Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Rijnstraat 50
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag
Onze referentie
VO/OK/2009/93615
Datum 27 maart 2009
Betreft Beleidsreactie onderwijstijd.
1. Inleiding
We hebben flinke ambities met het voortgezet onderwijs. In de Kwaliteitsagenda
VO, `Onderwijs met ambitie', worden deze uiteengezet. Om onze ambities te
realiseren, is het van belang dat alle leerlingen voldoende onderwijstijd krijgen.
Ook moeten ouders, leerlingen, leraren en anderen ervan op aan kunnen, dat
leerlingen de onderwijstijd krijgen waarop zij recht hebben. Het belang van een
wettelijke norm voor onderwijstijd wordt dan ook breed gedeeld. In de afgelopen
jaren is echter gebleken, dat de huidige norm, definitie en toepassing van
onderwijstijd op problemen stuitte. Daarom is in mei 2008 de Commissie
Onderwijstijd onder voorzitterschap van de heer Clemens Cornielje1 ingesteld om
mij te adviseren over onderwijstijd.
Op 16 december jl. heb ik u het eindrapport `De waarde van een norm' van de
Commissie Onderwijstijd gestuurd. In december heb ik u bovendien met de
volgende stukken geïnformeerd over de naleving en werking van de
overheidsvoorschriften rond omvang en spreiding van onderwijstijd in het
(voortgezet) onderwijs:
- het inspectieonderzoek naar de naleving van de wettelijke voorschriften
inzake onderwijstijd in schooljaar 2007/2008;
- een onderzoek van Regioplan naar lesuitval en onderwijstijd;
- de door EIM uitgevoerde evaluatie van de Regeling Vakantiespreiding;
- het door Regioplan uitgevoerde onderzoek naar de tijdsbesteding door
leraren.
Ik heb aangegeven in de beleidsreactie op de aanbevelingen van de Commissie
Onderwijstijd ook op deze vier rapporten in te gaan.
1 De andere leden van de commissie waren: mevrouw Geri Bonhof, de heer Hans Borstlap, de heer Kars
Veling en de heer Marc Vermeulen. De commissie werd bij haar werkzaamheden ondersteund door
Capgemini.
a
na 1 van 16
Pagi
Ik wil allereerst mijn waardering uitspreken voor het werk van de Commissie Datum
Onderwijstijd. De commissie heeft kans gezien om in een relatief kort tijdsbestek
een waardevol en samenhangend advies te presenteren. De commissie doet een Onze referentie
flink aantal aanbevelingen, die een evenwichtig pakket van maatregelen vormen. VO/OK/2009/93615
Het is nadrukkelijk een totaalpakket, waaruit vanzelfsprekend niet naar hartenlust
geshopt kan worden. Daarom heb ik de aanbevelingen nadrukkelijk in samenhang
bezien en heb ik gestreefd naar een integrale reactie op het totaalpakket. In dat
licht heb ik voor deze beleidsreactie ook gesproken met de VO-raad en de AOC-
raad, het LAKS, de ouderorganisaties, AOb, CNV en CMHF, en BON. Ook heb ik
tijdens mijn werkbezoeken aan scholen en in ontmoetingen met leraren,
leerlingen, ouders, rectoren en andere betrokkenen in en rond de school
gesproken over hoe om te gaan met de onderwijstijd. Over de maatregelen voor
de vakantiespreiding is daarnaast ook met de PO-raad en de Overlegkring
Vakantiespreiding gesproken.2 Hoewel alle partijen op onderdelen moeten
toegeven, is er grotendeels begrip voor dat de aanbevelingen van de Commissie
Onderwijstijd als totaalpakket gezien moeten worden en dat dit advies een zo
goed mogelijke balans biedt tussen de verschillende belangen. Wel hebben
organisaties aangegeven met sommige onderdelen van het advies van de
commissie moeite te hebben.
In deze beleidsreactie staat hoe ik met de aanbevelingen van de Commissie
Onderwijstijd zal omgaan. De opzet van deze beleidsreactie is als volgt. In
paragraaf 2 worden de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd kort
toegelicht en waar relevant in perspectief geplaatst van de andere onderzoeken.
In paragraaf 3 wordt aangegeven hoe ik met de aanbevelingen van de commissie
wil omgaan. In paragraaf 4 geef ik aan op welke wijze ik tot een verantwoorde
invoering wil komen en ten slotte wordt in paragraaf 5 beschreven welk
interventiebeleid ik wil toepassen naar aanleiding van het inspectieonderzoek naar
de naleving van de wettelijke voorschriften inzake onderwijstijd in schooljaar
2007/2008.
2. Aanbevelingen Commissie Onderwijstijd
Op basis van haar onderzoek trekt de Commissie Onderwijstijd een aantal
conclusies en doet zij elf aanbevelingen. Die conclusies en aanbevelingen worden
in deze paragraaf, naast een aantal algemene conclusies van de commissie, kort
toegelicht. Waar relevant wordt daarbij verwezen naar het
tijdsbestedingonderzoek door Regioplan en de Evaluatie Regeling
Vakantiespreiding door EIM.
Hoofdconclusie: waarde van een norm als zodanig
Het belang van het hanteren van een wettelijke norm wordt breed gedeeld. Ook
de Commissie Onderwijstijd bevestigt dat het hanteren van een wettelijke norm
2 Indien niet nadrukkelijk vermeld wordt dat een aanbeveling of beoogde maatregel (ook)
betrekking heeft op het primair onderwijs, gaat het in deze beleidsreactie alleen over het
voortgezet onderwijs. De passages in deze beleidsreactie die (ook) gaan over het primair
onderwijs (deze zijn allen te vinden in paragraaf 3.1.3 en 3.1.4) schrijf ik in overeenstemming
met en mede namens staatssecretaris Dijksma.
Pagina 2 van 16
grote waarde heeft: voor kwalitatief goed onderwijs is voldoende onderwijstijd Datum
belangrijk. Een hoogwaardig onderwijsprogramma vergt een goed ingericht
curriculum. De commissie merkt terecht op dat voor een goed curriculum een Onze referentie
doordachte programmering nodig is, met voldoende onderwijstijd. Een wettelijke VO/OK/2009/93615
norm kwantificeert de omvang van het onderwijsprogramma waarop leerlingen
recht hebben en biedt daarmee een kader voor de programmering van het
curriculum en de organisatorische sturing door het schoolmanagement. De
commissie vindt een wettelijke norm vooral belangrijk voor de voorspelbaarheid
voor ouders, leerlingen, leraren, schoolleiding en overheid. De norm is volgens de
commissie nodig omdat er in een school gewoontes kunnen groeien waardoor de
gerealiseerde onderwijstijd per schooljaar geleidelijk onder druk komt te staan.
