Ingezonden persbericht
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING VAN DE STICHTING VAN DE ARBEID EN DE CENTRALE SAMENWERKENDE OUDERENORGANISATIES (CSO)
Eindevaluatie van het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant over verbetering medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van pensioenregelingen.
30 maart 2009 - Het aantal pensioenfondsen dat de medezeggenschap van gepensioneerden heeft geregeld, is sinds de tussenevaluatie in 2005 verder gestegen. Er zijn echter ook nog pensioenfondsen die de medezeggenschap van gepensioneerden niet, of niet goed hebben geregeld. Positief is dat er in de afgelopen jaren steeds meer gepensioneerden bij de uitvoering van hun pensioenregeling betrokken worden. Dit concluderen de Stichting van de Arbeid en de koepel van ouderenorganisaties CSO uit het door de SER gepresenteerde rapport inzake de eindevaluatie van het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant.
Het rapport Eindevaluatie medezeggenschap gepensioneerden is onlangs door de SER aangeboden aan de Stichting van de Arbeid en de CSO. Deze organisaties hebben in februari 2003 het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant ondertekend. Het evaluatierapport bevat de resultaten van een onderzoek naar de kwantiteit en de kwaliteit van de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van hun pensioenregeling.
De Stichting van de Arbeid en de CSO kwamen in 2003 het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant overeen met als doel de medezeggenschap van gepensioneerden bij de uitvoering van hun pensioenregelingen bij zowel ondernemingspensioenfondsen als bij bedrijfstakpensioenfondsen te verbeteren. Na twee jaar is het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant tussentijds geëvalueerd. Uit die evaluatie bleek dat er onvoldoende werd voldaan aan de afspraken. Op grond daarvan hebben de convenantpartijen de wetgever gevraagd om de afspraken zoals vastgelegd in het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant in de Pensioenwet op te nemen. Dit is inmiddels gebeurd. De betreffende bepalingen van de Pensioenwet zijn in werking getreden per 1 januari 2007 .
De eindevaluatie bestaat uit twee delen: een onderzoek naar de kwaliteit van de medezeggenschap (uitgevoerd door TNS NIPO) en een naar de kwantiteit (uitgevoerd door DNB in samenwerking met de SER-Pensioencommissie).
Aan het onderzoek naar de kwantiteit van de medezeggenschap deden 67 bedrijfstakpensioenfondsen (BPF'en) en 198 ondernemingspensioenfondsen (OPF'en) mee. De respons was respectievelijk 76% en 55%. De respons in het kwalitatieve onderzoek was lager. Bij de BPF'en heeft 63% de vragenlijst ingevuld en bij de OPF'en 49%.
Behalve naar de aanwezigheid van medezeggenschap is er in het onderzoek ook gekeken naar de wijze waarop de medezeggenschap is ingevuld.
Uit het onderzoek blijkt dat bij de ondernemingspensioenfondsen inmiddels 98% van de fondsen een vorm van medezeggenschap heeft geregeld en bij de bedrijfstakpensioenfondsen geldt dat voor 95% van de fondsen.
Daarnaast moet echter ook worden vastgesteld dat niet alle ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen de medezeggenschap op alle onderdelen hebben ingevuld volgens de gemaakte afspraken zoals die zijn vastgelegd in het convenant en later in de Pensioenwet. Wat betreft de ondernemingspensioenfondsen voldoet 68% aan de eisen van het convenant en de Pensioenwet. Voor de bedrijfstakpensioenfondsen geldt dat voor 72%.
De onderdelen waaraan bij OPF'en met een vertegenwoordiging van gepensioneerden in het bestuur niet altijd is voldaan aan de voorwaarden van het convenant betreffen vooral:
- de gelijkstelling van gepensioneerdenzetels aan werknemerszetels;
- de kandidaten zijn voorgedragen zonder betrokkenheid van de gepensioneerden.
Bij OPF'en met een deelnemersraad is niet altijd aan het convenant voldaan omdat de deelnemersraad niet is geïnstalleerd, of omdat de zetelverdeling niet evenredig is.
Bij de BPF'en (die vrijwel allemaal een deelnemersraad hebben) blijken deze aspecten (het niet-geïnstalleerd zijn en de niet-evenredige zetelverdeling) eveneens de belangrijkste onderdelen te zijn waarom niet is voldaan aan het convenant.
Met de uitkomsten van het evaluatieonderzoek hebben de convenantpartijen, de Stichting van de Arbeid en de CSO, voldoende aanknopingspunten om verder te praten over eventuele verbeteringen. Conform de eerder gemaakte afspraak zullen de Stichting van de Arbeid en het CSO binnenkort het overleg starten over de vraag hoe in de toekomst de doelstellingen van het Vernieuwde Medezeggenschapsconvenant verder kunnen worden gerealiseerd. Afgesproken is dat zij daarbij rekening zullen houden met de uitkomsten van de inventarisatie van de invoering van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur (PFG) en dat nader zal worden bezien hoe de medezeggenschap bij pensioenfondsen in de Principes kan worden geïncorporeerd als een essentieel onderdeel van goed pensioenfondsbestuur. Bij dat overleg zullen ook de andere betrokken PFG-partijen, te weten de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen alsmede het Verbond van Verzekeraars, worden betrokken.
Ingezonden persbericht