Ministerraad
Kabinetsreactie Commissie Onderwijstijd
Persbericht | 27-03-2009
De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Van
Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ingestemd met een
reactie op het advies 'De waarde van een norm' van de Commissie
Onderwijstijd (onder voorzitterschap van de heer Cornielje). Het
kabinet onderschrijft de constatering van de commissie dat afspraken
over voldoende lesuren van goede kwaliteit in het voortgezet onderwijs
van grote waarde zijn. Een haalbare maar ambitieuze norm is en blijft
een voorwaarde voor goed onderwijs. De aanbevelingen van de commissie
worden overgenomen. De belangrijkste zijn:
* Er komt een nieuwe definitie van onderwijstijd en een nieuwe norm
van 1.000 uur per schooljaar.
* De zomervakantie gaat terug van zeven weken naar zes weken.
* De school gaat verantwoording afleggen aan leerlingen en ouders
over de kwalitatieve invulling van het onderwijs.
De commissie adviseert een nieuwe definitie voor onderwijstijd,
waarmee duidelijk wordt welke kwalitatief goede onderwijsactiviteiten
onder de nieuwe onderwijstijd vallen. Op basis van het aantal
beschikbare lesweken (37,5) berekent de commissie dat de nieuwe norm
op 1.000 uur per schooljaar moet komen. Sinds 2006 ligt de wettelijke
norm voor onderwijstijd op 1.040 klokuren per schooljaar in de
onderbouw en op 1.000 in de bovenbouw.
De zomervakantie wordt vastgesteld op zes weken, net als in het
basisonderwijs. Omdat de zomervakantie voorheen zeven weken duurde,
vallen vijf dagen vrij. Deze roostervrije dagen mogen door het jaar
heen, in overleg met de medezeggenschapsraad van een school, worden
ingezet. Op deze dagen zijn de leerlingen vrij. Zij houden dus ook
dezelfde hoeveelheid vrije dagen. Leraren wordt de mogelijkheid
geboden om deze roostervrije dagen in overleg met de school in te
zetten voor scholing, vergaderingen en andere taken. Op deze manier
ontstaat de mogelijkheid om de werkdruk beter te spreiden.
Voor de kwaliteit van onderwijs is een optimale kennisoverdracht van
belang, evenals een uitdagend en inspirerend lesprogramma dat het
maximale uit alle leerlingen haalt. Daarvoor is de betrokkenheid van
ouders hard nodig. Het gesprek over de kwaliteit van het onderwijs
hoort thuis op het niveau van de school, tussen de professionals en de
direct betrokkenen - vooral met ouders en leerlingen. Scholen moeten
daarom aan de ouders en leerlingen verantwoording afleggen over de
manier waarop de kwaliteit van het onderwijs vorm en inhoud krijgt. De
inspectie controleert vooral of dat gesprek op de juiste manier
gevoerd wordt. Als een school voldoende onderwijstijd realiseert en
het is duidelijk dat alle betrokkenen op schoolniveau tevreden zijn
over de kwalitatieve invulling daarvan, kan de Inspectie een stapje
terug doen.
Met het overnemen van deze aanbevelingen van de commissie Cornielje
ontstaat er een nieuwe norm en een nieuwe situatie, ook op het vlak
van handhaving. De Inspectie kijkt niet alleen of de norm is gehaald,
maar ook of de school ouders meer betrekt bij de invulling van de
norm. In aanloop naar de nieuwe situatie, die vanaf het schooljaar
2011/2012 in moet gaan, zal door middel van pilots toegewerkt worden
naar dit systeem van 'high trust'.