4. Uitvoering toezegging m.b.t. Wet bijzondere opnemingen in
psychiatrische ziekenhuizen
Uitvoering toezegging m.b.t. Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen
Kamerstuk, 27 maart 2009
De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20017
2500 EA DEN HAAG
27 maart 2009
CZ/CGGZ-2920005
Geachte voorzitter,
Tijdens de plenaire behandeling in de Eerste Kamer over de wijziging
van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet
bopz) inzake de voorwaardelijke machtiging en dwangbehandeling op 12
februari 2008 heb ik naar aanleiding van opmerkingen van de leden
Slagter-Roukema, Meurs en Holdijk toegezegd langs de geëigende kanalen
nader onderzoek in gang te zetten naar de verschillen tussen
provincies en instellingen in gedwongen opnames, rechterlijke
machtigingen en dwangtoepassingen.
In Nederland zijn zogeheten psychiatrische casusregisters operationeel
in Groningen, Maastricht e.o., in Rijnmond en sinds enkele jaren in
Utrecht. In een casusregister worden alle contacten van patiënten uit
de betreffende regio met alle GGZ instellingen op één centraal punt
verzameld en per patiënt gekoppeld. Door het samenwerkingsverband van
de psychiatrische casusregisters zijn in de afgelopen jaren enkele
onderzoekslijnen ontwikkeld. Een van de onderzoeksthema's is de
toepassing van dwang en drang in de ggz. Het onderzoek op dit terrein
wordt geleid door het O3-onderzoekcentrum GGZ, een
samenwerkingsverband van het Erasmus MC, de GGD Rotterdam-Rijnmond en
de GGZ-instellingen in de regio Rijnmond. Ook in andere
onderzoeksprojecten wordt door het O3-onderzoekcentrum GGZ aandacht
besteed aan regionale verschillen in de toepassing van dwangopnamen.
In het verlengde hiervan heeft het O3-onderzoekcentrum GGZ, op verzoek
van VWS, onderzoek verricht naar de achtergrond van regionale
verschillen in dwangopnamen.
Het onderzoek naar de achtergrond van regionale verschillen in
dwangopnamen in de regio's Maastricht, Groningen en Rotterdam richt
zich op uiteenlopende factoren. Daarbij gaat het in het bijzonder om
demografische en sociaal-economische en culturele verschillen en de
manier waarop de zorg voor langdurig zorgafhankelijke GGZ-patiënten is
georganiseerd.
Op basis van haar onderzoeksresultaten constateert het
O3-onderzoekcentrum GGZ dat regio's verschillen in de toepassing van
gedwongen opnamen en dan vooral waar het gaat om inbewaringstellingen.
Daarbij kunnen twee patronen in zorg worden onderscheiden:
* Een patroon in de kleinere steden met een focus bij
inbewaringstellingen op stemmingsstoornissen en suïcidedreiging.
Daarnaast gaat het in dit patroon bij de rechterlijke
machtigingen, om gevaar voor de betrokkene zelf en om diverse
ziektebeelden, waaronder dementie.
* Een meer grootstedelijk patroon, dit patroon wordt gekenmerkt door
veel inbewaringstellingen voor psychotische patiënten die een
gevaar vormen voor anderen. Dwangopnamen komen hierbij meer voor
in de combinatie van inbewaringstelling en rechterlijke
machtiging. Ook herhaalde dwangopnames en voorwaardelijke
machtiging komen in het grootstedelijk patroon meer voor.
Het O3-onderzoekcentrum GGZ komt tot de conclusie dat regionale
verschillen in de toepassing van dwangopnamen meer samenhangen met
patiëntgerelateerde factoren dan met de organisatie van de zorg. De
omvang en diversiteit van de Bopz-problematiek is het grootst in
stedelijke gebieden waar zowel de problemen rondom de bescherming van
de patiënt als van het openbare domein zich opstapelen. Psychiatrische
problemen, in het bijzonder psychotische stoornissen, komen in de
grote stad meer voor waarbij de GGZ vooral gericht is op langdurig
zorgafhankelijke en zorgmijdende patiënten.
Voor de verdere resulaten van het onderzoek verwijs ik u
kortheidshalve naar bijgaand rapport "Regionale patronen van
dwangopnamen".
Ik vertrouw erop dat ik met deze brief aan de toezegging heb voldaan.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport