ChristenUnie
Bijdrage Arie Slob aan het plenaire debat over de maatregelen
rondom de economische crisis
Bijdrage Arie Slob aan het plenaire debat over de maatregelen rondom de
economische crisis
donderdag 26 maart 2009 10:00
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ik ben inmiddels een plaatsje opgeschoven op de
sprekerslijst.
Verantwoordelijkheid nemen in een tijd van ernstige economische crisis
is de inzet van de ChristenUnie nu en was haar inzet in de afgelopen
weken. Het nemen van verantwoordelijkheid was nodig. De crisis dringt
namelijk steeds meer door in het leven van mensen. Het gevolg is:
toenemende onzekerheid, mensen die hun baan kwijt zijn of die dreigen
kwijt te raken, jongeren die niet aan de slag komen, zorgen over
inkomens, zorgen over pensioenen, stilliggende bouwprojecten en
vrachtauto's die langs de kant komen te staan. Ook op andere niveaus
laat de crisis sporen na. Ton Koopman ziet dat de uitvoering van de
Matthäus Passion geschrapt wordt en ook in de sport worden
sponsorcontracten beëindigd.
Achter de financieel-economische crisis gaan andere, diepere crises
schuil, crises waarvan wij in ieder geval weten dat zij in 2011 nog
niet voorbij zijn. Ik noem: de ecologische crisis, het schaarser
worden van grondstoffen, de uitputting van energiebronnen en de
wereldwijde voedsel- en watercrisis. Juist deze omstandigheden maken
dat wij niet alleen spreken over een financiële of economische crisis
en dat drukt ons met de neus op de feiten, feiten die de meesten van
ons kennen en wisten. Dat voelen zij diep in hun hart. Wij weten dat
er grenzen zijn aan de groei, dat je niet met oogkleppen op kunt
doorbouwen, maar dat je ook moet bewaren en dat goed rentmeesterschap
niet gericht is op maximalisatie van de winsten nu, maar op de
mogelijkheid om in toekomstige jaren nog de vruchten van deze aarde te
kunnen plukken. Een robuuste, duurzame en sociale economie
veronderstelt een samenleving waarin mensen hun verantwoordelijkheid
nemen. De verantwoordelijkheden zijn in de afgelopen jaren in de
financiële sector onvoldoende opgepakt. Ik heb het op deze plaats al
eens eerder gezegd: wat was er toch een slecht rentmeesterschap.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. U kunt zich voorstellen dat ik hiervan een brok in mijn
keel krijg. Dit zijn natuurlijk geweldige woorden, maar waarom heeft
de heer Slob er toch voor gekozen om zijn handtekening te zetten onder
een akkoord waarmee de vliegtaks wordt afgeschaft, de handhaving van
milieuregels wordt opschort en het opkopen van natuur ook wordt
opschort, terwijl plannen op dat punt juist ontzettend belangrijk zijn
als men invulling wil geven aan het idee van rentmeesterschap?
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Ik kom straks nog apart te spreken over datgene
wat met betrekking tot duurzaamheid is bepaald. Het klopt dat als ik
het helemaal alleen voor het zeggen had gehad ik sommige punten niet
zo had ingevuld. Zo gaat dat als drie partijen met elkaar
onderhandelen. Ik wil mevrouw Thieme wel wijzen op het feit dat voor
duurzaamheid flink wordt geïnvesteerd en dat wij los van dit akkoord
ook met het coalitieakkoord dat er al was een agenda hebben opgesteld
waarvan duurzaamheid een zeer belangrijk onderwerp was. Mevrouw Thieme
weet ook dat wij bij het bespreken van de crises waarover wij het in
deze Kamer al vaker hebben gehad de samenhang in aanmerking moeten
nemen en dat in de Eerste Kamer, die hierover natuurlijk ook spreekt,
op dit punt een motie van de heer Schuurman is aangenomen. Die heeft
daar Kamerbrede steun gekregen. Het kabinet heeft daar inmiddels
uitgebreid op gereageerd. Die motie biedt ook de mogelijkheid voor het
voeren van het bredere gesprek in deze Kamer en voor het in aanmerking
nemen van de verschillende crises. Laten wij dat dan ook doen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Maar het gaat hierbij niet om een klein beetje verliezen en een klein
beetje winnen. Het gaat hier om grote verliezen. U wilt uw partij
graag een groene partij noemen, maar ik wijs erop dat regelvrije zones
worden gekozen en dat in die zones de milieuwetgeving geen rol meer
speelt. Dat moet voor u een principieel punt zijn. U had daarom uw
handtekening helemaal niet onder het akkoord kúnnen zetten.
De heer Slob (ChristenUnie):
Mevrouw de voorzitter. Er is afgesproken dat wij zullen nagaan of wij
op een aantal punten de regelgeving wat kunnen vereenvoudigen. Die
afspraak zal nader moeten worden uitgewerkt. Het akkoord bevat een
paar voorbeelden. Vervolgens komt dit punt hier aan de orde en dan
spreken wij er over. Ik ben heel erg blij dat wij met het akkoord niet
alles tot in detail geregeld hebben. Het is onze inzet geweest om dat
niet te doen. Het kabinet gaat aan de slag, de uitwerking wordt deze
Kamer voorgelegd en dan spreken wij erover. Dan zullen wij uiteraard
heel nauwgezet nagegaan wat de consequenties zijn van datgene wat wij
doen en of dat echt nodig is voor het aanpakken van de crises. Daar
doen wij het namelijk voor.
Mevrouw Thieme (PvdD):
U bagatelliseert de maatregel. Het gaat niet om vereenvoudiging van de
milieuwetgeving, het gaat erom dat er milieuwetgevingsvrije zones
komen. Voor die maatregel hebt u getekend. Infrastructurele werken die
niet voldoen aan de fijnstofregelgeving van Europa, zullen toch worden
uitgevoerd. Daar gaat u uw handtekening onder zetten. Dat zijn zaken
waar de ChristenUnie niet akkoord mee had mogen gaan. Kennelijk vindt
u andere zaken, zoals de kleingeldcrisis, belangrijker. De maatregelen
die daarvoor zijn genomen, zijn overigens ook onvoldoende. Het moet
gaan om een samenhangende aanpak.
De heer Slob (ChristenUnie):
Het is altijd boeiend om te horen wat anderen denken dat je vindt. Ik
ga hier over mijn eigen woorden. In het akkoord hebben wij een
investeringspakket afgesproken waarvan wij echt willen dat het in 2009
en 2010 wordt opgepakt, omdat het noodzakelijk is voor onze economie.
Daarvoor is het misschien nodig dat wij ook gericht bekijken of er
onnodige hobbels zijn die even weggenomen kunnen worden om de
investeringen zo snel mogelijk te laten plaatsvinden. Daar gaat het
kabinet mee aan de slag. Het resultaat zal het in de Kamer
presenteren. Bij die gelegenheid zullen wij er met elkaar over
spreken. Als wij het met elkaar eens zijn dat investeringen moeten
plaatsvinden, zou ik het heel slecht vinden als die investeringen een
jaar of twee jaar worden weggedrukt door bepaalde regels die op dat
moment helemaal niet zo noodzakelijk zijn. Daardoor zou heel
noodzakelijke werkgelegenheid verloren gaan, terwijl wij die juist
willen behouden. Wij hebben de openheid om te zeggen: werk het uit.
Wij willen erover meespreken en wij zijn ook bereid om een paar dingen
even los te laten die wij in normale omstandigheden niet los zouden
laten.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Er wordt geen nieuwe natuur aangekocht, terwijl daar ontzettend veel
banen mee worden gecreëerd. Dat u daarmee en met de eerdergenoemde
dingen akkoord gaat, geeft aan dat de ChristenUnie het groene aspect
van de partij in de uitverkoop heeft gezet.
De heer Slob (ChristenUnie):
Klinkklare onzin. De plannen van de ehs gaan gewoon door. Het enige
wat er gebeurt, is dat er wat getemporiseerd wordt. Er wordt niet
bezuinigd. U moet geen beelden creëren die geen recht doen aan wat er
in de werkelijkheid gebeurt en wat zwart op wit op papier staat.
Ik gaf al aan dat wij met buitengewone omstandigheden te maken hebben.
In die omstandigheden stuitten wij de afgelopen maanden op de grenzen
van het coalitieakkoord. Wij hebben de randen niet opgezocht, maar wij
knalden erop. Zeker, het akkoord bevat een inspirerende agenda voor de
toekomst. Die staat en die blijft staan. Het appel om samen te werken
aan groei, duurzaamheid, respect en solidariteit is wat ons betreft
een voortdurende opdracht voor alle tijden. Wij herkennen de
christelijk-sociale koers waar de ChristenUnie voor staat. Door de
financieel-economische crisis en alle uitdagingen daarachter heeft de
opdracht om te werken aan een samenleving waarin groei, duurzaamheid,
respect en solidariteit heersen, een nieuwe urgentie gekregen.
Dat heeft de grondslagen van het coalitieakkoord geraakt. Daarom
hebben wij in coalitieverband hierover met de nodige onderbrekingen
een kleine drie weken vergaderd. Ik heb daar als fractievoorzitter van
de ChristenUnie aan meegedaan. Voorzitter, ik zeg u eerlijk dat ik het
op voorhand niet vanzelfsprekend vond dat ik aan die tafel zou
aanschuiven. Ik zeg er direct achteraan: het was uiteindelijk wel
onvermijdelijk. Het coalitieakkoord behoefde aanvulling. Het akkoord
is nu eenmaal het bezit van de coalitiefracties. Het met elkaar werken
aan een aanvullend akkoord was daarom zeer gewenst. Hoewel ik het niet
altijd, maar van tijd tot tijd ook heel gezellig heb gevonden, ben ik
blij dat het voorbij is. Nogmaals, in deze situatie was het
onvermijdelijk. De geschiedenis beziend, is het ook niet helemaal
uniek, al was de opgave waar wij voor stonden wel van een ongekende
omvang. Op deze wijze was het nog niet eerder vertoond.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Waarom was het onvermijdelijk? Had het kabinet het niet alleen
aangekund?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik gaf net aan dat het coalitieakkoord het eigendom is van de
coalitiepartijen in de Kamer. Als je tegen de grenzen van het akkoord
aanloopt en als er dus wijzigingen moeten worden doorgevoerd, is het
dus onvermijdelijk dat wij daarover spreken. De situatie was wel
bijzonder. Als een kabinet wordt gevormd, zitten de vertegenwoordigers
uit de Kamer daarover te spreken. Nu hadden wij te maken met een
missionair kabinet en met een coalitieakkoord dat veranderd moest
worden. Daarom is een mix ontstaan tussen mensen die vanuit het
kabinet verantwoordelijkheid dragen, en de eigenaren van het
coalitieakkoord: de fractievoorzitters. Met elkaar hebben zij
aanvullende wijzigingen van het coalitieakkoord moeten schrijven. Dat
had niet zonder ons gekund.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het wordt allengs absurder. U bent nu de eigenaar van een contract, om
met mevrouw Hamer te spreken. Het is helemaal niet onvermijdelijk, dat
is onzin, er is geen regel in ons staatsrecht die dat dicteert,
nergens is vastgelegd dat het zo moet. U doet het zo omdat u dat
veilig vindt, omdat u waarschijnlijk ook het CDA niet vertrouwt. Toen
u zei dat u het heel gezellig had gevonden, wees u alleen naar de
PvdA. Er is geen andere reden dan dat u elkaar niet vertrouwt. Anders
laat u het gewoon bij het kabinet en huldigt u het dualisme. Niets is
onvermijdelijk, dit zijn keuzes geweest die zijn gestoeld op
wantrouwen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Een beetje stoken ligt u wel, maar dat wisten we al. Als u ook het
principe onderschrijft dat het coalitieakkoord het eigendom is van de
coalitiepartijen, de fracties in de Kamer, dan zeg ik: dat is
staatsrechtelijk zuiver. Als in dat coalitieakkoord veranderingen
worden aangebracht, zeker in de omvang waarin dat nu is gebeurd, is
het onvermijdelijk dat de fractievoorzitters van de coalitiepartijen
daarbij betrokken zijn. Ik kan het niet beter en anders zeggen. Bij de
start van het kabinet hebben wij het kabinet het coalitieakkoord
gegeven om daarmee aan de slag te gaan. Toen heeft het kabinet daarvan
een beleidsprogramma gemaakt, wat het eigendom van het kabinet is. Dit
akkoord zal verder moeten worden uitgewerkt in de vorm van
beleidsprogramma's, waarop wij vanuit de Kamer strikt zullen gaan
toezien, zeker ook omdat nogal wat zaken open zijn gelaten, waardoor
onze controlerende taak -- bekijken of de invulling voldoet aan wat
wij willen -- hier zal gaan plaatsvinden.
De heer Rutte (VVD):
Maar beloof mij: geen 100-dagentour, gewoon een beleidsprogramma. Geen
100-dagentour!
De heer Slob (ChristenUnie):
Dan moet u bij het kabinet zijn, die tour was niet van ons.
De heer Rutte (VVD):
Ik vraag dat namens de hele Nederlandse bevolking.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik geloof niet dat u met de omvang van uw fractie het laatste kunt
zeggen! Maar u vraagt het in ieder geval namens een bepaald deel van
de Nederlandse bevolking.
Dat brengt mij bij de inhoud van het akkoord. Deze coalitie stond voor
meer dan alleen de vraag hoe de overheidsfinanciën zich verhouden tot
de financieel-economische crisis. De coalitie moest een nieuwe agenda
voor de toekomst formuleren, een agenda die overigens ook naadloos
aansluit bij die uit het coalitieakkoord uit 2007. Ik vat dat samen in
vier punten. Een concurrerende en ondernemende economie hadden wij
reeds als doel, maar werkgelegenheid en bedrijvigheid hebben nu wel
topprioriteit. Een duurzame leefomgeving hadden wij reeds als doel,
maar op dat doel moeten wij nu sneller afkoersen. Veiligheid,
stabiliteit en respect waren reeds ons doel, maar de morele agenda die
daarbij past verdient een forse aanvulling voor het
financieel-economische domein. Solide overheidsfinanciën tekenden het
beleid van deze coalitie al, maar om deze soliditeit voor de toekomst
te waarborgen waren nieuwe maatregelen nodig.
Werken aan deze agenda voor de toekomst vereist samenwerking met de
mensen in het land. Zonder hen gaat het niet, zonder hen willen wij
het ook niet. Om die reden ben ik oprecht blij met het sociaal akkoord
dat met werkgevers en werknemers is afgesloten op het gebied van
loonmatiging, bestrijding van de werkloosheid en borging van de
overheidsfinanciën in de toekomst. Er wordt in deze dagen wat
bagatelliserend over gedaan, maar dit is voor ons land juist van
belang, zeker ook in de crisis waarin wij nu met elkaar zitten. Wij
moeten naast elkaar staan, niet tegenover elkaar. Maar meer dan aan
deze polderorganisaties denk ik aan al die individuele burgers,
bedrijven en instellingen. Zij staan ieder individueel voor de
uitdaging om nieuwe initiatieven te tonen, nieuw werk te vinden, om
zich te scholen en op hun beurt te werken aan een duurzame
samenleving. Ik ben ervan overtuigd dat de Nederlandse samenleving
deze uitdaging aan kan en daarvoor de spankracht heeft.
Werkgelegenheid en veerkracht zijn de belangrijkste onderdelen van de
aanvullende beleidsafspraken over het coalitieakkoord. Er ligt een
investeringspakket van circa 6 mld., niet meegeteld de bedragen die
gemeenten en provincies gaan meebetalen. Dat is een groot pakket.
Omgerekend naar lonen is het genoeg om ten minste 150.000 mensen aan
het werk te houden. Maar het betekent meer. Deze investering
veroorzaakt op haar beurt weer andere investeringen en bedrijvigheid.
Loonmatiging in de buurt van de nullijn ligt de komende drie jaar
binnen bereik. Ook op die manier houden wij werkgelegenheid in stand
op een solidaire manier, die bij ons land past. Wij steken in
samenwerking met de sociale partners onze nek uit om bijvoorbeeld de
jeugdwerkloosheid tegen te gaan, om te investeren in onderwijs en in
kennis.
Is onze agenda voor de toekomst daarmee klaar? Nee. Zoals het zich nu
laat aanzien is de stijging van de werkloosheid in de komende jaren
onvermijdelijk. Wij moeten daarom werken aan werk. De kwetsbare
groepen en het bestrijden van de jeugdwerkloosheid hebben daarom voor
de ChristenUnie-fractie bijzondere prioriteit. Ik vraag het kabinet om
snel met uitwerkingen te komen op die punten.
Het tweede belangrijke onderdeel van het aanvullend akkoord is de
duurzaamheid. Sommigen waren bang dat duurzaamheid het eerste
slachtoffer zou worden in deze economisch zware tijden. Dit had wat de
ChristenUnie-fractie betreft nooit de uitkomst kunnen zijn. Dat is ook
niet het geval. De vliegtaks verdwijnt helaas. Dat is jammer en dat
hadden wij misschien liever anders gezien. Wij wisten echter dat op
termijn misschien toch een andere situatie zou ontstaan vanwege wat er
in 2012 gaat plaatsvinden rond het ETS. Gelukkig staat er veel
tegenover: geld voor de energiebesparing en windenergie op zee. De
meeste investeringen hebben een dubbel doel. Het geld voor
energiebesparing in woningen of windenergie op zee zorgt voor werk en
een schoon milieu. Dat geldt ook voor het extra geld voor
infrastructuur en woningen, de vaarwegen en het deltaprogramma. De
zandsuppletie kan van start gaan. Dat zijn allemaal investeringen voor
nu en voor de toekomst, die overigens ook om een snelle uitwerking
vragen. Wanneer zien wij die, vraag ik het kabinet.
Deze agenda is hiermee niet klaar. Het is een flinke stap in de goede
richting, maar er zijn meer en nog zwaardere wissels die wij moeten
nemen. Wij moeten komen tot een zuiniger gebruik van onze grondstoffen
en een meer verantwoorde voedselproductie. Twintig procent duurzame
energie in 2020 is mooi, maar nog lang niet genoeg. Wij maken een
aanvang met de deltawerken van de eenentwintigste eeuw om Nederland
tegen de stijgende waterspiegel te beschermen. Dat is meer dan genoeg
voor een vervolgagenda met als rode draad hoe wij tot een
gekwalificeerde economische groei kunnen komen die rekening houdt met
de schaarste, armoedevraagstukken en de draagkracht van de aarde.
Een derde belangrijk onderdeel van het aanvullend akkoord is de agenda
voor de morele versterking van de samenleving. Daar was in het
coalitieakkoord al een agenda voor opgesteld. Daarbij ging en gaat het
om veiligheid, handhaving van de openbare orde, bestrijding van
drugsoverlast en bestrijding van de uitbuiting van prostituees. Er is
een handvest voor burgerlijke verantwoordelijkheid in de maak met als
kern dat het niet alleen gaat om wat het land of de ander voor jou
doet, maar ook om wat je zelf voor het land of de ander kunt doen.
Deze morele agenda heeft een aanvulling nodig voor de financiële en
economische sector.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik verbaas me hierover. Die morele agenda is er met de haren
bijgesleept. Wat heeft openbare orde en veiligheid met de crisis te
maken? Wat hebben gewone mensen in Nederland en hun moraal te maken
met de crisis?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik gaf aan dat in het coalitieakkoord van twee jaar geleden al een
morele agenda zat. Die had met name betrekking op openbare orde,
drugsoverlast en de misstanden in de prostitutie. Ik geef nu aan dat
het in deze situatie noodzakelijk was om daarop een aanvulling te
geven vanwege wat er in de financiële sector is gebeurd. Die morele
agenda is er niet met de haren bijgesleept, maar was een absoluut
noodzakelijk onderdeel van het akkoord. Ik ben ontzettend blij dat wij
daaraan als ChristenUnie met de PvdA en het CDA hebben kunnen werken
en dat een plekje hebben kunnen geven. Mevrouw Halsema moet daar niet
zo min over doen. Zij doet nu net alsof het niets voorstelt, maar het
is ongelooflijk belangrijk. Het gaat om waarden en normen waarover wij
juist in deze tijd waarin wij tegen grenzen zijn aangelopen, moeten
spreken, omdat er sprake is van slecht rentmeesterschap. Wij moeten
dit niet laten liggen. Het kabinet doet dat niet en daarom staat het
in het akkoord.
De Bijbel leert ons al dat geldzucht de wortel van alle kwaad is. Dus
hangen de grootste verleidingen van deze tijd niet alleen samen met
bijvoorbeeld drugs of alcohol, maar ook met de verleiding van geld.
Wij hebben het dan over de bonussen en de beloningen die elke relatie
met de geleverde prestatie missen. Ik mag hopen dat iedereen nu ziet
dat wat niet verdedigbaar leek ook niet verdedigbaar was.
Ik wil ingaan op de solide overheidsfinanciën nu en in de toekomst.
Dit jaar en volgend jaar bezuinigen wij niet. Wel werken wij vanaf
2011 aan tekortreductie. De ChristenUnie-fractie is daarover zeer
uitgesproken geweest, ook al voor de onderhandelingen. Crisissen
moeten niet onnodig verdiept worden, zeg ik mede tegen de heer Rutte.
Hij begrijpt dat nog steeds niet helemaal. Je moet crisissen ook niet
onnodig verlengen. Als het kan moet er echter wel gewerkt worden aan
herstel van de overheidsfinanciën. Wij hebben daarover heel goede
afspraken gemaakt.
Desalniettemin vraagt dit, als er herstel is in 2011, om forse
maatregelen, waarbij wij nogal wat van de mensen vragen. Om te
beginnen dus drie jaren lang op of dichtbij de nullijn. Deze
maatregelen staan in het verlengde van de maatregelen om op langere
termijn de overheidsfinanciën in het gareel te krijgen. Denk aan de
maatregelen in het kader van de AOW, de zorg en het eigen huis. En
daar denken wij niet gering over. Er is gekozen voor doorwerken tot 67
jaar. Over de wijze van invoering spreken wij elkaar nog nader. Het
lijkt mij goed dat de SER zich er ook over gaat buigen, ook als wij
aan alternatieven denken. Mijn fractie is blij met de passage over de
zware beroepen. Na 50 jaar verandert de pensioengerechtigde leeftijd.
Veel mensen krijgen een ander perspectief voor hun oude dag. Sommigen
juichen dat toe, sommigen werken zelf al tot na hun 65ste, maar
anderen zullen er tegen aanhikken en dit zwaar opvatten. Die geluiden
laten wij ook niet zomaar langs ons heen glijden. Maar waarom kunnen
wij met die mogelijke uitkomst toch instemmen? Omdat het samen dragen
van de lasten dit uiteindelijk noodzakelijk maakt.
Wij vragen dus nogal wat maar de houdbaarheidsmaatregelen kennen ook
een spreiding die ook elders in het aanvullend akkoord te vinden is.
Ook de fiscale begunstiging van het eigen huis is aan de bovenkant van
de huizenmarkt niet ontzien. Met andere woorden: de villasubsidie
wordt gematigd. Wij vinden daar ook onze inzet in terug, al wordt er
door anderen terecht op gewezen dat er natuurlijk nog veel meer
mogelijk was geweest. Nou, dat bewaren wij dan maar voor een andere
keer.
Het is overigens goed dat er niet verder getornd is aan de overdracht
van de algemene heffingskorting. Het is bijzonder om in het plan van
GroenLinks te lezen dat het daar een enorme aanslag op wil doen. Ik
vermoed dat mevrouw Halsema niet helemaal heeft overzien dat hetgeen
zij wil, de omvang die zij wil, enorme consequenties heeft voor
AOW'ers en uitkeringsgerechtigden. Als zij dat over het hoofd heeft
gezien, dan heeft zij zich 2 mld. rijker gerekend dan zij is.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik kan begrijpen wat collega Slob zegt, maar heeft hij er niet voor
gevochten om het beleid over de algemene heffingskorting, zoals dat is
afgesproken in de coalitie voor deze jaren, ter discussie te stellen
en helemaal terug te draaien, mede gelet op de arbeidsmarktsituatie?
Dat zou pas stevig zijn. Dat kon want de vliegtaks is ook die weg
gegaan.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik ken de heer Van der Vlies als iemand die zijn zegeningen telt, één
voor één. Hij heeft de discussie gehoord, ook in deze Kamer de
afgelopen tijd. Hij heeft mevrouw Halsema gehoord die vanmorgen weer
even probeerde wat te stoken tussen de coalitiepartijen, juist ook
rond dit onderwerp. Ik ben blij dat wij deze afspraak hebben gemaakt
en dat degenen die nog wel gebruik mogen maken van de overdracht van
de algemene heffingskorting, in het bijzonder ouders met heel jongere
kinderen, ontzien zijn. Daar hebben ze ook volledig recht op. Het
woord aanrechtsubsidie dat hiervoor gebruikt wordt, is dan ook
uitermate denigrerend en doet geen recht aan deze regeling en aan alle
mensen die er nu naar eer en geweten gebruik van maken.
De heer Van der Vlies (SGP):
Dat laatste ben ik natuurlijk helemaal met de heer Slob eens. Ik vraag
ook niet naar het eindresultaat als zodanig maar naar de inzet van de
fractie van de ChristenUnie in de onderhandelingen. Dat is toch een
ander verhaal? En dan kun je het verliezen, want ik weet ook wel dat
het zo kan gaan in het leven. Maar het toch gekund?
De heer Slob (ChristenUnie):
Onze inzet was om ons volledige verkiezingsprogramma opnieuw te
realiseren. Wij wisten op voorhand al dat dit niet helemaal zou gaan
gebeuren. En ik ben rond dit punt ontzettend blij met de uitkomst die
wij hebben gerealiseerd. Ik zie aan uw gezicht, mijnheer Van der
Vlies, dat u die blijdschap met mij deelt.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik weet dat de ChristenUnie er een voorstander van is dat vrouwen met
kinderen thuisblijven en dat dit van overheidswege gesubsidieerd
wordt, maar nu maakt de heer Slob toch echt een vergissing ten aanzien
van het GroenLinksplan. Hij heeft het volgens mij niet goed gelezen.
Wij stellen daarin voor om in een periode van vijf jaar de
aanrechtsubsidie af te bouwen voor iedereen die na 1960 geboren is.
Dus voor AOW'ers heeft het geen gevolgen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Als je de algemene heffingskorting direct afschaft voor alle groepen,
hetgeen u wilt, dan levert dat 0,15 houdbaarheid op. U heeft die
ingeboekt voor 0,5 houdbaarheid. Dat betekent dat het raakt aan het
referentieminimumloon. En daar is de bijstandsuitkering en de
AOW-uitkering op gebaseerd. Kortom, mevrouw Halsema, u heeft iets over
het hoofd gezien. Dan zou het u sieren dat u er nog even over nadenkt
en er in uw eigen termijn op terugkomt. Of u wilt doelbewust deze
mensen raken zodat zij op jaarbasis EUR2000 minder gaan ontvangen.
Als het gaat om de mensen die ervoor kiezen om voor hun eigen kinderen
te zorgen, is het volgens mij behoorlijk liberaal -- ik heb begrepen
dat GroenLinks ook een beetje liberaal is -- om mensen hun eigen
keuzes te laten maken. U zegt dat wij hen subsidiëren. Maar laten wij
mensen vrij laten om een eigen keuze te maken! Er zijn ook mensen die
ervoor kiezen om te gaan werken en dan gebruik te maken van de
kinderopvangregelingen. Daar is ook heel veel geld mee gemoeid.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
U geeft mensen geen vrije keuze. U subsidieert vrouwen die thuis
blijven. Wij weten dat de economische zelfstandigheid van vrouwen in
Nederland gering is en dat armoede in Nederland steeds vaker het
gezicht van een vrouw krijgt. Zeker omdat in Nederland -- daar zult u
ook niet blij mee zijn; ik overigens ook niet -- een op de drie
huwelijken strandt. Bij samenleven is dat aantal nog groter. Dat
betekent dat als je er niet voor zorgt dat vrouwen economisch
zelfstandig kunnen zijn en zijn, vrouwen in de bijstand terecht komen
en later alleen AOW hebben. Dat is wat u stimuleert.
