4. Verrekening opbrengstresultaten en voorhang aanwijzing ex WMG
Verrekening opbrengstresultaten en voorhang aanwijzing ex WMG
Kamerstuk, 30 maart 2009
De voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
Z/F-2919884 / Z/F-2919883
30 maart 2009
Betreft Verrekening opbrengstresultaten en voorhang aanwijzing ex WMG
Geachte voorzitter,
Op grond van artikel 8 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG),
informeer ik u hierbij over de zakelijke inhoud van mijn voornemen tot
het geven van een aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
om de opbrengstresultaten van de ziekenhuizen over 2007 en volgende
jaren vast te stellen.
Bij brief van 19 januari 2009 (Kamerstukken II, vergaderjaar
2008-2009, 29 248, nr. 76) heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de
actuele stand van zaken rond de verrekening van de opbrengstresultaten
(overfinanciering) van ziekenhuizen. Daarbij heb ik aangegeven dat het
opbrengstresultaat het verschil is tussen het budget van een
ziekenhuis enerzijds en de door het ziekenhuis, via gedeclareerde
DBC's (inclusief verrekentarieven), gerealiseerde opbrengst
anderzijds. Het gaat hierbij alleen om de zogenaamde A-DBC's. Zolang
de ziekenhuizen worden bekostigd op basis van budgetten treden deze
verschillen op. Dit is inherent aan de gekozen financierings- en
bekostigingswijze. Immers, het blijkt erg moeilijk om vooraf precies
in te schatten welke aantallen en soorten DBC's een ziekenhuis gaat
produceren en welke opslag op de prijs hiervoor zou moeten gelden, om
budget en opbrengst gelijk te laten zijn. De opbrengst zal dus niet
precies aansluiten op het budget. Zodra een ziekenhuis een hogere
opbrengst heeft dan het budget is er sprake van een
opbrengstoverschot, is dit andersom, dan is er sprake van een
opbrengsttekort. Deze verschillen moeten door het ziekenhuis met de
zorgverzekeraars worden verrekend.
Alle betrokken partijen (de NZa, het College voor zorgverzekeringen
(CVZ), Zorgverzekeraars Nederland (ZN), de Nederlandse vereniging van
ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse Federatie voor Universitair
medische centra (NFU)) en mijn ministerie hebben gezamenlijk een
methode ontwikkeld om de opbrengst-resultaten vast te stellen en te
verrekenen. Daarbij is gekozen voor een directe verrekening via een
`vast bedrag'. Inmiddels heeft de NZa op basis van deze methode het
opbrengstresultaat over 2005 en 2006 vastgesteld. De betreffende
NZa-beschikking bepaalt voor elk ziekenhuis welke bedragen, over welke
jaren, zij moet terugbetalen aan welke zorgverzekeraar. De wijze
waarop er wordt
terugbetaald, laat ik aan hen zelf over. De toegepaste methode bevalt
zo goed, dat de betrokken partijen deze ongewijzigd ook willen
gebruiken voor afwikkeling van de opbrengstresultaten over 2007 en
latere jaren.
Echter, omdat nog niet duidelijk was dat er over 2007 en latere jaren
weer sprake zou zijn van substantiële opbrengstresultaten, heb ik de
NZa destijds een aanwijzing gegeven om voorlopig alleen de
opbrengstresultaten over 2005 en 2006 volgens deze methode af te
wikkelen. Nu dit het geval is, geef ik de NZa een nieuwe aanwijzing om
ook deze af te wikkelen. De aanwijzing zal gelet op het voorgaande
vrijwel identiek kunnen zijn, aan de eerdere aanwijzing waarvan de
zakelijke inhoud in 2007 is voorgehangen (Kamerstukken II,
vergaderjaar 2006-2007, 29 248, nr. 38).
De NZa schat het opbrengstresultaat over 2007 voorlopig op EUR 1,59
miljard. Na de zomer verwacht de NZa vast te kunnen stellen welke
bedragen, welke ziekenhuizen aan welke zorgverzekeraars over 2007
moeten terugbetalen. De betreffende beschikkingen zal de NZa in ieder
geval ruim voor 1 oktober 2009 versturen, zodat de zorgverzekeraars
deze financiële informatie nog kunnen betrekken bij de vaststelling
van hun premies over 2010.
De aanwijzing baseer ik op artikel 7 van de WMG. Overeenkomstig
artikel 8 van die wet zal tot het geven van de aanwijzing niet eerder
worden overgegaan dan nadat dertig dagen verstreken zijn na verzending
van deze brief.
Een afschrift van deze brief stuur ik aan de NZa, het CVZ, ZN, de NVZ
en de NFU.
Ik verwacht u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport