Antwoord op Kamervragen over de rol van de Koningin bij benoemingen
Kamerstuk | 27-03-2009
Minister-president Balkenende heeft antwoord gegeven op vragen van de
Tweede Kamerleden Brinkman en Wilders (beiden PVV) over het bericht
(Telegraaf) dat 'de Koningin lobbyt voor topfuncties'.
Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de antwoorden op vragen van de leden Brinkman en
Wilders (beiden PVV) d.d. 23 maart 2009, nr. 2009Z05327.
DE MINISTER-PRESIDENT, Minister van Algemene Zaken,
mr. dr. J.P. Balkenende
Vragen
1. Bent u bekend met het bericht dat de Koningin lobbyt voor
topfuncties? 1)
2. Hoe beoordeelt u het dat de Koningin haar macht gebruikt om haar
welgevallige personen op machtige posities te parkeren?
3. Deelt u de mening dat de Koningin een voornamelijk representatieve
functie heeft en dat het onwenselijk is dat de Kroon op deze wijze
macht uitoefent waar op geen enkele manier democratische controle op
kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
4. Hoe bent u van plan om de Koningin hierop aan te spreken en haar te
vragen zich te onthouden van het geven van advies over het plaatsen
van personen op machtige functies?
5. Deelt u de mening dat het anno 2009 niet meer wenselijk is dat de
Koningin zoveel macht heeft en dat moet worden nagedacht over een
veranderende constitutionele rol van ons staatshoofd, waarbij het
streven moet zijn om het staatshoofd geen deel meer uit te laten maken
van de regering en het staatshoofd een louter representatieve rol te
geven? Zo nee, waarom niet?
1) De Telegraaf, 20 maart 2009: "Koningin lobbyt bij topfunctie"
Antwoorden
1-5
Artikel 42, tweede lid, van de Grondwet luidt: De Koning is
onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk. Deze bepaling drukt
kernachtig uit dat de Koning niet beschikt over zelfstandige
staatsrechtelijke bevoegdheden. Dit is in 2000 als volgt nader
toegelicht in de beschouwing over het koningschap die uitgaat van het
in de Grondwet gebezigde begrip "Koning" als staatsrechtelijke
aanduiding van het ambt:
"In zijn staatsrechtelijke functie is hij (de Koning) de onschendbare
component van de regering voor wie de ministers verantwoordelijk zijn.
De Koning zal zich bij de uitoefening van zijn functie bewust zijn van
het gegeven dat de ministers verantwoordelijk zijn en daarnaar
handelen. Binnen deze beperking zal de Koning zich laten leiden door
de aan de Britse staatsrechtgeleerde Bagehot ontleende rechten "to be
consulted, to encourage, to warn" (het recht om geraadpleegd te
worden, aan te moedigen en te waarschuwen). Het recht van de Koning
geraadpleegd te worden, omvat tevens het recht te worden ingelicht.
Het regelmatig overleg tussen de Koning en de minister-president,
resp. de andere ministers, is hierop gericht.
De Koning maakt deel uit van de regering, maar is geen lid van de
ministerraad. In de ministerraad wordt beraadslaagd en besloten over
het algemeen regeringsbeleid. Daar ligt ook de politieke
verantwoordelijkheid. Het stelsel van de ministeriële
verantwoordelijkheid houdt in dat de minister verantwoording aflegt
tegenover de Staten-Generaal over zijn beleid. Het verstrekken van
informatie over de totstandkoming van een beleidsopvatting van de
minister, voor zover het gaat om een mogelijke bijdrage daaraan van de
Koning, verdraagt zich niet met de ministeriële verantwoordelijkheid
en de grondwettelijke onschendbaarheid van de Koning. Schending
daarvan doet afbreuk aan de eenheid van de regering die wezenlijk is
voor het functioneren van het constitutionele koningschap. De
bescherming van deze belangen ligt ten grondslag aan de
uitzonderingsgrond "eenheid van de Kroon" in de Wet openbaarheid van
bestuur (...).
De Koning maakt deel uit van de regering. Daarmee wordt inhoud en
betekenis gegeven aan de functie die het koningschap in ons
maatschappelijk bestel vervult. Deze deelname aan de regering brengt
met zich mee dat de Koning goed geïnformeerd is. Binnen het geschetste
constitutionele kader van onschendbaarheid en ministeriële
verantwoordelijkheid kan de Koning bovendien, juist vanuit diens
ongebonden en onpartijdige positie, met vragen en opmerkingen een
waardevolle rol vervullen binnen de regering. Deze plaats en positie
van de Koning binnen de regering heeft een duidelijke positieve waarde
voor bestuur en samenleving, die behouden dient te blijven"
(Kamerstukken II 1999/2000, 27409, nr. 1, p. 3).
In het voorgaande en de hieraan verbonden gevolgtrekking is geen
wijziging gekomen.
Ministerie van Algemene Zaken