken tussen de industrie
en het NVI?
5.
Inkoop en distributie van vaccins voor het Rijksvaccinatieprogramma
(RVP) en het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) zijn in mijn
ogen een overheidstaak. Hierin heeft de industrie geen rol. De
industrie is verkoper van de vaccins.
6.
De minister beschrijft gedetailleerd wat er nog moet gebeuren in de
overgangsfase naar de nieuwe situatie, ook voor de huidige
medewerkers. Is er zicht op de termijn waarop de nieuwe situatie zal
zijn verwezenlijkt? Kan daarvoor een datum worden genoemd?
6.
Ik wil eind 2009 meer duidelijkheid hebben over de gevolgen voor het
instituut en de personele consequenties van de nieuwe koers. Het
verwezenlijken van de nieuwe situatie zal waarschijnlijk gefaseerd
plaats vinden en het zal mogelijk enkele jaren in beslag nemen tot de
transformatie geheel is voltooid. Dit heeft onder meer te maken met
lopende contractuele verplichtingen van het NVI waardoor taken niet
van vandaag op morgen gestaakt kunnen worden. Daarnaast hou ik
vanzelfsprekend rekening met het sociaal flankerend beleid.
7.
Welke invloed heeft de afslanking van het NVI op de taakstelling van
de overheid, nu het NVI een agentschap is van VWS?
7.
De nieuwe koers van het NVI leidt wel tot een kleiner instituut
waarmee er een positief effect zal zijn op deze afslanking. Op dit
moment heb ik nog geen exact beeld van de personele consequenties voor
het instituut.
Vragen van de PvdA-fractie
8.
Kan een overzicht gegeven worden van de terugkerende
investeringskosten in verhouding tot de kleine productie?
8.
De totale productiefaciliteit bij het NVI kost nu circa EUR43 miljoen
per jaar. Daarvan betaalt de overheid EUR26 miljoen (EUR20 miljoen uit
de begroting VWS en EUR6 miljoen uit de AWBZ), de overige EUR17
miljoen wordt gedekt door derden. Flinke investeringen in de
productiefaciliteit zouden zijn vereist om door te kunnen blijven
produceren op de bestaande wijze. Het hebben van een eigen
productiefaciliteit kost dus EUR26 miljoen en levert voor ongeveer
EUR6 miljoen aan concrete producten voor het RVP op, namelijk de
vaccins tegen DTP en (tot voor kort) BMR. De productiefaciliteit heeft
echter ook een meerwaarde voor onderzoek en ontwikkeling van het
instituut maar die meerwaarde is moeilijk in geld uit te drukken.
Bovenop de genoemde bedragen zijn de afgelopen jaren steeds
aanvullende investeringen nodig geweest om problemen in de productie
op te vangen.
9.
In de brief van 10 februari jl. waarin de nieuwe koers van het NVI
wordt aankondigd wordt onder meer gesproken over activiteiten die
gericht zijn op "...verbeteringen van het Rijksvaccinatieprogramma
(RVP) (waaronder werkzaamheid, vaccinatieschema's en
toedieningsvormen)". Welke verbeteringen ten aanzien van het RVP zijn
aangewezen c.q. worden verwacht? Zou u het NVI een rol willen geven in
het systematisch evalueren van het RVP en de vaccins die daarin
gebruikt worden?
9.
Het NVI richt zich ook nu op de ontwikkeling van nieuwe vaccins,
verbetering van de werkzaamheid, vaccinatieschema's en
toedieningsvormen. Jaarlijks worden hierover afspraken gemaakt met het
instituut. Als voorbeeld noem ik de ontwikkeling van een nieuw vaccin,
in samenwerking met andere partijen, tegen RSV (zie ook antwoord 3) of
de verbetering van het bestaande vaccin tegen kinkhoest. Een ander
voorbeeld is het lopende onderzoek naar een gereduceerd
vaccinatieschema voor pneumokokkenvaccinatie bij zuigelingen.
Daarnaast werkt het NVI aan alternatieve toedieningsvormen.
De coördinatie van het RVP, inclusief de evaluatie van het RVP als
geheel, is en blijft een taak van het RIVM/ Centrum voor
Infectieziektebestrijding (CIb). Wanneer het gaat om verbeteringen van
individuele vaccins in het programma zie ik daarentegen juist een rol
voor het NVI.
