Beantwoording vragen van het lid Boekestijn over de wens van president
Kagame van Rwanda om de Westerse ontwikkelingshulp te beëindigen
27-03-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Boekestijn over het beëindigen van Westerse
ontwikkelingssamenwerking aan Rwanda. Deze vragen werden ingezonden op
10 maart 2009 met kenmerk 2009Z04246.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Boekestijn (VVD) over
de wens van de president van Rwanda om de Westerse ontwikkelingshulp
te beëindigen.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel "Rwanda wil af van
ontwikkelingshulp?'.
Antwoord
Ja. Mij is echter geen informatie bekend dat Rwanda van de Nederlandse
ontwikkelingshulp af wil. Wel heeft Rwanda een lange termijn visie
ontwikkeld waarin de overgang van ontwikkelingshulp naar handel en
investeringen als einddoel expliciet is vastgelegd. De wens van
president Kagame om donoronafhankelijk te worden is dus niet nieuw
voor mij en past in de Rwandese ontwikkelingsstrategie `from aid to
trade', die inderdaad stapsgewijs dient plaats te vinden.
Vraag 2
Deelt u de mening dat `ownership' altijd voorop moet staan en wij
derhalve de wens van president Kagame dienen in te willigen?
Vraag 3
Bent u bereid om vóór het AO Grote Merengebied van 1 april a.s. de
Kamer een brief te sturen met een plan om de hulp aan dit gebied af te
bouwen, zodat wij dit tijdens het AO kunnen bespreken?
Antwoorden
`Ownership' is een belangrijk uitgangspunt in mijn
ontwikkelingsbeleid. Vandaar ook dat de Nederlandse inzet voor Rwanda
aansluit bij Rwanda's eigen strategie voor economische ontwikkeling en
armoedevermindering, `from aid to trade'. De aanpak van Rwanda past
ook in mijn visie op de modernisering van ontwikkelingssamenwerking,
namelijk van ontwikkelingshulp naar partnerschap. Het uiteindelijke
streven van ontwikkelingssamenwerking moet zijn om hulp overbodig te
maken. Tegelijk ben ik het met u eens, zoals u aangeeft in uw reactie
op Dead Aid (Volkskrant, 7 maart 2009), dat uitfasering van hulp en
economische verzelfstandiging niet op korte termijn te realiseren
zijn. Ook voor Rwanda geldt, dat het voorlopig nog geen
`middeninkomensland' is. Hoe Rwanda de hulpafhankelijkheid wil
afbouwen zal door de Rwandese autoriteiten nader aangegeven moeten
worden. Mij is op dat terrein nog niets bekend.
In mijn openingstoespraak voor de jaarlijkse Development Partners
Meeting in Rwanda afgelopen november heb ik het belang onderstreept
van een meer effectieve en moderne ontwikkelingssamenwerking,
gebaseerd op een gelijkwaardig partnerschap en een zakelijker, meer
contractuele relatie waarin beide partijen zich verplichten tot een
bepaalde inzet en resultaten. Onlosmakelijk verbonden aan deze
zakelijke samenwerking zijn principes als alignment, mutual
accountability en het voeren van een dialoog over behaalde resultaten
en over factoren die daarop van invloed kunnen zijn. In het kader van
die open en zakelijke dialoog zal ik Rwanda ook vragen wat het de
komende tijd precies verwacht van de westerse donoren, en meer
specifiek van Nederland, voor wat betreft het bereiken van
donoronafhankelijkheid. Mocht Rwanda op enig moment expliciet aangeven
geen behoefte meer te hebben aan Nederlandse financiële steun, dan zal
dat uiteraard de Nederlandse inzet veranderen. Ik constateer dat lid
Boekestijn het eens is met mijn uitgangspunt dat de strategie en visie
van het ontvangende land leidend dienen te zijn voor de Nederlandse
inzet.
In mijn brief aan de Kamer van 22 augustus 2008 (vergaderjaar
2007-2008. 29237, nr. 74) heb ik mijn inzet voor Rwanda nader
toegelicht. In mijn brief van 25 maart jl heb ik een actualisering
gegeven van mijn inzet met betrekking tot begrotingssteun aan het
Grote Merengebied zoals door de Kamer verzocht met het oog op het AO
van 1 april a.s.
1) NRC Handelsblad, 6 maart 2009
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken