4. Spoedwetgeving behoud van vermogen
Spoedwetgeving behoud van vermogen
Kamerstuk, 30 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
30 maart 2009
MC-U-2917928
Geachte voorzitter,
Op 19 november 2008 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
van State uitspraak gedaan in de beroepszaken tegen een voorschrift
dat aan alle WTZi-toelatingen was verbonden. Dit voorschrift regelde
het behoud van waarde van onroerende zaken voor de zorg.
De Raad van State heeft dit voorschrift vernietigd en heeft geoordeeld
dat voor zover er, naast de waarborg die de wetgever met artikel 18
WTZi heeft getroffen, andere bepalingen ten aanzien van het behoud van
vermogen voor zorg wenselijk zijn, deze een wettelijke grondslag
behoeven. De Raad van State heeft geen inhoudelijke beoordeling
gegeven ten aanzien van inhoud van de voorschriften.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State heeft de minister u op 22 december 2008 gemeld
dat het beleid tot behoud van waarde van onroerende zaken in de zorg
onverkort van kracht blijft. Dit beleid komt er op neer dat de waarde
van de onroerende zaken, welke met collectieve middelen in een
beschermde, risicoarme omgeving is opgebouwd, behouden moeten blijven
voor de zorg. Wij vinden het van belang dat instellingen dit beleid in
acht nemen zodat er geen geld `weglekt' uit de zorg. Wij hebben het
College sanering zorginstellingen verzocht om, voortuitlopend op de
totstandkoming van wetgeving, haar rol bij transacties met onroerende
zaken zoveel mogelijk actief te blijven invullen.
Door de uitspraak van de Raad van State kan het College sanering
zorginstellingen, dat toezicht hield op de naleving van het
voorschrift tot behoud van waarde van onroerende zaken voor de zorg,
instellingen echter niet meer verplichten zich te houden aan het
voorschrift.
Instellingen die voornemens zijn onroerende zaken blijvend niet meer
voor zorg te bestemmen hebben, op grond van artikel 18 WTZi, nog wel
vooraf goedkeuring van het College sanering zorginstellingen nodig.
Maar transacties zoals sale-and-lease back constructies of
uitzakconstructies in onderliggende BV's vallen niet onder de werking
van artikel 18 WTZi. Dat `gat' werd juist met het - thans vernietigde
- voorschrift gedicht. Ook hoeven instellingen zich niet meer te
houden aan de eis dat er een marktconforme prijs moet zijn bij verkoop
van het vastgoed en hoeven zij zich niet meer te houden aan de eis dat
de opbrengst behouden moet blijven voor zorg. Dat was in het inmiddels
vernietigde voorschrift geregeld en staat niet in artikel 18 WTZi.
Wel zijn op dit moment nog de volgende publieke en private waarborgen
aanwezig:
- op grond van artikel 18 WTZi, goedkeuring door het College sanering
zorginstellingen bij transacties met onroerende zaken die na de
transactie blijvend niet meer voor zorg worden gebruikt;
- goedkeuring door het Waarborgfonds voor de Zorg (WfZ), indien sprake
is van door het Wfz geborgde leningen of indien sprake is van
uitvoering van de Rijksgarantieregeling 1958;
- de door instellingen voorgenomen transacties met onroerende zaken
moeten verder passen binnen onder andere het statutaire doel van de
instelling, de statutaire bepalingen die betrekking hebben op geldige
besluitvorming, daarnaast moet er goedkeuring zijn van het
toezichthoudende orgaan en dienen de cliëntenraad en de stakeholders
tijdig in de gelegenheid te worden gesteld om een advies uit te
brengen.
Sinds de uitspraak van de Raad van State ontbreken er echter naar onze
mening voor het College sanering zorginstellingen voldoende
instrumenten om actief toezicht te houden op transacties met
onroerende zaken van zorginstellingen.
Naar aanleiding van het vorenstaande hebben wij besloten dat een
verdere uitwerking van deze publieke waarborg wenselijk is, om zo te
zorgen dat bij transacties met onroerende zaken - die (ten minste ten
dele) met collectieve middelen in een beschermde risico-arme omgeving
zijn opgebouwd - de marktwaarde wordt gehanteerd en de
verkoopopbrengst behouden blijft voor de zorg.
Wij willen dan ook overgaan tot spoedwetgeving om op deze wijze de
bepalingen die ten aanzien van het behoud van vermogen voor zorg
wenselijk zijn, een wettelijke grondslag te geven. Deze wetgeving zal
met inachtneming van de Europeesrechtelijke regelgeving worden
opgesteld.
We zullen deze spoedwetgeving aan u voorleggen. We streven ernaar het
wetsvoorstel voor de zomer aan de Raad van State te sturen. De beoogde
datum van inwerkingtreding is uiterlijk 1 januari 2010.
We vertrouwen er op u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
1 Antwoorden op Tweede Kamervragen van SP en CDA, kenmerk
DMC-K-U-2897266 en DMC-K-U-2898524
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport