Gerechtshof 's-Gravenhage
Klacht tegen niet-vervolgen in tulpenbollenzaak afgewezen
Den Haag, 30 maart 2009 - Het gerechthof 's-Gravenhage heeft op 30
maart 2009 in één van de beklagzaken in de zogenoemde tulpenbollenzaak
de klacht tegen het niet-vervolgen van de bestuurders van een
beleggingsfonds door de officier van justitie deels niet-ontvankelijk
verklaard en voor het overige afgewezen. In de tulpenbollenzaak gaat
het om een mogelijke omvangrijke fraude in de tulpenbollenhandel,
waardoor beleggers voor een totaalbedrag van ongeveer Euro
85.000.000,- zouden zijn benadeeld.
De klager (die zelf terechtstond in de tulpenbollenzaak) wilde de
vervolging voor onder meer valsheid in geschrifte, valse aangifte en
meineed in een civiele procedure. De beklagzaak was aangespannen in
het kader van artikel 12 van het Wetboek van strafvordering. Dit
artikel biedt de mogelijkheid om klachten bij een gerechtshof in te
dienen over het niet vervolgen van zaken door het Openbaar Ministerie.
De klager is voor een deel niet ontvankelijk verklaard, omdat een
sepotbeslissing van de officier van justitie ontbrak. Voor een ander
deel kan de klager bij de door hem gestelde strafbare feiten niet als
rechtstreeks belanghebbende in de zin van de wet worden aangemerkt.
Voor het overige is de klacht afgewezen, omdat volgens het hof
onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden was om vervolging
te rechtvaardigen. Daarnaast is er op onderdelen primair sprake van
een civielrechtelijk geschil.
Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 30 maart 2009 Naar boven