10.
Omdat het RIVM en specifiek het Centrum Infectieziektebestrijding
(CIb) verantwoordelijkheid dragen voor (de uitvoer) van het RVP en de
Gezondheidsraad op regelmatige basis adviseert over vernieuwing en
uitbreiding van het RVP is goede afstemming onontbeerlijk. Hoe borgt u
de optimale afstemming tussen de instituten? Is voor het NVI, als
schakel tussen RIVM/CIb en de Regionale Coördinatie Programma's (de
voormalige Entadministraties) ook een rol weggelegd om praktische
vraagstellingen met betrekking tot bijvoorbeeld nieuwe inpassing in
het RVP, of de uitwerking van de mogelijkheid om facultatieve of
voorwaardelijke vaccinatie (ook wel bekend onder de naam 'RVP-Plus')
voor haar rekening te nemen, zodat Gezondheidsraad en RIVM meer gevoed
worden met gegevens uit de praktijk?
10.
Ieder van de door u genoemde instituten heeft een specifieke rol
binnen het RVP. De Gezondheidsraad adviseert mij over opname van
vaccins in het RVP. Het RIVM/CIb heeft de regie over het RVP, voert
het programma uit, evalueert het en verzorgt de voorlichting rondom
het RVP. Het NVI is verantwoordelijk voor de verwerving van de vaccins
in het RVP, inclusief opslag en distributie naar de RIVM regiokantoren
en doet onderzoek naar en ontwikkeling van verbeteringen en
vernieuwingen van individuele vaccins in het RVP. Vanuit deze
verschillende rollen hebben de genoemde instituten ieder hun eigen
adviestaak richting de overheid. Ter verbetering van de afstemming
tussen de drie partijen ben ik onder meer voornemens om met alle
partijen een gezamenlijke onderzoeks- en adviesagenda op te stellen.
Over invoering van nieuwe vaccins in het RVP word ik geadviseerd door
de Gezondheidsraad. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Ik zie
daarin geen rol voor het NVI, omdat ik het niet opportuun acht om bij
het instituut dat vaccins aanschaft voor het RVP ook een adviserende
rol over opname in het RVP neer te leggen. De Gezondheidsraad kan het
NVI echter te allen tijde vragen om expertise te leveren ten behoeve
van een advies en dat gebeurt ook in de praktijk.
11.
Kunnen voorbeelden gegeven worden van ontwikkelingen die in het belang
van de volksgezondheid zijn, maar vanuit de industrie niet of
onvoldoende worden geëxploreerd vanwege gebrek aan of zelfs
strijdigheid met commerciële belangen? Wat is de overeenkomst c.q. het
verschil met het Top Instituut Pharma in deze? Overweegt u om volgens
een zelfde principe als het Top Instituut Pharma een speciaal
programma voor preventieve vaccins te ontwikkelen?
11.
In antwoord op vraag 9 heb ik enkele voorbeelden genoemd, dit zijn
voorbeelden van ontwikkelingen die niet door de industrie worden
opgepakt. Onderzoek en ontwikkeling van het NVI zal zich juist op die
onderwerpen richten.
Het Top Instituut Pharma ondersteunt innovatie in de industrie en
promoot uitwisseling van kennis. Voor het NVI zie ik een andere rol
weggelegd. Het NVI is zelf in staat om onderzoek en ontwikkeling te
doen en richt zich juist op die activiteiten die de industrie laat
liggen maar waar wel een duidelijk volksgezondheidsbelang aan
verbonden is. De industrie zal bijvoorbeeld om voor de hand liggende
redenen niet zelf onderzoek doen naar het bereiken van eenzelfde
resultaat met een verminderd aantal vaccinaties. Onderzoek van het NVI
heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat voor het vaccin tegen
Meningococcen-C volstaan kan worden met één vaccinatie in plaats van
drie vaccinaties zoals in andere landen gebruikelijk is.
12.
Kan aangegeven worden op welke wijze de kerntaak onderzoek en
ontwikkeling in de praktijk vorm gegeven kan worden zonder dat
productie nog tot de taken behoort en productiekennis dan ontbreekt?
Hoe reëel is het om, gezien de situatie in andere landen in Europa
waar deze taak wordt uitgevoerd door de farmaceutische industrie, te
verwachten dat het NVI daadwerkelijk invulling kan geven aan de
kerntaak onderzoek en ontwikkeling? Hoe ziet u de opdracht van het NVI
in relatie met de onderzoeksactiviteiten van het Centrum
Infectieziektebestrijding?
12.
Om het NVI in staat te stellen de bijzondere positie in onderzoek en
ontwikkeling te laten behouden zal ik - zoals ik mijn brief heb
aangegeven - onderzoeken hoe de toegang van het instituut tot een
productieomgeving gegarandeerd kan blijven. Ik zal onderzoeken of en
in welke vorm het praktisch en financieel haalbaar is een
proefproductiefaciliteit te behouden bij het NVI en hoe het mogelijk
is om in een publiek-private samenwerking voor polio de toegang tot
productieprocessen te garanderen.
Andere Europese landen laten ook onderzoek verrichten naar nieuwe en
verbeterde vaccins maar doen dit via universiteiten en
kennisinstellingen. Ik denk dat Nederland met het NVI een unieke
positie behoudt om fundamenteel onderzoek ook door te ontwikkelen naar
praktische toepassingen.
Voor de relatie met het CIb verwijs ik u naar antwoord 10.
13.
Hoe kan voorkomen worden dat de farmaceutische industrie kwalitatieve
aspecten (zoals de toedieningswijze, werkzaamheid, vaccinatieschema's)
ondergeschikt maakt aan commerciële belangen? Hoe groot is de macht
die het NVI als inkoper en distributeur hierin heeft? Op dit moment
speelt het NVI een rol in een aantal samenwerkingsprogramma's met
private partners. Gegeven het feit dat er ook een inkoopfunctie door
het NVI verricht moet worden, hoe voorkomt u dat deze twee
activiteiten elkaar negatief beïnvloeden en welke eisen stelt u aan
die samenwerking?
13.
De farmaceutische industrie ontwikkelt in principe alleen producten
wanneer er een duidelijke winstverwachting is. Juist het hebben van
een instituut als het NVI dat samen met de industrie andere
ontwikkelingen kan inzetten die vooral een publiek belang hebben, kan
leiden tot de ontwikkeling en verbetering van producten die door de
industrie vervolgens worden toegepast. Samenwerking met de industrie
zie ik als voorwaarde voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins omdat
alleen op die manier een vaccin ook daadwerkelijk tot productie kan
komen. Kwalitatief betere producten zullen dus eerder tot stand komen
door samenwerking met de industrie in onderzoek en ontwikkeling dan
door inkoop.
Inkoop van vaccins gebeurt door middel van Europese aanbestedingen op
basis van transparante wegingsfactoren. Samenwerking met de industrie
mag de inkoopfunctie niet beïnvloeden. De meerwaarde van het NVI is
onder meer de sterke inkoopfunctie als gevolg van de diepgaande kennis
over vaccins die bij het instituut aanwezig is.
14.
Kan aangegeven worden wat de nieuwe werkwijze in de praktijk betekent
voor het NVI, bijvoorbeeld ten aanzien van ideeën ten aanzien van
verbetering van het RVP?
14.
Het NVI werkt ook nu aan het ontwikkelen en verbeteren van vaccins,
vaccinatieschema's en toedieningsvormen. Zie ook het antwoord op vraag
9. Met de nieuwe koers van het instituut zal dat niet veranderen. Wel
ben ik van mening dat bij onderzoek en ontwikkeling nog meer
samengewerkt zal moeten worden met universiteiten en industrie. Ik
realiseer mij overigens dat het hebben van toegang tot een
productieomgeving een belangrijke meerwaarde geeft aan de onderzoek-
en ontwikkelingsfunctie van het NVI. Naar de mogelijkheden om die
toegang ook in de nieuwe organisatie te garanderen laat ik onderzoek
verrichten.
15.
Kan aangegeven worden welke concrete gevolgen de nieuwe koers heeft
voor het huidige personeel van het NVI? Is het waar dat de nieuwe
koers betekent dat 50% van het personeel moet verdwijnen?
15.
Zie het antwoord op vraag 6. Exacte aantallen kan ik u nog niet
meedelen maar als ik kijk naar het aantal werknemers van het instituut
dat in de productie werkt, kan mijn besluit betrekking hebben op
ongeveer de helft van het personeel. Ik bekijk de mogelijkheden van
publiek-private samenwerking voor een deel van de productie van het
instituut. Een dergelijke constructie kan beteken dat een deel van het
werk voor het productiepersoneel mogelijk blijft behouden, maar dan
wel binnen die constructie en niet in overheidsdienst. De
daadwerkelijke personele gevolgen kan ik daarom nu nog niet aangeven.
16.
In hoeverre is het huidige personeel van het NVI uitleg gegeven over
de praktische gevolgen van de nieuwe werkwijze met twee kerntaken?
16.
Op 10 februari 2009 zijn achtereenvolgens de ondernemingsraad en het
personeel van het NVI voorgelicht over mijn besluit. Dit is gebeurd
vóór de verdere bekendmaking van het besluit. De praktische gevolgen
breng ik nu nog in beeld en zodra deze bekend zijn, zal het personeel
daarover worden geïnformeerd. Ik wijs u er daarbij wel op dat de
gevolgen niet van vandaag op morgen zichtbaar zijn in verband met de
langlopende contractuele verplichtingen die het NVI heeft en waar ik
mij natuurlijk aan zal houden.
17.
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het overleg met
medezeggenschap en vakbonden? Welk standpunt nemen medezeggenschap en
vakbonden in?
17.
Overleg vindt op dit moment plaats. Ik hecht er belang aan om in nauw
overleg met de medezeggenschap en vakbonden te blijven en zo te komen
tot een goed sociaal plan waarmee werknemers worden begeleid naar een
nieuwe baan. Zowel medezeggenschap als vakbonden vinden dit een
moeilijk besluit in een periode waarin het economisch minder goed gaat
en de werkeloosheid oploopt. Zij geven aan mijn stappen nauwkeurig te
volgen.
18.
Welke langlopende contractuele relaties dienen te worden gerespecteerd
en welke gevolgen heeft dit?
18.
De contractuele verplichtingen worden op dit moment geïnventariseerd.
Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de leveringsverplichting voor BCG,
een blaasinstillaat dat nu nog door het NVI wordt geproduceerd, maar
ook aan de verplichtingen voor bijvoorbeeld het leveren van
poliovaccins en de afvulwerkzaamheden. Deze verplichtingen zal ik
respecteren. Het gevolg daarvan is dat de productiefunctie van het NVI
gefaseerd afgebouwd zal moeten worden.
19.
Hoe wordt in het kader van het bovenstaande vastgelegd wat de
prioriteiten en 'deliverables' van het NVI zijn? Nu bepaalt het NVI in
hoge mate zelf wat zijn prioriteiten zijn bij het verdiepen van de
kennis binnen het instituut; is het wenselijk dat de overheid hierin
in belangrijke mate richting geeft, ingegeven vanuit de prioriteiten
die met name in het rapport van de Gezondheidsraad met betrekking tot
een RVP voor de toekomst (1 maart 2007) worden genoemd?
19.
Jaarlijks worden met het NVI afspraken gemaakt over welke activiteiten
het instituut verricht voor VWS. Het NVI heeft juist door de aanwezige
kennis en kunde een goed beeld van wat de prioriteiten voor de komende
jaren moeten zijn. Het tot stand komen van die prioriteiten en de
concrete activiteiten die daaruit volgen is een proces dat gevoed
wordt door beide partijen.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
20.
De leden van de SP-fractie hebben met zorgen kennis genomen van de
voorgenomen koerswijzing van het NVI. Deze leden hechten er veel
waarde aan dat de productie van vaccins, die wij zeer belangrijk
achten voor algemene gezondheidszorg, in publieke handen blijft. Zij
delen nog steeds de opvatting van 2003 dat de overheid door zelf
vaccins te produceren de beschikbaarheid van vaccins zeker kan
stellen. Dit geldt voor hen vooral voor de vaccins die in het RVP
zitten.
Hoe wordt de publieke borging van het beschikbaar zijn van de vaccins
nu gegarandeerd?
Wel maken deze leden zich zorgen over de geconstateerde
kwaliteitsproblemen bij het NVI. Welke mogelijkheden ziet de minister
om structureel de kwaliteit van de productie te verbeteren, zonder
deze af te stoten?
20.
Eigen productie door de overheid is geen garantie voor de
beschikbaarheid van vaccins. In de afgelopen jaren is met veel inzet
door het NVI en met veel extra investeringen hard gewerkt aan
verbeteringen in de productie. In die periode zijn goede resultaten
bereikt maar tegelijkertijd is steeds duidelijker geworden dat het
voor een kleine producent in een overheidsomgeving niet haalbaar is om
te voldoen aan de steeds strenger wordende kwaliteitseisen en
tegelijkertijd te produceren tegen acceptabele kosten.
Ik zie geen mogelijkheden meer om als overheid in staat te zijn om
tegen acceptabele kosten, op effectieve en efficiënte wijze, de
vaccins voor het RVP (DTP en BMR) te blijven produceren. Andere
Europese landen hebben dit besluit in de jaren '90 ook al genomen en
hebben vergelijkbare overheidsinstituten opgeheven.
De beschikbaarheid van vaccins wordt net als in de oude situatie
gewaarborgd door een professionele inkooporganisatie die snel kan
inspringen op veranderingen in de markt en door samenwerking in de
ontwikkeling van nieuwe en verbeterde vaccins met publieke en private
partners. Daarnaast vergroot het NVI in de nieuwe situatie waar
mogelijk de veiligheidsvoorraden.
21.
De Gezondheidsraad is verzocht advies uit te brengen over het
ontwikkelen van prepandemische vaccins. Wat is de stand van zaken van
dit advies?
21.
Hoewel deze vraag niets van doen heeft met mijn besluit over een
nieuwe koers voor het NVI, kan ik u meedelen dat dit advies van de
Gezondheidsraad naar verwachting voor de zomer van 2009 gereed zal
zijn.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie juichen toe dat de minister tot het
besluit gekomen is de taakstelling van het NVI te verkleinen. Het gaat
echter niet ver genoeg. De minister vermeldt op pagina 2 van zijn
brief dat dit kabinet "bij zijn aantreden een forse
afslankingstaakstelling voor de overheid vastgesteld", waarin
de afslanking van de taakstelling van het NVI perfect zou passen.
Gelet op deze doelstelling hebben deze leden een aantal vragen en
willen zij enkele opmerkingen plaatsen.
22.
Deze leden erkennen het belang van het NVI als het gaat om de inkoop
en distributie van vaccins. Tevens onderstrepen zij het belang van het
schrappen van de productiepeiler van het NVI. Wat hen echter als
onlogisch overkomt is hoe de minister tot deze beslissing komt terwijl
de onderzoekspeiler van het NVI intact blijft. Kan de minister
uitleggen hoe hij de kwaliteit van het door het NVI verrichte
onderzoek denkt te kunnen waarborgen, terwijl gebleken is dat dit voor
productie onhoudbaar is?
22.
Ik ben van mening dat het voor de overheid niet haalbaar is om te
opereren als vaccinproducent. Dit heeft te maken met de kleine schaal
waarop de overheid produceert in combinatie met de steeds strenger
wordende kwaliteitseisen waardoor onmogelijk geproduceerd kan worden
tegen acceptabele kosten.
Voor onderzoek en ontwikkeling kom ik tot een andere afweging. Ik zie
dat de farmaceutische industrie ontwikkelingen laat liggen die voor de
volksgezondheid van belang zijn, omdat onvoldoende winst verwacht
wordt. Voor het NVI zie ik juist een rol weggelegd om dat gat te
dichten, dus om in het publieke belang vaccins te ontwikkelen of te
verbeteren, daar waar de industrie dat laat liggen. Overigens vind ik
wel dat de ontwikkeling van nieuwe vaccins in samenwerking met de
industrie moet worden opgepakt om zo ook de uiteindelijke productie
ervan te garanderen. De industrie werkt bovendien graag samen met het
NVI in dergelijke ontwikkelingstrajecten.
Andere Europese landen en de Verenigde Staten komen tot een zelfde
afweging en investeren ook in publiek onderzoek.
23.
De minister geeft in zijn brief aan dat het hebben van een eigen
productiefaciliteit niet blijkt bij te dragen aan een oplossing om het
risico op schaarste van vaccins weg te nemen, dit mede gelet op de
zeer beperkte schaalgrootte van het NVI ten opzichte van grote
medicijnproducenten. Wel denkt de minister dat de onderzoeksfaciliteit
van het NVI in staat is om vaccins te ontwikkelen "ten behoeve van het
RVP die niet op de wereldmarkt verkrijgbaar zijn, en ook zonder
publiek geld niet tot ontwikkeling dreigen te komen". Kan de minister
een aantal voorbeelden noemen van vaccins die zonder tussenkomst van
het NVI niet tot ontwikkeling zouden komen op de mondiale
medicijnmarkt? Hoe kan de minister, bij zulk evident gebrek aan
vertrouwen in de werking van de markt, nog steeds streven naar een
afslanking van de overheid?
23.
De farmaceutische markt en daarbinnen de vaccinindustrie, wordt
gekenmerkt door een beperkt aantal producenten. Voor sommige producten
zijn er wereldwijd slechts één of twee producenten. Dat betekent dat
het kan voorkomen dat bij productieproblemen bij een fabrikant,
leveringsproblemen kunnen ontstaan. In de Verenigde Staten heeft zich
dat een aantal keer voorgedaan met als gevolg het uitstel van
vaccinatie van kinderen. Ik probeer dat te voorkomen door een aantal
maatregelen te nemen. Zie hiervoor de antwoorden op de vragen 1 en 20.
Voor de vaccinindustrie geldt dat net zoals in andere delen van de
farmaceutische industrie, niet voor elk volksgezondheidsprobleem ook
een product wordt ontwikkeld, tenzij dat duidelijk winst oplevert.
Voor de voorbeelden van ontwikkelingstrajecten die de industrie laat
liggen, verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 9 en 11.
Ik koop de vaccins voor het RVP in op de markt maar neem daarbij een
aantal maatregelen om het risico op leveringsproblemen te verkleinen.
Tevens richt ik mij op ontwikkeling en onderzoek die de industrie
evident laat liggen. Daarbij is voor mij het volksgezondheidsbelang
leidend en niet de afslanking van de overheid, hoewel mijn besluit wel
zal leiden tot een kleiner NVI.
24.
De minister geeft aan dat de productiefaciliteit voor het poliovaccin
IPV zal worden gecontinueerd om te kunnen voorzien in de behoefte van
ontwikkelingslanden aan dit vaccin. Kan de minister aangeven hoe het
kan zijn dat de productiefaciliteit voor Nederland kwalitatief niet
goed genoeg wordt bevonden, terwijl het wel ingezet kan worden voor
ontwikkelingslanden? Indien er andere kwaliteitseisen gelden voor
ontwikkelingslanden, is het dan geen optie om met Nederlandse steun
een goedkopere productielijn op te zetten in de ontwikkelingslanden
zelf?
24.
Het poliovaccin dat het NVI produceert is, net zoals de andere
producten van het NVI, kwalitatief goed en voldoet aan alle normen.
Het poliovaccin wordt gebruikt in het RVP, de poliocomponent van het
vaccin tegen DTP, en wordt geleverd aan ontwikkelingslanden. Er is
geen sprake van verschillende kwaliteitseisen.
De WHO hecht aan de voortzetting van de poliovaccinproductie. Ik wil
proberen om te blijven voorzien in de internationale behoefte aan het
poliovaccin maar ik wil hiervoor niet langer het risico en de kosten
dragen. Bovendien zie ik het niet als mijn primaire taak om vaccins te
produceren voor ontwikkelingslanden. Daarom onderzoek ik of dit vaccin
geproduceerd kan worden in een publiek-private samenwerking.
Het NVI is overigens reeds zeer actief in de overdracht van
technologie van het polioproductieproces aan ontwikkelingslanden en
levert ook daarmee een bijdrage aan polio-eradicatie in de wereld. Een
dergelijke overdracht kan alleen door een publiek instituut gedaan
worden en dat is ook de reden dat de WHO met het NVI samenwerkt in de
ontwikkeling en overdracht van een nieuw poliovaccin en het
bijbehorende productieproces.
25.
Afsluitend wensen deze leden graag opheldering over een formulering in
de brief van de minister. Hij geeft op pagina 4 aan dat: "De nieuwe
koers voor het NVI zoals ik die hierboven heb geschetst, is naar mijn
mening noodzakelijk om zeker te stellen dat het NVI in de toekomst een
belangrijke rol voor de Nederlandse volksgezondheid kan blijven
spelen." Doelt de minister hier op het veilig stellen van de toekomst
van het NVI, of op het veilig stellen van de Nederlandse
volksgezondheid? Is de minister niet met deze leden van mening dat op
het moment dat het NVI haar waarde voor de Nederlandse volksgezondheid
heeft verloren, zij haar bestaansrecht kwijtraakt?
25.
Ik ben van mening dat de werkzaamheden van het NVI, ook in de nieuwe
vorm, een belangrijke rol in de Nederlandse volksgezondheid vervullen
en dus bestaansrecht hebben.
Vragen D66-fractie
26.
Hoe belangrijk is het voor de minister dat de productie en distributie
van het poliovaccin in Nederlandse handen blijft en daarmee ook behoud
van kennis en werkgelegenheid?
26.
Als producent van een poliovaccin dat wordt afgezet in
ontwikkelingslanden, voel ik mij medeverantwoordelijk voor de
polio-eradicatie in die landen. Om die reden wil ik deze productie
niet zomaar stopzetten maar wil ik zoeken naar publiek-private
samenwerking waarbij de polioproductie kan bijdragen aan
polio-eradicatie wereldwijd maar waarbij de Nederlandse overheid niet
zelf de producent is het risico en de kosten ervan draagt. Daarbij
streef ik ernaar om de kennis en werkgelegenheid te behouden.
27.
Is u bekend wat de kosten zijn van de mobiliteitsorganisatie ter
begeleiding van dat deel van de medewerkers dat zijn baan niet zal
kunnen voortzetten binnen NVI nieuwe stijl?
27.
De kosten daarvan ken ik op dit moment nog niet. Deze zullen
afhankelijk zijn van de personele consequenties van mijn besluit die
ik op dit moment nader onderzoek.
28.
Is u bekend met welke afvloeiingkosten voor de betreffende medewerkers
rekening moet worden gehouden?
28.
Ik zal mij tot het uiterste inspannen om waar nodig alle betreffende
medewerkers naar werk te begeleiden. Ik kan op dit moment geen
inschatting van die kosten maken.
29.
Wordt ook in dat licht gekeken naar een PPS of andersoortige
constructie met commerciële bedrijven die bereid zijn hierin te
participeren die ook medewerkers en kosten kunnen overnemen, zodat de
kosten van het beëindigen van de derde taak van het NVI voor VWS
mogelijk nihil zijn?
29.
Het is absoluut mijn uitgangspunt om te zoeken naar een
publiek-private samenwerking waarbij personeel, kennis en faciliteiten
worden ingezet.
30.
Is er al contact met Nederlandse en / of buitenlandse bedrijven? Zo
ja, met welke?
30.
In het proces om te komen tot een publiek-private samenwerking zal ik
contact zoeken met alle relevante partijen.
31.
Wat bedoelt u met `rekening houden met langlopende contractuele
relaties met tal van partijen in binnen- en buitenland die
gerespecteerd moeten worden'?
31.
Het NVI heeft contracten voor de levering van bepaalde producten.
Hoewel ik heb besloten dat de productie van het NVI stopt, zullen deze
contracten en verplichtingen uitgediend moeten worden. Dat betekent
dat productie niet vandaag of morgen gestaakt kan worden en dat dit
gefaseerd dient te gebeuren.
32.
In hoeverre hebben deze contractuele relaties invloed op de wijze
waarop de mogelijke PPS-constructie wordt uitgevoerd?
32.
Alle contractuele verplichtingen worden gerespecteerd. Ik verwacht
niet dat deze verplichtingen een negatieve invloed zullen hebben op
een toekomstige publiek-private samenwerking.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport