Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Regeling van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, nr. BVE/Stelsel/111464
houdende de nadere regels met betrekking tot de samenvoeging of splitsing van bekostigde
instellingen in het Beroepsonderwijs en de Volwassenen Educatie (BVE) en samenvoeging van een
agrarisch opleidingscentrum met een school voor voorbereidend beroepsonderwijs in de sector
landbouw, als bedoeld in artikel 10c, onderdeel d, van de Wet op het voortgezet onderwijs
(Regeling fusie- en splitsingstoets BVE).
De staatssecretaris van onderwijs, cultuur en wetenschap,
handelende in overeenstemming met de minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit
Gelet op artikel 2.1.3, vierde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs
Besluit:
Paragraaf 1 Algemeen bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het
beroepsonderwijs op het gebied van de landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
b. wet: Wet educatie en beroepsonderwijs;
c. instelling: instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onder b, van de wet;
d. fusie: elke rechtshandelingen van een of meer rechtspersonen die een bekostigde instelling in
stand houdt of houden die ertoe leiden dat:
1. een instelling ontstaat door samenvoeging van een of meer instellingen,
2. een instelling ontstaat door samenvoeging van een school voor voorbereidend
beroepsonderwijs in de sector landbouw, als bedoeld in artikel 10c, onderdeel d, van de
Wet op het voortgezet onderwijs en een of meer instellingen.
e. splitsing: elke rechtshandelingen van een rechtspersoon die een bekostigde instelling in stand
houdt die ertoe leidt dat twee of meer instellingen ontstaan door splitsing van een instelling.
Paragraaf 2 Fusie
Artikel 2 Voorwaarden aanvraag
De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag, als bedoeld in
artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet in bij de minister. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en
b. een schriftelijke advies over de fusie van de betrokken medezeggenschapsraden.
- concept 30 maart 2009 -
Artikel 3 Fusie-effectrapportage
De fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2, onder a, bevat een weergave van:
a. de noodzaak van de fusie,
b. de alternatieven voor de fusie,
c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,
e. de te bereiken doelen,
f. de effecten van de fusie, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de
betrokken instellingen in de regio, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het
onderwijsaanbod in de regio en de keuzevrijheid van deelnemers in de regio,
g. de kosten en baten van de fusie,
h. de personele en financiële gevolgen van de fusie, waaronder begrepen de gevolgen voor de
dienstverlening aan deelnemers,
i. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en
j. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.
Artikel 4 Toestemmingsvereisten
1. De minister onthoudt zijn goedkeuring aan een fusie tenzij genoegzaam is komen vast te staan dat
de continuïteit van één of meer van de desbetreffende instellingen in het geding is.
2. Indien de uitzondering, als bedoeld in het eerste lid, zich voordoet, kan de minister zijn
goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het
onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van opleidingenaanbod als onderwijsaanbieders in de regio,
op significante wijze wordt belemmerd.
Paragraaf 3 Splitsing
Artikel 5 Voorwaarden aanvraag
De rechtspersoon dient een aanvraag, als bedoeld in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet in bij de
minister. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een door de rechtspersoon opgestelde effectrapportage splitsing, en
b. een schriftelijke advies over de splitsing van de betrokken medezeggenschapsraad.
Artikel 6 Effectrapportage splitsing
De effectrapportage splitsing, bedoeld in artikel 5, onder a, bevat een weergave van:
a. de motieven voor de splitsing,
b. de alternatieven voor de splitsing,
c. het tijdsbestek waarbinnen de splitsing zal worden gerealiseerd,
e. de te bereiken doelen,
f. de effecten van de splitsing,
g. de kosten en baten van de splitsing,
h. de personele en financiële gevolgen van de splitsing, waaronder begrepen de gevolgen voor de
dienstverlening aan deelnemers,
i. de wijze waarop over de splitsing wordt gecommuniceerd, en
j. de wijze waarop de splitsing wordt geëvalueerd.
- concept 30 maart 2009 -
Artikel 7 Toestemmingsvereisten
De minister betrekt in zijn oordeel over de voorgenomen splitsing in ieder geval de elementen van
legitimatie en de borging van een adequate bedrijfsvoering, zoals deze in de effectrapportage splitsing
tot uitdrukking zijn gebracht.
Paragraaf 4 Aanvulling gegevens
Artikel 8 Nadere inlichtingen
Een bevoegd gezag verstrekt desgevraagd aan de minister inlichtingen over bedrijfsgegevens van die
instelling, die voor de beoordeling van een aanvraag om toestemming, redelijkerwijs nodig zijn.
Paragraaf 5 Slotbepalingen
Artikel 9 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 10 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling fusie- en splitsingtoets BVE.
Deze regeling en de toelichting zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
- concept 30 maart 2009 -
Algemene toelichting
1. Aanleiding
Tijdens de begrotingsbehandeling van OCW (9 tot en met 11 december 2008) heb ik de Tweede Kamer
medegedeeld dat ik haar zorgen deel en eraan hecht om een helder signaal af te geven over fusies in
het middelbaar beroepsonderwijs. Ik heb de Kamer toegezegd dat het uitgangspunt bij de beoordeling
van komende fusieaanvragen `nee, tenzij' zal zijn.
Voorts heb ik de Tweede Kamer toegezegd de schoolbesturen van dit standpunt op de hoogte te stellen.
De schoolbesturen zijn bij brief van 14 januari 2009 geïnformeerd over het `nee, tenzij'-standpunt.
Deze brief heb ik in afschrift aan de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-
2009, 31 135, nr. 18). In de brief heb ik aangegeven dat ik alleen in het uiterste geval, dus als de
continuïteit van scholen, opleidingen of instellingen in het geding is, fusies zal toestaan. Dit onder de
voorwaarde dat keuzevrijheid, variëteit (minimaal een breed dekkend aanbod van beroepsopleidingen
voor de regio) zo goed mogelijk zijn gewaarborgd. Ook is aangegeven dat de procesvoorwaarden die in
de brief van de bewindslieden van OCW d.d. 28 november 2008 aan de Kamer over de menselijke maat
in het onderwijs zijn genoemd, worden betrokken. Ik heb in de brief van 14 januari 2009 ook
aangegeven dat deze criteria worden uitgewerkt in een regeling voor fusies in het mbo.
De Minister van OCW heeft de Tweede Kamer tijdens voornoemde begrotingsbehandeling toegezegd
voor de zomer van 2009 te komen met een wetsvoorstel fusietoets waarin criteria ten aanzien van
fusies zijn opgenomen. Dit voornemen berust op signalen in Kamer en samenleving over de nadelige
effecten van schaalvergroting. Deze signalen klonken vanaf de eeuwwisseling steeds luider.
Mijn regeling voor fusieaanvragen in de bve-sector geldt ter overbrugging tot inwerkingtreding van het
wetsvoorstel fusietoets en roept (vooralsnog) een halt toe aan verdere schaalvergroting in de bve-
sector. Wanneer de continuïteit van instellingen niet in het geding is en de betrokken instellingen de
noodzaak van een fusie niet hebben aangetoond, zal ik negatief beslissen op een fusieaanvraag. Dus
als de noodzaak is vastgesteld, kunnen instellingen in overleg met belanghebbende partijen in en om
de instellingen een aanvraag voorbereiden en indienen. In afwachting van het wetsvoorstel fusietoets
voer ik een restrictief beleid. In tegenstelling tot het wetsvoorstel bevat de regeling ook criteria voor
splitsing. Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal een nieuwe regeling worden gepubliceerd
waarin uitsluitend de splitsingscriteria zijn opgenomen.
Deze regeling bevat nadere regels ten aanzien van de reeds bestaande wettelijke mogelijkheid voor
fusie en splitsing van bve-instellingen. De huidige Wet educatie en beroepsonderwijs bepaalt dat alleen
instemming van de minister nodig is bij institutionele fusies en splitsing van instellingen. De huidige
wet biedt nog geen mogelijkheid om bij fusies van rechtspersonen die een instelling in stand houden in
te grijpen. In het wetsvoorstel fusietoets die nog aan uw Kamer zal worden aangeboden is wel in die
mogelijkheid voorzien.
2. Regeling in relatie tot het advies van de Onderwijsraad
d.d. 28 november 2008
Naar aanleiding van de motie van de kamerleden Van Dijk (SP) & Depla (PvdA) d.d. 30 september 2008
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 31135, nr. 11) is de Onderwijsraad gevraagd om een advies
- concept 30 maart 2009 -
uit te brengen. Het advies De bestuurlijke ontwikkeling van het Nederlandse onderwijs. Waarborgen
voor keuzevrijheid en legitimatie verscheen op 28 november 2008. De Raad wees er op dat hoewel
schaalvergroting veel positieve effecten sorteert er ook onbedoelde en nadelige effecten zijn. Met
name legitimatie en keuzevrijheid staan onder druk als gevolg van schaalvergroting. In deze regeling is
aangesloten bij de aanbevelingen ten aanzien van de twee centrale thema's: keuzevrijheid en
legitimatie.
Onder keuzevrijheid verstaat de Onderwijsraad de mogelijkheid voor leerlingen en hun ouders om te
kiezen uit het onderwijs dat het beste past bij hun levensovertuiging, bij hun opvattingen over
onderwijs of bij hun capaciteiten en ambities. In de BVE-sector, waar uitsluitend bijzondere
instellingen bestaan, wordt onder keuzevrijheid anders dan in het primair en voortgezet onderwijs
verstaan de mogelijkheid voor leerlingen en hun ouders om te kiezen uit een breed onderwijsaanbod.
De Onderwijsraad bedoelt met legitimatie dat bestuur en management draagvlak hebben onder de bij
de school betrokkenen of belanghebbenden voor de besluiten die ze nemen. Het gaat bij die
betrokkenen primair om leerlingen, hun ouders, studenten en onderwijspersoneel. Verder gaat het om
externe betrokkenen als het toeleverend en vervolgonderwijs, maatschappelijke partners, het
bedrijfsleven en andere potentiële werkgevers. Draagvlak betekent verder dat deze betrokkenen of
belanghebbenden ook invloed kunnen uitoefenen en zeggenschap hebben, zowel over de dagelijkse
praktijk als op het beleid.
Ten aanzien van keuzevrijheid geldt dat die is geborgd door een restrictief beleid inzake fusie-
aanvragen. In de meeste provincies is slechts een beperkt aantal roc-instellingen gevestigd, waaronder
hier de hoofdvestiging en niet de dislocaties wordt verstaan. Deze leveren wel een gewenst breed
opleidingenaanbod. Om dat te kunnen doen is een bepaalde schaalgrootte nodig, onder andere om dure
en kleinschalige opleidingen te kunnen bekostigen. Maar inmiddels zijn er tendenzen tot flinke
expansie waarneembaar, onder andere blijkend uit het openen van dislocaties van roc's buiten hun
voedingsgebied.
Voor wat betreft legitimiteit geldt dat het draagvlak onder interne en externe stakeholders wordt
versterkt, hetgeen met name in de fusie-effectrapportage en de advisering door de
medezeggenschapsraden tot uitdrukking komt. De fusie-effectrapportage is vooral bedoeld als een
instrument voor besturen om draagvlak te verkrijgen bij de interne en externe belanghebbenden. Ook
de medezeggenschap heeft een adviserende rol in fusie-aanvragen en aanvragen tot splitsing.
De ministeriële regeling is een instrument om indien de noodzakelijkheid concreet is beargumenteerd
ook te toetsen of een zorgvuldig besluitvormingsproces is doorlopen waarin meer belangen tegen
elkaar zijn afgewogen en waarin verschillende belanghebbenden een stem hebben gehad.
3. Uitvoering
De regeling wordt namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit uitgevoerd door de Directie Beroepsonderwijs en
Volwasseneneducatie. De Directie adviseert de Minister. De fusie en splitsingsaanvragen moeten
worden ingediend bij:
- concept 30 maart 2009 -
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Directie Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie
Postbus 16375
2500 RJ DEN HAAG
Fusie- en splitsingsaanvragen waarbij een Agrarisch OpleidingsCentrum (AOC) is betrokken, dienen te
worden ingediend bij:
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Directie Kennis
Postbus 20401
2500 EK DEN HAAG
4. Termijnen
Fusie- en splitsingsaanvragen kunnen het gehele jaar worden ingediend en na goedkeuring kunnen zij
gedurende het hele jaar plaatsvinden, maar een wijziging van de gegevensleveringen aan BRON kan
alleen maar per 1 augustus van een gegeven kalenderjaar plaatsvinden.
5. Administratieve lasten
De regeling heeft geen consequenties voor de administratieve lasten.
6. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
Op grond van artikel 2.1.3, tweede lid, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs hoeft alleen
een aanvraag te worden ingediend met betrekking tot de instellingen die zijn voortgekomen uit :
1. samenvoeging of splitsing van bekostigde instellingen,
2. uit een samenvoeging van een agrarisch opleidingscentrum met een school voor voorbereidend
beroepsonderwijs in de sector landbouw, als bedoeld in artikel 10c, onderdeel d, van de Wet op
het voortgezet onderwijs, of
3. uit een omzetting van een bijzondere instelling in een openbare of omgekeerd.
Omdat laatstgenoemde omzetting zich naar verwachting niet zal voordoen is er voor gekozen deze
regeling enkel van toepassing te verklaren op de samenvoeging en splitsing genoemd onder 1 en 2.
Voornoemd artikel betreft bovendien enkel de institutionele samenvoeging en splitsing. Derhalve zien
de begrippen fusie en splitsing ook slechts op een institutionele fusie en splitsing. De bestuurlijke fusie
c.q. splitsing waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding overdragen van een instelling,
valt buiten de werking van deze regeling.
Artikel 2 Voorwaarden aanvraag
Een aanvraag met betrekking tot de fusie wordt ingediend door de rechtspersoon die alle fuserende
instellingen in stand houdt dan wel door de rechtspersonen tezamen die de fuserende instellingen in
stand houden. Bij de aanvraag dient in elk geval gevoegd te worden een door de rechtspersoon
- concept 30 maart 2009 -
respectievelijk de rechtspersonen opgestelde `fusie-effectrapportage' alsmede een schriftelijk advies
over de fusie door de betreffende medezeggenschapsraden.
Ingevolge artikel 7, onder e, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt de
medezeggenschapsraad vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het
bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot overdracht of omzetting van de instelling of van een
onderdeel daarvan, respectievelijk fusie van de instelling met een andere school, dan wel vaststelling
of wijziging van het beleid ter zake. Dit advies dan wel een verklaring van de medezeggenschap dat zij
geen gebruik maken van hun adviesbevoegdheid met betrekking tot de fusie is voldoende.
De gegevens die in de `fusie-effectrapportage' moeten worden opgenomen zijn nader gespecificeerd in
artikel 3 van de regeling.
Artikel 3 Fusie-effectrapportage
De `fusie-effectrapportage' is primair een instrument voor de desbetreffende belanghebbenden om
zeggenschap uit te oefenen en voor het bestuur om draagvlak onder deze belanghebbenden te
verwerven. Het is een vorm van transparantie waarmee het bestuur zich kan verantwoorden over de
(voorgenomen) besluitvorming. De volgende elementen dienen in een `fusie-effectrapportage' aan de
orde te komen:
- de noodzaak voor de fusie:
· wat zijn de beweegredenen?
· heeft het bestuur alternatieven voor een fusie onderzocht, heeft het andere opties
overwogen?
· wanneer vindt het fusieproces plaats en over welke periode strekt de fusie zich uit?
- doelen en effecten:
· wat wil het bestuur bereiken, bijvoorbeeld een hogere kwaliteit of meer
keuzemogelijkheden voor deelnemers?
· zijn er gekwantificeerde doelen?
· welke effecten verwacht het bestuur dat zullen optreden?
· welke onbedoelde neveneffecten kunnen optreden, bijvoorbeeld in het schoolklimaat
en de betrokkenheid van deelnemers, ouders en personeel?
- de kosten en baten van de fusie:
· welke financiële kosten en baten treden op, is de continuïteit voldoende gewaarborgd,
wat zijn de risico's?
· welke niet-financiële kosten en baten treden op?
- gevolgen voor het personeel, de financiën en de deelnemers:
· wat betekent de fusie voor arbeidsvoorwaarden, personeelsbeleid en
medezeggenschap?
· wat zijn de gevolgen voor betrokkenheid van deelnemers, voor hun motivatie en
mogelijkheden voor medezeggenschap?
· Wat zijn de gevolgen voor de dienstverlening door de instelling aan deelnemers?
- op welke manier de fusie wordt gecommuniceerd en geëvalueerd:
· op welke manieren en via welke kanalen worden de belanghebbenden betrokken bij
het fusieproces? Het kan nodig zijn om op verschillende manieren alle
belanghebbenden te betrekken bij het fusieproces.