Daarbij is de commissie op grond van een nadere analyse van mening dat het
thans geldende budget toereikend moet worden geacht om de nieuwe norm te
realiseren.
Aanbeveling 1: definitie onderwijstijd, kwalitatieve invulling van de norm
Goed onderwijs bestaat bij de gratie van een kwalitatief hoogstaande invulling
van de norm. Daarvoor bepleit de commissie de definitie van onderwijstijd aan te
passen. De commissie noemt de volgende drie criteria voor onderwijstijd:
1. Het onderwijs moet onder de pedagogisch-didactische
verantwoordelijkheid van daartoe bekwaam onderwijspersoneel worden
uitgevoerd.
2. Het onderwijs moet deel uitmaken van het door de school geplande en
voor de leerlingen verplichte onderwijsprogramma.
3. Het onderwijs moet door een inspirerend en uitdagend karakter
bijdragen aan een zinvolle invulling van de totale studielast van
leerlingen.
Deze definitie van onderwijstijd is ruimer dan de huidige definitie en kan, samen
met het door de inspectie gehanteerde Beoordelingskader Onderwijstijd3, op
schoolniveau richting geven aan de vormgeving van het onderwijsprogramma. De
commissie stelt voor dit beoordelingkader van de inspectie als startpunt te
gebruiken voor een (dynamisch) referentiekader en scholen en leraren primair
verantwoordelijk te laten zijn voor de kwalitatieve invulling van de onderwijstijd.
Hierover dient een school zich te verantwoorden primair aan ouders en
leerlingen.
Aanbeveling 2: eigen afwegingen en horizontale verantwoording
Volgens de commissie zijn het primair de betrokkenen in de school zelf in de
eerste plaats de leraren en andere onderwijsprofessionals die kunnen en
moeten zorgen voor een hoogstaand onderwijsprogramma dat uitdagend,
inspirerend en zinvol is. Bij de vormgeving van het onderwijsprogramma moet
aantoonbaar sprake zijn van betrokkenheid van zowel leraren als ouders en
leerlingen.
3 Dit door de inspectie in het nalevingsonderzoek gehanteerde beoordelingskader voor de
beoordeling van onderwijstijd is door de commissie als Bijlage 9 aan haar rapport toegevoegd.
Pagina 3 van 16
Datum
Aanbeveling 3: inrichting van het toezicht
De commissie stelt voor dat scholen zelf rapporteren hoeveel onderwijstijd zij Onze referentie
gerealiseerd hebben. Om de administratieve lasten te beperken, kan dit door de VO/OK/2009/93615
school op groepsniveau worden gerapporteerd. Indien niet aan de kwantitatieve
norm wordt voldaan, zal volgens de commissie handhavend moeten worden
opgetreden. De inspectie rapporteert op metaniveau over de keuzes die scholen
maken bij de kwalitatieve invulling van de norm.
De commissie stelt voor het huidige door de Inspectie gehanteerde
Beoordelingkader onderwijstijd als startpunt te gebruiken voor een transparant,
gemeenschappelijk en in de tijd dynamisch, referentiekader voor keuzes die
scholen kunnen maken over de kwalitatieve invulling van het
onderwijsprogramma, en voor het toezicht op de naleving van de wettelijke norm
voor onderwijstijd.
Aanbeveling 4: toegroeien naar het voorgestelde externe toezicht
Om de overgang naar het voorgestelde externe toezicht te ondersteunen, stelt de
commissie voor om nog twee themaonderzoeken naar onderwijstijd uit te voeren.
Hierbij zou op sectorniveau gerapporteerd moeten worden over de ontwikkeling in
kwantitatieve realisatie, maar nadrukkelijk ook over de kwalitatieve invulling van
de wettelijke norm voor onderwijstijd.
Aanbeveling 5: hoogte van de norm
De commissie adviseert om leerlingen in elk schooljaar recht te geven op 1000
uur onderwijstijd in elk schooljaar, met uitzondering van het examenjaar,
waarvoor 700 uur blijft gelden. De urennorm zou daarom gesteld moeten worden
op 1000 klokuren in zowel de onderbouw als de bovenbouw, en op 700 uur in het
examenjaar. De commissie gaat daarbij uit van een nieuwe, verbrede definitie
van onderwijstijd en van het door de Inspectie gehanteerde en door de commissie
aan haar rapport toegevoegde Beoordelingskader Onderwijstijd.
Aanbeveling 6: effecten van de vakantiespreiding
Volgens de commissie moet er rekening gehouden worden met de effecten van de
vakantiespreiding. De commissie pleit er daarom voor om de vakantiespreiding in
relatie tot de urennorm goed te regelen.
Aanbeveling 7: scholingsactiviteiten leraren niet ten koste van onderwijstijd voor
leerlingen
Scholing van leraren dient volgens de commissie zo veel mogelijk plaats te vinden
buiten de tijd dat leerlingen op school (of een `plaatsvervangende
schoolomgeving') aanwezig zijn. Het aanbod van scholingsactiviteiten moet hierop
worden afgestemd.
Aanbeveling 8: ruimte in de cao benutten
De aanbevelingen van de commissie gaan uit van veel ruimte voor scholen om
eigen (onderwijskundige) afwegingen te maken en voor werknemers en
werkgevers om afspraken te maken over de spreiding van de werklast. Werkdruk
en werklast, en de spreiding daarvan, worden door veel leraren als een knelpunt
ervaren. Dat blijkt onder meer uit het tijdsbestedingsonderzoek van Regioplan.
Om profijt te hebben van de door de Commissie Onderwijstijd genoemde ruimte
voor scholen voor eigen (onderwijskundige) afwegingen en voor werknemers en
Pagina 4 van 16
werkgevers om samen afspraken te maken over de spreiding van de werklast, Datum
moet deze ruimte wel aangegrepen worden. De commissie bepleit daarom dat
scholen de ruimte in de huidige cao benutten om de processen binnen de school Onze referentie
zo efficiënt mogelijk te organiseren. De cao zou scholen voldoende ruimte moeten VO/OK/2009/93615
bieden om eigen keuzes te maken. Voorts zouden cao-partners volgens de
commissie hun verantwoordelijkheid moeten nemen om belemmeringen met
betrekking tot een flexibeler inzet weg te nemen.
Aanbeveling 9: betere spreiding onderwijstijd
De commissie stelt voor om de zomervakantie voor leerlingen terug te brengen
van zeven tot zes weken. De aldus vijf `vrijkomende' dagen kunnen als (collectief)
roostervrije dagen voor leerlingen gedurende het schooljaar worden ingezet. Deze
dagen zouden in samenspraak met de medezeggenschapsraad benut kunnen
worden om gespreid over het jaar in te plannen als roostervrije dagen voor
leerlingen. Dit betekent dus dat een leerling op die dag vrij heeft van school.
De Commissie Onderwijstijd acht het wenselijk dat leraren op deze roostervrije
dagen beschikbaar zijn voor niet-lesgebonden activiteiten, zodat scholen meer
ruimte krijgen om de voorziene uitval door het schooljaar heen te reduceren. Met
het gespreid over het jaar inplannen van roostervrije dagen kan voor leraren ook
een buffer worden ingebouwd voor niet-lesgebonden activiteiten op het terrein
van bijvoorbeeld professionalisering, teamvorming, voorbereiding en
administratie. Op deze wijze kan volgens de commissie de werkdruk voor
leerlingen en leraren beter gespreid worden. Het aantal onderwijsvrije dagen voor
leerlingen verandert zo niet, maar wordt beter gespreid door het jaar.
De commissie heeft het veld geconsulteerd voor haar aanbeveling om de
zomervakantie met een week in te korten en de vrijkomende vijf dagen verspreid
door het jaar in te zetten als roostervrije dagen voor leerlingen. De aanbeveling
wordt verder ondersteund door het tijdsbestedingonderzoek door Regioplan en de
evaluatie van de regeling vakantiespreiding door EIM. Deze onderzoeken
bevestigen dat een kortere zomervakantie zowel voordelen heeft op het terrein
van personeelsbeleid als onderwijskundige voordelen. Een spreiding van de
zomervakantie over in totaal acht weken (in plaats van negen weken nu) wordt
door de vo-sector in het licht van de timing van de examens als redelijk voorstel
gezien.
Aanbeveling 10: vastleggen van vakantieweken
De commissie stelt voor om in het voortgezet onderwijs zes weken
zomervakantie, twee weken kerstvakantie en één week meivakantie centraal vast
te stellen. Binnen deze vastgestelde vakanties vallen altijd eerste en tweede
Kerstdag, Nieuwjaarsdag en Koninginnedag. De overige twee vakantieweken
kunnen door de school benut worden voor bijvoorbeeld een vakantieweek in de
herfst en een vakantieweek rond de carnavalsperiode. De feestdagen die buiten
de vaste vakantieperioden vallen (tweede Paasdag, tweede Pinksterdag,
Hemelvaartsdag en mogelijk eenmaal per vijf jaar Bevrijdingsdag) zijn vrije dagen
die boven op het totaal aantal van elf vakantieweken komen.
Aanbeveling 11: vijf roostervrije dagen voor afronding en opstarten schooljaar
Ten slotte adviseert de commissie de scholen om aan de elf vakantieweken en vijf
roostervrije dagen nog maximaal vijf roostervrije dagen voor de leerlingen toe te
Pagina 5 van 16
voegen. De opstart- en afrondingsactiviteiten van het schooljaar moeten binnen Datum
het totaal van de roostervrije dagen plaatsvinden.
Onze referentie
VO/OK/2009/93615
3. Uitwerking van de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd
De Commissie Onderwijstijd is tot haar conclusies en aanbevelingen gekomen op
basis van een brede veldraadpleging. Ik ben van mening dat dit heeft geleid tot
een evenwichtig pakket van adviezen, dat ik in grote lijnen zal volgen. Drie
hoofdpunten wil ik hier noemen, waarna ik verderop in dit hoofdstuk een en ander
nader uitwerk.
Allereerst de waarde van een wettelijke norm. Een wettelijke norm voor
onderwijstijd draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs en geeft ouders,
leerlingen en scholen helderheid over de hoeveelheid onderwijs waarop leerlingen
recht hebben. Een urennorm geeft de ondergrens aan van de te realiseren
onderwijstijd. Ook de commissie onderkent de waarde van een norm. De waarde
van de norm als zodanig wordt door de commissie in haar rapport duidelijk
uiteengezet. De commissie plaatst de norm in een nieuw perspectief. Ik
onderschrijf deze visie. Het advies over de hoogte van de norm (zijnde 1000 uur)
op basis van een reëel aantal weken dat beschikbaar is (zijnde 37,5 weken), is
naar mijn mening realistisch en financieel haalbaar.
Een tweede kernpunt in de aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd is dat
de (gezamenlijke) verantwoordelijkheid over hoe vorm te geven aan kwalitatieve
invulling van de norm primair op schoolniveau ligt. Dit draagvlak zal in een
actieve vorm van horizontale verantwoording en inspraak vormgegeven dienen te
worden. De commissie beschouwt de school als een gemeenschap van ouders,
leerlingen, leraren en leidinggevenden. De interactie moet hier plaatsvinden. Dat
samenspel van checks en balances geeft ruimte voor een model van, zoals de
commissie dat noemt, `high trust'.
Deze benadering spreekt mij aan. Ik geloof sterk in de gedachte dat waar mensen
zelf verantwoordelijkheid dragen, zij ook tot betere resultaten in staat zijn. De
school als gemeenschap waar sprake is van actieve betrokkenheid en ervaren
verantwoordelijkheid, vormt mijns inziens de basis van ons Nederlands
onderwijsstelsel. De inzet op `high trust' en versterkte horizontale interactie en
verantwoording kan een belangrijke impuls vormen om die betrokkenheid en
ervaren verantwoordelijkheid versterkt - en deels nieuwe - inhoud te geven. Om
daadwerkelijk te komen tot een situatie waarin `high trust' werkelijkheid is,
moeten de betrokkenen nog wel beter in positie gebracht worden. Dit vraagt om
een zorgvuldige invoering, waarbij ik een aantal voorwaarden noodzakelijk acht.
In paragraaf 4 wordt dit groeiproces, dat ruimte zal moeten bieden aan een
verantwoorde invoering van het gewenste perspectief, uitvoerig beschreven.
Tot slot het advies over de schoolvakanties en de roostervrijdagen. Dat advies
geeft volgens de commissie de mogelijkheid om in overleg op schoolniveau te
komen tot een optimale invulling van het onderwijsprogramma voor leerlingen en
docenten, waarbij rekening wordt gehouden met de extra activiteiten die leraren
naast het lesgeven vervullen. Ik ondersteun dat van harte.
Op basis van bovenstaande ziet u dat ik het totaalpakket van de commissie
integraal wil overnemen. In de volgende paragrafen beschrijf ik op welke wijze ik
dat doe.
Pagina 6 van 16
Datum
3.1 De hoogte van de norm en de inzet en spreiding van vakantiedagen en
roostervrije dagen Onze referentie
VO/OK/2009/93615
3.1.1 Vaststellen van de norm op 1000 uur per schooljaar en op 700 uur in het
examenjaar
Ik zal regelgeving voorbereiden om de norm voor onderwijstijd in alle schooljaren
op 1000 klokuren vast te stellen. Alle leerlingen hebben recht op minimaal 1000
uur onderwijs per schooljaar. Uitzondering hierbij is het examenjaar, waarin de
norm 700 uur blijft. Gelet op de ambitie die wij hebben om elk talent volledig te
benutten, ben ik van mening dat dit een minimale norm is waar alle scholieren
recht op hebben. Dit ondermeer vanwege de ambities op het vlak van taal en
rekenen, de eisen rond de examens en de wens tot meer excellentie. De hoogte
van de norm zal ik net als nu het geval is in de Wet op het voortgezet
onderwijs (WVO) vastleggen.
Ook de definitie van onderwijstijd zal worden aangepast, in lijn met de in
paragraaf 2 geschetste eerste aanbeveling van de commissie. Bij onderwijstijd
gaat het niet alleen om de lessen die op het lesrooster vermeld staan, maar om
álle leerlingactiviteiten onder de pedagogisch-didactische verantwoordelijkheid
van daartoe bekwaam (onderwijs)personeel, die deel uitmaken van het door de
school geplande en voor de leerlingen verplichte onderwijsprogramma.
3.1.2 In het handhavingsbeleid rekening houden met een korter schooljaar vanwege
vakantiespreiding
Aangezien de lengte van het schooljaar vanwege de vakantiespreiding kan
variëren, zijn er niet altijd even veel weken beschikbaar om de urennorm te
realiseren. Ik zal er net als in de afgelopen twee schooljaren bij scholen in de
regio waar sprake is van een korter schooljaar in het handhavings- en
interventiebeleid rekening mee houden dat zij een week minder hebben om de
norm te realiseren.
3.1.3 Vakantiedagen en voor leerlingen roostervrije dagen
De commissie stelt voor om één van de huidige zeven weken zomervakantie die
leerlingen in het voortgezet onderwijs hebben om te zetten in vijf collectieve,
gespreid over het schooljaar in te zetten, roostervrije dagen voor leerlingen. Op
deze dagen zijn alle leerlingen op de school vrij. Een school kan zelf bepalen
welke dagen dit zijn. Ik neem dit voorstel over. Inkorten van de zomervakantie
voor leerlingen in het voortgezet onderwijs tot zes weken leidt tot harmonisatie
met de zomervakantie in het primair onderwijs, die voor leerlingen eveneens zes
weken duurt. Centraal zullen zes aaneengesloten weken zomervakantie voor
leerlingen worden vastgesteld, en in het voortgezet onderwijs worden de vijf voor
leerlingen roostervrije dagen toegevoegd aan vijf roostervrije dagen voor opstart-
en afrondingsactiviteiten aan het begin en einde van het schooljaar. In totaal is
daarmee in het voortgezet onderwijs sprake van maximaal tien collectieve, voor
leerlingen roostervrije dagen per schooljaar.
Aanpassing wet- en regelgeving
Om naast vakantiedagen ook het aantal voor leerlingen roostervrije dagen te
kunnen vastleggen, en naast de zomervakantie, ook de Kerst- en meivakantie te
kunnen voorschrijven, zal de wetgeving (WVO, WPO en WEC) moeten worden
aangepast. Ook zal in de regelgeving worden vastgelegd dat leerlingen per jaar
Pagina 7 van 16
maximaal 11 weken vakantie hebben, en verlof op de maximaal 4 feestdagen die Datum
buiten de vastgestelde vakanties vallen. Binnen de vastgestelde vakanties vallen
altijd eerste en tweede Kerstdag, nieuwjaarsdag en Koninginnedag. Daarnaast Onze referentie
krijgen leerlingen per schooljaar maximaal 10 collectief roostervrije dagen. Binnen VO/OK/2009/93615
het totaal van de roostervrije dagen moeten ook de opstart- en
afrondingsactiviteiten van het schooljaar plaatsvinden.
De Wet medezeggenschap op scholen zal worden aangepast om de
medezeggenschapsraad instemmingsrecht te geven over de inzet en invulling van
de 10 roostervrije dagen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen het deel van
de medezeggenschapsraad dat door de ouders en leerlingen is gekozen en het
deel van de medezeggenschapsraad dat het personeel vertegenwoordigt. De
gehele medezeggenschapsraad heeft instemmingsrecht bij het vaststellen van de
roostervrije dagen. Ten aanzien van de wijze waarop invulling gegeven wordt aan
de roostervrije dagen heeft alleen de personeelsgeleding van de
medezeggenschapsraad instemmingsrecht. Wanneer leraren op deze dagen
beschikbaar zijn, kan de werkdruk beter gespreid worden over het schooljaar en
daarmee verminderen. Dit is een keuze op schoolniveau: personeelsbeleid op
maat.
Scholen moeten voor het begin van het nieuwe schooljaar laten weten wat de
vakantiedagen en roostervrije dagen worden, vooral aan de ouders.
Afspraken tussen werkgevers en werknemers
De normjaartaak van leraren in het voortgezet onderwijs is en blijft 1659 uur bij
een voltijds aanstelling. Hierin komt geen verandering door de aanpassing van de
zomervakantie en het inzetten van de roostervrije dagen voor leerlingen. De
commissie geeft terecht aan, dat het voor een betere spreiding van de werkdruk
over het schooljaar wenselijk is dat leraren in beginsel op de voor leerlingen
roostervrije dagen beschikbaar zijn voor niet-lesgebonden activiteiten.
Werkgevers en werknemers moeten echter op schoolniveau onderling afspraken
maken over de invulling door leraren van de roostervrije dagen.
Daarnaast adviseert de commissie scholen de ruimte in de cao te benutten om de
processen binnen de school zo efficiënt mogelijk te organiseren. De cao moet
scholen volgens de commissie voldoende ruimte bieden om eigen keuzes te
maken en de cao-partners zouden volgens de commissie hun
verantwoordelijkheid moeten nemen om belemmeringen met betrekking tot
flexibeler inzet weg te nemen. Bij dit appel op de sociale partners sluit ik mij
graag aan.
Scholing van leraren dient volgens de commissie zo veel mogelijk plaats te vinden
buiten de tijd dat leerlingen op school (of een `plaatsvervangende
schoolomgeving') aanwezig zijn (ook hiertoe bieden de roostervrije dagen
overigens mogelijkheden). Het aanbod van scholingsactiviteiten moet hierop
worden afgestemd. De sector zou hierover in overleg moeten treden met de
aanbieders van scholingsactiviteiten.