- concept 30 maart 2009 -
· wanneer en hoe vindt een evaluatie plaats of de doelen zijn bereikt en welke effecten
zijn opgetreden, vooral op de punten van spreiding, omvang, variëteit, keuzevrijheid?
Door het gebruik van de `fusie-effectrapportage' kunnen de belanghebbenden zich een goed oordeel
vormen over de noodzaak van een fusie en zijn ze optimaal betrokken. Dat is het belangrijkste doel van
de `fusie-effectrapportage'. De rapportage is een instrument dat de `checks & balances' rond een
instelling versterkt.
De opsomming van de elementen van de `fusie-effectrapportage' is overigens niet limitatief. Het
bestuur kan naar eigen inzicht daaraan elementen toevoegen, terwijl de medezeggenschap eveneens
om andere elementen kan verzoeken.
Daarnaast is de `fusie-effectrapportage' een middel voor de minister om te toetsen of instellingen een
zorgvuldig proces hebben doorlopen. De minister toetst daartoe of de `fusie-effectrapportage' voldoet
aan de formele eisen die hij daaraan stelt.
Artikel 4 Toestemmingsvereisten
Indien genoegzaam is komen vast te staan dat de continuïteit in het geding is, kan slechts toestemming
worden verleend onder de voorwaarde dat de variatie van het onderwijsaanbod (minimaal een breed
dekkend aanbod van beroepsopleidingen evenals onderwijsaanbieders in de regio) is gewaarborgd.
Bij de beoordeling zullen de (proces)elementen, als opgenomen in de `fusie-effectrapportage', worden
betrokken.
Artikel 5 Voorwaarden aanvraag
Een aanvraag met betrekking tot de splitsing wordt ingediend door de rechtspersoon die de instelling in
stand houdt die gesplitst gaat worden in twee of meer instellingen. Bij de aanvraag dient in elk geval
gevoegd te worden een door de rechtspersoon opgestelde effectrapportage splitsing alsmede een
schriftelijk advies over de splitsing van de betreffende medezeggenschapsraad.
Ingevolge artikel 7, onder e, van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt de
medezeggenschapsraad vooraf in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over elk door het
bevoegd gezag te nemen besluit met betrekking tot overdracht of omzetting van de instelling of van een
onderdeel daarvan, respectievelijk fusie van de instelling met een andere school, dan wel vaststelling
of wijziging van het beleid ter zake. Dit advies dan wel een verklaring van de medezeggenschap dat zij
geen gebruik maken van hun adviesbevoegdheid met betrekking tot de splitsing is voldoende.
De gegevens die in de `effectrapportage splitsing' moeten worden opgenomen zijn nader gespecificeerd
in artikel 6 van de regeling.
Artikel 6 Effectrapportage splitsing
Ook de `effectrapportage splitsing' is primair een instrument voor de desbetreffende belanghebbenden
om zeggenschap uit te oefenen en voor het bestuur om draagvlak onder deze belanghebbenden te
verwerven. Het is een vorm van transparantie waarmee het bestuur zich kan verantwoorden over de
(voorgenomen) besluitvorming. De elementen die in een `effectrapportage splitsing' aan de orde dienen
- concept 30 maart 2009 -
te komen zijn gelijk aan de elementen die in de `fusie-effectrapportage' weergegeven dienen te worden,
met dien verstande dat de elementen zien op splitsing.
Omdat bij splitsing niet zozeer sprake zal zijn van een dringende noodzaak dienen in de
`effectrapportage splitsing' de motieven voor de splitsing aangegeven te worden.
Zie ook de toelichting bij artikel 3.
Artikel 7 Toestemmingsvereisten
Bij de beoordeling van de splitsing worden in elk geval betrokken de elementen van legitimatie en de
borging van een adequate bedrijfsvoering, zoals deze in de effectrapportage splitsing tot uitdrukking
zijn gebracht. De opsomming van elementen die meegenomen worden bij de beoordeling is niet
limitatief. Ook andere elementen kunnen betrokken worden in de besluitvorming.
Artikel 8 Nadere inlichtingen
Indien nadere inlichtingen over bedrijfsgegevens van een instelling voor de beoordeling van de
aanvraag noodzakelijk zijn dan dient het bevoegd gezag van die instelling op verzoek van de minister
deze inlichtingen te verstrekken.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
(Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart)
- concept 30 maart 2009 -