3.1.4 Vakantiespreiding voor primair en voortgezet onderwijs
De Regeling vakantiespreiding geldt zowel voor het voortgezet onderwijs als voor
het primair onderwijs. In de regelingen vanaf schooljaar 2011/2012 zal, gelet op
Pagina 8 van 16
bovenstaande, voor zowel het voortgezet onderwijs als voor het primair onderwijs Datum
per regio een periode van zes aaneengesloten weken zomervakantie centraal
worden vastgelegd. Een voordeel van inkorting van de zomervakantie in het Onze referentie
voortgezet onderwijs tot zes weken, is dat de zomervakantie in primair en VO/OK/2009/93615
voortgezet onderwijs even lang wordt. Dat is gunstig voor ouders die kinderen
hebben in zowel het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs
In de Regeling vakantiespreiding vanaf schooljaar 2011/2012 zullen voor zowel
het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs naast zes weken
zomervakantie, twee weken kerstvakantie en één week meivakantie centraal
worden vastgesteld. Hiervan kan niet worden afgeweken. In het voortgezet
onderwijs zijn er dan nog twee vakantieweken die niet centraal voorgeschreven
worden. Deze twee vakantieweken kunnen door de VO-school benut worden voor
bijvoorbeeld een vakantieweek in de herfst en rond de carnavalsperiode, of door
de meivakantie twee weken te maken. De inzet van de niet-centraal vastgestelde
twee vakantieweken bepaalt de school zelf, in overleg met de
medezeggenschapsraad. Wat betreft de niet-centraal vastgestelde vakantieweken
is het niet nodig dat de overheid adviesdata vaststelt: scholen kunnen de inzet
hiervan zelf bepalen. De VO-raad en PO-raad hebben aangegeven dat zij scholen
zullen adviseren over mogelijke data voor deze vakanties.
De roostervrije dagen binnen het voortgezet onderwijs kunnen naar keuze door
de school gespreid over het jaar ingezet worden. Dat moet natuurlijk in overleg
gebeuren met de ouders, via in ieder geval de medezeggenschapsraad. Scholen
dienen helder richting (vooral) ouders te communiceren wanneer in het schooljaar
de vakantiedagen (alle vakanties: zowel de centraal vastgestelde als de door de
school vastgestelde vakantiedagen) en de roostervrije dagen zijn gepland.
Door het bieden van de mogelijkheid om in het voortgezet onderwijs roostervrije
dagen verspreid over het jaar in te zetten, kan tegemoet gekomen worden aan de
in de evaluatie van de Regeling vakantiespreiding uitgesproken wens een korte
vakantie één of twee dagen eerder te starten. Daardoor kunnen gezinnen eerder
vertrekken naar de vakantiebestemming.
Het aantal vakantieregio's blijft gehandhaafd op drie en de grenzen tussen de
regio's blijven in principe zoals ze nu zijn.4 Handhaving van de huidige drie regio's
en het roulatiesysteem van `vroeg midden laat' kan blijkens de Evaluatie van
de Regeling Vakantiespreiding (EIM) op instemming rekenen. Omdat het hanteren
van twee in plaats van drie regio's volgens EIM weinig winst oplevert, kies ik
ervoor deze systematiek niet aan te passen. Inperken van het aantal regio's van
drie naar twee zou namelijk slechts voor een zeer beperkt aantal betrokkenen
voordeel opleveren, terwijl dit voor een aanzienlijk aantal anderen een negatief
effect zou hebben. Ik kies er ten slotte niet voor om de vakantieperiode voor de
drie regio's te fixeren, zodat de vakantieperiode van een regio altijd in dezelfde
weken zou vallen. Dit zou ertoe leiden dat ouders, leerlingen en leraren in een
4 Voor een enkele op de grens van regio's gelegen gemeente kan het wenselijk zijn om te
bezien of toewijzing tot een andere regio voor scholen, voor ouders en voor leerlingen
gunstiger uitpakt.
Pagina 9 van 16
bepaalde regio nooit de eerste of laatste week van de zomervakantie op vakantie Datum
zouden kunnen en dat wordt volgens de evaluatie niet wenselijk geacht.
Onze referentie
De begin- en einddatum van de zomervakantie in aangrenzende regio's verschilt VO/OK/2009/93615
één week. Aangezien de zomervakantie in primair en voortgezet onderwijs wordt
geharmoniseerd, is er geen sprake meer van `sprongen' tussen regio's van twee
weken. Hiermee wordt de totale zomervakantie over acht weken gespreid,
waarvan in vier weken (half juli tot half augustus) in álle regio's zomervakantie is.
In onderstaande overzichten wordt de huidige situatie met betrekking tot de
vakantiespreiding vergeleken met de nieuwe situatie.
Huidige situatie vakantiespreiding
Week 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Regio
PO regio A5
VO regio A
PO regio B
VO regio B
PO regio C
VO regio C
Nieuwe situatie vakantiespreiding
Week 27 28 29 30 31 32 33 34 35
Regio
PO regio A
VO regio A
PO regio B
VO regio B
PO regio C
VO regio C
Deze uitwerking van de vakantiespreiding biedt naar mijn mening een goede
balans tussen de belangen van de verschillende partijen, die, zoals EIM
constateert, uiteenlopen en soms ook tegengesteld zijn.
3.2 Waar willen we naar toe
De commissie geeft in haar advies een nieuwe kijk op de wijze waarop de
kwalitatieve invulling van het onderwijsprogramma vorm en inhoud kan krijgen.
Deze nieuwe kijk is gebaseerd op aanpassing van de definitie van onderwijstijd
(waarvan `inspirerend en uitdagend' een element is), van de inspraak bij en de
horizontale verantwoording over de realisatie en kwalitatieve invulling van
onderwijstijd en van de inrichting van het externe toezicht door de inspectie. Deze
nieuwe kijk vraagt echter wel om een totaal andere werkwijze van betrokken
partijen, die niet van de ene op de andere dag te realiseren valt. Daarbij spelen
5 De regio's zijn regio Noord, Midden en Zuid. In dit overzicht gaat het echter over de werking
van het systeem en niet om de invulling in een gegeven jaar. Daarom worden de regio's in de
schema's onderscheiden met A, B en C.
Pagina 10 van 16
ook factoren een belangrijke rol, zoals de betrokkenheid van ouders en leerlingen. Datum
Op dit moment moeten we vaak constateren dat die betrokkenheid niet altijd
overal optimaal (georganiseerd) is. Zonder deze betrokkenheid zal het horizontale Onze referentie
toezicht een lege huls worden, waardoor we opnieuw discussies kunnen krijgen VO/OK/2009/93615
over de wijze waarop onderwijstijd vorm en inhoud krijgt. Ik wil hieraan dan ook
graag in de komende jaren samen met de sector, die evenals ikzelf een groot
voorstander is van deze benadering van de commissie, vorm en inhoud geven.
3.2.1 Kwalitatieve invulling onderwijstijd
Schooldirectie en leraren zijn gezamenlijk, als professionals, verantwoordelijk
voor de onderwijskundige invulling en pedagogisch-didactische uitvoering van het
onderwijsprogramma, waaraan onder meer de kerndoelen en exameneisen
richting geven. Deze inhoudelijke eisen (het `wat') worden door de overheid
vastgesteld en de Inspectie houdt hier toezicht op in het kader van het reguliere
toezicht. Dat is nu het geval en dit verandert niet met het overnemen van de
aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd.
De kerndoelen en eindtermen worden op schoolniveau uitgewerkt in concrete
onderwijsprogramma's. Dit onderwijsprogramma heeft zowel een kwantitatief als
een kwalitatief aspect. Het kwantitatieve aspect komt tot uitdrukking in de hoogte
van de norm (1000 uur per schooljaar). Bij het kwalitatieve aspect gaat het om
de kwalitatieve, inhoudelijke invulling van het onderwijsprogramma. De opdracht
is een `inspirerend en uitdagend' onderwijsprogramma aan te bieden (het derde
door de commissie voorgestelde criterium voor onderwijstijd). Met `inspirerend en
uitdagend' wordt gedoeld op het evenwichtige totaal van het
onderwijsprogramma. Het is immers niet te vermijden dat onderdelen van het
programma door leerlingen als minder inspirerend worden ervaren. Leerlingen
moeten immers ook wel eens iets leren dat ze niet direct leuk vinden. Ook zou
beoordeling van elke afzonderlijke onderwijsactiviteit leiden tot onnodig grote
administratieve lasten. In algemene zin moet het onderwijsprogramma echter
door de betrokkenen in en om de school als inspirerend en uitdagend ervaren
worden.
De commissie stelt voor het door de inspectie bij haar laatste nalevingsonderzoek
gehanteerde beoordelingkader onderwijstijd6 als startpunt te gebruiken voor een
transparant, gemeenschappelijk en in de tijd dynamisch, referentiekader voor
keuzes die scholen kunnen maken over de kwalitatieve invulling van het
onderwijsprogramma. Dit referentiekader wordt jaarlijks herijkt en kan op basis
van goede ontwikkelingen in de praktijk van het onderwijs worden aangepast. Dit
kader geeft richting voor de kwalitatieve invulling van de norm op schoolniveau.
Het functioneert echter als beoordelingskader als de omstandigheden (zoals
(zeer) zwakke scholen) daartoe aanleiding geven (zie paragraaf 3.2.3).
3.2.2 Horizontale verantwoording
Scholen moeten zich volgens de commissie over de realisatie en kwalitatieve
invulling van de wettelijke norm voor onderwijstijd horizontaal verantwoorden en
6 Als bijlage toegevoegd aan het rapport van de inspectie en als Bijlage 9 toegevoegd aan het
rapport van de Commissie Onderwijstijd.
Pagina 11 van 16
invloed bieden aan leerlingen, ouders en andere belanghebbenden in en rond de Datum
school. Door de verantwoording over de kwalitatieve invulling van de wettelijke
norm voor onderwijstijd in de horizontale verantwoording op te nemen, zal de Onze referentie
betrokkenheid van o.a. leerlingen, ouders bij het schoolbeleid worden vergroot. VO/OK/2009/93615
De Wet medezeggenschap op scholen (WMS) geeft de medezeggenschapsraad op
dit terrein al een aantal bevoegdheden. Ik wil de positie van de medezeggenschap
ten aanzien van de kwalitatieve invulling van het onderwijsprogramma verder
verstevigen. De medezeggenschapsraad zal daarom op dit punt instemmingsrecht
krijgen in het licht van de opdracht aan de school om een uitdagend en
inspirerend onderwijsprogramma te realiseren. Hiervoor zal de Wet
medezeggenschap op scholen voor het voortgezet onderwijs worden aangepast.
Ook zal het bevoegd gezag zich moeten verantwoorden over de invulling (zowel in
kwantitatieve als in kwalitatieve zin) van het onderwijsprogramma.
Naast formele betrokkenheid van de medezeggenschapsraad (die moet
instemmen met de kwalitatieve invulling van de urennorm), acht ik een bredere
betrokkenheid bij de kwalitatieve invulling van onderwijstijd van belang van zowel
leraren, leerlingen en ouders, ook buiten het formele circuit van
medezeggenschap, uiteraard met eerbiediging van de onderscheiden rollen en
verantwoordelijkheden. Ouder- en leerlingenraden hebben hierbij als
klankbordgroep voor medezeggenschapsraden al een belangrijke rol. Om de
betrokkenheid van ouders en leerlingen nog verder uit te breiden, zullen ook
andere vormen van betrokkenheid ontwikkeld moeten worden (en mogelijk deels
vastgelegd in wet- en regelgeving). Daarbij denk ik onder meer aan periodieke
peilingen naar de tevredenheid van leerlingen, ouders en leraren over de
gemaakte keuzes die de kwalitatieve invulling van de norm betreffen. In de
komende tijd zal binnen pilots gewerkt worden aan een goede uitwerking hiervan
(zie paragraaf 4.1).
3.2.3 Inspectietoezicht: perspectief vanaf schooljaar 2011/2012
In het nieuwe toezichtmodel is het niet dus meer zo, dat de inspectie `met de rode
pen' beoordeelt of bepaalde uren wel of niet meetellen als onderwijstijd, maar dat
de betrokkenen in de school dat gezamenlijk bepalen. Daarvoor moeten de
`checks and balances' op schoolniveau gewaarborgd zijn. Het primaat voor het
gesprek over de kwalitatieve invulling van de onderwijstijd ligt in eerste instantie
bij de school. Hiervoor is een goede dialoog met ouders en leerlingen over de
kwalitatieve invulling van de onderwijstijd noodzakelijk.
Het toezicht van de inspectie op de onderwijstijd zal zich vanaf schooljaar
2011/2012 in eerste instantie richten op naleving van de norm in kwantitatieve
zin. Naast toezicht op de naleving van de urennorm in kwantitatieve zin, zal de
inspectie ook toezien of inspraak en de horizontale verantwoording op orde zijn.
De basis voor het inspectietoezicht op de norm in kwantitatieve zin is de eigen
opgave van de school over de gerealiseerde onderwijstijd, en wel op
groepsniveau. Dat wil zeggen dat scholen in overeenstemming met het advies
van de commissie zich niet, zoals nu, op het niveau van individuele leerlingen
aan de inspectie hoeven te verantwoorden.
Ook in het nieuwe toezichtmodel zal het niet realiseren van voldoende
onderwijstijd leiden tot een (financiële) interventie. Dit zal worden ingebed in het
reguliere, geïntegreerde (risicogerichte) toezicht van de Inspectie met de daarbij
Pagina 12 van 16
behorende (reeds bestaande) escalatieladder. Indien bijvoorbeeld een school de Datum
norm vanwege onvoorziene lesuitval net niet haalt (echte overmacht), voert de
inspectie als eerste stap op de escalatieladder een gesprek met het bevoegd Onze referentie
gezag over verbeteracties en over de wijze waarop de leerlingen het tekort aan VO/OK/2009/93615
onderwijstijd in uren gecompenseerd zal worden.
De inspectie zal jaarlijks in haar jaarverslag op stelselniveau rapporteren over de
hoeveelheid onderwijstijd die wordt gerealiseerd. In het reguliere toezicht
beoordeelt de inspectie bovendien de kwaliteit van een school in algemene zin.
Daardoor zal de inspectie aan de hand van de praktijk op scholen in staat zijn te
rapporteren over goede kwalitatieve ontwikkelingen van de invulling van de
onderwijstijd. Op die wijze kan er een (dynamisch) referentiekader tot stand
komen, waarmee het gesprek gevoerd kan worden over wat met betrekking tot
de kwalitatieve invulling van de norm redelijk en passend wordt geacht en
waarmee antwoord wordt gegeven op de vraag welke onderwijsactiviteiten
maatschappelijk als onderwijstijd worden gezien. Op basis hiervan wordt op
schoolniveau het gesprek gevoerd over de invulling van de onderwijstijd. Dit
kader is, zoals eerder aangegeven, te karakteriseren als richtinggevend voor de
totstandkoming van de kwalitatieve invulling van de norm op schoolniveau, of als
beoordelend door de inspectie daar waar omstandigheden daar aanleiding toe
geven.
Voor de inspectie kan er aanleiding zijn om nader onderzoek te doen naar de
kwaliteit van het onderwijs in het algemeen, inclusief de kwalitatieve invulling van
de urennorm, als:
- de resultaten van een school onvoldoende zijn en de school als (zeer)
zwak beoordeeld wordt,
- als de inspraak en de horizontale verantwoording niet op orde zijn, of
- als er (andere) serieuze signalen zijn dat het niet goed gaat op de school.
Aan de hand van dit nader onderzoek zal duidelijk moeten worden of
geïntensiveerd toezicht door de Inspectie noodzakelijk is.
4. Zorgvuldig invoeringstraject: van huidig beleid naar toekomstig beleid
Zoals hierboven beschreven, onderschrijf ik van harte de aanbeveling van de
Commissie Onderwijstijd dat de verantwoordelijkheid over hoe vorm te geven aan
kwalitatieve invulling van de norm primair gedragen moet worden op
schoolniveau. Het vormt evenwel een uitdaging voor scholen, maar ook voor
ouders en leerlingen en andere betrokkenen om deze verantwoordelijkheid die de
commissie hiermee geeft ook daadwerkelijk waar te kunnen maken. Ik wil de
mogelijkheden creëren om deze verantwoordelijkheid op te pakken. Helder
daarbij is dat hier sprake zal van een groeiproces. Dit groeiproces zal ruimte
moeten bieden aan een verantwoorde invoering van het gewenste perspectief.
Twee punten zijn daarbij wat mij betreft voorwaardelijk: de vormgeving van een
goede horizontale verantwoording moet - vanuit het opdoen van ervaring -
geborgd zijn. Daarnaast dient in de komende twee jaar op weg naar de invoering
van de nieuwe regelgeving het overgrote deel van de scholen te voldoen aan de
nieuwe norm van 1000 uur.
Pagina 13 van 16
Intussen zullen de noodzakelijke wetswijzigingen voorbereid worden, met het oog Datum
op invoering schooljaar 2011/2012, en zal invulling gegeven dienen te worden
aan de noodzakelijke randvoorwaarden voorafgaand aan deze invoering. Het Onze referentie
invulling geven daaraan verloopt langs onderstaande lijnen. VO/OK/2009/93615
4.1 Pilots en verdere uitwerking van de horizontale verantwoording
Uit de betrokkenheid van de ouders en leerlingen bij de discussies over
onderwijstijd blijkt op zich een grote belangstelling, maar er zal, zoals
aangegeven, wel een slag moeten plaatsvinden om ouders en leerlingen
daadwerkelijk in positie te brengen. Versterkte vormen van horizontale
verantwoording en invloed, zoals bijvoorbeeld een periodieke peiling van de
tevredenheid, zijn hiervoor instrumenten. Ook wil ik met de verschillende
betrokkenen in de sector bewerkstelligen dat scholen worden gestimuleerd om
leerlingen en ouders actief te betrekken bij het schoolbeleid. Het project Vensters
voor Verantwoording, dat beoogt kwaliteitsstandaarden en mogelijkheden voor
benchmarking te ontwikkelen en een verbinding te leggen tussen horizontale en
verticale verantwoording, is daarbij een mogelijk instrument voor het veld. Er zijn
twee schooljaren die voorafgaan aan de beoogde inwerkingtreding van de nieuwe
wet- en regelgeving en waarin scholen ervaring kunnen opdoen met het nieuwe
model en de nieuwe kaders. Daarbij moet worden aangetekend, dat scholen zich
al in het voorjaar van 2009 voorbereiden op het schooljaar 2009/2010. Ten
behoeve van succesvolle groei naar de nieuwe situatie vanaf schooljaar
2011/2012 wordt met pilots gestart. Hierin wordt met een beperkt aantal scholen
onder meer verkend hoe zij die horizontale verantwoording (willen) vormgeven,
hoe kwalitatieve invulling van de onderwijstijd tot stand komt, wat ze daarvoor
nodig hebben, hoe zij zich voorbereiden op de nieuwe situatie. Daarmee komen
goede voorbeelden beschikbaar die door alle scholen benut kunnen worden in de
nieuwe situatie. Dat is het eerste doel. Het tweede doel is het creëren van een
basis voor een verantwoorde besluitvorming rond de definitieve invoering.
4.2 Naleving van de huidige urennorm
In de naleving van de wettelijke kaders voor onderwijstijd is door de Inspectie
weliswaar verbetering geconstateerd ten opzichte van het vorige onderzochte
schooljaar. 72% van de onderzochte scholen heeft echter, ten opzichte van de
huidige normen, nog onvoldoende onderwijstijd gerealiseerd. Ik acht het
wenselijk dat bij invoering van de nieuwe wet- en regelgeving de norm bij het
overgrote deel van de school op orde is. Deze slag zal de komende twee jaar dan
ook moeten worden gemaakt.
Daarom zal in de periode vooruitlopend op de nieuwe situatie het intensieve
toezicht op de norm gehandhaafd blijven. Daarbij zal de inspectie gelet op de
beoogde verbreding van de definitie van onderwijstijd meer dan in het verleden
bij de handhaving ruimte geven voor dialoog op schoolniveau over de invulling
ervan. Daarnaast zal, in het licht van de voorstellen van de commissie, per direct
gehandhaafd gaan worden op groepsniveau (in plaats van zoals tot nu toe op
individueel leerlingniveau), tenzij een school er zelf voor kiest op leerlingniveau te
rapporteren. Tot slot zal de nieuwe norm van 1000 uur in de handhaving
gehanteerd worden. De bevindingen van de inspectie kunnen leiden tot
(financiële) interventies.
Pagina 14 van 16
4.3 Themaonderzoek (dynamisch) referentiekader Datum
De Commissie Onderwijstijd adviseert om themaonderzoeken uit te voeren om de
overgang naar het voorgestelde externe toezicht te ondersteunen. In die Onze referentie
onderzoeken zou op sectorniveau gerapporteerd moeten worden over de VO/OK/2009/93615
ontwikkeling in kwantitatieve realisatie én kwalitatieve invulling van de wettelijke
norm voor onderwijstijd. Deze aanbeveling neem ik over. Ter ondersteuning van
de (verdere) ontwikkeling van verticale naar horizontale verantwoording van de
gerealiseerde onderwijstijd, verzoek ik de inspectie om in de periode die
voorafgaat aan de nieuwe situatie (dus tot en met schooljaar 2010/2011) de
ontwikkelingen aangaande de horizontale verantwoording en het (dynamische)
referentiekader voor de kwalitatieve invulling van onderwijstijd in beeld te
brengen.
4.4 Rapportage begin 2011
Een goede invoering van het integrale advies van de Commissie Onderwijstijd
vraagt om een goede start vanaf schooljaar 2011-2012. Hierbij is het van belang
dat alle klokken gelijk staan en de scholen hier voldoende op voorbereid zijn, en
dat de sector heeft bewezen dat zij klaar is voor horizontale verantwoording. Deze
aspecten worden begin 2011 door de inspectie in kaart gebracht en over
gerapporteerd. Deze rapportage moet inzicht bieden of zondermeer per augustus
2011 overgegaan kan worden naar de nieuwe situatie of dat tijdelijk, flankerend
toezicht vanuit de inspectie nodig is.
5. Interventiebeleid naar aanleiding van nalevingsonderzoek Inspectie over
schooljaar 2007/2008
Net als vorig jaar heeft de inspectie in het kader van het geïntensiveerde toezicht
naar de naleving van de wettelijke normen voor de onderwijstijd over schooljaar
2007/2008 een nalevingsonderzoek uitgevoerd op 77 scholen/vestigingen.
De resultaten van het onderzoek laten een positieve ontwikkeling zien in de
naleving van de wettelijke bepalingen voor onderwijstijd. De cijfers steken in het
algemeen gunstig af ten opzichte van eerdere onderzoeken van de inspectie. Ten
opzichte van schooljaar 2006/2007 blijkt uit het onderzoek over schooljaar
2007/2008 dat:
- het aantal scholen dat in alle onderzochte leerjaren voldoende
onderwijstijd heeft geprogrammeerd is gestegen van 21% naar 61% van
de onderzochte scholen;
- het aantal scholen dat voldoende onderwijstijd heeft gerealiseerd is
gestegen van 7% naar 28% van de onderzochte scholen;
- alle onderzochte scholen (op één na) de gerealiseerde onderwijstijd
adequaat hebben verantwoord, tegen slechts 57% van de onderzochte
scholen vorig jaar;
- er flink meer onderwijstijd is gerealiseerd: waar in schooljaar 2006/2007
bij de onderzochte scholen (over het totaal van onderzochte leerjaren)
sprake was van gemiddeld 52 uur te weinig onderwijstijd ten opzichte van
de respectievelijke normen (1040, 1000 en 700 uur), blijken de
onderzochte scholen in schooljaar 2007/2008 (wederom over het totaal
van onderzochte leerjaren) gemiddeld zelfs enkele uren méér dan de
betreffende normen te hebben gerealiseerd. In beide gevallen gaat het
om een gemiddelde over alle onderzochte scholen: de scholen die
Pagina 15 van 16
voldoende hebben gerealiseerd én de scholen die te weinig hebben Datum
gerealiseerd. Wanneer alleen wordt gekeken naar de onderzochte scholen
en leerjaren waarin sprake was van onvoldoende gerealiseerde Onze referentie
onderwijstijd, was er in schooljaar 2007/2008 sprake van een gemiddeld VO/OK/2009/93615
tekort van 51 uur ten opzichte van de betreffende norm;
- het verschil tussen geprogrammeerde en gerealiseerde onderwijstijd is
van gemiddeld 50 uur verschil verminderd naar gemiddeld 29 uur
verschil;
- in schooljaar 2006/2007 hadden vijftien van de onderzochte scholen meer
dan 150 uur te weinig onderwijstijd gerealiseerd of een inadequate
registratie gevoerd en meer dan 100 uur te weinig onderwijstijd
geprogrammeerd (20% van de onderzochte scholen). In schooljaar
2007/2008 voldeden slechts drie van de onderzochte scholen (4% van de
onderzochte scholen) in dergelijk hoge mate niet aan de wettelijke eisen.
Ik constateer dat er in de naleving verbeteringen optreden. Dat laat echter
onverlet dat er nog steeds een aanzienlijk aantal scholen is dat niet aan de
wettelijke normen voldoet. Ik heb aangegeven ook over schooljaar 2007/2008
een redelijk en billijk interventiebeleid te zullen voeren. In samenhang met de
aanbevelingen van de Commissie Onderwijstijd en in het besef dat er
daadwerkelijk sprake is geweest van flinke verbeteringen, heb ik besloten om de
huidige cesuur van 150 uur voor de thans gehouden onderzoeken naar het
schooljaar 2007/2008 te handhaven. Toepassing van de cesuur van 150 uur
onder de huidige wettelijke normen (1040 uur in de onderbouw, 1000 uur in de
bovenbouw en 700 uur in het examenjaar) leidt bij drie scholen tot financiële
interventies.
6. Afsluiting
De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over onderwijstijd. Het is mijn
overtuiging dat we met de adviezen van de Commissie Onderwijstijd een beleid
voor onderwijstijd zullen neerzetten dat zowel ambitieus als realistisch is, en dat
tevens een bijdrage kan leveren aan vermindering van de werkdruk van leraren.
Met een heldere en realistische norm weten alle betrokkenen waar ze aan toe
zijn: voldoende onderwijs van goede kwaliteit voor alle leerlingen. Daar was en is
het ons allemaal om te doen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 16 van 16