Dan nu over ons pakket. U hebt op één punt gelijk. Dat geef ik graag
toe. Wij hebben echter vannacht gedaan, waar u een maand over hebt
gedaan. Wat wij bij onze berekeningen niet hebben meegenomen, is dat
er door het kabinet al ingeboekt wordt op de aanrechtsubsidie. Dat
betekent dat wij een lager getal in rekening moeten brengen op onze
bezuinigingen. Dat maakt echter niet uit, want de economische
houdbaarheid van onze plannen is zo groot dat wij dat best wat naar
beneden kunnen brengen. Wat belangrijk is, is dat wij voor mensen die
zijn geboren na 1960, de aanrechtsubsidie in een periode van vijf jaar
afbouwen. Dat betekent dat jonge vrouwen een eerlijke kans krijgen op
de arbeidsmarkt. Daar zou u zich ook eens voor moeten inspannen.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vind beide reacties absoluut niet sterk. Deze gegevens waren al
heel lang bekend. Dit waren gegevens die wij bijvoorbeeld al hadden
toen wij ons verkiezingsprogramma aan het opstellen waren. Dat is geen
nieuws. Ik geef het toe: het is nog eens netjes samengevat in dat
"telefoonboek" van Gerritse. Daar schijnt het ook ergens te staan.
Mogelijkerwijs hebt u daar gisteravond in zitten bladeren.
Als het om die vrouwen gaat, het volgende. U suggereert hier dat deze
vrouwen willens en wetens thuis worden gehouden. Dat is echter puur
een eigen keuze. Wij willen niet aan die keuzevrijheid komen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik maak tegen één ding zo langzamerhand wel bezwaar. Ik kan mij
voorstellen dat u het fijn vindt dat u de afgelopen maanden in de
achterkamertjes hebt kunnen overleggen. Ik heb de hele nacht gewerkt.
Ik heb het rapport-Gerritse doorgenomen. De arrogantie waarmee u nu
zegt dat wij even hebben zitten bladeren in Gerritse, vind ik heel
bezwaarlijk. Wij hebben als oppositiepartijen vanaf gistermiddag 16.00
uur de tijd gehad om alle stukken door te nemen, onze teksten te maken
en een alternatief pakket te presenteren. Daar moet u niet badinerend
over doen, want u had ervoor moeten zorgen dat het hele parlement zich
grondig had kunnen voorbereiden.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik doe dat niet badinerend over. Sterker nog, ik heb positief
gereageerd op de plannen van GroenLinks, de Green Deal die u eerder
hebt uitgebracht. Die plannen zaten de afgelopen weken ook bij mijn
stukken. Ik heb Gerritse niet eens gelezen, kan ik u vertellen. Dat
heb ik twee weken geleden ook al verteld in de Kamer. Wij maken onze
eigen lijstjes. De invulling van wat bijvoorbeeld die algemene
heffingskorting oplevert, is informatie die al heel lang bekend is.
Wij hebben daar zelf al rekening mee gehouden toen wij ons
verkiezingsprogramma schreven. Dat is dus helemaal niet nieuw. Als die
informatie nieuw was geweest en als u die pas gisteravond had
gekregen, dan had u een punt.
Voor de rest heb ik waardering voor uw inzet. Als ik de indruk heb
gewekt dat ik daar geen waardering voor zou hebben, wil ik dat bij
dezen rechtzetten, want dat was niet mijn bedoeling. Ik sla echter wel
aan op alles wat u zegt over de algemene heffingskorting en wat u zegt
tegen die mannen en vrouwen met kleine kinderen die andere keuzes
maken dan u doet. Het is uw goed recht dat u een andere keuze maakt,
maar het is ook mijn goed recht om voor deze mensen op te komen. Dat
heb ik gedaan en dat zal ik blijven doen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Nog eenmaal, keuzes zijn vrij, mensen mogen thuis blijven om hun
kinderen op te voeden, maar u subsidieert dat vrouwen thuis blijven. U
had er verder verstandig aan gedaan om het rapport-Gerritse wel te
lezen. Dat heb ik vannacht gedaan en dat was buitengewoon leerzaam,
zeker als het gaat om de hervormingen op de lange termijn, waar u niet
aan durft.
Tot slot, u hebt onze alternatieve voorstellen helemaal niet gelezen.
U hebt het over de Green Deal van december. Wij hebben vannacht een
nieuwe Green Deal gemaakt. Daar rust het misverstand ook op. U kent uw
stukken niet.
De heer Slob (ChristenUnie):
Neemt u mij niet kwalijk dat ik het stuk dat u vanmorgen hebt gedeeld,
nog niet heb gelezen. Over de Green Deal die u eerder hebt
uitgebracht, het eerste deel, zijn moties ingediend om die te
betrekken bij het programma dat nu is gemaakt. Daar bent u serieus in
genomen. Uw naam komt zelfs nog voor in het akkoord. Tel uw winst!
Zoals ik aan het begin van mijn bijdrage al aangaf, ziet de fractie
van ChristenUnie het gesloten akkoord als het nemen van
verantwoordelijkheid in een moeilijke tijd. Regeren in een tijd waarin
wij de wind in de rug hebben, is niet zo moeilijk. Het komt aan op wat
je doet als er sprake is van forse tegenwind. De ChristenUnie is niet
afgestapt, is niet weggelopen en is ook niet blijven steken in
commentaar vanaf de zijlijn. Wij hebben er samen met onze
coalitiegenoten aan gewerkt dat er ook echt toekomst is voor ons land.
Wij wensen het kabinet veel wijsheid en ook zegen toe bij het verder
uitwerken van dit akkoord.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Wereldwijd is de economische ravage groot. De crisis op de
financiële markten heeft hard toegeslagen in de economie van alledag.
Dat geldt niet alleen voor Nederland. Het aantal mensen dat elke dag
honger lijdt, is wereldwijd toegenomen naar ruim een miljard. Jaren
van inspanning om armoede terug te dringen, lijken voor niets te zijn
geweest. Ik vraag het kabinet eerst wat het ziet als zijn bijdrage om
deze grote en heel urgente nood te lenigen, want ik moet zeggen dat ik
elke verwijzing daarnaar in het crisispakket heb gemist.
De kredietcrisis staat niet op zichzelf. De illusie van perfect
functionerende vrije internationale financiële markten is hardhandig
doorgeprikt. Ons internationale financiële stelsel blijkt niet alleen
een wankel, chaotisch en riskant casino te zijn; we zijn er ook
bepaald niet tegen beschermd. Dure bankiers hebben gegokt met onze
welvaart en we hebben allemaal verloren. Dat is een wel heel erg harde
les, vooral voor alle mensen die hun werk kwijt zijn of dreigen kwijt
te raken.
De kredietcrisis staat niet op zichzelf. De financiële vraatzucht
markeert het einde van een oude economie, die rust op een ontembaar
verlangen naar eindeloze materiële groei. Die groei is niet duurzaam.
Wij stevenen af op een mondiale klimaatcrisis die zich waarschijnlijk
eerder en sneller aftekent dan tot op heden officieel wordt erkend. De
vooruitzichten voor een mondiaal klimaatakkoord zijn met de huidige
economische crisis bepaald niet beter geworden. We kampen ook met een
wereldwijde voedselcrisis en we stevenen af op een energiecrisis in
eigen huis.
GroenLinks vindt dat onze energievoorziening razendsnel duurzaam moet
worden. Dat levert groene banen op, zorgt voor minder afhankelijkheid
van fossiele brandstoffen en van dubieuze regimes -- bijvoorbeeld het
regime van Saudi-Arabië -- en het keert de klimaatcrisis. Een sterke
publieke sector met uitstekend onderwijs en moderne sociale
voorzieningen is dan cruciaal. Nieuw, maatschappelijk verantwoord
ondernemerschap en duurzame banken zijn onmisbaar om de benodigde
omslag te maken naar een solidaire samenleving en een duurzame
economie.
Het kabinet markeert in zijn crisisbrief een morele crisis. Ik had
kunnen zweren dat dat uit CDA-kringen was gekomen, maar nu blijkt dat
de heer Dijsselbloem weer eens van zich heeft laten horen. Wat bedoelt
het kabinet daarmee? Wordt nu de hele samenleving voorwerp van morele
herbewapening, terwijl de falende bankiers de economie in de afgrond
hebben gestart, toezichthouders hebben geslapen en neoliberale
politici hun verantwoordelijkheid hebben verkwanseld? De meeste
Nederlanders hebben geen deel aan de absurde beloningen en de
graaicultuur bij de financiële elite. Ik moet dan ook zeggen dat de
maatschappelijke moraal er onterecht aan de haren bij wordt gesleept.
Het kabinet heeft te lang gewacht met zijn crisisplan. De economie is
sinds het najaar getroffen door een razendsnelle vraaguitval die
volgde op de kredietcrisis. Alom is wantrouwen gezaaid onder bedrijven
en burgers. Dan behoort de overheid snel en adequaat te handelen. Dat
is onvoldoende gebeurd. Dat reken ik met name de minister-president
aan. Waarom duurde het zo lang?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik ga even terug naar die morele agenda, want ik ben een beetje
verrast door uw kritiek daarop. Ik heb immers met veel interesse uw
boek gelezen en dat gaat volgens mij over precies hetzelfde.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Nee,want ik beschouw het niet als een moreel probleem, maar als een
economisch en politiek probleem. Dat is een groot verschil. Ik moet
zeggen dat ik pijnlijk getroffen was door de volstrekte leegheid van
de morele agenda die u aankondigt. Ik herinner mij namelijk één zin
uit mijn hoofd -- zo goed heb ik het gelezen, zou ik de heer Slob
willen zeggen -- over die morele agenda en die luidt: Als de perverse
prikkels uit de financiële wereld zijn doorgedrongen in de zorg en het
onderwijs, dan zal dat worden bezien. Daar slaan wij met zijn allen
stijl van achterover!
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dan gaan wij straks samen nog even naar die tekst kijken, maar volgens
mij staat dat er niet. Er staat dat, net zo als in de financiële
sector, ook in de publieke sector daar waar de prikkels pervers zijn
geworden, maatregelen moeten worden genomen. Eerlijk gezegd verrast
mij dit, want kennelijk heb ik uw boek dan echt verkeerd gelezen. Ik
heb inderdaad ook dat economische aspect gezien maar ik heb u ook vaak
gehoord. U hebt het net zo goed als ik in mijn bijdrage gehad over de
cultuur van meer, meer en meer. Ik dacht zelfs dat daar enige
zelfkritiek bij zat als het ging om aankopen van overigens heel vaak
heel leuke kledingstukken.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dank en mag ik dat compliment retourneren?
Mevrouw Hamer (PvdA):
Bedankt. Maar het gaat natuurlijk toch om de cultuur van dat meer,
meer en meer en daar zit volgens mij wel degelijk een morele kant aan.
Misschien dat wij beiden verschillende associaties hebben bij het
woord "moreel", maar ik heb toch de indruk dat wij qua intentie
hetzelfde vinden.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Laat ik er het volgende over zeggen. Ik vind dat er een grote
vergissing zou worden gemaakt als de kredietcrisis tot een algemeen
maatschappelijk moreel probleem wordt gedefinieerd. Ik vind dat je
daarmee onrecht doet aan alle mensen die al die jaren al grote moeite
hebben gehad met de graaicultuur aan de top. Want dat is toch het
probleem geweest. Iets anders is -- en daar hebt u natuurlijk wel
gelijk in -- is dat ik in mijn boek hyperconsumptie aan de orde stel,
onze behoefte om telkens meer en meer en meer te consumeren.
Ik analyseer dat wel in de eerste plaats als een effect van
economische maatregelen, economische keuzen en ideologische
beslissingen van politici, veel meer dan als een fout in de moraal van
mensen. Daarom heb ik mij er destijds tegen verzet toen minister Bos
bij De Wereld Draait Door opmerkte dat er mogelijk ook iets mis was
met de moraal van mensen. De cultuur waarin wij leven is dertig jaar
lang gestimuleerd door vooral politici en de markt.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Dat is toch precies de kern van de agenda die daar staat? Die gaat
niet over de moraal van de samenleving. Die gaat over de moraal van de
bonuscultuur, over de moraal van de prikkels, over de moraal van
steeds maar meer en meer willen verdienen en het boven aan de top
weghalen zonder verantwoord te kijken. Kijk de passages er nog maar
eens op na. Er wordt gepleit voor meer invloed van werknemers ten
opzichte van de aandeelhouders. Dat is toch een morele agenda in het
bedrijfsleven die we zouden moeten gaan hanteren? Ik geloof dat het de
heer Pechtold was die een keer voor een code daarvoor heeft gepleit.
Dat heeft toch allemaal daarmee te maken?
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Nogmaals, dat de bonuscultuur ter discussie wordt gesteld, eindelijk
zou ik willen zeggen, en dat er harde grenzen in wetgeving aan de
bonus- en de graaicultuur worden gesteld, is uitstekend. Daarbij heeft
mevrouw Hamer mij helemaal aan haar zijde. De indruk moet alleen niet
worden gewekt dat er met de moraal van alle gewone mensen in Nederland
iets mis is. Dat is er niet aan de hand. Als die indruk wordt gewekt
en als mevrouw Hamer die niet heeft willen wekken, moet zij zelf nog
eens goed naar de passages kijken, want zo heb ik het wel gelezen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Laat de waarheid dan in het midden liggen. Dit is er in ieder geval
niet mee bedoeld. Ik vraag mevrouw Halsema om, als dit misverstand uit
de wereld is, nog eens te lezen en te kijken of wij niet dichter bij
elkaar zitten dan zij misschien dacht.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dat doe ik met alle liefde.
Het crisispakket maakt geen trefzekere, maar een halfbakken indruk.
Een winstpunt wil ik in ieder geval noemen. De sterk oplopende
WW-uitgaven worden buiten haken geplaatst en krijgen daarmee de status
van automatische stabilisator. Daarvoor pleit de GroenLinks-fractie al
tien jaar en haal je de koekoek dat wij daar blij mee zijn. Gek is
overigens wel dat deze 10 mld. tweemaal wordt geteld. Ze zitten zowel
in de 50 mld. waarmee minister Donner schermt als in de 17 mld.
waarmee minister Bos schermt. Hier leidt het spinnen heel enthousiast
tot het tweemaal uitgeven van 10 mld.
Winst vormt ook een aantal groene investeringen. Ik moet er wel bij
zeggen dat ze worden geneutraliseerd door de uitgaven aan asfalt en de
afschaffing van de vliegtaks. Wij vinden dat niet echt sprake is van
een fors stimuleringspakket, want waar met de ene hand wordt gegeven,
wordt met de andere hand weer even hard bezuinigd. Bovendien is het
pakket wat de investeringen betreft buitengewoon uitvoerig. Over de
invulling van de komende bezuinigingen wordt in alle talen gezwegen.
Wij vrezen grote bezuinigingen op vooral de zorg. Bovendien, zo is ook
vandaag gebleken, blijkt de ingeboekte 3,2 mld. voor loonmatiging los
zand.
Wat de structurele hervormingen betreft, regent het taboes: geen
afschaffing van de aanrechtsubsidie, geen aanpak van het eigen huis,
geen modernisering van de arbeidsmarkt, geen beperking van het
pensioensparen en een onhandige, mistige afspraak rond de verhoging
van de AOW-leeftijd. Per saldo scoort het kabinet op de hervormingen
zwaar onvoldoende. Het kabinet-Grijs I maakt zijn naam meer dan waar.
Al heel vaak heb ik namens de GroenLinks-fractie bepleit om de koers
te verleggen naar een duurzame, groene economie die de aarde en het
nageslacht spaart en niet opzadelt met een torenhoge milieuschuld en
die de globalisering een menselijk gezicht geeft. Daarom vragen wij om
een Green Deal. Dat doen wij in Nederland en dat doen alle groene
partijen in Europa. Om dit pleidooi kracht bij te zetten, heb ik
vandaag de Green Deal 2.0 gepresenteerd. Ik zeg dit ook even voor de
heer Slob, die weg is. Ik vraag het kabinet om een uitgebreide
reactie. De GroenLinks-fractie slaagt erin om op dit moment tweemaal
zoveel te investeren, in een duurzame economie en in een solidaire
samenleving, en tegelijkertijd de overheidsfinanciën tweemaal zo
houdbaar te maken als het kabinet doet.
Een uitgebreide reactie graag, al was het maar omdat wij dit vannacht
allemaal in elkaar hebben zitten knutselen waar het kabinet er een
maand voor nodig had en er nog niet in is geslaagd.
Onze Green Deal kent vier elementen: werk, groene investeringen,
solidariteit en houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Werk als
eerste. In 2010 zijn er waarschijnlijk meer dan 800.000 werklozen. Zij
vangen de grootste klappen van de recessie op. Zoals de gescheiden
vader van 42 met twee kinderen die mij gisteren een e-mail stuurde.
Hij is sinds december werkloos en heeft meer dan 50 sollicitaties
achter de rug, maar geen baan. Zijn WW loopt nu af en de bijstand is
onvoldoende om zijn huur te betalen. Wat moet hij nu? Welk perspectief
biedt dit kabinet hem nu precies of moet hij vooral fit blijven voor
de arbeidsmarkt, zoals minister Donner schrijft in het sociaal
akkoord? Wat bedoelt de minister daar eigenlijk mee? Fit zijn voor als
hij ooit nog een baan krijgt? Deze vader van twee kinderen wil, net
als wij, nu actie.
Juist in deze tijd moet het kabinet vasthouden aan zijn oude belofte
dat 200.000 langdurig werklozen uit de uitkeringssituatie worden
gehaald. Waar is deze ambitie van het kabinet gebleven? De plannen om
de jeugdwerkloosheid tegen te gaan, zijn buitengewoon vaag. Wat is het
kabinet van plan? GroenLinks komt in de Green Deal met een groot
aantal aanvullende investeringen, variërend van verlenging van de
studiefinanciering om ervoor te zorgen dat jongeren niet in
uitkeringen terechtkomen en participatiebanen tot en met het verlagen
van de lasten op arbeid waardoor ook banen in de markt geschapen
kunnen worden. Dit gaat om veel extra werk en ik krijg hier graag een
uitgebreide reactie van het kabinet op.
Als tweede pleiten wij voor groene investeringen. Toedeloe, aldus
minister Cramer, toen de milieubeweging niet helemaal in katzwijm viel
voor het pakket dat dit kabinet heeft samengesteld. Er wordt namelijk
volgens de minister van VROM 2 mld. extra uitgetrokken voor groene
investeringen. Kan het kabinet mij uitleggen waar ik deze 2 mld. kan
vinden? Of heeft de minister van VROM misschien foutief alle
investeringen tot 2020 bij elkaar opgeteld?
Mag ik -- nu ik er toch over begonnen ben -- nog even terugkomen op
dat toedeloe? Het is natuurlijk lollig bedoeld, maar wij hebben het nu
wel over milieuorganisaties die samen vier miljoen leden hebben. De
sociale partners zijn uitgenodigd aan de onderhandelingstafels, maar
de groene partners zijn uitgejouwd. Wat heeft dit nu te maken met
samenwerking met de samenleving? Wanneer zal het kabinet zich
realiseren dat het middenveld niet alleen is opgebouwd uit de
klassieke sociale partners? Het kabinet zou het niet in zijn hoofd
halen om toedeloe te zeggen tegen Agnes Jongerius. Ja, inderdaad, van
minister Donner weet ik dat niet helemaal zeker. Volgens mij is zijn
verhouding met mevrouw Jongerius ook niet de allerwarmste.
Hoe dan ook, de sociale partners zitten aan tafel en
milieuorganisaties met meer dan vier miljoen leden niet, terwijl de
democratische legitimatie van de vakbeweging en de werkgevers niet
bepaald groter is dan van de milieuorganisaties. Ik zou graag van het
kabinet willen horen hoe het daar in de toekomst mee om denkt te gaan.
Geen misverstand: het is goed dat groene investeringen deel uitmaken
van het crisispakket en dat daarmee enige uitvoering wordt gegeven aan
de motie-Halsema/Hamer, maar tegelijkertijd geeft het kabinet vol gas
op de oude vertrouwde weg. Opnieuw wordt de asfalteermachine naar
buiten gerold met de Spoedwet wegverbreding en worden er honderden
miljoenen extra uitgegeven. Opnieuw wordt het fiscale paradijs voor de
luchtvaart in ere hersteld en het kabinet durft niet te breken met
Nederland - distributieland. Dat had wel gemoeten.
En dan de duurzame energie. Het lijkt erop dat er een feed-in tarief
komt. Dit zou grote winst zijn, maar de vraag is wel wanneer dit van
start gaat, want het kabinet maakt het afhankelijk van de budgettaire
beheersbaarheid. Dit betekent dat er anders dan in Duitsland, waar dit
model ooit door de Duitse Groenen is geïntroduceerd, mogelijk geen
vaste en automatische koppeling komt tussen het aanbod van groene
stroom en een vaste vergoeding. Ik krijg hier graag duidelijkheid
over.
De fractie van GroenLinks kiest in de Green Deal voor een groot aantal
investeringen in groene banen. Investeer nu en doe dat ook ruimhartig,
in het openbaar vervoer. Creëer groende vouchers voor burgers en
bedrijven en forceer een marktdoorbraak voor elektrische auto's.
Graag krijg ik een uitgebreide reactie op deze voorstellen.
Ten derde moet een crisispakket solidair zijn. Het kabinet wenst
loonmatiging. CPB-chef Teulings ontraadt dit en vele economen zeggen
het hem na. Loonmatiging is nu niet wenselijk, gezien het karakter van
de crisis. Het leidt tot massale uitval van de consumentenvraag. Het
pakt bovendien desastreus uit voor de laagste inkomens. Het kabinet
gaat uit van de nullijn, maar dat staat niet in het sociaal akkoord en
is vanmorgen al in alle toonaarden bestreden door de sociale partners.
Wat komt er tegelijkertijd terecht van de afspraak van de Stichting
van de Arbeid, die minimaal streeft naar koopkrachtbehoud? Gaat het
kabinet nu zelfstandig ontkoppelen en de uitkeringen bevriezen of doet
het kabinet dat niet? Is de koppeling leidend in het kabinetsbeleid of
de 3,2 mld. aan bezuinigingen? Wat de fractie van GroenLinks
buitengewoon heeft gestoord in dit pakket, is dat in deze crisis geen
bijdrage wordt gevraagd van de hogere inkomens, behalve dat zij in de
heel, heel verre toekomst iets heel kleins moeten gaan betalen voor
hun miljoenenvilla's. Waarom wordt deze keuze gemaakt? Hoe kan de
Partij van de Arbeid dit verantwoorden?
Met grote zorg zie ik de forse bezuiniging tegemoet op de zorgtoeslag.
Ook die zal mensen met een modaal inkomen op termijn in de problemen
kunnen brengen, want de premie voor de basisverzekering zal
onherroepelijk stijgen in deze tijden van vergrijzing. Worden de
stijgende zorgkosten straks echt solidair opgebracht? Waarom kiest het
kabinet bijvoorbeeld niet voor een vermogenstoets bij de AWBZ, zoals
GroenLinks doet? GroenLinks kiest ervoor om de koopkracht voor de
minima te compenseren. Wij vragen wel solidariteit van de hoogste
inkomens.
Ten vierde wil GroenLinks nu investeren onder de voorwaarde dat wij de
begroting structureel op orde brengen. GroenLinks hervormt. Ook hier
is het pakket van het kabinet onvoldoende en bovendien verkeerd
opgesteld. Onvoldoende, omdat veel meer structurele maatregelen nodig
zijn. GroenLinks kiest voor een geleidelijke afschaffing van de
aanrechtsubsidie, aanpakken van de hypotheekrenteaftrek, modernisering
van de arbeidsmarkt, aftoppen van het pensioensparen en een eerlijke
vernieuwing van de AOW. Wij pleiten ervoor om het recht op AOW te
laten ontstaan na minimaal 40 jaar werk en met een ondergrens van 63
jaar. Dat levert een forse impuls op voor de arbeidsparticipatie, het
levert dezelfde houdbaarheidswinst op als het plan van het kabinet en
het beschermt automatisch mensen in kwetsbare beroepen. Daarmee is het
ook veel rechtvaardiger dan het voorstel dat is gedaan door D67.
Waarom kiest het kabinet hier niet voor? Waarom zijn in de coalitie
alle taboes negatief uitgeruild en veroordeelt het kabinet zichzelf
tot stilzitten? Waarom is niet gekozen voor een positieve benadering,
zodat wij nu stappen vooruit kunnen zetten naar een duurzame economie?
Bovendien is het pakket niet alleen onvoldoende, maar ook verkeerd. De
bezuiniging op de zorgtoeslag is voor GroenLinks niet aanvaardbaar en
het voorstel om de AOW-leeftijd in zijn algemeenheid naar 67 te
verhogen is niet solidair.
Dan nog een opmerking over de AOW. Hoe gaat dit nu verder? De SER mag
met een alternatief komen, maar moet dat advies nu wel of niet unaniem
zijn? Wanneer wijkt het kabinet af van zijn eigen lijn, als de
houdbaarheidswinst van het alternatief even groot is? Als het advies
van de SER unaniem is, is het kabinet dan bijvoorbeeld ook bereid om
de hypotheekrenteaftrek of de aanrechtsubsidie ter discussie te
stellen? Graag wil ik duidelijkheid hierover.
De heer Pechtold (D66):
Ik kom even terug op de leeftijd van 67 jaar. Ik dank mevrouw Halsema
voor de nieuwe geuzennaam. Ik was de afgelopen jaren al bang dat het
D33 werd, maar er zit progressie in. Ziet mevrouw Halsema de AOW als
een basisinkomen voor iedereen? Ik ben ook geïnteresseerd in nadere
verfijning en uitwerking van hoe wij het draagvlak kunnen vergroten.
Of lopen wij de kans, als wij het hebben over 40 of 45 jaar totale
arbeidstijd, om groepen die bijvoorbeeld mensen verzorgen,
uiteindelijk geen AOW te geven?
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Wij hanteren een vrij ruime definitie van participatie. Dat doen wij
in ons verkiezingsprogramma en ook in alle doorrekeningen. Zo hebben
wij het bijvoorbeeld voor een WAO-uitkering, deeltijdarbeid en vormen
van studie -- alhoewel, studie ligt ingewikkelder -- vrij precies
uitgewerkt. Dat kunt u ook in de plannen vinden. Wij hebben het zo
geformuleerd dat het zeker niet zo kan zijn dat mensen die
bijvoorbeeld voor anderen zorgen, geen enkele kans meer zouden hebben
om in aanmerking te komen voor de AOW. Laat er geen misverstand over
bestaan: GroenLinks vindt inderdaad dat de arbeidsparticipatie omhoog
moet, met name de arbeidsparticipatie van vrouwen. Die ligt in
Nederland dramatisch laag. Ik heb net al in een interruptiedebat met
de heer Slob erop gewezen dat dit in toenemende mate betekent dat
vrouwen in armoede leven. Wij vinden dat onverstandig, slecht voor de
vrouwen zelf en slecht voor hun kinderen, die bijvoorbeeld na een
echtscheiding dus ook in armoede opgroeien. Wij vinden het ook heel
slecht voor onze economie. Daarom willen wij naar een systeem toe,
waarin veel meer mensen werken, maar waar bijvoorbeeld deeltijdarbeid
veel beter betaald wordt, waarbij er betere verlofregelingen zijn,
waarbij mensen er makkelijker uit kunnen stappen en waar een deel van
de nu onbetaalde zorg wel degelijk wordt vergoed.
De heer Pechtold (D66):
Dat is prachtig, al moet je natuurlijk altijd oppassen dat degenen die
wat later tot inzicht komen bij zo'n maatregel niet van enthousiasme
en fanatisme doorslaan. De vraag is of je niet een enorm gedrocht
creëert als daarmee in een leven zo veel administratie moet worden
bijgehouden. De minister van SZW begint binnenkort met de
voorbereiding van het wetsvoorstel. Ik denk met u dat de vraag aan het
kabinet gerechtvaardigd zou zijn om dat soort dingen ook uit te
zoeken. Het tweede punt is dat van de zware beroepen. U suggereert dat
ook in de komende decennia nog iedereen op zijn 17de in zware beroepen
zal beginnen. Ik denk dat dit steeds minder zal gebeuren, gelukkig,
omdat wij ook in de leerplicht en andere zaken zo veel mogelijk willen
investeren. Hoe voorkomen wij dat wij een soort scheiding krijgen
tussen enerzijds mensen die hun hele leven lang in een zwaar beroep
zitten, en anderen die er uiteindelijk ook in de bouw via de functie
van voorman of wat dan ook doorstromen naar betere inkomens? Ik ben
bang dat u mensen in een soort van klasse wilt opsluiten.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Nee, het voorstel dat wij doen, vermijdt dat juist. U wilt een
algehele verhoging met een uitzondering voor kwetsbare beroepen.
Daarmee kom je juist terecht bij die onmogelijke definitie van
kwetsbare beroepen en dat zet mensen dus inderdaad vast in een
bepaalde situatie voor de rest van hun leven. Of wilt u geen
uitzondering voor kwetsbare beroepen? O nee, u wilt het de leeftijd
voor iedereen omhoog. Wat wij zeggen is heel rechtvaardig. Wij
begrijpen niet dat de een 50 jaar lang moet werken, voordat hij recht
krijgt op AOW en een ander slechts 40 jaar. Daarom pleiten wij voor
een algemeen recht op AOW vanaf 40 jaar, met een leeftijdsondergrens
van 63. Dat gaat er eigenlijk al vanuit dat mensen misschien later
gaan beginnen met werken en dat een deel van werknemers in zware
beroepen natuurlijk ook kan veranderen. Wij achten het niet
rechtvaardig dat de een pas een AOW-recht heeft na 50 jaar werken en
de ander al na 40 jaar werken. U had daarvoor nog een andere vraag
gesteld, maar die ben ik even kwijt.
De heer Pechtold (D66):
Het gaat mij om twee punten: het neerzetten van een bepaald aantal
jaren en het voorkomen dat je mensen wegzet -- dat dreigt het
GroenLinks-voorstel te doen -- alsof je, als je in een zwaar beroep
begint, daar nooit meer uit zou komen. Er is immers een koppeling met
levenslang leren. Van mij hoeven mensen vanaf hun 45ste al niet meer
met de knieën in het zand. Je hoopt dat mensen rond die tijd
omgeschoold zijn tot conciërge of tot conducteur op een bus. Kortom,
met GroenLinks dreig je te worden weggezet als behorend tot een soort
sociale klasse. Mijn vraag aan het kabinet zou dan ook met mevrouw
Halsema kunnen zijn: zorg ervoor dat het aantal jaren dat er gewerkt
moet worden goed in het wetsvoorstel wordt uitgewerkt, evenals het
voorkomen dat mensen met een zwaar beroep voor eeuwig worden weggezet.
Ik geloof dat wij het daar wel over eens kunnen zijn.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Wij kunnen het over een aantal dingen zeker eens zijn, maar met alle
respect: u begint nu toch een beetje te klinken als een kapotte
grammofoonplaat. Het kenmerk is juist dat wij geen aparte clausule
hoeven te maken voor kwetsbare beroepen, omdat wij namelijk rekening
houden met een ongeveer gelijke arbeidsduur voor iedereen. Dat is veel
rechtvaardiger dan wat u wilt, een algemene verhoging naar 67 jaar, en
dan met eventueel een apart hokje voor mensen in kwetsbare beroepen.
Dat is wat het kabinet wil. Dan zet je mensen vast in een sociale
klasse en op een sociale positie.
Dan uw eerste vraag, want nu weet ik hem weer, over de enorme
bureaucratie die dat zou kosten. Wij stellen voor om dat in te gaan
voeren voor alle mensen die nu 18 jaar zijn.
Dat betekent dat je het heel makkelijk kunt gaan bijhouden. Daarnaast
geeft het ook nog eens de mogelijkheid om veel beter rekening te
houden met de levensloop van mensen. Je zegt namelijk tegen mensen dat
zij veertig jaar moeten werken om recht te hebben op AOW. Als zij er
twee jaar uit willen om bijvoorbeeld kinderen op te voeden, kan dat.
Dan loopt het twee jaar door.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw Halsema wil de arbeidsparticipatie bevorderen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Heel graag.
De heer Van der Vlies (SGP):
In deze context doet ze een voorstel om de algemene heffingskorting
sneller af te schaffen dan het kabinet voorziet. Het valt mij van een
linkse fractie tegen dat de gevolgen van haar voorstel voor gezinnen
in de lage inkomensgroepen, vergeleken met die in de hogere
inkomensgroepen, niet in beeld zijn. Als je in het gezin een box
3-vermogen hebt, is het effect van haar maatregel heel gemakkelijk op
te vangen. Als dat niet het geval is, geldt dat niet. De consequentie
ervan valt dus in de lage inkomensgroepen zwaarder uit dan in de
hogere. Dat valt mij van een linkse fractie erg tegen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Afgezien van het feit dat wij een afbouwperiode van vijf jaar hebben
voorzien die bescherming geeft, te beginnen met mensen die zijn
geboren vanaf 1960, beperkt het kabinet de aanrechtsubsidie met
uitzondering van gezinnen met kinderen tot zes jaar. Ik vind het niet
sociaal en links om tegen vrouwen te zeggen dat ze maar zes jaar thuis
moeten blijven en dan extra geld krijgen. Dat is eigenlijk wat je
doet. Dat betekent namelijk dat hun kansen om zich te emanciperen en
zich op de arbeidsmarkt te ontwikkelen nadien heel erg klein zijn
geworden. Dat geldt zeker voor vrouwen met lage opleidingen en lage
inkomens. De heer Van der Vlies en ik staan daar heel verschillend
tegenover. Voor mijn fractie is het buitengewoon belangrijk dat
vrouwen zich kunnen ontwikkelen en economisch zelfstandig kunnen zijn.
In het bijzonder vrouwen met een lage opleiding lopen op dit moment de
grootste kans op armoede. Dat gaan wij tegen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw Halsema stelt heel terecht vast dat wij hierover een verschil
van opvatting hebben. Dat stel ik echter niet aan de orde. Ik stel aan
de orde dat de maatregel die zij voorstelt ongelijk over de
inkomenscategorieën uitwerkt. Omdat zij het sneller doet dan het
kabinet, tikt het sneller door. De hoge inkomensgroepen springen er
relatief voordelig uit en de lagere inkomensgroepen niet. Dat heeft te
maken met het box 3-vermogen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Wij nemen tegelijkertijd een groot aantal maatregelen om de inkomens
op het minimum tot en met anderhalf keer modaal behoorlijk te ontzien
en te compenseren. Wij nemen een groot aantal nivellerende
maatregelen. Wij zorgen er bijvoorbeeld voor dat de mogelijkheid om
een huis te kopen voor mensen met een laag inkomen veel groter wordt
doordat zij daarvoor een rechtvaardige aftrek krijgen en de
allerhoogste inkomens niet. Wij zorgen dat hun kinderbijslag beter
wordt en niet gelijk is aan die van mensen die twee ton verdienen. Wij
nemen dus tegelijkertijd een groot aantal maatregelen die het
mogelijke effect dat de heer Van der Vlies beschrijft, ruimschoots
compenseren. Bij ons komen gezinnen op het minimum en in de lagere
inkomensgroepen er veel beter vanaf dan bij het kabinet of alle andere
plannen die hier zijn ingediend.
Ik kom tot een afronding. De mondiale economische crisis is niet
zomaar voorbij. De pijn moet eerlijk worden verdeeld. De kans om de
omslag te maken naar een duurzame economie en een solidaire
samenleving moet met beide handen worden aangegrepen. De crisis vraagt
op dit moment bovenal om politiek leiderschap dat vertrouwen weet te
wekken. Met alle respect, minister-president, maar ik kan niet zeggen
dat u er de afgelopen tijd in bent geslaagd om bij ons het vertrouwen
te wekken dat wij goed, of zelfs beter uit deze crisis zullen komen.
Ik vraag u dan ook, hoe u het vertrouwen van de bevolking gaat wekken.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Drie weken geleden begon de coalitie aan een klus waar ze
in Beesterzwaag aan had moeten beginnen, of vorig jaar al, toen de
crisis zichtbaar werd. "De grootste uitdaging in tachtig jaar", pochte
Bos. "Wij gaan over partijpolitieke grenzen heen en geen enkel taboe
mag worden geschuwd", zei de minister-president. "Zelfs het politiek
onwaarschijnlijke niet", voegde hij eraan toe. Heel even dacht ik: de
verbeelding komt aan de macht. Dat dacht ik maar heel even, want de
grote woorden verzandden in nietszeggendheid. Het resultaat is er dan
ook naar. Het politiek onwaarschijnlijke ligt inderdaad vandaag op
tafel. Wat nodig is, was blijkbaar onmogelijk.
De financiële crisis, maar ook energieschaarste, het klimaat en de
vergrijzing stellen ons voor dilemma's die fundamentele vragen
oproepen. Gemakkelijke antwoorden zijn er niet. Een visie en een
richting zijn wel mogelijk. Wij kunnen de angst van mensen niet
wegnemen over hun baan, hun huis, hun pensioen of hun diploma. Wij
kunnen echter wel houvast geven en een beter perspectief bieden.
Aan ons verkiezingsprogramma en onze tegenbegrotingen hoef ik niets te
veranderen om onze visie te schetsen. Het Centraal Planbureau kwam na
berekening keer op keer tot de conclusie dat met onze
hervormingsagenda meer banen worden geschapen en voor meer groei wordt
gezorgd. Onze hervormingsagenda leidt volgens het CPB tot minder
uitstoot van CO2. Een crisispakket betekent niet alleen het dekken van
één begroting, maar betekent ook: durven hervormen. Het gaat daarbij
om de arbeidsmarkt en de woningmarkt. Voor een crisispakket is het ook
nodig om ondubbelzinnig te kiezen, kiezen voor kennis en innovatie,
voor duurzaamheid en voor schone energie. Wij kunnen niet selectief
shoppen. De eenentwintigste eeuw vraagt om een agenda van
volledigheid.
Kennis en beter onderwijs vormen de toekomst van de Nederlandse
economie. Al jaren ligt er een Kennisinvesteringsagenda waarvoor 6
mld. nodig is. Al jaren pleiten wij voor de uitvoering ervan. De
minister-president beheert die agenda echter zielloos, zonder ambitie
en zonder geld. Dit akkoord is een gemiste kans om perspectief te
bieden en om de echte keuze voor kennis en innovatie te maken. Dat is
de enige keuze die mogelijk is voor versterking van de economische
structuur. Een fundament voor structureel herstel ontbreekt.
Het onderwijs wordt zelfs de dupe van het crisispakket. Immers, de
bijdrage aan loonontwikkeling in de collectieve sector wordt op nul
gezet terwijl de bestaande cao's worden gerespecteerd. Het onderwijs
heeft straks de keuze om of de onderwijs-cao's open te breken, of
leraren te ontslaan. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dat is voor
ons onaanvaardbaar.
Ook voor de arbeidsmarkt geldt: een gemiste kans. De arbeidsmarkt die
mijn fractie voor ogen staat, had er gisteren al kunnen en moeten
zijn. Daarbij hoort een gemoderniseerd ontslagrecht dat outsiders
gelijke kansen geeft. Daarbij hoort ook een hogere en kortere
WW-uitkering die mensen van baan naar baan helpt. Daarbij hoort een
serieuze aanpak van "een leven lang leren". Daarbij hoort een hogere
AOW-leeftijd, die mensen aan het werk houdt omdat zij straks weer hard
nodig zijn. Daarbij hoort geen aanrechtsubsidie die vrouwen van de
arbeidsmarkt weert. Zo'n subsidie is niet van de eenentwintigste, maar
van de negentiende eeuw.
Ik prijs de minister-president dat hij de jeugdwerkloosheid prioriteit
geeft, evenals voor de intentie in het sociaal akkoord om werkloze
jongeren een stageplaats te geven. Na je diploma binnen drie maanden
een stageplaats. Lees ik het goed? Het is wat makkelijk opgeschreven,
maar moeilijk te verwezenlijken in een krimpende economie. Ik houd de
werkgevers graag aan deze afspraak. Het enige cijfer echter op de
betreffende bladzijde van het akkoord is het paginanummer, want ik
lees geen bedrag, geen jaartal en geen aantal. Een halfslachtig
akkoord, net als over de AOW; opnieuw een gemiste kans.
Tegen heug en meug presenteert de minister-president het akkoord als
een soort financiële stoplap, zonder visie en zonder overtuiging. Het
verbaast mij dan ook niet echt dat na een korte nacht de enige
hervorming op de agenda op losse schroeven is gezet, onder druk van de
FNV die met een alternatief mag komen, onder voorwaarden waarover
betrokkenen elkaar nu al urenlang schaamteloos tegenspreken.
De coalitie heeft het politiek primaat opnieuw uit handen gegeven; een
zwaktebod zonder weerga. Sociale partners kunnen hun gang gaan. Wat de
D66-fractie betreft kunnen zij dat echter niet te lang. Voor
Prinsjesdag wil ik duidelijkheid hebben. Ik zit niet te wachten op een
debacle zoals bij het ontslagrecht gebeurde, toen de sociale partners
een gedrocht produceerden. Zij beloofden 200.000 banen, die wij ook
nooit hebben gezien.
De omslag had kunnen worden gemaakt, ook voor de woningmarkt, waar het
niet alleen draait om de hypotheekrenteaftrek. Dat is slechts een
onderdeel van een uitgewoond systeem, waar grondprijzen, belasting en
subsidies voor koop en huur verstarring en scheefgroei opleveren: meer
kansen voor de gevestigde orde; geen kansen voor de starters.
Hervorming van de arbeidsmarkt en van de woningmarkt; voor beide geldt
een eerlijke verdeling van de lasten en de lusten, tussen insiders en
outsiders, tussen jong en oud, leefvormneutraal en generatieneutraal.
Voor beide geldt ook "onontkoombaar" teneinde de staatsfinanciën op
termijn weer hanteerbaar te maken. De D66-fractie had van het kabinet
dezelfde wijsheid verwacht, maar in plaats van daarvan praat de
minister-president de mensen angst aan. Hij doet alsof partijen morgen
de hypotheekrente willen afschaffen en gaat daarmee niet secuur om met
zulke gevoelige thema's.
Het sociaal akkoord is evenzeer een gemiste kans op het punt van
perspectieven voor duurzaamheid, doordat de urgentie erbij ontbreekt.
Ook al worden er sympathieke groene investeringen gedaan, zoals
subsidies voor duurzame energie en isolatie, toch vraag ik me af wat
die 30 mln. om bestelbusjes te slopen, oplevert. Daarmee zal het
kabinet de klimaatdoelstellingen niet halen. De grote slagen worden
niet gemaakt. Doe wat nodig is; verplicht energiebedrijven om schone
energie te produceren; de markt doet het niet alleen. Het kabinet
bezuinigt op de ecologische hoofdstructuur en op groen in en om de
stad, en geeft daarbij geen garantie voor herstel. De vliegtaks was op
zich een goed idee, maar slecht en eenzijdig uitgevoerd en werd,
ondanks aandringen van de D66-fractie, nooit aangepast. Nu wordt deze
heffing ineens ondoordacht afgeschaft. Mijn fractie past voor dit
jojobeleid.
Eind november beloofde het kabinet 6 mld. te zullen investeren. Eén
dag later was daar nog maar een derde van over. Mijn vraag is daarom
relevant: blijft het onderhavige pakket wel voor 100% overeind? De
D66-fractie meent dat veel oud geld als nieuw geld wordt ingezet.
Klopt de rekensom dat de 6 mld. slechts 2,5 mld. nieuw beleid is? Met
dit crisispakket wordt de erfenis van de "romantische boekhouder" Zalm
bij het oud vuil gezet. Bezuinigingen komen in 2011, onder de
voorwaarde dat de economie weer aantrekt. Het kabinet maakt daarmee de
begroting afhankelijk van de conjunctuur en riskeert daarmee nogal
wat. Bezuinigingen worden afhankelijk van loonmatiging, afgedwongen
door de publieke sector af te knijpen. De extra uitgaven zijn zeker,
maar de extra bezuinigingen zijn onzeker. 15 jaar succesvol begroten
is wegonderhandeld in drie weken Catshuis.
Ook wij accepteren dat het tekort nu enigszins oploopt, mits daar
structurele hervormingen tegenoverstaan. De kans daarop wordt echter
minder en minder. Het kabinet schuift de rekening door naar de
volgende generaties en naar het volgende kabinet. Het heeft daar zelfs
een wet voor nodig, om zichzelf te beheersen en een volgend kabinet te
binden. Mag ik dus aannemen, mijnheer de minister-president, dat dit
pakket de inzet voor de volgende verkiezingen is?
Gisteren deed de Kamer aan zelfreflectie. Velen hekelden de vertoning
van de afgelopen weken. De oppositie had aangeboden mee te denken,
maar de uitgestoken hand werd afgeslagen en de informatie achter de
rug gehouden. Voor bonden en werkgevers konden de hekken van het
Catshuis wél open. Voor hen werd zelfs de loper uitgelegd. Allemaal
uit angst voor het Malieveld. Maar mevrouw Jongerius en de SP hebben
die rode lopers inmiddels ook uitgelegd naar datzelfde Malieveld. De
woorden van meeleven en spijt van minister Bos gisteren waren dan ook
ronduit gratuit.
Ik heb grote moeite met de arrogante handelswijze van het CDA. Het
sentiment van collega Wilders begrijp ik dan ook, maar zijn reactie
niet. Slachtofferschap past Kamerleden niet. Weglopen voor een debat
in deze zaal, zonder eigen plannen hier te durven presenter en te
verdedigen, past niet. De vraag is of dit gedrag oorzaak of symptoom
is van de verelendung van onze parlementaire democratie. De ene
reactie lokt immers de andere uit.
De coalitie heeft haar partijbelangen niet kunnen overstijgen. Ik zeg
tegen u, premier: is dit nu alles? Is dít nu alles? Uw eigen problemen
zijn opgelost, uw kabinetscrisis is opgelost; dat is waar. Voor zolang
het duurt. Maar Nederland kampt nog steeds met een economische crisis
en moet het stellen zonder plannen met ambitie. Hopelijk ook voor
zolang het duurt. De weerstand tegen de stilstand groeit. Daarom is
het tijd voor een stip aan de verre horizon, tijd voor grotere
ambities, tijd voor een wenkend perspectief. Ik werk de komende
maanden verder aan een groter draagvlak om Nederland te hervormen tot
de meest vooruitstrevende kenniseconomie van Europa.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Kun je polderen over een crisis? Dat is de vraag die
vandaag voorligt. De wereld wordt geteisterd door een kredietcrisis,
een klimaatcrisis, een voedselcrisis, een grondstoffencrisis, een
zoetwatercrisis, een biodiversiteitscrisis en last but not least de
ene dierziektecrisis na de andere. De kleinste van die crisissen is de
kredietcrisis. Deze kost de wereld eenmalig 0,7 biljoen, terwijl de
kap van het tropisch regenwoud gaat leiden tot een jaarlijkse
kostenpost tussen de 1,5 biljoen en 4 biljoen. Dáár is crisisberaad
voor nodig, dát moet prioriteit nummer één zijn. Die sense of urgency
en prioritering mis ik bij dit kabinet.
De Monitor Duurzaam Nederland 2009 geeft een somber beeld van de
duurzaamheid van de Nederlandse samenleving, maar een reactie van het
kabinet blijft andermaal uit. Na 3,5 weken van patstelling en
besluiteloosheid kunnen we debatteren over een financiële injectie van
de omvang van de kosten van de JSF: 6 mld., 5% van het bedrag dat we
inmiddels zijn kwijtgeraakt aan onze pensioentegoeden. EUR15.000 per
huishouden is al verdampt tijdens de crisis en daar tellen wij nog
niet eens de vele duizenden euro's per huishouden bij die wij nolens
volens moesten investeren om de banken en de verzekeraars overeind te
houden. Als "crisis" ooit niet de betekenis had van "keerpunt" dan is
het nu wel. De reflex van het kabinet is die van terugkeer naar de
doodlopende weg die ons hier heeft gebracht. Wie de crisis in
samenhang beziet, weet dat het belastingvrije vliegverkeer geen stand
kan houden. En wat stelt het kabinet voor? Afschaffing van de
tickettaks! "Gaat thans allen vliegen om de crisis te bestrijden".
Dan kom ik op de plannen met betrekking tot de infrastructurele
werken. Het kabinet gaat er gewoon van uit dat de EU door de vingers
zal zien dat Nederland niet kan voldoen aan de fijnstofnormen.
Fijnstof veroorzaakt astma, hartklachten en longkanker. Wie verwacht
dat het kabinet de crisis benut om te investeren in schone lucht en
een groene economie, vergist zich.
De minister-president bereidt een crisis- en herstelwet voor die het
mogelijk moet maken om regelvrije zones in te stellen waarin tijdelijk
minder procedures en vergunningen nodig zijn om te bouwen. Samen met
minister Eurlings en minister Cramer lijkt de minister-president tegen
de Nederlandse bevolking te zeggen: u kunt allemaal een van de zo-even
genoemde ziekten krijgen. Het is crisis en de oplossing wordt door het
kabinet gezocht in roofbouw. Ga vooral lekker door met bouwen en wees
niet bang voor procedures of vergunningen, want daar doen wij even
niet aan.
Op de conferentie van klimaatwetenschappers in Kopenhagen, twee weken
geleden, is geconcludeerd dat de kosten voor het klimaatbeleid met 50
tot 70% omlaag zouden kunnen wanneer wij inzetten op drastisch minder
vleesconsumptie. Maar alles wat het kabinet zegt over vleesconsumptie
is dat mensen vooral zelf moeten weten wat zij eten. Het principe "de
vervuiler betaalt" moet ook hier gelden. De maatschappelijke kosten
van de bio-industrie worden nog steeds gedragen door de
belastingbetaler. Zo'n EUR120 per Nederlander.
Volgens het Wereld Water Forum zal in 2017 naar schatting 70% van de
wereldbevolking problemen ondervinden bij het verkrijgen van
drinkwater. Als je alleen de milieudruk op de armste landen in
beschouwing neemt, staat Nederland op de negende plaats. De snelle
groei van de wereldbevolking zal over twintig jaar leiden tot een
wereldwijde crisis wegens tekorten aan voedsel en energie. In
Nederland komen wij vooralsnog niet verder dan navelstaren en
millimeteren rond de kredietcrisis, omdat de coalitie anders wel eens
gevaar zou kunnen lopen. De boot is aan alle kanten lek en in plaats
van alle hens aan dek of pompen of verzuipen, wordt er een lange
vinger verstrekt in de vorm van een herstelplan van 6 mld., dat de
crisis in een aantal opzichten nog verder zal verergeren.
Het kabinet presenteert de milieumaatregelen alsof zij nieuw zijn.
Isolatie van huizen en dergelijke stond al in het programma Schoon en
Zuinig. Of wordt de 160 mln. ook gebruikt voor het extra stimuleren
van kleinschalige duurzame energieopwekking door huishoudens,
bijvoorbeeld via het plaatsen van zonneboilers, zonnepanelen,
warmtepompen et cetera?
Ik kom op de voorgestelde opslagregeling voor energie, de feed
in-regeling, naar Duits voorbeeld. Het kabinet heeft het er wel over,
maar langdurige zekerheid van een open regeling, waarbij investeerders
in duurzame energievoorziening kunnen rekenen op een subsidie van de
onrendabele meerkosten, wordt niet gegeven. Of kan het kabinet mij dat
vandaag garanderen?
Het kabinet gaat volgens het akkoord 50 mln. investeren in duurzame
landbouw, maar daar vallen met name luchtwassers onder en die zijn
helemaal niet duurzaam. Ze vreten energie en, mijnheer Rutte, ze zijn
voor de bio-industrie. Zonde van het geld, toch? De diervijandige
bio-industrie veroorzaakt de grootschalige kap van het tropisch
regenwoud en het verlies aan biodiversiteit legt een groot beslag op
de landbouwgronden en is medeveroorzaker van de ongelijke
voedselverdeling in de wereld. Er zal juist geïnvesteerd moeten worden
in het afbreken van deze grootschalige veefabrieken om de radicale en
o zo noodzakelijke omslag te bereiken op weg naar een duurzame,
diervriendelijke en economisch rendabele landbouwsector.
Het kabinet zou het geld ook moeten inzetten voor de grootschalige
ontwikkeling van vleesvervangers. Zo kunnen maar liefst zes problemen
in één keer drastisch worden aangepakt en teruggedrongen, te weten het
klimaatprobleem, het voedselprobleem, het waterprobleem, het
grondstofprobleem en alle dierenwelzijns- en dierziekteproblemen, en
het is economisch interessant. Maar het kabinet rept er met geen
letter over.
Wij lopen nu al sterk achter met het realiseren van de ecologische
hoofdstructuur. Met het huidige tempo wordt de eindstreep van 2018 bij
lange na niet gehaald. Het is daarom bizar om in het voorstel van het
kabinet nu te lezen dat de verwerving en inrichting van natuur verder
wordt vertraagd. Juist in de huidige economische situatie moet worden
doorgegaan met natuurontwikkeling, want ook dat levert veel
werkgelegenheid op. Zo valt verduurzaming van de economie samen met
het verduurzamen van onze samenleving. Minister Cramer durft te
spreken van het groenste plan uit de geschiedenis. Voorzitter. De
Partij voor de Dieren vindt dat een gotspe. Het is een polderakkoord
met een groen cadeaupapiertje eromheen, maar het is allerminst het
duurzame keerpunt wat wij nodig hebben. Het kabinet wacht kennelijk
liever tot de wal het schip keert in plaats van te kiezen voor een
andere koers. De kredietcrisis is slechts het topje van de ijsberg. De
crises die volgen zijn oneindig veel ernstiger. Nederland kiest op
zo'n moment voor de Calimero-strategie. Wat moeten wij als klein
landje nu bij zulke grote wereldproblemen?
Het risico om de banken overeind te houden, beloopt inmiddels 300 mld.
En dan moeten wij nog wachten op de volgende ronde van
steunmaatregelen die erachteraan komen.
De crisisaanpak van dit kabinet is een plan dat tegengestelde doelen
probeert te verenigen, zoals de bouw van windmolens en het investeren
in asfalt, alsook de isolatie van woningen en de afschaffing van de
vliegbelasting. Dit plan mag nauwelijks 2% kosten van het bedrag dat
de Staat aan risico loopt om volledig onverantwoord opererende banken
op de been te houden. Als dit maatgevend is voor de wijze waarop de
belangen zijn verdeeld in ons land, moet dat een schrikbeeld zijn voor
de Nederlandse kiezers. Er is 6 mld. voor een mager polderakkoord
waarmee nauwelijks iets wordt gedaan om de crisis te lijf te gaan en
er wordt wel 50 keer zo veel risicodragend vermogen in de vermolmde
banken gepompt zonder dat daarvoor in ruil een duurzamer, socialer en
rechtvaardiger beleid wordt gevraagd.
Alsof dat niet genoeg is, speelt het kabinet met de gedachte om de
AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar en blijft de subsidie voor
tophypotheken tot ver boven 1 mln. onaangetast. Het is ontzettend
jammer dat niet wordt nagegaan of arbeid aantrekkelijker kan worden
gemaakt door arbeid minder en de grondstoffen meer te belasten. Is dit
in overweging genomen?
Angst en gebrek aan creativiteit regeren dit land. Er is angst voor
verkiezingen, angst voor de leidende partij in de coalitie en angst
voor de wezenlijk andere keuzes die nodig zijn om Nederland om te
vormen van zeer onduurzaam naar duurzaam. Het kabinet komt niet verder
dan het plakken van wat groene pleisters op stinkende wonden. Kan het
kabinet nog eenmaal aan Nederland uitleggen waarom de banken kunnen
worden gepamperd met garanties en injecties tot 300 mld. en waarom het
voor de bevolking en de economie maar een vijftigste daarvan durft uit
te trekken? Waarom spreekt het kabinet zorgelijk over toekomstige
generaties, die niet mogen worden opgezadeld met een begrotingstekort,
terwijl het geen enkele moeite lijkt te hebben met dezelfde
toekomstige generaties, die een erfenis krijgen met een tekort aan
schone lucht, schoon water, regenwoud, een beheersbaar klimaat, schone
zeeën en voldoende biodiversiteit?
Waarom blijft het kabinet weigeren in te zetten op een grootschalige
transitie van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten naar
een meer plantaardige, schonere en efficiëntere samenleving die ook
nog een stuk diervriendelijker is? Waarom kiest het niet voor
handhaving van de milieuregels als het kabinet echt een New Grean Deal
voor ogen staat? Waarom biedt het kabinet niet meer kansen op het
platteland om bestaande bouwvolumes zoals stallen te benutten voor
permanente meergeneratiewoningen? Hiermee kunnen tientallen miljarden
als impuls voor de bouwsector worden gerealiseerd uit ontpotting van
particulieren in plaats van dat er wordt ingezet op bouwplannen
waarvan de realisatie en de financiering uiterst onzeker is. Waarom
stimuleert het kabinet niet de eigen voedselvoorziening in de vorm van
hoogwaardige eiwitproductie in de eigen regio, zodat het regenwoud
gespaard kan blijven? De zuinige manier waarop het kabinet nu inzet op
zogenaamde vergroening is "penny-wise and pound-foolish".
De echte waarden zijn niet te vinden in ons bankwezen. Dat wordt
steeds duidelijker. Onze echte waarden zijn schone lucht, schoon
water, natuur en biodiversiteit. Ze zijn niet of nauwelijks terug te
vinden in het compromis van de partijen die zich beroepen op
rentmeesterschap en solidariteit, maar daarvan in hun daden bitter
weinig laten terugkomen. Voorts zijn wij, samen met de heer Rutte, van
mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. De SGP-fractie complimenteert het kabinet van harte met
het feit dat het er in ieder geval in is geslaagd de indruk te wekken
dat het niet over één nacht ijs is gegaan. De realiteit is minder
prozaïsch. Het heeft allemaal lang geduurd. Een belangrijke oorzaak
daarvan ligt in partijpolitiek gekibbel. Terecht vraagt de regering in
het aanvullende beleidsakkoord aandacht voor de morele aspecten van
deze crisis. Inderdaad: niet bij brood alleen zal de mens leven. Er
gebeurt niets bij geval. De SGP-fractie vindt een discussie enkel en
alleen over de economische crisis onvoldoende. Laten wij daarom lessen
trekken uit alles wat nu gebeurt. Hebzucht en begeerte moeten worden
afgelegd.
De klap van deze crisis, die een flinke deuk in onze welvaart slaat,
roept ons en onze consumptiemaatschappij tot de orde, schudt ons
wakker!
Verootmoediging over dit alles past en levert moreel herstel op,
waarmee wij pas echt sterker uit de crisis komen dan dat wij erin
gingen! Ook in dit debat over de economische crisis verwijs ik
parlement, kabinet en samenleving graag naar de "opperste Wijsheid":
de God van de Bijbel.
Ik ga kort in op het besluitvormingsproces. De bewindslieden en de
coalitie mogen dan zeggen dat zij er sterker uitgekomen zijn, maar dat
geldt bepaald niet voor het beeld dat de regering heeft neergezet voor
het Nederlandse volk. De Tweede Kamer leek gisteren voor voldongen
feiten te zijn gesteld. Over de vraag of dat nu wel of niet het geval
is, en zo ja, tot hoever dan, hebben wij vanmorgen allerlei, zelfs
felle, schermutselingen gehad. Daarom heeft de PVV-fractie, helaas en
onterecht, een voor dit parlement uiterst ongebruikelijke, ultieme
conclusie getrokken om dit debat te verlaten. Dat is jammer. Mijn
conclusie tot nu toe is dat het heel moeilijk zal zijn voor de
coalitiefracties om een eigen koers te varen en eventueel uit de boot
te stappen op onderdelen van het pakket, hoewel de klankkleur na de
opmerkingen van collega Van Geel wel wat is veranderd. Dat is
duidelijk.
Eerst wordt met en tussen de coalitiefracties onderhandeld, vervolgens
wordt met de bonden onderhandeld, voorts wordt de Kamer gisteren met
een verklaring ingelicht, daarop wordt de pers uitgebreid te woord
gestaan en pas daarna is de Kamer aan zet. Het moet niet zo zijn of
lijken dat de regering bij iedereen in dit land draagvlak zoekt,
behalve bij de oppositie in de Tweede Kamer. Dat zou in ieder geval
anders kunnen en moeten.
Iedereen weet dat de verhoging van de AOW-leeftijd naar 67 jaar de
belangrijkste financiële onderbouwing vormt om de voorgestelde
investeringen op termijn terug te kunnen verdienen. Waarom zegt de
regering dan niet gewoon: dit is ons plan en daar zult u het mee
moeten doen? Maar nee hoor, omdat een voorzitter van een vakbond
dreigt met acties, krijgt de polder tot oktober de tijd om
alternatieven aan te dragen die evenveel geld moeten opbrengen.
Diezelfde voorzitter begint nu alweer te dreigen met acties als zij in
de SER haar zin niet krijgt. Wie regeert er nu eigenlijk?
Bovendien, langs welke politieke meetlat wordt de aanvaardbaarheid van
de eventuele alternatieven gemeten en wat betekent "zwaarwegend" bij
dit advies? Ik noemde de constructie om dit aan de SER voor te leggen,
direct al een zwaktebod van het kabinet. Daarom blijft er tot oktober
sprake van grote onzekerheid en gekissebis, maar dat kunnen wij ons in
deze tijd van crisis niet permitteren.
Mijn fractie vindt het teleurstellend dat het kabinet nu niet helemaal
afziet van de geleidelijke afbouw van de algemene heffingskorting.
Juist nu de werkloosheid toeneemt en gezinnen het dus moeilijker
krijgen, is het onwenselijk, mensen te straffen die er helemaal alleen
voor staan om hun gezin draaiende te houden. Waarom kan de afspraak in
het coalitieakkoord over de vliegtaks wel worden teruggedraaid, maar
moet de afbouw van de algemene heffingskorting koste wat kost toch
doorgaan?
Onze lijn is steeds geweest: eerst stimuleren en daarna op langere
termijn saneren. Maar de bezuinigingen om de forse uitgaven en lagere
inkomsten te compenseren, zijn nu wel naar de toekomst verschoven. Ook
zijn ze afhankelijk gemaakt van onzekere economische ontwikkelingen.
Dat laatste komt toch wel zwak over. Er worden maatregelen genoemd die
niet uitblinken in zekerheid en concreetheid. Hierin schuilt een groot
gevaar. Volgens mijn fractie moet er nu worden geïnvesteerd, maar dit
vergt harde garanties voor saneren op de langere termijn. Daarbij komt
dat de nu genomen structurele maatregelen vroeg of laat toch al hadden
moeten worden genomen in verband met de kosten van de vergrijzing.
Je kunt met die maatregelen niet de oplossing van twee problemen
financieren: het probleem van de crisis en dat van de vergrijzing.
Hierop krijg ik graag een reactie.
Het voornemen van de minister-president om een crisis- en herstelwet
op te stellen waarmee harde afspraken worden gemaakt, lijkt op het
eerste gezicht goed. Echter, hoe hard is die wet in de praktijk? Stel
dat een volgende coalitie niets ziet in de nu voorgestelde plannen.
Men kent de mogelijk electorale overwegingen. Dan is die wet zo weer
van de baan. En: hoe zit het met de borging van de belangen van de
burgers? Is trouwens versneld bezuinigen als er meer ruimte komt een
optie voor dit kabinet? Stel dat het herstel langer gaat duren. Gaan
wij het dan redden, gelet op de snel oplopende staatsschuld?
Voorzitter. Tot slot wil ik het hebben over het pakket waarmee men de
crisis te lijf wil gaan. Wat mij opviel bij het bestuderen van de
voorgestelde plannen was dat veel van de vermelde maatregelen al in
het coalitieakkoord waren opgenomen dan wel al veelvuldig waren
besproken tijdens eerdere debatten over de crisis. Natuurlijk er zijn
plussen en die wil ik ook benoemen. Ik denk dan aan de maatregelen
rond het Deltafonds. Ik denk verder aan de extra stimulering voor het
bereiken van een duurzame economie, waaronder de totstandkoming van
een robuuste en toekomstgerichte SDE-regeling. Ik denk ook aan de
maatregelen die de werkloosheid en vooral de jeugdwerkloosheid zoveel
mogelijk moeten tegengaan. Op de volgende punten wil mijn fractie
echter wel intensiveringen en ombuigingen gerealiseerd zien.
Ik noem de kinderopvang. Wij geven ook in overweging om de
hypotheekrenteaftrek op een goed moment af te toppen. Wat mijn fractie
betreft gebeurt dat vanaf EUR750.000. Ter zake van de pensioenen merk
ik het volgende op. Het eerste kortingsmoment voor de nominale
pensioenrechten wordt uitgesteld tot 1 januari 2012. Het onverhoopt
moeten incasseren van deze pijn wordt daarmee drie jaar
vooruitgeschoven. Dat is het maximum dat wij ons kunnen veroorloven
bij een evenwichtige afweging die pensioenbesturen moeten maken ten
aanzien van de belangen van de jongere en oudere generaties. Te snel
korten leidt tot een vertrouwensbreuk, maar te lang wachten
uiteindelijk ook.
Wat mijn fractie betreft kan er een slag geslagen worden met het
huurbeleid. Dat is bedoeld voor de lagere inkomens, en terecht. Het
CPB heeft echter bereikend dat de midden- en hoge inkomens ervan
profiteren met jaarlijks een bedrag van 7,75 mld. Dat is groot geld.
Wat dat betreft valt er iets te doen zonder dat de pijn op de
verkeerde plaats terechtkomt. Ik zal niet meer punten noemen, maar wij
zien ook mogelijkheden voor bezuiniging in de sfeer van het afschaffen
van het verlaagde btw-tarief voor bepaalde vormen van amusement,
kermissen, circussen en bioscopen. Dat zou 260 mln. kunnen opleveren.
Voorzitter. Diverse maartregelen moeten uiteraard verder worden
ingevuld en uitgewerkt. Zij komen in de Kamer nog aan de orde. Ik denk
hierbij aan de maatregelen voor de zorgsector. Zoals gezegd, zal mijn
fractie er scherp op toezien dat de kwetsbaren in onze samenleving ook
in de toekomst worden ontzien.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Onbenullig, onbenullig en nog eens onbenullig: dat is mijn
karakterisering van het plannetje van het kabinet. Onbenullig wat de
procedure betreft, onbenullig wat de stimulering betreft en onbenullig
wat de sanering betreft. Ik zal dit toelichten en daarbij zeggen wat
Trots op Nederland daar tegenover zet.
Onbenullig is de procedure. Drie weken vergaderen, niet om tot een
stevig pakket te komen, nee, om de plooien in de coalitie glad te
strijken. Partijpolitiek, achterkamertjespolitiek, maar geen
landsbelang. Polderen om te polderen. De voorzitters van de
regeringsfracties praten mee, maar de voorzitter van de grootste
vakbond mag beslissen. De Tweede Kamer, de volksvertegenwoordiging,
staat aan de zijlijn. Het volk dus ook. Naar de burgers wordt niet
geluisterd. Waar haalt dit kabinet het lef vandaan en waarop baseert
het de rechtvaardiging om zowel het parlement als de burgers op zo'n
manier te schofferen en op zo'n manier buiten spel te zetten? De
conclusie is duidelijk. Het politieke systeem is rot. Het politieke
systeem is zo rot als een mispel en de totstandkoming van dit
crisispakketje is daarvan weer een helder voorbeeld. De kloof tussen
burgers en overheid, de kaasstolp, het onderlinge gedoe, het polderen,
het democratische proces: nee, dit heeft niets met democratie te
maken. Maar weglopen helpt niet. Juist de volksvertegenwoordiging moet
ervoor zorgen dat de burgers weer aan bod komen. Ik zal daarvoor
blijven vechten.
Voorzitter. Crisisbestrijding heeft wat mij betreft twee aspecten: ten
eerste het stimuleren van de economie en ten tweede het saneren van de
overheidsuitgaven. Op beide onderdelen -- u raadt het alweer --
onbenullig! Eerst het stimuleren van de economie. Het grote probleem
van de crisis is en wordt de werkloosheid, maar welke werkgelegenheid
wordt er nu met dit pakketje gecreëerd? Daarover zijn geen cijfers
gepresenteerd, vermoedelijk omdat de effecten heel erg klein zijn;
onbenullig, zou je kunnen zeggen. Graag een doorrekening. Nergens
staat hoe de werkgelegenheid in de woningbouw wordt gestimuleerd, nota
bene één van de pijlers onder de economische bedrijvigheid van ons
land. Een derde van de bedrijven in de woningbouw heeft te weinig
werk.
Trots op Nederland heeft al vaak voorgesteld om de
overdrachtsbelasting af te schaffen en de hypotheekgarantie omhoog te
brengen en om de enorme fondsen bij de woningcorporaties te benutten
en ook zo snel mogelijk voor sociale woningbouw. En dan het mkb, het
midden- en kleinbedrijf, onze stille helden. Dat mkb zit in de knel,
want daar ontstaat werkloosheid. En het mkb wordt in de plannen van
het kabinet nauwelijks genoemd. Wij hebben al eerder voorgesteld om de
kredietverlening aan het mkb weer vlot te trekken. Ik vraag aan de
minister-president: hoe gaat dat nu concreet gebeuren? Een tweede
vraag: wat zijn nu die concrete afspraken, waar twee coalitiepartijen
in ieder geval niets van wisten, met ABN AMRO en ING?
Ons voorstel: heroprichting van de Nationale Investeringsbank, onder
andere gevoed door braakliggende fondsen van provincies en gemeenten.
Er is geld zat in Nederland. Pensioenfondsen kunnen deelnemen en ook
de opbrengsten van de verkoop van de energiebedrijven Nuon en Essent
moeten daarin ondergebracht worden. Het door ons voorgestelde
herverzekeringsfonds voor leningen aan het mkb kan ook bij deze nieuwe
investeringsbank worden ondergebracht. Op dit moment zeggen wij:
handen af van de AOW-leeftijd. De 65-plussers zijn de mensen die dit
land hebben opgebouwd. Zij hebben gezorgd voor de welvaart die wij nu
hebben en daar zijn we trots op; die laten we met rust. Laten we eerst
al die mensen die kunnen werken maar dat niet doen aan de bak helpen.
En laten we al die mensen van 50-plus die gewoon maar aan de kant
gezet worden weer een kans geven. Dat levert niet alleen per direct
geld op, maar resulteert ook nog in een besparing. Hoe worden de
vacatures vervuld in de zorg en in het onderwijs? Is het nu eens niet
een goede tijd om daar wat aan te doen?
Dan de sanering van de overheidsfinanciën. Natuurlijk is dit een
belangrijk onderdeel van een serieus pakket. Even een kleine opmerking
over het verleden: als de aardgasinkomsten sinds 1959 niet verspild
waren, was er nu geen reden tot saneren geweest. Maar goed, het
potverteren tot op heden heeft ons in deze situatie gebracht. Is dit
plannetje van het kabinet nu een serieus saneringsplan? Nee, helemaal
niet. Ambtenaren leveren in, huizenbezitters gaan meer betalen,
AOW'ers leveren in. Maar overduidelijk is dat zelfs nu de overheid
niet toekomt aan de sanering van haar eigen financiën en uitgaven,
zelfs nu niet. Wat ons betreft is een grondige sanering van de
overheidsuitgaven nu op zijn plaats.
Wat betekent dat? Een toets op effectiviteit van alle subsidies die
wij hebben. Niet effectief? Saneren! Zijn er niet te veel ambtenaren,
niet te veel regels, niet te veel bureaucratie? Saneren, saneren en
nog eens saneren! Onze bijdrage aan ontwikkelingssamenwerking
terugbrengen, een restrictief immigratiebeleid. Het staat allang vast
dat de enorme overregulering elk jaar weer 1% van ons nationaal
inkomen kost.
Voorzitter. Tot slot.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter...
De voorzitter:
Ik dacht: laat mevrouw Verdonk even haar verhaal afmaken.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Nog vijf regels, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Verdonk, vervolgt haar betoog.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Tot slot. Dit pakketje maatregelen is gebaseerd op een
verwachting van 3,5% krimp. Mijn vraag is of dit nog een reële
schatting is afgezet tegen de ontwikkeling in Duitsland. Graag een
antwoord daarop.
Mijn conclusie is duidelijk. Dit is geen pakket voor een serieuze
aanpak van de crisis, maar een coalitieoverlevingspakketje. Dat is
onbenullig op het punt van politiek functioneren, op het punt van
stimuleren en op het punt van saneren.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Dit is stevige taal. Het is niet aan mij om het kabinet te
verdedigen, maar ik vind wel dat wij mogen verwachten dat mevrouw
Verdonk met een serieus alternatief komt, zoals GroenLinks ook heeft
gedaan. Er verdwijnt heel veel werk op dit moment. De stijging van de
werkloosheid is een groot probleem. Mij verbaast dat mevrouw Verdonk
luchtig en vrolijk zegt: al die mensen gaan wij aan het werk helpen en
moeten wij aan het werk helpen.
Vijftigers die onterecht aan de kant worden gezet. Maar werk
verdwijnt. Hoe gaat zij al die mensen aan het werk helpen? Het enige
dat ik uit haar woorden kan opmaken, is dat zij een enorme hoeveelheid
Melkertbanen wil gaan scheppen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Integendeel! Al maanden vraag ik aan de heer Bos om ervoor te zorgen
dat er weer kredieten verleend gaan worden, zodat het bedrijfsleven,
vooral het midden- en kleinbedrijf, waar 50% van onze werkgelegenheid
in zit, blijft draaien. Heel veel bedrijven staan stil, krijgen geen
kredieten meer om te investeren of uit te breiden. Het is zelfs zo
dat, als er al een kredietverleningstraject loopt, de bank het krediet
alsnog opzegt. Als het midden- en kleinbedrijf stil komt te liggen, en
dat gebeurt op dit moment, komt de werkgelegenheid onder druk te
staan, omdat de werklozen daar voor een heel groot deel vandaan komen.
Het is dus de taak van het kabinet, de taak van de minister van
Financiën en vooral de taak van onze grote leider de
minister-president, om te zorgen dat er wel kredieten verleend worden
en dat er geld in omloop wordt gebracht.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Mevrouw Verdonk heeft gelijk dat een deel van het probleem ligt in de
kredietverlening. Ik geloof dat zij ook wil voorstellen om het
bankwezen in zijn geheel te nationaliseren. Maar dat is niet de hele
oplossing. Het beeld dat zij schetst vind ik echt veel te simpel, want
het grote probleem is de kolossale uitval van de vraag. Ik zie niet in
hoe zij die repareert door alleen maar de kredietverlening op gang te
brengen. De bouw heeft last van vraaguitval, de staalindustrie heeft
last van vraaguitval. Dat gebeurt overal. Maar hoe denkt zij de vraag
weer op gang te brengen?
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
In de eerste plaats zijn wij niet voor het nationaliseren van alle
banken. Als het kabinet vindt dat geld van de belastingbetaler in
banken moet worden geïnvesteerd, vinden wij dat er voorwaarden moeten
worden gesteld aan de kredietverlening en het uitbetalen van bonussen
en dat banken daar ook aan moeten worden gehouden. Wij hebben
voorgesteld om in elk geval de overdrachtsbelasting af te schaffen en
om de hypotheekgarantie te stellen op EUR350.000. Deze maatregelen
zorgen ervoor dat de huizenmarkt weer in beweging komt.
De voorzitter:
Mij hebben veel verzoeken bereikt om nu de dinerpauze te houden. Daar
wil ik aan tegemoetkomen.
De vergadering wordt van 17.22 uur tot 18.50 uur geschorst.
Minister Balkenende:
: Mevrouw de voorzitter. Ik dank de geachte afgevaardigden voor hun
inbreng in de eerste termijn over het aanvullend beleidsakkoord Werken
aan toekomst.
Ik betreur het dat de heer Wilders het debat zo vroegtijdig heeft
verlaten. Ik had graag ook met hem het debat gevoerd. Je kunt van
opvatting verschillen, maar het is altijd goed om elkaar in de ogen te
kijken. Ik vind het jammer dat hij dit debat niet heeft gevoerd met
het kabinet en met de fracties.
De afgelopen weken zijn in de Kamer en in de media al veel politieke
discussies gevoerd over de recessie en de mogelijke beleidsreacties.
Veel van de inbreng is daarom herkenbaar. Ik wil het antwoord van het
kabinet als volgt opbouwen. Ik zal een algemene reactie geven en
daarbij onder meer ingaan op de vragen over het proces. Ik zal ook in
algemene zin ingaan op de contacten met sociale partners en op enkele
onderwerpen die daarbij aan de orde zijn. Daarna zal de minister van
Financiën ingaan op de plannen van diverse politieke partijen, van de
fracties in dit huis. Hij zal ingaan op budgettaire zaken, op de
financiële sector en het beloningsbeleid. Ook zal hij het thema
"duurzaamheid" voor zijn rekening nemen. Minister Rouvoet zal ingaan
op de morele agenda en op het onderwerp jeugdwerkloosheid. Ten slotte
zal minister Donner stilstaan bij het sociaal akkoord en de
onderwerpen die daarbij horen.
Nederland alleen kan de mondiale recessie niet opheffen. In die
wetenschap zijn onze ambities hoog. Onze ambitie is om de gevolgen
voor huishoudens en bedrijven te dempen. Onze ambitie is herstel van
werk en bedrijvigheid. Onze ambitie is om nu kansen te benutten voor
een duurzame en innovatieve economie. Onze ambitie is om de
samenleving moreel te versterken. Onze ambitie is herstel van
soliditeit.
Het aanvullend beleidsakkoord Werken aan toekomst bevat een samenhang
en een evenwicht aan acties om deze ambities vorm te geven. Samenhang
tussen alle maatregelen die het kabinet sinds het najaar van 2008 al
heeft genomen en deze nieuwe voorstellen. Samenhang tussen de
investeringen in 2009 en 2010 en het herstel van de overheidsfinanciën
vanaf 2011. Samenhang tussen kortetermijnvoorstellen en een
langetermijnagenda. Samenhang tussen wat wij in Nederland doen en wat
wij doen in Europees en internationaal verband. Evenwicht tussen
financieel-economische voorstellen en de immateriële, morele agenda.
Evenwicht in de verdeling van investeringen en in de spreiding van de
rekening. Evenwicht in de investeringen die wij plegen in zowel
arbeidsmarkt en onderwijs als duurzame economie, infrastructuur en
bouwen en verlichting voor het bedrijfsleven. Evenwicht in de
spreiding van de rekening. Geen per saldo bezuiniging in de jaren van
krimp, geen per saldo lastenverhoging in jaren van herstel. De
collectieve sector draagt bij nu de marktsector zo hevig wordt
getroffen. Verhoging van de AOW-leeftijd voor de lange termijn, helpen
bij de pensioenproblematiek op de korte termijn. Evenwicht tussen
acties voor nu, om de ergste gevolgen van de recessie te dempen, en
voorstellen voor straks, om onze economie versterkt uit de recessie te
laten komen.
Tegenover kritiek als zou het te weinig zijn, wijs ik op de ruim 80
mld. die in de financiële sector is geïnjecteerd, op de 200 mld. aan
garantiestellingen, op de economische waarde van het trendmatige
begrotingsbeleid van 50 mld. en de gecumuleerde economische waarde van
17 mld. van dit aanvullend beleidsakkoord. Tegenover de stelling dat
dit te veel is, wijs ik op het uitzonderlijke karakter van de recessie
en op de terechte zorgen van burgers en bedrijven en zeker van mensen
die hun baan verliezen. Het is vandaag door meer leden terecht gezegd:
het is een economische problematiek, maar zij raakt mensen diep.
De heer Pechtold (D66):
Toen dit allemaal begon, zei de minister president: alles moet op
tafel. Maar heeft u ook wat geconsumeerd? U schetst het beeld dat
tientallen miljarden uitgeven iets te maken heeft met
crisisbestrijding.
Voor mij is crisisbestrijding het inzicht dat oude systemen misschien
niet meer zo goed functioneren. Passen de markten waar de overheid
sturend op kan zijn zoals woningmarkt, arbeidsmarkt, de verhouding
tussen klimaat en energie, kennis en onderwijs nog wel bij deze tijd?
Crisisbestrijding is om daar hervormingen door te voeren die de
economie aanjagen en kansen bieden. Deze hervormingen pakken dan
misschien nog budgettair prettig uit. De minister brengt het alsof het
uitgeven van 80 mln. of garant staan voor 200 mln. daadkracht is. Ik
denk dat wij dat allemaal kunnen wanneer wij in die positie zitten.
Wij kunnen er nog wel een nul achter zetten.
Minister Balkenende:
Wanneer de heer Pechtold mij de gelegenheid geeft mijn verhaal te
vertellen, krijgt hij ook een totale benadering. Hij stopt mijn betoog
op het moment dat ik een aantal getallen heb genoemd. Hij heeft gelijk
wanneer hij stelt dat het om meer zaken gaat dan dat. De kern van zijn
opmerking is de vraag naar de visie die wij in algemene zin hebben op
een tijd die verandert. Ik heb een- en andermaal gezegd dat wij de
financiële en economische crisis niet afzonderlijk moeten bekijken.
Wij moeten ook de samenhang zien met andere onderwerpen: het
klimaatvraagstuk, het energievraagstuk, de vrije wereldhandel. Dat is
een- en andermaal naar voren gekomen. Ik breng dat steeds naar voren.
Dat is het eerste punt.
Het tweede punt is van een meer nationaal niveau. Wij staan nu voor de
moeilijke opgave om met elkaar een weg te vinden in deze crisis. Bij
de stimuleringen die wij plegen op de korte termijn moeten wij niet
zomaar een aantal zaken stimuleren. Nee, wij doen dat gericht naar een
viertal onderwerpen. In het stuk staat waarom het gaat.
Als derde punt moeten wij in morele zin lessen trekken van wat er in
de financiële sector is gebeurd. Daar heeft de Kamer in de stukken ook
het nodige over gelezen. Een ander punt betreft ook het anders werken.
Er moeten snellere procedures komen, wellicht ook lastenvermindering
en ruimte voor de samenleving.
Hiermee heb ik de contouren geschetst van wat nodig is. Wij nemen nu
in financieel opzicht genoegen met hogere tekorten die wij liever niet
hadden, maar die onvermijdelijk zijn. Wij maken een begin met
financieel herstel. Dat is een financiële discussie. Ook koppelen wij
hervormingen aan de langetermijnagenda. Wij bezien de grote vragen van
deze tijd in onderlinge samenhang. In deze stukken hebben wij een
poging gedaan om daarop vanuit onze verantwoordelijkheid een antwoord
te geven.
Ik heb veel typeringen aangetroffen op het stuk: ach, het is niets,
het is een pakketje om de coalitie overeind te houden. Ik neem daarvan
krachtig afstand. Wij hebben het niet alleen over de getallen, maar
over de benadering, de intentie waarmee het kabinet bezig is. Wij
vinden onze voorstellen een substantieel pakket. Ik houd dat de heer
Pechtold graag voor.
De heer Pechtold (D66):
Ik heb het idee dat de premier leeft in het isolement dat hij de
laatste weken voor zichzelf heeft gecreëerd. Een isolement waarin
eigen waarheden op een gegeven moment werkelijkheid worden. Andere
mensen zijn bezorgd over hun hypotheek, hun huis, hun baan, over werk,
pensioen, betaalbaarheid, of hun diploma dadelijk nog iets waard is en
of zij iets kunnen bereiken. Het is aan ons, en vooral aan de
regering, om die angsten te vertalen in nieuwe kansen. De regering
komt nu met een pakket waar heel lang over is gedaan en waarin ik die
aansluiting volledig mis. De minister verwijt mij dat ik hem te snel
interrumpeer, maar het is zijn eigen opbouw. Hij begint met de
stelling dat het geven van 80 mld. aan banken een oplossing is. Ik
vraag hem één ding, om het concreet te houden, en wel over de
arbeidsmarkt. Hij heeft het onderwerp langer doorwerken, dat hoort bij
modernisering van de arbeidsmarkt, nu met de bonden gemaakt tot een
bezuinigingsmaatregeltje dat je kunt veranderen door de
hypotheekrenteaftrek van villa's te veranderen. Ik neem aan dat hij
daar vanavond nog krachtig afstand van neemt. De band die dat heeft
met langer doorwerken, met de aanrechtsubsidie, met de duur van de WW,
met tal van dat soort zaken, met jeugdwerkloosheid waar hij wel een
goed punt van maakt, die hele visie ontbreekt ten enenmale.
Minister Balkenende:
Dat weerspreek ik met alle kracht. Er zit een werkelijkheid achter
alle gesprekken die wij hebben gehad om te komen tot deze getallen en
voorstellen. Die werkelijkheid schetste mevrouw Hamer waar zij sprak
over het bedrijf dat zij heeft bezocht. Dat geldt voor ieder van ons.
Het gaat om de zorgen die mensen in dit land hebben over hun baan,
over hun kinderen, over hun pensioen, noem alles maar op. Dat zijn
zorgen die mensen hebben. De crisis is nu sinds een aantal maanden
stevig aan de gang. Aanvankelijk speelde het zich af in Amerika, maar
nu zit het in de hoofden en harten van mensen in Nederland. Zo ligt
dat.
Wij proberen ervoor te zorgen dat wij met elkaar goed door deze
periode heen komen. Dat betekent dat wij er alles aan willen doen om
bedrijvigheid te stimuleren, om daar waar het kan
stimuleringsmaatregelen te nemen, om samen met werkgevers en
werknemers ook oplossingen te bieden, zodat jongeren aan de slag
kunnen en er opleidingsplaatsen zijn. Dat zijn onze intenties. Wij
willen een aantal slagen maken, bijvoorbeeld in de sfeer van
duurzaamheid in relatie tot energie. De minister van Financiën zal in
dit verband nader ingaan op de SDE-regeling. Dat zijn allemaal zaken
die te maken hebben met het perspectief voor dit land. Vanuit die
intentie zijn wij bezig geweest met het opstellen van de plannen. Ik
geef graag toe dat het passen en meten is.
En als je het hebt over de specifieke dingen die te maken hebben met
houdbaarheid, dan maak je inderdaad keuzes. Ik wil daar nog het
volgende over zeggen. De houdbaarheidsmaatregelen die wij in dit
akkoord hebben genomen, zijn van een grotere omvang dan de cijfers die
ooit in een coalitieakkoord zijn opgenomen. Men kan het hiermee oneens
zijn, maar men hoeft alleen maar te kijken naar de cijfers die worden
genoemd. Die zijn van een grotere orde dan die in het coalitieakkoord.
Waarom doen wij dat? Wij doen dat om in te spelen op de toekomst.
De heer Pechtold is specifiek ingegaan op de verhoging van de
AOW-leeftijd naar 67 jaar. Dat past ook in dit debat. Waarom hebben
wij gekozen voor die leeftijd van 67 jaar? Ik geef mevrouw Kant gelijk
dat dit niet in de verkiezingsprogramma's stond. Maar door de situatie
waarin wij nu verkeren, hebben wij te maken met een aantal essentiële
onderwerpen. Ik noem de soliditeit van de overheidsfinanciën, ik noem
de grote problemen waar pensioenfondsen mee te maken hebben en ik noem
het probleem van de arbeidsparticipatie. Om al die redenen hebben wij
gezegd dat het goed is om die stap nu te zetten. Wij zijn op dit
gebied ook niet geïsoleerd bezig, want wij weten dat andere landen er
ook mee bezig zijn. Ik noem een land als Duitsland.
Om die redenen hebben wij voor deze maatregel gekozen. Dat is tot nu
toe niet gebeurd. Ik ken het standpunt van de heer Pechtold erover. Ik
heb goed naar zijn betoog geluisterd. Hij heeft het gehad over de
signalen die op een gegeven moment kunnen worden opgepikt. Deze keuze
hebben wij gemaakt. Het is wel een fundamentele keuze. Er is
natuurlijk nog veel te zeggen over het contact met de sociale partners
-- ik kan daar uiteraard op ingaan -- maar dan weet de Kamer iets van
de intentie waarmee wij zo'n voorstel hebben gedaan.
Een ander voorstel heeft te maken met de zorgkosten. Een ander
onderwerp is het eigenwoningforfait. Dat hangt ook weer samen met de
vraag hoe ervoor kan worden gezorgd dat de lasten ook redelijk worden
verdeeld, dat er sprake is van evenwicht in de benadering, dat ook
mensen die het beter hebben worden aangesproken.
De heer Pechtold (D66):
Het feit dat u zegt dat wij moeten kijken naar de bedragen, geeft toch
aan dat er een soort verwachtingspatroon is. Hoe hoger het bedrag, hoe
beter het beleid! Dat klopt niet, want de vier markten die zojuist
noemde, kan ik heel kort kenschetsen. Milieu, natuur, klimaat en
energie zijn onderdelen die u nu juist zou moeten omvormen. Dat is
echter een matig pakket en de organisaties op dat gebied krijgen
"toedeloe" van uw minister te horen. Een ander beleidsonderdeel is
kennis en onderwijs. U ziet het op dit moment: daar is onrust, omdat
men ziet dat uw beleid ervoor zorgt dat wij er dadelijk bij kennis en
onderwijs op achteruit gaan, terwijl u al jaren die agenda beheert. U
had die Plasterk tot daden moeten dwingen! Op het gebied van
woningmarkt bent u nog steeds uw heilige huisjes van hypotheekrente en
huurliberalisatie niet uitgekomen. En het laatste punt is de
arbeidsmarkt. U pakt er één ding uit: het langer doorwerken. En u
brengt dat niet in verband met de andere zaken die noodzakelijk zijn.
En het zijn oppositiepartijen die met goede ideeën moeten komen om
ervoor te zorgen dat delen van de kwetsbaarheid, zoals de jongeren net
door Rutte gedaan, nog tot een totaalvisie leiden. Dat is gebeurd,
want mevrouw Jongerius mag zo'n belangrijke hervorming nog steeds
inruilen voor iets anders. Als het maar geld oplevert. Waar of niet!
Ik zou heel graag hebben dat u daar nu meteen op ingaat, want dan
kunnen wij allemaal rustig de rest van de avond in.
Minister Balkenende:
Ik wil eerst ingaan op de vraag wat er gebeurt met de arbeidsmarkt. U
doet het kabinet geen recht als u zegt dat het alleen om die
leeftijdsgrens van 67 jaar gaat. Nee, het gaat om de grens van 67
jaar, het gaat om jeugdwerkloosheid, het gaat om instrumenten die wij
inzetten, zoals een deeltijd WW. Er zijn ook nog andere zaken waar het
kabinet al mee bezig is. En het is ook een kwestie van de contacten
die zijn gelegd met de sociale partners, waar evenzeer tussen
werkgevers en werknemers onderlinge afspraken zijn gemaakt. Dat zijn
allemaal acties die erop zijn gericht om het aan het werk houden van
mensen te stimuleren. Als mensen een baan niet langer kunnen
uitoefenen omdat het slecht gaat met het bedrijf, dan moet worden
geïnvesteerd in het van werk naar werk gaan. Ik vind dus dat wij de
zaken wel in perspectief moeten plaatsen.
Ik kom te spreken over de contacten met mevrouw Jongerius. Ik heb
exact aangegeven welke reden er was voor het besluit van de
coalitiepartijen. Dat hebben wij als kabinet ook bevestigd in onze
discussie van gisteren. Bij de vakbeweging, althans bij de FNV,
bestaan bezwaren tegen het verhogen van de AOW-leeftijd naar 67 jaar.
Wij hebben toen in het onderlinge overleg gezegd: oké, u kent onze
positie, u weet wat de redenen zijn voor deze stap die wij willen
zetten, maar wij stellen u in de gelegenheid om een alternatief aan te
reiken. Dat zal voor ons een zwaarwegend advies zijn, maar wij zijn
degenen die het besluit zullen nemen. Uiteraard is een kabinet dan
verantwoordelijk. Zo ligt het. Het was een verzoek om zich te beraden
op alternatieve mogelijkheden. Wij zullen de voorstellen afwachten,
wij zullen dat advies dan zwaarwegend bekijken, maar wij houden onze
eigen verantwoordelijkheid.
Ik ga meteen naar de volgende vraag, namelijk of er condities zijn
gesteld. Wij hebben de argumenten aangereikt waarom wij vinden dat het
nodig is. Dat staat ook in de brief. Het is aan de SER om met een
alternatief te komen. Daaraan verbinden wij geen condities, omdat de
SER altijd mag adviseren, zelfs als wij geen vragen stellen.
Vervolgens is het aan ons om een weging te maken. Langs die lijnen
zullen wij opereren.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter, eerst even over de orde. Naar aanleiding van de vragen van
de heer Pechtold heeft de minister-president nu drie grote thema's bij
elkaar gepakt, namelijk de AOW, de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën en de samenhang in het crisispakket. Dat zijn stuk
voor stuk thema's waarvan ik aannam dat wij er apart op konden
reageren. Ik verwijt hem dat niet, maar het is belangrijk om de
samenhang van het debat in de gaten te houden.
Minister Balkenende:
Ik volg uw vraagstellingen.
De heer Rutte (VVD):
De heer Pechtold stelde, meen ik, een vraag over een samenhangend
crisispakket. U zag daarin aanleiding om het heel erg te verbreden,
maar dat is uw keuze. Ik wil even terug naar het crisispakket. U hebt
het over 80 mld. in de banken en 200 mld. garantstelling. Ik zeg daar
nog eens bij 80 mld. de komende drie jaar, waarmee de staatsschuld zal
oplopen, omdat er in 2009 en 2010 -- dat is een keuze van het kabinet
-- niet wordt bezuinigd. Vanaf 2011 wordt er alleen bezuinigd als dat
in uw ogen economisch verstandig is. Er zijn economen die zeggen dat
dit onverstandig beleid is. Omdat mensen zien dat u de staatsschuld zo
laat oplopen en tegelijkertijd, buiten de AOW-maatregel, geen
langetermijnmaatregelen neemt, is de kans levensgroot dat mensen op
hun spaargeld blijven zitten en hun geld niet besteden, omdat zij niet
het vertrouwen hebben dat de overheid in de toekomst in staat is om
zonder belastingverhoging dit probleem op te lossen. Wat is uw reactie
op deze economen?
Minister Balkenende:
Het bestedingspatroon van mensen is inderdaad afhankelijk van de
vertrouwensfactor. Wij hebben wel eens meegemaakt dat landen zeiden
dat zij de btw gingen verlagen. Dat kost een hoop geld, maar je hebt
geen enkele garantie dat mensen hun geld dan ook gaan besteden. Wij
proberen juist door samen te werken met werkgevers en werknemers en
door met pakketten te komen die een bijdrage leveren aan het herstel
van vertrouwen, ons steentje eraan bij te dragen dat zaken de goede
kant uitgaan. Ik zeg er tegelijkertijd bij dat wij niet een
wereldrecessie kunnen ondervangen. Wij kunnen het niet tegenhouden als
de wereldhandel in elkaar zakt en wij daarvan de effecten ondervinden.
Zo liggen de feiten; dat weet u ook. Het gaat erom dat wij met elkaar
zeggen dat wij in staat zijn om deze crisis door te komen. Wij hebben
allemaal onze bijdrage daaraan te leveren, wij als regering, in
samenspel met het parlement, werkgevers en werknemers, provincies en
gemeenten. Het is een heel lastige periode.
Dan het punt van de staatsschuld en het financieringstekort. Ik sprak
laatst nog uw partijgenoot Zalm. Ook zijn opvatting was dat je in deze
tijd genoegen moet nemen met een hoog tekort, gewoon omdat als je in
deze omstandigheden het tekort ineens radicaal zou terugdringen, dat
een buitengewoon dempend en negatief effect heeft op de economische
ontwikkeling. Ik ben niet gelukkig met -5,5%, dat zeg ik ronduit. Ik
zie alleen ook de dramatische situatie waarin de economie is
terechtgekomen. Ik accepteer dan een hoger tekort op deze termijn. Dat
geldt voor tal van landen. Je moet wel, wetende dat je op korte
termijn hebt te ondersteunen, de weg beginnen naar herstel. Dat is
precies wat er in de stukken staat. Het is een combinatie van
stimuleren en ondersteunen op korte termijn en werken aan houdbaarheid
en saldoherstel op de ietsje langere termijn.
De heer Rutte (VVD):
Het grote probleem is dat dat herstel grotendeels pas zal plaatsvinden
in volgende kabinetsperioden. Het geldt natuurlijk ook voor mijn
partij dat je niet kunt voorkomen dat de staatsschuld oploopt. Waarom
hebt u er echter voor gekozen om in 2009 en 2010 niet heel kritisch te
kijken naar allerlei uitgaven die, als u ze zou schrappen of
verminderen, de economie geen schade zouden berokkenen? Waarom hebt u
ervoor gekozen om in 2009 en 2010 de staatsschuld volledig uit de
rails te laten lopen? Daarover zijn de economen het eens: als je dat
al doet, moet er ten minste zicht zijn op structurele hervormingen.
Ook dat zicht ontbreekt echter, behalve misschien de AOW-maatregel,
maar die is op zichzelf ook al onvoldoende. Het gevolg zal zijn dat
mensen zeggen: wacht even, de staatsschuld loopt verschrikkelijk op,
het kabinet doet te weinig en dat betekent dat in de toekomst de
belastingen omhoog moeten. Mensen zijn niet gek. Zij besluiten dan om
op dit moment hun bestedingen terug te schroeven, simpelweg omdat zij
geen vertrouwen hebben in dit kabinet om het probleem te tackelen.
Waarom hebt u er niet voor gekozen om ook in 2009 en 2010 de uitgaven
te schrappen die zonder schade aan de economie hadden kunnen worden
geschrapt?
Minister Balkenende:
Als u kijkt naar ons stimuleringspakket voor dit jaar en volgend jaar,
dan zult u zien dat het saldo dit jaar ietsje oploopt. Volgend jaar
blijft het saldo gelijk. Dat betekent dat wij, waar wij aan de ene
kant stimuleren, volgend jaar niet tot een vergroting van het
financieringstekort komen en dat je naast stimulering ook ombuigingen
hebt. Wij hebben dat op een prudente manier gedaan. Natuurlijk is er
sprake van tegenvallers. Dan moet je die opvangen. Zelfs dit en
volgend jaar wordt natuurlijk kritisch gekeken naar het
uitgavenpatroon. Wij zeggen dat op grond van de situatie een krimp van
3,5% dit jaar en volgend jaar onvermijdelijk is.
In 2011 gaan wij een aantal dingen doen die van groot belang zijn. Het
eerste is dat wij nu al -- daar gaan wij de komende maanden met elkaar
over spreken -- een ombuigingspakket gaan beleggen van 1,8 mld. Dat
wordt ingevuld en toegepast vanaf 2011. Het tweede is dat er
tegenvallers dreigen. Die zullen wij ondervangen. Het derde hangt
samen met de loonontwikkeling. Het heeft financiële voordelen als de
loonontwikkeling flink omlaag gaat. Dan zijn wij op drie manieren
bezig. Dan zeggen wij ook nog dat wij dit wettelijk willen vastleggen
-- daar zal de minister van Financiën nader op ingaan -- om aan te
geven dat de weg naar herstel geloofwaardig hoort te zijn en dat wij
op de wat langere termijn kiezen voor houdbaarheidsmaatregelen. Ik zeg
u dat wij nog geen regeerakkoord of coalitieakkoord hebben gehad,
waarin zo veel maatregelen zijn genomen.
Ik geef deze dingen aan tegenover de heer Rutte, om aan te geven dat
het ons ernst is met de weg naar herstel. Dan kun je vragen of dat
genoeg is. Hij heeft eerst zelf gezegd dat we dit jaar en volgend 40
mld. moeten ombuigen. Daar is hij van terug gekomen en daar ben ik hem
erkentelijk voor, maar hij moet ook kijken wat in deze tijd nodig is.
Wij hebben nu eenmaal te maken met een recessie die de laatste
decennia zijn weerga niet heeft gekend. Daarom is voor dit beleid
gekozen.
De heer Rutte (VVD):
Ik denk dat wij hier een fundamenteel verschil van opvatting moeten
markeren tussen u en de VVD-fractie. Wij vinden het onverstandig dat u
het tekort met deze enorme bedragen laat oplopen, zonder maatregelen
te nemen om dat tekort te dempen en zonder voldoende maatregelen te
nemen voor de lange termijn. Dat is een fundamenteel verschil van
menig. Daar kunnen wij nog lang over praten. Ik ga u daar vanavond
niet van overtuigen. Wij zullen met elkaar daarover nog komen te
spreken, maar de rekening is gigantisch. In de toekomst betekent dat
minder geld voor het onderwijs, minder geld voor de gezondheidszorg,
minder geld voor investeringen.
Ik heb nog een andere vraag en wel over de AOW. Dan houd ik op. U zei
net dat mevrouw Jongerius wat u betreft alles mag doen. Er zijn geen
voorwaarden vooraf, maar het kabinet beslist in oktober. De brief van
de minister van SZW is duidelijk over de criteria waarop u een
voorstel van de SER zult beoordelen. Nu zijn er twee mogelijkheden. Of
wel u hebt met mevrouw Jongerius een echte afspraak gemaakt dat zij
een faire kans krijgt om met een alternatief te komen. Dat is in ieder
geval de indruk die zij heeft. Of u hebt haar afgelopen dinsdagnacht
met een fopspeen het park van het Catshuis in gestuurd. Het is van
tweeën een. Ik hoor graag uw antwoord.
Minister Balkenende:
De werkelijkheid is precies zoals het in de brief staat. De
argumentatie is gegeven.
De heer Rutte (VVD):
Die vraagt nog om een duiding, dus graag uw uitleg.
Minister Balkenende:
Nee. Ik heb ook tijdens de persconferentie gezegd dat onze keuze voor
67 samenhangt met het thema houdbaarheid, de overheidsfinanciën raakt,
samenhangt met de moeilijke positie van de pensioenfondsen en raakt
aan het thema arbeidsparticipatie. Dat zijn de redenen voor de
coalitie om daarvoor te kiezen. Het is een gevoelige discussie. Wij
hebben gezegd dat het de SER vrij staat om met alternatieven te komen.
Wij zullen het SER-advies als zwaarwegend advies beschouwen, zeker als
het een niet-verdeeld advies zou zijn. Tegelijkertijd hebben wij
echter een eigen verantwoordelijkheid en degenen die daarover gaan,
dat is het kabinet en dat bent u als parlement. Zo is de situatie.
De heer Rutte (VVD):
Dan moet de conclusie zijn dat u de voorzitter van de FNV toch met een
fopspeen hebt opgezadeld, want het is geen fair akkoord wat u met haar
op dat punt hebt gesloten. Eigenlijk zegt u namelijk: wij doen in
oktober waar wij zin in hebben. Ik voorspel u echter dat u in oktober
toch gaat doen wat mevrouw Jongerius wil, want u zit dan vlak voor de
gemeenteraadsverkiezingen en uitstel na oktober zou afstel betekenen
van de AOW-maatregel. Ik voorspel dat nu. Ook daar zullen wij nog over
te spreken komen.
Minister Balkenende:
Ik gun de heer Rutte graag zijn speculaties. Ik geef precies aan wat
het standpunt is van de coalitie en nu dan ook van het kabinet, en wat
de weg is die zal leiden naar mogelijke alternatieven van de kant van
de SER. Die zullen wij op dat moment beoordelen. Zo ligt het en al het
andere is prematuur.
Mevrouw Kant (SP):
Ik dit geval hoop ik dat de voorspelling van de heer Rutte uitkomt,
want dat lijkt mij echt winst voor het komende halfjaar. Als de
minister-president spreekt over soliditeit, dan hoop ik altijd dat hij
ook spreekt over solidariteit. Allebei zijn belangrijk. Soliditeit
betekent dat wij solide zijn en op termijn niet meer uitgeven dan wat
wij binnenkrijgen. Dat is belangrijk. Je hoopt dan altijd dat het
opgelost wordt via solidariteit. Als de minister-president zegt: wij
gaan de AOW-leeftijd verhogen, dan vinden wij dat geen sociale, geen
solidaire oplossing voor het probleem dat de financiën in de toekomst
met zich meebrengen. De minister-president noemt zelf een aantal
redenen waarom hij vindt dat het nodig is en waarom het kabinet tot
die beslissing is gekomen. Hij noemt de arbeidsparticipatie.
Maar wij moeten constateren dat op dit moment slechts een derde deel
van de mensen ouder dan zestig jaar werkt. Als het kabinet iets wil
doen aan de arbeidsparticipatie, lijkt een andere inzet mij hogere
prioriteit te hebben dan het verhogen van de AOW-leeftijd.
De minister-president brengt het vervolgens als een
onvermijdelijkheid. Daarmee kom ik toe aan mijn tweede vraag. Hij zegt
iets te willen doen aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën.
Volgens mij is het gewoon een keuze. Hij kiest ervoor om de
AOW-leeftijd te verhogen. Hij kiest dus niet voor andere maatregelen
die hetzelfde financiële probleem ook zouden kunnen oplossen, zoals
een andere verdeling van de lasten of het aanpakken van de
hypotheekrenteaftrek voor de heel hoge hypotheken. Daarvoor kiest hij
dus niet. Het is niet onvermijdelijk. Het is een keuze. Een keuze die
in onze ogen niet solidair is.
Minister Balkenende:
Ik wil eerst ingaan op de leeftijd van 67 jaar. Daarbij willen wij oog
hebben voor de mensen met zware beroepen. Bij deze problematiek zullen
wij nader stilstaan. Het is geen kwestie van of/of. Mevrouw Kant
presenteert het in haar vraag alsof het een zaak is van of de
leeftijdsgrens van 67 jaar of het activeringsbeleid voor mensen boven
de vijftig jaar. In haar eerste termijn heeft zij het eveneens zo
geschetst. Wij zijn ook nu al druk bezig om mensen te laten meedoen.
Dat is dit jaar het geval en was vorig jaar al zo. Wij hebben steeds
de contacten met de sociale partners gehad om ervoor te zorgen dat
mensen gaan meedoen en niet worden afgeschreven. Dat moet sowieso
gebeuren.
Wanneer wij spreken over de leeftijdsgrens van 67 jaar, is dat een
kwestie van langetermijnontwikkeling. Wij moeten het daarover nog
nader hebben, maar het is iets dat wij gradueel zullen moeten
opbouwen. Er bestaat geen tegenstelling met het aan het werk helpen
van mensen die aan de kant staan. Hun participatie moet sowieso worden
versterkt. Tegelijkertijd moeten wij letten op de houdbaarheid,
situatie van de pensioenfondsen en participatie. Al die elementen
houden ons bezig. Er bestaat geen of/of-situatie. Het is en/en.
Daarbij komt ook nog het volgende. Destijds is de leeftijdsgrens bij
de AOW van 65 jaar gekozen op basis van de toenmalige opvattingen over
de levensverwachting. Mensen leven nu langer. Zij kunnen langer
participeren. Ik geef graag toe dat je mensen daartoe dan ook in staat
moet stellen. Het scholingsbeleid zal anders moeten zijn. De
organisatie van de arbeid zal anders moeten zijn. Het maximaal
benutten van de talenten van mensen is op lange termijn nodig. Er zijn
goede redenen om dit te doen. Mevrouw Kant heeft gelijk dat je het ook
niet kunt doen. Dan moet je voor alternatieven kiezen. De komende tijd
zal dit blijken, wanneer het advies van de SER wordt uitgebracht. Dat
zullen wij dan moeten bezien.
Mevrouw Kant (SP):
Het gaat om het alternatief waarvoor dit kabinet nu heeft gekozen. Dat
is wel degelijk de keuze om de AOW-leeftijd te verhogen van 65 naar 67
jaar. De minister-president kan niet hard maken dat dit noodzakelijk
is. Hij zegt dat het geen kwestie is van of/of maar van en/en. Het
lijkt mij dat als er nu al zo weinig mensen ouder dan zestig jaar
werken, dit zijn redenen heeft. Het zet dan weinig zoden aan de dijk
om de mensen tussen de 65 en 67 jaar te dwingen om door te werken. Dat
lijkt mij dan niet erg effectief, nog los van het feit dat het in onze
ogen totaal ongewenst is en het niet sociaal is om mensen zo lang te
laten doorwerken. Het is geen zaak van of/of, het is een zaak waar het
kabinet zijn prioriteiten legt. Ik meen dat het een hogere prioriteit
moet hebben om de arbeidsmarkt ook voor oudere mensen geschikt te
maken. Daaraan doet dit kabinet helaas nagenoeg niets.
De voorzitter:
Mevrouw Kant. Kunt u alstublieft wat korter formuleren.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Ik wilde dat u dat ook eens tegen de heer Pechtold zegt.
Wat u nu doet is niet echt reëel.
De voorzitter:
Bij deze.
Mevrouw Kant (SP):
Dan zal ik mijn stinkende best doen om zo kort mogelijk te formuleren.
De voorzitter:
Heel goed. En dan gaat de heer Pechtold dat doen en de heer Rutte.
Iedereen. Heel fijn. Dank u voor dit initiatief.
Mevrouw Kant (SP):
Het gaat uiteraard om de vraag welke keuzes je maakt. De
minister-president gaat niet in op het feit dat hij wel degelijk ook
voor iets anders kan kiezen dan voor het verhogen van de AOW-leeftijd.
Ik noemde niet voor niets het alternatief van de hypotheekrenteaftrek.
Die kan worden beperkt voor heel dure huizen. Dat kan ongeveer
eenzelfde besparing opleveren. Feitelijk kiest de minister-president
dus voor het langer door laten werken van opa's, oma's en ouderen om
het villabezit te kunnen blijven subsidiëren. Als je dat zo na elkaar
zegt, is dat toch geen sociale keuze?
Minister Balkenende:
Ik ga eerst in op de vraag hoe het met de participatie van ouderen
staat. Er is een tijd geweest dat het niet goed ging met de
participatie van mensen tussen 55 jaar en 60 jaar oud. Wij zien nu dat
het een stuk beter gaat met de participatie binnen die
leeftijdscategorie. De participatie van mensen tussen 60 jaar en 65
jaar begint ook toe te nemen. Het vorige kabinet werd eerst
bekritiseerd vanwege de verandering van de prepensioenfaciliteiten
zoals de VUT. Die maatregelen hebben er echter toe geleid dat mensen
nu langer participeren. Dat is goed. Wij verkeren op dit moment in een
proces waarin men langer gaat werken.
Mevrouw Kant stelt dat ik heb gekozen voor een AOW-leeftijd van 67
jaar in plaats van iets te doen aan de hypotheekrenteaftrek. Over de
hypotheekrenteaftrek wordt verschillend gedacht, ook in de Kamer en
misschien zelfs binnen de coalitie. Wij hebben niet willen kiezen voor
de hypotheekrenteaftrek. Dat hangt samen met het effect dat wij
verwachten als wij aan de hypotheekrenteaftrek zouden gaan tornen in
deze tijd. Ik zei echter al dat ik hier niet sta om te verklaren wat
wij niet hebben gedaan, maar om te verdedigen waarvoor wij wél hebben
gekozen.
Mevrouw Kant (SP):
Maar de argumenten hoor ik niet.
Minister Balkenende:
Een van de argumenten noemde mevrouw Hamer al. Het zou geen goed
signaal zijn als wij de hypotheekrenteaftrek nu aan de orde zouden
stellen, in deze turbulente tijd die heel veel onzekerheid voor mensen
oplevert.
Mevrouw Kant (SP):
Nee, nee, wij hebben het nu over de toekomst. U moet geen oneigenlijke
argumenten gebruiken. Ook de verhoging van de AOW-leeftijd wordt niet
morgen al op 67 jaar gesteld. Ook dat gebeurt in de loop van de tijd.
Hetzelfde geldt bij een wijziging van de hypotheekrenteaftrek. Mensen
hoeven zich echt geen zorgen te maken dat dit morgen ineens is
veranderd. Dat wil mijn fractie absoluut ook niet. Wij willen
eigenlijk überhaupt niet aan de hypotheekrenteaftrek voor gewone
mensen met gewone huizen komen. Die willen wij garanderen. Het gaat
mij echter om de excessen bij de hypotheekrenteaftrek. Wij zouden
daarmee iets kunnen doen voor de langere termijn. Dat levert op de
langere termijn evenveel geld op als het verhogen van de AOW-leeftijd.
U moet dus niet doen alsof de ene maatregel morgen kan worden
ingevoerd en de andere pas over twintig jaar. Mijn fractie en mijn
partij willen dit land voor de toekomst solidair maken en dat voor
komende generaties betaalbaar houden. Om dat te kunnen doen, kiezen
wij voor het aanpakken van de subsidies voor het villabezit, niet voor
het verhogen van de leeftijd waarop mensen AOW krijgen.
Minister Balkenende:
Mevrouw Kant, het is u toch niet ontgaan dat wij juist de mensen die
een duur huis hebben, extra gaan belasten met maatregelen rond het
eigenwoningfortait? Dat is een instrument dat wij inzetten om ervoor
te zorgen dat deze mensen een steentje bijdragen. Deze maatregel wordt
in bepaalde kringen bepaald niet met enthousiasme begroet. Dit is een
instrument dat evenzeer behoorlijk veel geld oplevert. Het telt
nadrukkelijk mee in de sommen over de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën. Dit is geen kleine maatregel.
Mevrouw Kant (SP):
De bedragen waarover wij het hadden, zijn echter vier of vijf keer
hoger dan het steentje dat u nu noemt. Dat weet u zelf ook. U mag uw
keuzes maken. Ik vind echter dat u moet verantwoorden waarom u kiest
voor het verhogen van de AOW-leeftijd, en niet voor het langzaam maar
zeker iets doen aan de excessen van de hypotheekrenteaftrek. De keuze
die u daarbij maakt, is niet onze keuze. U moet niet net doen of het
ene wel kan en het andere niet. Het kabinet kiest dus voor het
verhogen van de AOW-leeftijd.
Minister Balkenende:
Ja, wij kiezen voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Ik heb zojuist
uitgelegd waarom wij niet voor de andere maatregel hebben gekozen.
Mevrouw Kant (SP):
Ik heb nog een andere vraag, namelijk over de opening voor een
SER-advies. Ik ben blij met die opening. Dat geeft ook ons de kans om
de acties die wij vandaag zijn gestart om de AOW-leeftijd op 65 jaar
te houden, lekker op te kunnen starten. U zult zien dat het draagvlak
voor uw maatregel helemaal niet groot is. Wij zullen u dat in ieder
geval duidelijk maken. Wat zijn de criteria van de alternatieven die u
wel acceptabel vindt?
De heer Van Geel van de CDA-fractie heeft heel duidelijk bepaalde
voorwaarden gesteld. Mevrouw Hamer van de PvdA-fractie doet dat
eigenlijk niet, maar zegt dat het helemaal open is. Wat vindt het
kabinet nu? U zegt wel dat het open is, maar straks weegt u natuurlijk
wel het alternatief. Op basis van welke criteria doet u dat dan?
Minister Balkenende:
Ik wil heel precies zijn. De minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid heeft in zijn brief aangegeven waarom is gekozen voor
de leeftijd van 67 jaar. Het staat de SER vrij om met alternatieven te
komen, welke wij dan zullen beschouwen als een zwaarwegend advies. Op
dat moment gaan wij daarop in. Ik neem nu geen voorschot op die
discussie. Als ik dat doe, weet ik namelijk precies wat er gaat
gebeuren. Dan krijgen wij hier het afvinken van wat wel en wat niet.
Ik wil dat niet doen. Het kabinet heeft zijn visie gegeven. Het is aan
de SER om met een alternatief te komen. Vervolgens zal het kabinet
zijn mind opmaken. Dat is de thans voorliggende situatie en ik ga
helemaal niet in op de vragen welke criteria een rol spelen en hoe wij
dat dan gaan doen. Dat zien wij dan wel.
Mevrouw Kant (SP):
Geen enkele ...
De voorzitter:
Mevrouw Kant. Ik vind het mooi geweest. Dit wordt nu nummer acht in
één serie. Het begint een beetje apart te worden; laat ik het zo maar
zeggen. Dus, u gaat nu stoppen?
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. U hebt gelijk. Mag ik nog een allerlaatste vraag stellen
omdat er licht tussen de woorden van minister Donner enerzijds en die
van de minister-president anderzijds? Dan hebben wij het onderwerp
gelijk gehad en anders moeten wij er straks weer op terugkomen.
De voorzitter:
U maakt uw ...
Mevrouw Kant (SP):
U hebt gelijk.
De voorzitter:
Ja, maar ik schiet blijkbaar zo weinig mee op.
Mevrouw Kant (SP):
Ja maar, dan hoef ik straks niet nog een keer terug te komen.
De voorzitter:
Als wij dat dan, met alle getuigen hier, met elkaar kunnen afspreken.
Mevrouw Kant (SP):
Dat beloof ik.
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Kant!
Mevrouw Kant (SP):
Over de AOW.
De voorzitter:
Oh, dat had u er niet bij gezegd.
Mevrouw Kant (SP):
Minister Donner heeft gezegd dat er wel één voorwaarde is, namelijk
dat het SER-advies unaniem moet zijn. Begrijp ik nu dat die voorwaarde
er niet is?
Minister Balkenende:
Ik zal u precies zeggen wat aan de orde is geweest. Ik dacht dat de
minister van SZW gesproken had over een niet-verdeeld advies.
Niet-verdeeld. Dat hangt samen met de positie van de
vertegenwoordigers van het Centraal Planbureau en De Nederlandsche
Bank. Dat is de reden. Voor het overige geldt: laten wij afwachten wat
er komt van de SER, want op het ogenblik is het wel erg speculeren.
Wij zullen zien wat men aandraagt.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik dacht even dat ik met een filibuster te maken had ... Ik realiseer
mij heel goed dat in een crisis alles met alles te maken heeft. Dus is
het dan ook heel verleidelijk om in anderhalve zin alle onderwerpen
tegelijkertijd af te doen. Ik moet zeggen dat ik daar moeite mee heb,
want het gaat hier om een aantal heel grote maatregelen. Ik wil graag
weten wat de volgorde van het betoog van de minister-president is,
welke onderwerpen hij achtereenvolgens gaat bespreken, omdat ik denk
dat het prettig is als wij daar dan ook achtereenvolgens over kunnen
debatteren. Maar dat daargelaten.
De minister-president heeft ook gezien dat de heer Wilders op hoge
toon en met het gebruikelijke lawaai de zaal verliet. De heer Wilders
gaf daarmee, hoewel niet op mijn manier, uitdrukking aan een sentiment
dat wel breder leeft, namelijk dat de oppositie niet serieus wordt
genomen. Een maand geleden vroeg ik de minister-president of het een
deal of en duel zou worden, of hij wilde samenwerken of niet. Hoe
serieus neemt hij alternatieven die zijn aangereikt door de oppositie?
Hoeveel ruimte heeft hij daarvoor? Wil hij die alternatieven
overwegen? Laat ik het heel precies vragen. Er is door GroenLinks een
uitgewerkt alternatief AOW-voorstel ingediend. Dat hebben wij niet
voor het eerst gedaan, wij zijn er al langer mee bezig. De PvdA heeft
aangegeven zich niet op ons plan te willen vastleggen, maar wel open
te staan voor vergelijkbare denktranten. Ik wil van de
minister-president dezelfde bevestiging hebben.
Minister Balkenende:
Wij hebben als coalitie het besluit genomen om over te gaan van de
AOW-leeftijd van 65 jaar naar 67 jaar. Mevrouw Halsema heeft daar
andere opvattingen over. Discussiëren kunnen wij altijd met elkaar en
wij hebben bovendien nog een debat te gaan over de vraag hoe die
verhoging er precies uit zal zien. Wij hebben het nu nog in algemene
zin aangegeven. Wij zullen graag het debat met mevrouw Halsema
aangaan. Wij kunnen de argumenten met elkaar bespreken. Zij weet wat
onze visie is, maar wij sluiten ons niet af voor de discussie. Mevrouw
Halsema moet echter ook goed weten waar wij nu staan. Wij hebben niet
voor niets met elkaar over dit onderwerp gesproken. Het debat zullen
wij met haar aangaan. Wat de meer algemene vraag naar de ruimte voor
de oppositie betreft, wil ik even teruggaan naar een debat dat wij
eerder hebben gevoerd. Ik heb goed naar mevrouw Halsema geluisterd ...
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter, mag ik vragen of het antwoord misschien iets korter kan,
want wij moeten nog ontzettend veel onderwerpen af. Ik heb volgens mij
wel een antwoord gekregen op mijn vraag, namelijk de
minister-president staat er niet voor open. Ik heb geen behoefte aan
het cliché dat wij van mening verschillen. Het moge u namelijk
duidelijk zijn, minister-president, dat GroenLinks wel bereid is om de
AOW-leeftijd ter discussie te stellen.
(Boeh-geroep vanuit de SP-fractie)
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ach jongens, houd toch op!
Daarin neemt GroenLinks dus echt een andere positie in. Wij zijn
bereid om na te denken, als er maar voor gezorgd wordt dat ...
(Rumoer vanuit de SP-fractie)
De voorzitter:
U moet mevrouw Halsema gewoon laten uitspreken. Het is echt beleefd om
dat in dit gezelschap te doen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Als er maar voor wordt gezorgd dat mensen die kwetsbare beroepen
hebben of vroeg met werken zijn begonnen anders behandeld worden, als
ervoor wordt gezorgd dat de arbeidsduur een rol kan gaan spelen, zijn
wij wel degelijk bereid om er serieus over na te denken. In ons
verkiezingsprogramma staat ook een uitgedachte variant. Schuif mij dus
niet meteen bij het kamp van tegenstanders. Maar ik wil van u weten,
minister-president, of u ook bereid bent. Ons voorstel heeft een
betere economische houdbaarheid. Het is meerdere malen doorgerekend.
Het heeft ook heel goede effecten op de arbeidsparticipatie en er zit
een grotere rechtvaardigheid in. Ik wil dat u dat serieus weegt. Ik
wil dat u bereid bent om, als dat inderdaad blijkt, uw eigen voorstel
te heroverwegen. Dat wil ik van u weten, omdat ik anders somber wordt
over het verloop van dit debat.
Minister Balkenende:
Ten eerste hebben wij in het document aangeven waar wij staan. Ten
tweede wachten wij nu af wat de SER doet. Op enig moment zal het
kabinet dan met concrete voorstellen komen. Dat is ook het moment
waarop wij rekening kunnen houden met uw opmerkingen en opvattingen.
Dan zullen wij het debat aangaan. Wij zijn niet van zins om een debat
met u te ontlopen. Sterker nog, wij willen het debat graag met u
aangaan, maar wij hebben wel onze eigen opvattingen. Bij de verdere
plannen die wij hebben ten aanzien van de AOW en de verhoging van de
AOW-leeftijd, kunnen wij zeer wel recht doen aan datgene wat u
inbrengt, maar ik geef u geen garantie dat wij het overnemen. Dat
hoort ook bij een debat. U hebt uw opvattingen hierover, de coalitie
heeft aangegeven hoe wij het zien en wij hebben een discussie met de
SER, althans, wij wachten hun alternatieven af. In die volgorde zullen
wij het debat met elkaar voeren. Het lijkt mij het beste om dat zo te
doen. Ik sluit dus helemaal niets af, maar ik zeg ook niets toe.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Oké, dat lijkt mij fair. Ik had ook niet verwacht dat u ons plan
vanavond al integraal zou overnemen. Zo hoopvol was ik nu ook weer
niet gestemd, maar voor mij is het wel belangrijk dat u dan ingaat op
het verzoek van mij en mevrouw Hamer dat het kabinet bij het
adviesverzoek aan de SER ook serieus het verzoek doet dat de SER
alternatieve voorstellen voor de AOW beoordeelt.
Minister Balkenende:
De SER krijgt nu de mogelijkheid om met een alternatief te komen. Dat
is één. Twee, de SER heeft altijd de mogelijkheid adviezen te geven
over elk onderwerp, of wij dat nu vragen of niet. Als u eraan hecht
dat de SER ook stilstaat bij alternatieven, dan wil ik dat verzoek
graag overbrengen. De SER heeft daarvoor de ruimte. Als u dus graag
ziet dat de SER ook stilstaat bij de mogelijke invulling van
alternatieven, dan kan dat natuurlijk.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik heb de kranten gelezen de afgelopen weken. Mag ik u mijn analyse
voorleggen van wat er eigenlijk is gebeurd? U zat daar in het Torentje
of in het Catshuis de ministers en de coalitiepartijen binnen boord te
houden, terwijl de ondernemersverenigingen door wilden. Die zagen
namelijk dat Nederland weer in beweging moest komen, dat de
ondernemers weer kredieten moesten krijgen en dat er weer iets moest
gebeuren. Zij hebben dus druk op de ketel gezet. Alleen had u pech,
want de FNV lag dwars. Er is dus een uitgang gecreëerd. "Time is on
your side" heet het dan, althans tot 1 oktober. Dan komt het
SER-advies en kan het kabinet verder zien. Nu kan het kabinet in ieder
geval ervoor zorgen dat er wat maatregelen worden genomen. Eigenlijk
gaat het dus om een akkoord om de coalitie overeind te houden. Bent u
dat met mij eens?
Minister Balkenende:
Nee.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik hoor graag een onderbouwing, minister-president.
Minister Balkenende:
Dat is uw exegese van wat zich heeft afgespeeld. Het gaat er niet om
dat een coalitie overeind wordt gehouden. Het gaat om heel iets
anders, namelijk om gezamenlijk te zoeken naar wegen voor de toekomst
van Nederland in buitengewoon moeilijke omstandigheden. Daarbij willen
wij enerzijds het stimuleren en ondersteunen op korte termijn en
anderzijds de houdbaarheid op de lange termijn met elkaar in verband
brengen. Daarbij hebben wij oog voor solidariteit en voor de samenhang
tussen economische, financiële en maatschappelijke aspecten. Dat
antwoord wilden wij daarbij zoeken. Dat ging niet vanzelf -- ik zal zo
meteen iets zeggen over het proces -- maar dat heeft tijd gekost. Wij
staan voor dit pakket.
De voorzitter:
Tot slot, zo hoop ik, mevrouw Verdonk.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Tot slot? Ik wil graag nog twee keer interrumperen.
De AOW-maatregel stimuleert helemaal niets en zeker niet op de korte
termijn. Daarbij gaat het om langetermijndenken. U zorgt ervoor dat
alle mensen die al angstig zijn vanwege de huidige situatie, nog veel
angstiger worden door de boodschap die u brengt. Dat heeft weinig te
maken met het begrip "samen", maar met een soort "schrikbewind".
Kortetermijnmaatregelen houden in: geld pompen in de economie. Geld
lenen de banken in Nederland uit door middel van kredieten. Hoe zorgt
u ervoor dat op korte termijn geld vrijkomt?
Minister Balkenende:
De kredietverlening zal door de minister van Financiën worden
behandeld, maar toen vorig jaar de ellende begon, hebben wij garanties
gegeven voor het interbancaire geldverkeer. Dat is niet onbelangrijk.
Natuurlijk zijn er contacten tussen het ministerie van Financiën en de
banken. De banken hebben ook te maken met hun balanspositie. Die
discussie kennen wij allemaal. De minister van Financiën heeft niet
voor niets nadrukkelijk contact met banken; dat heeft hij om juist dat
fenomeen aan de orde te stellen. Wij delen de zorg om de vraag of ook
kleinere ondernemingen aan kapitaal kunnen komen. Daarop zal de
minister van Financiën straks ingaan.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dat is aardig geprobeerd van de minister-president, maar daar, in vak
K, staat de grote leider van ons land. Ik heb al zes debatten gevoerd
met de minister van Financiën. Ik krijg nooit antwoord. Hij is nooit
eens zo'n kerel dat hij zegt: ik had beter moeten opletten bij de
onderhandelingen met ING en bij ABN AMRO, want toen had ik moeten
eisen dat de belastingbetaler waar kreeg voor zijn geld, dat er
kredieten op de geldmarkt zouden komen en dat het einde van de
bonussen geregeld was. Dat heeft hij niet gedaan. Van hem kreeg ik
geen antwoord. Ik kijk dan toch naar onze grote leider.
Minister Balkenende:
Ik dank mevrouw Verdonk voor deze geweldige typering. Dank u zeer! Dan
gaan wij het nu voor de zevende keer proberen. Eens kijken of dit
getal helpt.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Nee, mevrouw Verdonk.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter, is het over en sluiten? Minister-president, u hebt geluk!
De voorzitter:
Voordat de minister-president verdergaat, wil ik namens iedereen weten
welke punten hij nog in welke volgorde gaat behandelen.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik wil het als volgt doen. Ik zal nog een heel korte
opmerking maken over het belang van het sociaal akkoord. Daarna ga ik
in op het proces, omdat daarover ook opmerkingen zijn gemaakt.
Vervolgens sta ik in algemene zin stil bij het fenomeen "sociaal
akkoord". Over de AOW heb het inmiddels gehad. Voorts wil ik iets
zeggen over de inzet ten aanzien van de problemen in de financiële
wereld, en dan in meer algemene zin ook internationaal. Ik had mij
voorgenomen deze zaken te behandelen.
De voorzitter:
Goed. Dan weten wij dat.
Minister Balkenende:
Ik merk dan bij de interrupties welke andere zaken nog spelen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik vraag mij af bij welke minister het onderwerp duurzaamheid
terechtkomt.
Minister Balkenende:
Dat heb ik aangegeven: bij de minister van Financiën.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
O, bij de minister van Financiën. U gaat daar niet over als premier?
Minister Balkenende:
Het houdt mij zeer bezig. Dat weet u.
De voorzitter:
Mevrouw Halsema, dit had de minister-president al aan het begin
gezegd.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Ik wijd nog een enkel woord aan het belang van een sociaal
akkoord. Straks ga ik er nog dieper op in. In mijn vorige kabinet
hebben wij drie keer een sociaal akkoord gehad, en eenmaal een
werktopakkoord, zoals de heer Rutte zich nog kan herinneren. Afgelopen
najaar heeft dit kabinet een akkoord gesloten. Velen hebben opgeroepen
om nu weer een akkoord te sluiten en dat is ook gebeurd.
Het akkoord staat in het teken van solidariteit met werkenden,
niet-werkenden en gepensioneerden. Daarnaast staat het akkoord in het
teken van solidariteit van de collectieve sector met de marktsector en
van solidariteit tussen generaties. Dit is in algemene zin de
betekenis van het hebben van een akkoord en dit is ook de reden waarom
wij zeer hebben gehecht aan dergelijke afspraken. In andere
Kamerdebatten is steeds naar voren gekomen dat het niet alleen zou
gaan om afspraken in het kabinet, maar dat het evenzeer erom zou gaan
dat wij op draagvlak in de samenleving konden rekenen.
Over het proces van de afgelopen weken zijn de nodige opmerkingen
gemaakt. Eigenlijk waren dit te veel opmerkingen, want er is naar mijn
gevoel weinig bijzonders aan de hand. In vergelijking met bijvoorbeeld
het proces van de tussenbalans van het kabinet-Lubbers/Kok, dat
maanden in beslag nam, is dit beleidsakkoord in de tijd sneller tot
stand gekomen, namelijk binnen één maand. De vergelijking met
bijvoorbeeld het Paasakkoord van het kabinet-Balkenende II is
vanmiddag nog nadrukkelijk naar voren gekomen. Toen, net als nu,
stonden delen van het regeerakkoord ter discussie. Toen, net als nu,
werd met coalitiefracties gesproken. Toen, net als nu, werd het
resultaat ten volle verdedigd in een parlementair debat. Toen, net als
nu, was het parlementair debat er niet een van: roept u maar.
Uiteraard verdedig ik vandaag dit aanvullend beleidsakkoord. De Kamer
kent mij; ik dien geen voorstel in dat ik niet verdedig. Zoals mevrouw
Hamer en de heer Van Geel hebben aangegeven, is het aanvullend
beleidsakkoord een samenhangend en evenwichtig bouwwerk, waaruit niet
zomaar stenen kunnen worden getrokken. Ik heb die samenhang en dat
evenwicht onderbouwd, maar dit staat er niet aan in de weg dat
voorstellen waarvoor vandaag in dit debat een meerderheid is, door het
kabinet op hun merites zullen worden beoordeeld. Ook dat is niets
nieuws.
Bovendien zijn in dit aanvullend beleidsakkoord al ruimhartig thema's
uit eerdere parlementaire debatten en moties opgenomen. Mevrouw Hamer
refereerde daaraan. Het betrof de moties-Hamer, de
motie-Halsema/Hamer, de motie-Van Geel en de motie-Slob, die bovendien
door uiteenlopende fracties zijn ondertekend. Ik beluister niet dat
oppositiefracties tegen de thema's arbeidsmarkt, duurzaamheid en
bedrijfsleven zijn, of tegen de morele agenda.
Tot slot zijn de nodige opmerkingen over het overleg met de sociale
partners gemaakt. Ik heb al gewezen op de traditie van de sociale
akkoorden tussen kabinet en sociale partners, en ook dat vormt geen
nieuws onder de zon. Ik wil graag nader toelichten waarom het kabinet
die traditie voortzet.
De heer Van der Vlies (SGP):
Kan de minister-president mij verklaren waarom het tot stand komen van
het sociaal akkoord nodig was, nog voordat hij het aanvullende
beleidsakkoord in de Kamer presenteerde? Dat had toch ook daarna
gekund? De coalitie zou een pakket doelstellingen kunnen hebben
presenteren, en als de Kamer dat zou accorderen, zou de coalitie het
pakket uitvoeren en uitwerken, waarbij zij de sociale partners nodig
heeft. Dit had ook een volgorde kunnen zijn.
Minister Balkenende:
Vorig jaar en dit jaar hebben wij in meerdere debatten gezegd dat
juist omdat het een moeilijke tijd is, er alles aan gelegen is om te
komen tot een akkoord met de sociale partners. Aan dat akkoord hechten
wij zeer, omdat je deze tijd niet goed door kunt komen als je werkt in
een sfeer van wantrouwen en conflicten. Dat is exact de reden waarom
wij vorig jaar zijn begonnen met besprekingen met de sociale partners
over het nemen van maatregelen. Ook toen hebben wij een akkoord
gesloten. Wij vinden het van groot belang dat als je nu maatregelen
wilt nemen en een visie wilt ontwikkelen, je dat doet in een dialoog
met de sociale partners. Dat is de reden waarom wij voordat wij de
zaak definitief maken, graag tegen de Kamer zeggen dat er overleg met
sociale partners wordt gevoerd, juist om na te gaan hoe wij de
arbeidsmarkt kunnen laten functioneren en om na te gaan wat wij kunnen
doen voor de mensen die aan de kant staan. Daar is niets geheimzinnigs
aan. Wij hebben het steeds gehad over het belang van afspraken met
sociale partners. Dat is de reden waarom wij hebben gekozen voor de
methode die in de afgelopen dagen zichtbaar is geworden.
Voorzitter. Niet altijd is het punt van contacten met sociale partners
naar voren gekomen, maar wij zijn de afgelopen tijd niet op een andere
manier bezig geweest. Daarom ben ik ingenomen met het feit dat wij
dinsdagavond het gesprek konden hebben. Dat heeft geleid tot de brief
van minister Donner en tegelijkertijd tot het akkoord tussen
werkgevers en werknemers.
De heer Van der Vlies (SGP):
Natuurlijk is op elk moment communicatie en het zich verstaan met
sociale partners gewenst. Dat kan nuttig en belangrijk zijn. Dat
ontken ik ook niet, maar het aanvullende beleidsprogramma bevat een
forse bouwsteen: uw voornemen met betrekking tot de AOW. Met het
sociaal akkoord is dat onder een zeker beslag gekomen, namelijk onder
het beslag van de adviesrol van de Sociaal-Economische Raad. Dat kunt
u toch niet ontkennen. Dat had evenwel ook later aan de orde kunnen
zijn. Echter, om een van de grotere vakbonden binnen boord te houden,
moest dit punt voorafgaand aan dit overleg geregeld worden. Zo is het
althans bij mij overgekomen. Gelet op de positie die u tegenover de
Kamer hebt en het feit dat u daarmee overleg pleegt, ontgaat mij
waarom dit zo moest.
Minister Balkenende:
Het is bekend dat dit kabinet zoekt naar een goede dialoog met
werkgevers en werknemers. Wat nu gebeurt, past bij de afspraak die wij
vorig jaar hebben gemaakt over contacten met werkgevers en werknemers.
In de debatten hier is ook steeds gesproken over de wisselwerking
tussen politieke afspraken en de contacten met sociale partners. Wat
wij in Nederland doen, is in Europa tamelijk uniek. In andere landen
zijn er vaak veel meer conflicten. Het is mijn vaste overtuiging dat
samenwerking meer loont dan conflicten aangaan. Wanneer wij het belang
van gematigde loonontwikkeling en het aan het werk helpen van mensen
in aanmerking nemen en wanneer wij onder ogen zien met welke problemen
wij geconfronteerd worden, dan is veel te zeggen voor de methode
waarvoor wij hebben gekozen. U kunt daar anders over denken, maar wij
kiezen voor deze benadering en ik ben blij dat wij dat gedaan hebben.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik ontken niet dat de totstandkoming van een sociaal akkoord van groot
belang is. Een sociaal akkoord is ook gewenst, maar het komt mij nu
voor dat dat akkoord vereist was voorafgaand aan het geven van het
groene licht richting de Kamer voor het aanvullende beleidsakkoord.
Dan gaat het naar mijn mening hier om een staatsrechtelijk punt van
enig belang en daarom kaart ik dat hier aan.
Minister Balkenende:
U spreekt van een staatsrechtelijk punt. U wist vorig jaar dat wij
nadrukkelijk zochten naar contact met de sociale partners, ook voor
overleg over de moeilijke maatregelen. Het is van belang, ook voor het
verkrijgen van een maatschappelijk draagvlak, dat je een goede dialoog
hebt. Wij verantwoorden ons in deze Kamer, maar u wist dat wij altijd
zoeken naar overeenstemming of contacten met sociale partners. Dan kun
je twee methoden gebruiken. Je kunt eerst je eigen gang gaan en daarna
overleg plegen. Wij hebben echter gemeend er goed aan te doen om juist
de zaken in hun onderling samenhang in aanmerking te nemen. Daar is
ook aanleiding voor, gelet op de problematiek op de arbeidsmarkt. Met
het oog op de oplossing daarvan is het van belang dat je van elkaar
weet wie wat doet en op welke manier de activiteiten elkaar kunnen
versterken. Daarmee geef ik precies de reden aan waarom wij op deze
manier hebben gehandeld.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik heb toch moeite met het beeld. De Kamer representeert het
maatschappelijk draagvlak, maar de democratische legitimatie van de
Kamer wordt nu op een lager plan gezet. U lijkt te suggereren dat het
sociaal akkoord niet tot stand had kunnen komen als eerst het debat
met de Kamer was gevoerd en pas daarna met de sociale partners was
gepraat. Maar laten wij wel wezen, de enige reden waarom in de
afgelopen jaren een sociaal akkoord niet tot stand of verlaat tot
stand kwam, was gelegen in het feit dat de heer Donner in de weer was
geweest.
Minister Balkenende:
Pardon? Er is een tijd geweest waarin de heer Donner minister van
Justitie was.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Er is ook een tijd geweest waarin de heer Donner nogal veel moeite met
de sociale partners had. Dat zult u ook nog weten.
Minister Balkenende:
Ik constateer dat vorig jaar ...
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Geeft u even antwoord op mijn vraag. Waarom is het niet mogelijk om
een sociaal akkoord tot stand te brengen nadat de Kamer is gehoord?
Dat is de vraag die de heer Van der Vlies stelde. Het moet toch heel
eenvoudig zijn om zo te werk te gaan. Op die manier verkrijgt u de
democratische legitimatie. Daarna zoekt u steun bij het
maatschappelijk middenveld.
Minister Balkenende:
U zegt: nadat de Kamer is gehoord. Ik wijs erop dat wij voorafgaand
aan het debat van vandaag en voorafgaand aan het gesprek over het
akkoord van de drie partijen hier een Kamerdebat hebben gehad. Ik heb
toen goed naar u geluisterd en ik heb gehoord wat de antwoorden van
deze Kamer zijn op de financieel-economische situatie. Ik heb toen de
visie van de heer Rutte gehoord op staatsschuldontwikkeling en op
economische dynamiek. Ik heb de heer Pechtold gehoord over de
hervormingsagenda. Ik heb mevrouw Kant gehoord over elementen van zorg
en solidariteit. Ik heb u gehoord over de vergroening. Al die
elementen zijn hier in debat geweest. Kortom, het is niet zo dat wij
in isolement optreden. Alleen wanneer het gaat over het zetten van
bepaalde stappen hebben wij steeds gezegd: het is een kwestie van
kabinetsverantwoordelijkheid, het is een kwestie van werkgevers en
werknemers. Wij hebben ook gesproken met de vertegenwoordigers van VNG
en IPO om te bekijken wat medeoverheden kunnen doen. Ook dat zat in
het proces. Ik denk dat het juist meerwaarde heeft dat wij deze
contacten zo hebben gelegd.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De premier lijkt maar niet te kunnen verinnerlijken dat democratische
legitimatie op een hoger plan staat en dat het niet ondergeschikt kan
worden gemaakt of aan het einde van de rit kan worden geplaatst na
allerlei leuke contacten met het maatschappelijk middenveld, waarbij
hij ook nog eens buitengewoon selectief is. Ik laat het punt voor wat
het is. Ik heb nog één vraag en die is: waarom heeft het zo
ongelofelijk lang moeten duren?
Minister Balkenende:
Omdat het een ingewikkeld proces was, omdat wij gebaat waren bij
zorgvuldigheid, omdat je natuurlijk altijd wegingen maakt met het oog
op de onderlinge opvattingen over zaken. Dat heeft inderdaad wat tijd
gekost, maar uiteindelijk ben ik blij dat wij de tijd hebben genomen
om te komen tot dit akkoord. U moet eens nagaan wat er is gebeurd. Wij
zijn er als coalitie op een goede manier uitgekomen met een breed
pakket en dat is ook nog in samenspel gebeurd met sociale partners. Ik
denk dat heel wat landen jaloers zullen zijn op deze aanpak.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik denk het niet. Het is ook nog eens zo dat heel veel landen allang
een pakket van maatregelen hebben, want die andere landen hebben
namelijk een kabinet dat daadkracht heeft. Dit kabinet geloofde in
september nog in sprookjes, is daarna gaan polderen om het polderen om
het polderen en komt nu met een pakketje maatregelen. Dat is er
gebeurd. De minister-president zei net dat het een ingewikkeld proces
was. Wat was er nu zo ingewikkeld?
Minister Balkenende:
Alles. De samenhang tussen de korte en de lange termijn, de vraag
welke houdbaarheidsmaatregel je wilt kiezen, het financieel inpassen
van allerlei wensen en verlangens die bestaan, het nadenken over de
soliditeit; precies al die zaken die horen bij een proces.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Dan nog een tweede vraag aan de minister-president. Wij hebben een
kabinet en wij hebben een Kamer. De rolverdeling tussen die twee wordt
wel aangeduid als dualisme. Dat is een groot goed in onze
parlementaire democratie. Hoe heeft de minister-president er nu voor
gezorgd dat dit dualisme in dit hele proces gewoon heeft bestaan?
Minister Balkenende:
Door de fractievoorzitters van de regeringspartijen is gezegd -- ik
heb het de heer Van Geel en mevrouw Hamer horen zeggen -- dat wanneer
er afspraken zijn ...
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik spreek u aan als premier van dit land.
Minister Balkenende:
Even waar het om gaat. Wij hebben te maken met een coalitieakkoord dat
partijen bindt. Wanneer sprake is van verandering van het
coalitieakkoord, hebben partijen elkaar nodig om daar
gemeenschappelijk van te kunnen afwijken. Precies om die reden hebben
wij het nodig gevonden om dat debat met elkaar te zoeken. Dit is niet
een normale situatie. De normale situatie is dat wij ons werk doen als
kabinet en met de Kamer praten, alleen hadden wij het nu over de
veranderingen ten opzichte van een coalitieakkoord dat is vastgesteld
onder andere omstandigheden. Exact om die reden hebben wij voor deze
methode gekozen. Voor het overige hebben wij elkaar vaak gesproken
over deze onderwerpen. Ik ken de opvattingen van alle partijen. Zo
werkt dat, maar uiteindelijk gaat het er wel om dat je elkaar nodig
hebt als je een coalitieakkoord aanpast. Dat is de methode.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Als de minister-president de opvattingen van ons allen kent, was het
in het kader van de morele agenda heel netjes geweest dat hij ons
vandaag ook alle antwoorden had gegeven: concrete antwoorden op
concrete vragen die gesteld zijn. Maar wat hij doet, is constant de
zaken doorschuiven aan zijn ministers zonder dat hij zelf met een
concreet antwoord komt. Geen daadkracht! Hij weet naar mijn idee nog
niet eens precies waar het concreet over gaat.
Minister Balkenende:
Binnen het kabinet wordt besloten wie van de kabinetsleden op welke
vragen antwoord geeft. Dat hebben wij gedaan. Voor het overige neem ik
kennis van de opmerkingen van mevrouw Verdonk. Ik doe gewoon mijn
werk.
De heer Pechtold (D66):
Ik wil nog een laatste keer terugkomen op het proces. Terwijl de rest
van Nederland bezwaar heeft tegen het feit dat de minister-president
de bonden eerst heeft laten binnenkomen, waardoor wij nu een halfjaar
lang onduidelijkheid hebben over de AOW-maatregel, wil de minister dat
zelf niet inzien. Dat vind ik onbevredigend. Laat ik heel concreet
zijn. De minister van Financiën heeft gisteren gezegd dat het feit dat
fractievoorzitters al hebben meegepraat, geen schoonheidsprijs
verdient en dat anderen zich terecht buitengesloten voelen. Deelt de
minister-president deze mening?
Minister Balkenende:
Volgens mij heeft de minister van Financiën ook gezegd dat dit
onvermijdelijk was.
De heer Pechtold (D66):
Is hij het ook eens met het eerste deel van mijn opmerking?
Minister Balkenende:
De normale procedure is dat de minister van Financiën rond deze tijd
van het jaar met de vakministers spreekt over de voorbereiding van de
voorjaarsnota en het uitgavenkader van het jaar daarop. Dit jaar is de
situatie totaal anders, vanwege de buitengewone economische situatie.
Dat is de reden waarom wij nu even geen "business as usual" kunnen
doen. Het is een andere methode van werken, omdat het niet alleen gaat
om het reguliere werk van de minister van Financiën, maar ook om het
aanpassen van gemaakte afspraken omdat de situatie totaal veranderd
is. Dat heeft de nodige tijd gekost. Een kabinetsformatie kost tijd,
maar ook het aanpassen van de afspraken kost tijd. In de tijd van
Lubbers of Kok was dat niet anders. Destijds spraken wij met de andere
partijen, waar ook de heer Pechtold deel van uitmaakt, over het
Paasakkoord. Ook dat nam tijd. Dat het nu tijd kost, is niet zo
bijzonder.
De heer Pechtold (D66):
Het gaat nu over een economische crisis. Dat is heel iets anders.
Verder waren er geen sociale partners betrokken bij de bespreking van
het Paasakkoord. Wat de minister van Financiën gisteravond, met de
ogen deemoedig neergeslagen, bij Pauw en Witteman zei, is kennelijk
gratuit en de minister-president sluit zich daarbij aan. Dat is
inderdaad eenheid van kabinet!
Minister Balkenende:
Ik heb hier niets aan toe te voegen. Ik deel de opvattingen over de
onvermijdelijkheid. Het is goed dat wij het op deze manier hebben
gedaan.
Over het sociaal akkoord eerst een opmerking in algemene zin.
Nederland kent een poldertraditie waar wij trots op mogen zijn. In
moeilijke tijden weten kabinet en sociale partners elkaar te vinden.
Die traditie gaat ver terug in de tijd: het akkoord van Wassenaar,
door velen genoemd, is een bekend en veel aangehaald voorbeeld.
Sindsdien zijn er veel belangrijke akkoorden gesloten.
Waarom was het akkoord van afgelopen dinsdag van belang? Wij kiezen
gezamenlijk voor maatschappelijke stabiliteit, werk boven inkomen,
meer scholing en begeleiding van werk naar werk, het met kracht
tegengaan van de jeugdwerkloosheid en solidariteit van de collectieve
sector met de markt, van werkenden met niet-werkenden en van jong en
oud. Daarvoor verdienen de sociale partners alle lof. Zij geven
daarmee aan dat zij hun verantwoordelijkheid nemen. Zij geven ook aan
dat zij de economische crisis serieus nemen en deze samen met het
kabinet te lijf willen gaan. Dat stelt ons in staat om de crisis
waarmee bedrijven geconfronteerd worden, de stijging van de
werkloosheid en de pensioenproblematiek die ons te wachten staat, het
hoofd te bieden. Dat doen wij vandaag, dat doen wij morgen en dat doen
wij overmorgen. Tegelijkertijd sluiten wij met elkaar de ogen niet
voor de structurele langetermijnontwikkelingen, de
vergrijzingsproblematiek. In die sleutel stellen wij de Kamer
maatregelen voor die de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
verbeteren. De maatregelen zijn eerlijk in het licht van de genoemde
uitgangspunten. Een van de maatregelen waarover wij hebben gesproken,
is de verhoging van AOW-leeftijd. Bij die maatregel stellen de sociale
partners het op prijs in SER-verband te mogen nadenken over een
alternatief.
Mevrouw Kant vraagt of het versterken van het toezicht eigenlijk wel
genoeg is.
De huidige economische crisis vindt zijn oorsprong in de problemen in
de financiële sector. De aanpak daarvan is dus cruciaal en staat
centraal op de G20-top in Londen op 1 en 2 april aanstaande. De
Nederlandse inzet zal nog vandaag aan de Kamer kenbaar worden gemaakt.
Deze is breder dan het thema "toezicht". De top in Londen biedt een
uitgelezen kans om met onze mondiale partners te spreken over de
noodzaak om te komen tot een markteconomie met moraliteit. Strengere
regels, meer toezicht en sterkere instituties in de financiële sector
zijn essentieel om het vertrouwen terug te brengen en een herhaling
van de huidige crisis te voorkomen.
Onderzoek en analyses, onder andere van de werkgroep-De Larosière,
hebben aangetoond dat er op dit punt belangrijke lacunes zijn. De
inzet van Nederland concentreert zich dan ook op het maken van
afspraken op deze terreinen. Dat betekent onder meer het opvullen van
geconstateerde gaten in het internationaal toezicht en een betere
regelgeving voor en toezicht op private equity en hedge funds. Ook
perverse prikkels, zoals in de beloningsstructuur, moeten worden
weggenomen. Daarop zal minister Bos zo ingaan. Een duurzame
globalisering is echter niet mogelijk als belangrijke spelers in de
mondiale economie zoals financiële instellingen niet hun
verantwoordelijkheid nemen en verantwoordelijk handelen. Nederland
steunt daarom actief het initiatief van bondskanselier Merkel voor een
handvest voor duurzaam economisch beleid. Er is behoefte aan
verantwoordelijk gedrag gebaseerd op gezamenlijke principes en normen.
Dat heb ik ook opgenomen in het artikel dat ik samen met mevrouw
Merkel heb geschreven.
Het is bekend dat wij zeer geëngageerd zijn om de vragen die op ons
afkomen -- de financiële crisis, maar ook het thema
"klimaatverandering", de vrije wereldhandel en het energievraagstuk --
in samenhang te bekijken. Ik hoop dan ook dat de bijeenkomst in Londen
daaraan een bijdrage zal leveren. Daarom bestaat er ook een samenhang
tussen hetgeen wij vandaag hier bespreken en de internationale
context. Zo werkt het. Het is maar goed dat wij dat nog eens stevig
onderstrepen.
Voorzitter. Dit waren de punten die ik mij had voorgenomen te
behandelen. Ik ben ingegaan op het proces, op de contacten met sociale
partners, het sociaal akkoord, de AOW en op opmerkingen van mevrouw
Kant. De overige bewindslieden zullen de verantwoordelijkheid nemen
voor hun deel van de beantwoording.
Mevrouw Kant (SP):
In alle debatten hierover heeft de minister gezegd dat hij meent dat
het nooit meer wordt zoals het was, dat er een andere economische orde
moet komen en dat hij een brief naar de Kamer zou sturen over de visie
van het kabinet hierop. Ik wil het daar zo graag eens over hebben. Ik
zit er met smacht op te wachten.
Minister Balkenende:
Volgens mij was dit het stuk dat wij naar aanleiding van de
motie-Schuurman naar de Eerste Kamer hebben gestuurd. Volgens mij is
er al een stuk verstuurd of zal er nog een stuk worden verstuurd.
Daarin wordt precies geantwoord op de vraag van mevrouw Kant. Ik zal
daarop terugkomen.
Mevrouw Kant (SP):
Er is hierover inderdaad een motie in de Eerste Kamer aangenomen. Een
paar debatten geleden heeft de minister op mijn vragen over de crisis
gezegd dat hij zou ingaan op de sociaal-economische orde en dat de
Kamer bericht zou krijgen.
Minister Balkenende:
Voorzitter, vindt u het goed dat ik daarop zo dadelijk terugkom? Ik
moet even informeren naar de stand van zaken op dit moment.
De voorzitter:
Zeker.
Dan kan ik nu het woord geven aan de minister van Financiën.
Minister Bos, vermeldt u nog even de volgorde? Dat vinden de mensen
fijn.
Minister Bos:
: Zonder meer.
Voorzitter. Ik zal iets vertellen over de financiële kant van het
pakket dat gisteren is gepresenteerd en over duurzaamheid. Omdat dit
zo nadrukkelijk onder onze aandacht is gebracht vandaag, zal ik
daarnaast nog ingaan op een aantal vragen over banken en bonussen, ook
al zijn deze in eerdere debatten aan de orde gekomen.
Ik begin bij het hoofdonderwerp van het debat van vandaag. Als
minister van Financiën heb ik vanaf het begin van de recessie, toen
wij in het kabinet praatten over de vraag wat ons te doen stond,
steeds twee problemen op mijn bordje gehad. Deze betroffen enerzijds
de vraag hoe wij ervoor konden zorgen dat de recessie zo kort mogelijk
zou duren en niet onnodig diep zou ingrijpen in het leven van gewone
mensen en anderzijds de vraag hoe wij ervoor konden zorgen dat de
schatkist zo snel mogelijk weer op orde zou worden gebracht. Het lijkt
er heel vaak op dat die twee doelen aan elkaar zijn tegengesteld: dat
alles wat je goed doet voor de economie slecht is voor de schatkist,
en dat alles wat je goed doet voor de schatkist slecht is voor de
economie. Als je een laag dieper kijkt, dan blijkt echter dat je beide
nodig hebt. Als je niet zo snel als verantwoord en mogelijk is het pad
op gaat naar het gezond maken van de overheidsfinanciën, dan zal
daarvoor op termijn een prijs worden betaald die slecht is voor de
economie.
Dan duurt het langer voordat er weer wordt geïnvesteerd, voordat er
weer winst wordt gemaakt en voordat er uiteindelijk ook weer
belastinggeld in de schatkist komt. Beide taken zijn belangrijk. Wij
hebben geprobeerd in het pakket dat gisteren is gepresenteerd aan
beide taken in een onderling evenwicht recht te doen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik ben het met de minister eens dat er geen tegenstelling behoeft te
bestaan tussen de schatkist en de economie, met name waar het gaat om
structurele hervormingen. Die zijn dikwijls goed voor de economie en
goed voor de schatkist. Niet voor niets heeft de minister in zijn
partijprogramma een groot aantal structurele hervormingen opgenomen.
Betreurt de minister het niet dat hij er nu niet in slaagt om deze
crisis aan te grijpen om ervoor te zorgen dat hij de economie duurzaam
hervormt, en tegelijkertijd de overheidsfinanciën ook op de lange
termijn houdbaar maakt? Hij treft eigenlijk geen enkele structurele
hervorming, met uitzondering van de mistige AOW-afspraak.
Minister Bos:
Allereerst denk ik dat het besluit van dit kabinet over de AOW -- wat
je er verder ook van denkt -- op allerlei gebied wel degelijk een
majeure structurele hervorming met zich meebrengt. Daarnaast denk ik
ook dat met name het voornemen van het kabinet over duurzame energie,
over windenergie in het bijzonder, ook een heel grote structurele stap
vooruit betekent. Ik had mij voorgenomen daar later in mijn betoog
iets uitgebreider op terug te komen. Het schept nieuwe kansen voor
onze economie en nieuwe kansen voor bedrijven, waardoor het een stuk
realistischer wordt dat wij onze gestelde doelstellingen ook op tijd
halen. Gunt u het mij dat ik daar later in mijn verhaal op terugkom.
De manier waarop wij hebben geprobeerd het evenwicht te treffen, is
door in onderlinge samenhang een aantal besluiten te nemen voor de
korte termijn, voor de middellange termijn en voor de lange termijn.
Voor de korte termijn -- dat betreft in ieder geval de jaren 2009 en
2010 -- gaat er extra geld in de economie om te zorgen dat de recessie
niet onnodig hard toeslaat en om de gevolgen van de recessie op te
vangen. Wij moeten ervoor zorgen dat wat wij aan innovatiecapaciteit
nodig hebben op het moment dat de recessie over is, tijdens de
recessie geen onherstelbare schade oploopt. Daarna slaan wij op de
middellange termijn met elkaar, zo snel als dat verantwoord is, ook
het pad in richting gezondmaking van de overheidsfinanciën in. Voor de
lange termijn doen wij ook twee zaken. Wij formuleren een aantal
langetermijnambities in termen van hoe wij willen dat onze samenleving
en economie eruit ziet waar het gaat om onderwijs, kennis en innovatie
en duurzame energie. Daarnaast nemen wij een aantal maatregelen die
ervoor zorgen dat die staatsschuld die helaas de komende jaren nog zal
blijven stijgen, ook op weer tot redelijke proporties wordt
teruggebracht. Van deze maatregelen is de AOW-maatregel de meest
besproken maatregel. Dat is de onderlinge samenhang, de gedachte
achter het kabinetspakket: op korte termijn stimuleren, op middellange
termijn zo snel als verantwoord mogelijk is het pad inslaan richting
gezondmaking van de overheidsfinanciën, en op lange termijn het pad
inslaan richting een duurzame economie die ook duurzaam gefinancierd
kan worden.
Dat kost geld, dat is duidelijk. Daarover leggen wij vandaag
verantwoording af. Er doen nu allerlei getallen de ronde. Ik begrijp
dat goed, het ligt er namelijk erg aan waaraan je het relateert. Je
kunt het vergelijken met geld dat nu de economie ingaat. Je kunt het
relateren aan de vorige Miljoenennota en je kunt het relateren aan
CPB-cijfers. Elke keer komt er dan iets anders uit. De meest zuivere
manier om te beschrijven wat het kabinet de komende jaren extra in de
economie stopt, is door het te vergelijken met wat wij ons voorgenomen
hadden bij de opstelling van de laatste Miljoenennota. Daarmee
vergeleken wordt door de rijksoverheid de komende twee jaar voor om en
nabij 6 mld. extra in de economie geïnvesteerd, wordt door provincies
en gemeenten nog eens om en nabij 1,5 mld. in de economie geïnvesteerd
en wordt er om en nabij 9 à 10 mld. extra vrijgemaakt voor met name
werkloosheidsuitgaven. Het laatste moet ervoor zorgen dat mensen die
geheel buiten hun schuld toch werkloos dreigen te worden, kunnen
blijven rekenen op een fatsoenlijke uitkering. Bij elkaar is dat
bedrag dan dus zo om en nabij de 17 mld. Uit Europa is een bedrag naar
voren gekomen van om en nabij 1,5% van het bruto nationaal product.
Met een vergelijking met dat bedrag kunnen wij prima voor de dag
komen.
Vervolgens heeft de heer Pechtold natuurlijk wel gelijk als hij zegt
dat bruto en netto niet helemaal hetzelfde is. Er staat inderdaad
tegenover onderdelen van dit pakket ook een zekere dekking. Ik heb er
wel weer moeite mee dat hij doet alsof dat bijna niet legitiem zou
zijn: dat als je uitgaven doet, je dan ook nadenkt over de wijze
waarop je dat financiert en dekt. De motie-Slob en de motie-Van Geel,
die allebei Kamerbreed zijn aangenomen, en dus ook op de instemming
van de heer Pechtold konden rekenen, dragen immers bij elkaar bij voor
een kleine 2 mld. aan dekking van dit pakket. Dat gebeurt inderdaad
door uitgaven naar voren te halen die al gepland waren. Verder worden
uitgaven die naar achteren kunnen worden geschoven, ook naar achteren
geschoven.
De heer Pechtold heeft gezegd: die stimuleringen stellen eigenlijk
niets voor, want alles bij elkaar is het misschien dus nog maar 2 à 3
mld. van de 6 mld. Het is 2 à 3 mld. van de 17 mld. De nettostimulans
die dit kabinet dus de komende jaren aan de economie toevoegt -- de
extra middelen die dit kabinet beschikbaar stelt -- blijft zelfs als
je deze dekking erbij betrekt, buitengewoon substantieel.
Maar naast de moties van de heren Slob en Van Geel en de dekking
waarin zij voorzien, zijn er nog twee posten die voor dekking zorg
dragen. De eerste post is in de stukken te vinden onder de titel
"Doorwerking van het sociaal akkoord". Misschien is het goed om ook
even kort uit te leggen wat er achter dat getal schuilgaat. Dat is een
post die al wordt opgebouwd in 2010 en die uiteindelijk in 2011 tot
een bedrag van 3,2 mld. leidt. De veronderstelling die daarachter
schuilgaat, is dat tussen nu en 2011 uiteindelijk qua loonvorming in
de markt, loonvorming richting de nominale nullijn zal plaatsvinden.
Dat zal in 2009 nog maar mondjesmaat kunnen, omdat er dit jaar niet zo
geweldig veel cao's aflopen. Dat zal volgend jaar al fors kunnen. De
gemiddelde loonstijging volgend jaar ligt ergens tussen wat nu is
afgesproken en die nominale nullijn. En in 2011 kun je daar eigenlijk
voor 100% op zitten, omdat je dan alleen nog maar te maken hebt met nu
nog niet afgesproken cao's die dan wel geëffectueerd kunnen zijn op
die nominale nullijn. Als dat gebeurt in de markt, dan werkt het
zogeheten referentiemodel dat wij hanteren als volgt. Dan betekent het
dat wat er in de markt wordt gerealiseerd aan loonvorming, ook leidend
is voor de ruimte die in de collectieve sector beschikbaar komt voor
het afsluiten van cao's en het betalen van uitkeringen. Dat is de
koppeling van wat er in de markt gebeurt aan wat er in de collectieve
sector gebeurt. Dat is ook de koppeling van uitkeringen aan lonen. Het
is allemaal verondersteld in onze cijfers dat dit gewoon blijft werken
zoals het altijd gewerkt heeft. Als dan in de markt die ontwikkeling
plaatsvindt die ik net heb beschreven, dan leidt dat dus automatisch
via dat referentiemodel en de daarbij horende koppeling tot een
besparing in de publieke financiën van 3,2 mld. in 2011. Na de
gesprekken die wij met de sociale partners hebben gehad, hebben wij er
vertrouwen in dat dit zeer wel tot de mogelijkheden behoort. Wij
zouden er in ieder geval om velerlei redenen zeer aan hechten dat het
ook gebeurt. Daar zal collega Donner ook nog wel op ingaan.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Het stimuleren van de economie en het saneren van de
overheidsuitgaven, dat zijn twee heel belangrijke poten. Dat hoor ik
de minister van Financiën hier ook zeggen. Heeft hij bij het kijken
naar het saneren van de overheidsuitgaven ook gekeken naar
bijvoorbeeld de hoogte van onze bijdrage aan de
ontwikkelingssamenwerking? Heeft hij gekeken naar het beter of het
sowieso invoeren van een restrictief toelatingsbeleid? Wij weten dat
heel veel asielzoekers die hier naartoe komen, gewoon de uitkering
inschieten. Heeft hij ook gedacht aan het verlagen van onze bijdrage
aan Europa?
Minister Bos:
onze bijdragen aan Europa zijn verdragsrechtelijk vastgelegd. Daar
liggen dus niet zo geweldig veel mogelijkheden, als wij dat al zouden
willen. Ontwikkelingssamenwerking en de uitgaven die wij daaraan doen,
zijn onderdeel van de dekking, in die zin dat conform de motie-Van
Geel een aantal uitgaven op het gebied van ontwikkelingssamenwerking
vertraagd worden. Op die manier maken wij dus ruimte voor
stimuleringen in de jaren 2009 en 2010, maar dat geld gaat niet
verloren. Dat komt in latere jaren tot uitbetaling. En op het gebied
van het toelatingsbeleid en asiel gelden de normale begrotingsregels.
Als daar overschrijdingen ontstaan, dan zullen wij die met elkaar
linksom of rechtsom moeten opvangen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Daar wordt allemaal dus niet gesaneerd, dat is heel duidelijk. Ik heb
nog een ander punt. Wij weten dat er heel veel liggende gelden zijn,
bij provincies en bij gemeenten. Zelfs scholen hebben ontzettend veel
geld. Die gelden zou ook allemaal in de economie gestopt kunnen worden
om de hele zaak te stimuleren. Is daar naar gekeken? Ik heb een plan
gepresenteerd voor de Nationale Investeringsbank.
Heeft de minister daarnaar gekeken? Het is de bedoeling dat ook de
opbrengsten van de verkoop van de energiebedrijven daarin gaan.
Minister Bos:
Over de Nationale Investeringsbank kom ik graag straks te spreken als
het gaat over kredietverlening. Mevrouw Verdonk heeft hierover
inderdaad vragen gesteld. Alle andere suggesties die zij doet, neem ik
graag mee. In de stukken is te lezen dat bovenop de dekkingen die ik
net ben langsgelopen, er een opdracht ligt om vanaf 2011 voor 1,8 mld.
structureel te bezuinigen. Elke suggestie daarvoor is welkom.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
2011 is mooi gezegd, maar in 2011 zit er een ander kabinet. Het is
makkelijk om alles over de schutting te gooien. Dat is te makkelijk.
Wij weten dat de provincies en gemeenten nu al over heel grote potten
geld beschikken. Waarom doet u daar niets mee? Waarom zorgt u er niet
voor dat dit geld ook in de economie wordt gestopt, niet in 2011, niet
in 2060, maar nu?
Minister Bos:
Ik denk dat mevrouw Verdonk weet dat er recent onderzoek is gedaan
naar bijvoorbeeld de vermogenspositie van provincies. Daaruit is naar
voren gekomen dat zij wel eens over meer vermogen zouden kunnen
beschikken dan past bij hun taken. Wij zijn nu dus in overleg met
elkaar en wij gaan in overleg met hen over wat ons dientengevolge te
doen staat. Laat ik het maar even bij die formulering houden.
De heer Pechtold (D66):
Ik ben blij dat de minister van Financiën en ik een deel van de
investeringen een beetje geklaard hebben. Ook ik was voorstander van
het naar voren halen, maar je kunt dan niet alles als nieuw geld
neerzetten. Dat hebben wij samen helder. Nu dan even de cao's. Er is
onrust ontstaan, met name in het onderwijs, omdat u het geld al hebt
ingeboekt en u geen bijdrage gaat leveren aan de cao's. Omdat veel
schoolbesturen ertussen zitten, bestaat de kans dat scholen dadelijk
voor de keuze komen te staan om ofwel de cao open te breken ofwel de
bezuinigingen elders te zoeken. Dan zouden wij tot de volstrekt
onwenselijke situatie kunnen komen dat er docenten ontslagen worden.
Minister Bos:
Ik begrijp uw vraag. Ik heb die onrust ook vernomen. Het is goed om
met elkaar vast te stellen dat dit helemaal niets te maken heeft met
dit akkoord. De onrust waarvan op dit moment kennelijk sprake is in de
onderwijswereld heeft dus niets te maken met de afspraken die dit
kabinet heeft gemaakt. Als in de publieke sector ergens een cao wordt
afgesproken, gebeurt dat op basis van een raming van de
loonontwikkeling in de marktsector. Op basis van die raming wordt dus
bepaald hoeveel geld er beschikbaar kan zijn in de publieke sector,
omdat wij die twee gelijk met elkaar willen laten oplopen. Soms sluit
een minister de cao af, maar soms is dit, zoals bij het onderwijs,
doorgedecentraliseerd naar schoolbesturen of instellingen. Vervolgens
maakt men daar zelf de afweging hoe lang een cao duurt.
Een van de aspecten die men dan moet afwegen, is dat hoe langer de cao
duurt, hoe groter het risico is dat de geraamde loonstijging in de
marktsector niet gelijk zal zijn aan de uiteindelijk gerealiseerde
loonstijging in de marktsector. Als de gerealiseerde loonstijging in
de markt hoger is dan destijds geraamd, heeft men mazzel. Dan krijgt
men op basis van de gerealiseerde loonstijging meer geld dan men nodig
had. Als de gerealiseerde loonstijging lager is, heeft men pech en
krijgt men minder geld dan men dacht. Dat betekent dan niet dat de cao
hoeft te worden opengebroken. Het betekent ook niet dat opeens
allerlei dingen niet meer kunnen. Wel moet de desbetreffende
bewindspersoon, als hij verantwoordelijk is voor de cao, of de
instellingen en werkgevers, als zij verantwoordelijk zijn voor de cao,
nadenken over hoe met de ontstane situatie moet worden omgegaan en hoe
eventueel met herprioritering moet worden omgegaan. Het zou inderdaad
zeer wel kunnen zijn, vanwege het feit dat de loonontwikkeling in de
marktsector dit jaar een stuk sneller omlaag is gegaan dan destijds in
de ramingen zat, dat dit ook binnen de publieke sector tot problemen
leidt, omdat daardoor minder geld beschikbaar komt voor
overheidswerkgevers dan men dacht en de noodzaak ontstaat om daar een
mouw aan te passen. Dat maakt het allemaal niet leuker of makkelijker,
maar het is een reguliere uitvoeringsproblematiek die elk jaar
voorkomt. De besprekingen die ik deze weken heb met mijn collega's,
zijn erop gericht om ook daarvoor uiteindelijk een verantwoorde
oplossing te vinden.
De heer Pechtold (D66):
Als ik docent was en ik zou dit verhaal horen, dan zou ik vanavond
niet rustig gaan slapen. Ik hoor de minister praten over pech hebben.
Daarna zegt hij dat er hergeprioriteerd zal moeten worden. Volgens mij
betekent het gewoon dat zijn collega, minister Plasterk, zwaar in de
problemen komt. Minister Plasterk, die na de vorming van dit kabinet
met steun van deze minister en met heel veel moeite dat miljard voor
bijvoorbeeld lerarensalarissen bij elkaar heeft weten te sprokkelen,
al zijn het nog niet eens alle salarissen, met een doorkijkje tot
2020. Ik hoor deze minister zeggen dat de sector moet herprioriteren,
dus ik hoor hem zeggen dat het onderwijs voor het onderwijs gaat
betalen.
Laat het nu toch een groot speerpunt van de hele Kamer zijn dat wij de
komende jaren inzetten op onderwijs. Ook deze minister kan het zich
niet veroorloven dat het onderwijs gaat betalen voor het onderwijs, in
deze tijd waarin wij de economie proberen aan te jagen. Ik zou
vanavond de docenten in dit land iets meer rust willen geven, de rust
dat de minister van Financiën zegt: dat laat ik niet alleen aan de
sector over of aan de minister van OCW; dit heeft voor mij prioriteit.
Het hoeft van mij niet vanavond tot achter de komma uitgerekend te
worden, maar ik wil graag dat wij dit probleem binnen de
onderwijs-cao's binnen enkele weken heel serieus gaan bekijken.
Minister Bos:
Wij gaan het niet alleen bekijken, wij moeten het oplossen. Het heeft
hoge prioriteit voor het kabinet en wij nemen het buitengewoon
serieus. Dat zeg ik dus gaarne toe. Ik kan niet helemaal in de
schoenen van collega Plasterk staan, maar ik neem aan dat hij het ook
zo zal zien. Iets anders wat u aanroert: de afspraken in het Actieplan
LeerKracht staan niet ter discussie.
De heer Pechtold (D66):
Dat is mooi, maar als ik het zelf mag formuleren en u sluit zich
daarbij aan: onderwijs gaat niet voor onderwijs betalen en dat
betekent dat wij het probleem van de cao's buiten de
onderwijsbegroting en buiten de begrotingen van de scholen om gaan
oplossen. Dan slaapt ook uw collega Plasterk misschien vanavond wat
rustiger.
Minister Bos:
Dan slapen er 15 anderen weer minder rustig. Dat is dan natuurlijk het
probleem. Dat is een afweging die wij met elkaar zullen moeten maken.
Die vindt deze weken en deze maanden plaats. Zoals gezegd hebben wij
elk jaar te maken met het feit dat wij een heleboel willen en dat er
altijd minder geld is dan wij willen. Dat betekent dat je keuzes moet
maken. Dat geldt ook hier. Uw concrete vraag was: staan al die
afspraken met leraren ter discussie? Het antwoord is nee. De suggestie
was dat er salarissen van onderwijzers bevroren zouden worden. Het
antwoord is nee. De suggestie was dat wat er op dit moment in de
onderwijswereld gevreesd wordt ook maar iets te maken heeft met wat
dit kabinet heeft afgesproken. Het antwoord is nee.
De heer Pechtold (D66):
Ja, want voor een deel boekt u namelijk wel dat bedrag in, en daar zit
nogal een gevaar.
Minister Bos:
Nee. Het enige wat ingeboekt wordt, is op basis van de geldende
systematiek dat de loonontwikkeling in de markt de ruimte bepaalt in
de publieke sector. Dat is wat wij populair gezegd ook wel kennen als
koppeling tussen markt en collectieve sector en die is verondersteld
in onze berekening.
De heer Pechtold (D66):
Dan het laatste stukje helderheid dat ik vanavond probeer te krijgen:
krijg ik van u de toezegging dat de herprioritering niet binnen de
begrotingen van de scholen zal moeten plaatsvinden? Geeft u in ieder
geval dat al vanavond aan? Ik heb liever ook niet dat het
onderwijsbreed zal moeten worden opgelost. Wat mij betreft zeker niet,
maar ik zou graag willen dat de schoolbesturen, die allemaal zitten te
kijken, van u te horen krijgen dat zij het niet op hun begroting
hoeven te zoeken.
Minister Bos:
Ik begrijp het, maar dan zou ik echt in de verantwoordelijkheid van
mijn collega van Onderwijs treden, met wie ik hier nog nauwelijks over
heb kunnen spreken. Dus ik vraag u gewoon om er na alles wat ik er
vanavond kraakhelder over gezegd heb, vertrouwen in te hebben dat wij
daar ook in wijsheid mee om zullen gaan.
De heer Pechtold (D66):
Wijsheid en onderwijs gaan wel samen, maar voor financiën gaat dat nog
wel eens niet op. U bent budgetbepaler en u kunt nu zeggen: ja, ik ga
met Plasterk praten. Ik snap wel dat u het niet wilt hebben over de
vraag of hij dat verder in zijn ministerie moet gaan zoeken. Hij heeft
immers een grotere begroting dan Onderwijs alleen. U zou echter het
deel van de scholen zelf, waar echt gesappeld wordt en waar ze echt
dachten dat ze ...
De voorzitter:
Dit is echt de laatste keer.
De heer Pechtold (D66):
Ja, maar dit kan heel makkelijk met ja worden beantwoord. Met een
beetje druk van mevrouw Hamer in mijn rug, en die voel ik, gaat de
minister hier ja op zeggen.
Minister Bos:
Ik ben mij zeer bewust van alle potentiële problemen die de heer
Pechtold hier neerlegt. Ik neem aan dat hij zich bewust is van de
buitengewoon gecompliceerde afweging die dat met zich meebrengt en ook
van het feit dat als ik hier maar een clou geef van hoe ik denk dat
wij dit kunnen oplossen, er waarschijnlijk een heleboel andere
ministers zeer onrustig worden omdat zij zich afvragen of zij voor de
rekening zullen moeten opdraaien. Wij hebben er in het kabinet een
collectieve verantwoordelijkheid voor om dat op te lossen. Dit type
problematiek speelt niet noodzakelijkerwijs alleen in de wereld van
het onderwijs. Binnen alle cao's in de publieke sector waar op een
hogere loonontwikkeling gerekend werd, kan hetzelfde soort problemen
ontstaan. Dan hebben wij dat collectief met elkaar af te wegen en dat
doen wij ook.
De heer Pechtold (D66):
Daar gaat het niet om.
De voorzitter:
Dat kan best, maar ik geef het woord aan mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik meen dat ik begrijp wat de heer Pechtold bedoelt. Wij willen graag
die zekerheid hebben. De minister van Financiën kan niet uitsluiten
dat de dekking gezocht moet gaan worden binnen de begroting van
Onderwijs. Daarover durft hij geen uitsluitsel te geven omdat hij met
andere bewindslieden te maken heeft. Dat neemt niet weg dat ik van
mening ben dat het niet van de onderwijsbegroting moet komen. Ik neem
aan dat dit ook voor de heer Pechtold geldt. Voor dit moment willen
wij een andere zekerheid hebben, namelijk dat het niet van de
begroting van scholen af zal gaan.
Minister Bos:
Wij moeten nog beginnen om al deze gesprekken te voeren. Ik ga er niet
publiekelijk op vooruit lopen. Daarmee is de zorgvuldigheid van het
proces niet gediend. Naar mijn mening ging het de heer Pechtold en
mevrouw Halsema om de zorgvuldigheid. Dat neem ik serieus. Ik wil
zorgvuldigheid betrachten. Vraag mij dan niet om er publiekelijk op
vooruit te lopen op basis van onvoldoende kennis van wat wel en niet
mogelijk is. De zorgen worden door ons gedeeld. Mevrouw Halsema heeft
er ook begrip voor dat wij de eindjes wel op een of andere manier aan
elkaar moeten knopen. Daar zijn wij voor. Wij lopen niet weg voor die
verantwoordelijkheid. Wij gaan het op een verantwoorde manier doen.
Wij leggen er zo snel mogelijk aan de Kamer verantwoording voor af.
De voorzitter:
Een nieuw punt, mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik wil graag alleen nog gezegd hebben dat het voor de fractie van
GroenLinks echt niet aanvaardbaar zou zijn als een handhaving van de
cao's voor de leraren ertoe zou moeten leiden dat scholen op andere
zaken zouden moeten bezuinigen.
Mijn andere punt betreft de loonmatiging in 2011. De minister van
Financiën gaat er van uit dat zijn afspraken met de sociale partners
dat heel goed mogelijk maken. Hij zal ook gehoord hebben dat zij
vanmorgen een iets andere interpretatie gaven van die afspraak. Ik zal
de minister daarmee niets verrassends vertellen. Mijn vraag is heel
eenvoudig. Wat is leidend, de koppeling of het bedrag van 3,2 mld. dat
de minister heeft ingeboekt?
Minister Bos:
De tekst uit het aanvullend beleidskader is leidend. Deze luidt:
"Indien een dergelijk akkoord niet of niet zo tot stand komt, zal het
kabinet mede in zijn rol als overheidswerkgever op enigerlei wijze
vanuit de collectieve sector bijdragen aan voornoemde solidariteit."
De voorzitter:
Afsluitend, mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Volgens Diederik Samsom kan het niet mooier. Ik zou het toch echt niet
willen overnemen. Deze tekst sluit immers niet uit dat bijvoorbeeld de
uitkeringen bevroren zouden worden of dat mensen op het minimum het
veel moeilijker gaan krijgen. Ik denk niet dat de Partij van de Arbeid
daarvan zo gelukkig zou moeten worden.
Het bedrag van 3,2 mld. hangt natuurlijk als een molensteen om de hals
van de minister van Financiën, zeker nadat hij vanmorgen de sociale
partners heeft gehoord. Ik zou de zekerheid willen hebben dat als de
sociale partners om wat voor reden dan ook niet besluiten om over te
gaan tot loonmatiging, de minister het bedrag van 3,2 mld. niet gaat
zoeken in een bevriezing van de uitkeringen.
Minister Bos:
Er kunnen mij tal van vragen worden gesteld over wat wij in allerlei
gevallen wel of niet zouden kunnen doen. Ik houd het bij de
formulering die wij daarover hebben afgesproken en die ik net heb
opgelezen. Ik ben van mening dat wij ons er de komende tijd vooral op
moeten concentreren dat wij er voor zorgen dat de sociale partners wel
doen wat wij veronderstellen. Ik denk te weten dat wij in een land
leven dat de wereld reeds menigmaal heeft aangetoond dat juist
vakbonden bereid zijn om in dit soort tijden hun verantwoordelijkheid
te nemen.
Nederland heeft zich al heel vaak uit economisch moeilijke tijden
omhooggewerkt omdat vakbonden uiteindelijk werk boven inkomen hebben
gesteld. Die verantwoordelijkheid blijken zij telkens aan te kunnen.
Dat geeft mij veel vertrouwen in wat zij de komende jaren hebben waar
te maken.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik hoop dat dit vertrouwen niet wordt beschaamd. Ik ben het met de
minister eens dat werk boven inkomen behoort te gaan. Hij heeft echter
ook zijn partijgenoot, mevrouw Hamer, horen spreken. Zij heeft gezegd
dat de uitkeringen niet zullen worden bevroren. Ik wil niet in
allerlei als-dan-situaties treden. Ik wil echter wel een
minimumvoorwaarde neerleggen. Uiteraard snap ik dat het geld ergens
vandaan moet komen en dat de minister daarmee problemen heeft. Hij is
het toch echter met mij eens dat het bevriezen van uitkeringen in deze
tijd onbeschaafd is? Hij is het toch met mij eens dat wij dat niet
doen? Kan hij mij daarin alstublieft tegemoetkomen?
Minister Bos:
De redenering van mevrouw Halsema klopt niet. Laat ik één voorbeeld
geven. Zij hecht, wat mij betreft terecht, zeer aan de koppeling. Als
die gewoon haar werk doet als in de marktsector een nominale nullijn
wordt gehanteerd, heeft dit tot gevolg dat ook de uitkeringen op de
nominale nullijn terechtkomen. Dat vinden wij dan met elkaar solidair.
Hetzelfde geldt dan immers voor de lonen in de collectieve sector en
in de marktsector. Zo zwart-wit ligt het dus niet. Mijns inziens
moeten wij nu echt al onze inspanningen erop richten, vakbonden en
werkgevers in staat te stellen deze verantwoordelijkheid te nemen.
Minister Donner mag de rest van dit verhaal vertellen. Dat wil hij
heel graag. Mijns inziens hebben wij met het sociaal akkoord een basis
geschapen waardoor wij vakbonden en werkgevers daartoe in staat
stellen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Ik begrijp dat mevrouw Halsema eigenlijk bedoelt dat er niet wordt
ontkoppeld. Volgens mij is ontkoppelen niet aan de orde. Door dat hier
te zeggen, is dat misverstand in ieder geval uit de wereld geholpen.
Ik wil terugkomen op het onderwijs. Ik heb de minister van Financiën
heel goed horen zeggen dat het actieplan leraren niet in gevaar is.
Dat is mijns inziens een belangrijke conclusie die hier wordt
getrokken. Behalve het probleem van de doorberekening van de lonen,
heb ik in mijn inbreng een tweede probleem genoemd, namelijk het
probleem dat lijkt te ontstaan door het beleid van het ABP. Heeft de
minister daarover informatie?
Minister Bos:
Nee, daarover heb ik geen nieuwe informatie. Het is inderdaad waar dat
ook werkgevers in de collectieve sector een bedrag van vele honderden
miljoenen extra zullen moeten ophoesten als -- ik moet mij nu goed
uitdrukken -- het bestuur van het ABP besluit tot verhoging van de
premies in het kader van het benodigde herstelplan. Ook daarvoor zal
vervolgens ruimte moeten worden gevonden. Voor zover ik weet, heeft
het bestuur daartoe nog niet besloten. Wellicht zijn er veel
argumenten om dat besluit niet te nemen, mede in het licht van de
problemen die zo'n besluit voor onze begroting met zich mee zou
brengen. Ik ben blij dat mevrouw Hamer mij de gelegenheid geeft om dit
hier nogmaals te zeggen.
Mevrouw Hamer (PvdA):
Het is daarbij wellicht belangrijk dat dit nu in het openbaar is
gewisseld en dat ik nog eens stel dat onze zorgen daarover zeer groot
zijn. Stiekem kijk ik daarbij ook naar minister Donner, die naast de
minister van Financiën zit. Als dat probleem van de ABP komt bij de
problematiek die de minister van Financiën zojuist noemde, wordt de
situatie voor het onderwijs wel héél moeilijk. Daaraan zullen wij dan
met elkaar echt iets moeten doen.
Minister Bos:
Dan wordt het niet alleen voor het onderwijs heel moeilijk, maar ook
bij de politie en bij defensie. Dit zal op al deze terreinen
doorwerken en tot grote budgettaire inpassingsproblemen leiden. Ik ben
daarom blij dat ik dit nog een keer mag zeggen.
Minister Bos:
Voorzitter. Wij hebben het al gehad over de dekking en over reguliere
uitvoeringstegenvallers. Misschien moeten wij het ook even hebben over
de vraag waar het geld dan wel naar toe gaat -- dat dreigt uit beeld
te raken -- want, geloof het of niet, daar is ook over nagedacht.
Mevrouw Kant (SP):
Voordat u naar het goede nieuws overgaat, wil ik toch graag iets meer
duidelijkheid over de bezuinigingen. Het is mij eigenlijk nog steeds
niet duidelijk waarop bezuinigd gaat worden. Misschien is het ook nog
niet duidelijk, maar kunt u al wel vast een inkijkje geven. De komende
jaren moet al bezuinigd worden, ook al wordt er gelijktijdig
geïnvesteerd. Vanaf 2011 wordt echter echt fors bezuinigd, ...
Minister Bos:
Ja.
Mevrouw Kant (SP):
Los van het feit dat er in het akkoord wel iets staat over zorg en
zorgtoeslag op de langere termijn, kan ik niet achterhalen waarop
bezuinigd gaat worden.
Minister Bos:
In het akkoord -- u kent dat -- is overeengekomen dat wij dit jaar nog
de invulling van die 1,8 mld. in 2011 vast willen leggen. Dat zullen
wij dus ook doen.
Mevrouw Kant (SP):
Maar dat is dus helemaal open. U sluit geen dingen uit?
Minister Bos:
Niet dat er nog niet over gesproken wordt, maar het lijkt mij beter
dat de Kamer dat te horen krijgt als er een besluit over is genomen en
het helemaal rond is, dan dat wij met elkaar gaan praten over allerlei
conceptinvullingen.
Mevrouw Kant (SP):
Ja, dat is wel zo, maar ik kan me toch niet voorstellen dat u helemaal
niets kunt zeggen. Wordt bijvoorbeeld de zorg ervan uitgesloten of zit
een deel van het bedrag voor de zorg daar al in?
Minister Bos:
Wij hebben de komende weken nodig voor de voorjaarsnota en de
budgettaire problemen die wij nu moeten oplossen. Zodra dat rond is,
gaan wij die 1,8 mld. oplossen. Vervolgens berichten wij de Kamer
meteen daarover.
Mevrouw Kant (SP):
Bezuinigingen op de zorg en de zorgtoeslag staan wel letterlijk in het
akkoord. Kunt u wel aangeven wanneer dat gaat gebeuren en hoe dit
kabinet dat gaat invullen?
Minister Bos:
Daar wordt de Kamer allemaal over bericht, of in de voorjaarsnota of
in de begroting. Zo doen wij dat meestal. Ik denk dat het zeer
moeilijk is om in algemene termen te praten over bezuinigingen op de
zorg. Het maakt nogal wat uit of je het hebt over salarissen van
specialisten of over andere kostenaspecten in de zorg. De minister van
VWS heeft daar natuurlijk uitdrukkelijk het initiatief; hij heeft er
ook zijn eigen gedachten over. U hebt dat ook in de tekst kunnen
lezen. Dat maken wij zo snel mogelijk rond met elkaar.
Mevrouw Kant (SP):
Ik denk niet dat ik u moet uitleggen dat de SP-fractie de bezuiniging
op de zorgtoeslag niet erg sociaal vindt. Ik kan het niet anders zien
dan dat deze de lage inkomens en de middeninkomens zal treffen.
Tijdens een interruptiedebatje probeerde mevrouw Hamer mij uit te
leggen dat die 1,2 mld. wordt uitgesmeerd over 40 jaar en dat dit zou
neerkomen op EUR1 per persoon. Dat is wat mevrouw Hamer zei.
Minister Bos:
Het gaat erom dat de bedragen die u ...
Mevrouw Kant (SP):
EUR1 per maand per huishouden; daar komt het op neer.
Minister Bos:
De bedragen die u leest onder het hoofdstuk Houdbaarheid zijn de
bedragen die algemeen moeten worden opgebracht, pas over tien, twintig
of dertig jaar. Meestal nemen wij daarbij 2040 als ijkjaar, omdat dat
een jaar is waarin je in termen van je overheidsfinanciën, in het
licht van de vergrijzing, de boel echt op orde moet hebben. Als je nu
afvraagt wat 0,2% houdbaarheid is -- dat is 1,2 mld. in 2040 -- en
hoeveel je dan over een periode van dertig jaar -- die scheiden ons
nog van 2040 -- per maand van huishoudens die zorgtoeslag ontvangen,
zou moeten vragen, dan zou dat inderdaad als een rekenkundig
gemiddelde neerkomen op ongeveer één euro per maand.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Ik wil ...
Minister Bos:
Los daarvan zou ik wel willen betogen -- mevrouw Hamer heeft dat ook
duidelijk gemaakt -- dat op dit moment het probleem met de zorgtoeslag
is dat de manier waarop het werkt, betekent dat over tien of twintig
jaar 90% van de Nederlandse huishoudens deze toeslag ontvangt. Dan
betekent dus dat straks 90% van de huishoudens belasting betaalt om
een zorgtoeslag voor 90% van de Nederlanders te financieren. Dat is
natuurlijk een krankzinnig rondpompen van geld, wat ook helemaal geen
recht doet aan het feit dat een toeslagsysteem nu juist moet zijn
gericht op de mensen die deze het hardst nodig hebben en niet op die
toplaag van de samenleving. Vanuit een sociaal oogpunt en vanuit een
oogpunt van het tegengaan van onnodig rondpompen zijn er goede redenen
om te bezien of wij de zorgtoeslag beter kunnen richten en om daarbij,
zoals in het akkoord staat, "koopkrachtevenwichtig" te werk te gaan,
zodat het niet de verkeerde mensen raakt. Dat lijkt mij een evidente
zaak.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Zeker evident, maar als het kabinet wel 1,2 mld. bezuinigt op de
zorgtoeslag en er komt verder geen cent bij, dan gaat iemand die
rekening betalen.
Minister Bos:
Nee.
Mevrouw Kant (SP):
De zorgtoeslag gaat nu naar mensen met een laag inkomen en met een
middeninkomen. Iemand gaat dus die rekening betalen, maar ...
Minister Bos:
Nee. Mevrouw Kant, u weet dat de begroting ...
De voorzitter:
Eerst mevrouw Kant.
Mevrouw Kant (SP):
Ik wil toch wel even vaststellen dat de redenering van mevrouw Hamer
-- EUR1 per maand -- dus eigenlijk een rekenkundig trucje was, dat
nergens op slaat.
Minister Bos:
Dat is helemaal geen rekenkundig trucje. Het is gewoon bedoeld om uw
populistische retoriek te ontnuchteren. Ik bedoel maar: wie kaatst,
mag de bal terug verwachten. Zo werkt het nu eenmaal.
Mevrouw Kant (SP):
Nee, het is een structurele bezuiniging die oploopt tot 1,2 mld. Dat
is niet EUR1 per maand per huishouden. Dat is een onzinnige
redenering.
Minister Bos:
U moet niet doen alsof er over één jaar 1,2 mld. wordt weggehaald bij
de meest kwetsbare mensen in de Nederlandse samenleving. Dit is een
operatie die ertoe moet leiden dat niet huishoudens die het helemaal
niet nodig hebben in de toekomst die zorgtoeslag krijgen. Het is een
operatie die over veel jaren kan worden uitgesmeerd en die heel
precies kan worden gericht. Dat zullen wij dan ook doen. Dat is wat
het is. Zo rustig en zo feitelijk mogelijk.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister van Financiën vervolgt zijn betoog.
Minister Bos:
Misschien moet ik nog één punt over het jaar 2011 maken. Wij hebben
met elkaar daar een zeker algoritme over afgesproken dat leidend moet
zijn bij het bepalen van de manier waarop wij omgaan met de balans
tussen stimuleren en bezuinigen.
Op de vraag van mevrouw Verdonk, hoe zeker of onzeker wij op dit
moment überhaupt kunnen zijn van de groei tegen die tijd -- ik
parafraseer nu een beetje -- is het eerlijke antwoord dat wij daar
totaal geen zekerheid over hebben. Ik heb net als mevrouw Verdonk
kennisgenomen -- dat leid ik tenminste af uit haar vraag -- van het
feit dat in Duitsland steeds meer experts en voorspellers somberder
zijn geworden over de toestand van de Duitse economie. Dat kan zijn
weerslag hebben op inschattingen over hoe snel de Nederlandse economie
zal herstellen in de jaren 2010 en 2011. Daar staan enkele hoopgevende
bewegingen in de Verenigde Staten van Amerika tegenover. Ik denk dat
wij er op dit punt goed aan doen om met elkaar beslissingen te nemen
die houdbaar zijn zowel in tijden dat de economie wat slechter uitpakt
dan wij op dit moment denken als in tijden dat die wat beter uitpakt
dan wij op dit moment denken. Nauwkeuriger voorspellen dan wij op dit
moment weten, wil ik er niet op wagen.
Wij hebben in ons akkoord wel vastgelegd dat wij denken dat het
verstandig is om onze ambitie om het tekort gestaag terug te brengen
zo gauw de economie het weer aankan, wettelijk vast te leggen. Dit
komt hier natuurlijk allemaal gewoon voor debat langs en dan heb ik
het er graag met iedereen verder over. Wij denken dat het ook goed is
om ons te baseren op de verplichtingen die Nederland is aangegaan in
het kader van het Europese Groei- en Stabiliteitspact. Daarin staat
dat als je met je financieringstekort in de gevarenzone bent beland,
je plannen dient te maken die ertoe kunnen leiden dat het structurele
saldo per jaar met minstens een half procent per jaar verbetert. Wij
weten allemaal dat iedereen zegt dat dit verdrag belangrijk is, maar
dat de manier waarop er in Europa over vergaderd wordt, lang niet
altijd belegd is met sancties en effectieve druk. Wij zien dat steeds
meer landen in Europa in een wet vastleggen dat ze zichzelf willen
disciplineren om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen. Recent
zijn in Duitsland zelfs bepalingen in de grondwet voorgesteld die
betrekking hebben op de maximale schuld, het maximale tekort, maximaal
lenen en dergelijke. Wat wij willen is dus helemaal geen vreemde
figuur. Wij denken dat het verstandig zou zijn om dit in Nederland ook
te doen, als is het maar om richting Europa en richting de financiële
markten, waar natuurlijk met argusogen wordt gevolgd wat er aan de
hand is in een land waar in één of twee jaar tijd de
overheidsfinanciën omslaan van een overschot naar een groot tekort en
hoe dat op orde wordt gebracht, het signaal af te geven dat wat ons
betreft wij de overheidsfinanciën weer gezond zullen maken zo gauw de
economie het kan hebben. Zoals gezegd, zullen wij het ongetwijfeld nog
veel met elkaar hebben over de vraag in wat voor type wet en met wat
voor type wetbepalingen wij dat verder voornemens zijn te doen.
Ik wil nog een enkel woord wijden aan wat daar nog over is gezegd is
in kritische zin, namelijk de vraag of wij niet over ons graf heen
regeren. Zo ongeveer iedere wet die wij hier met elkaar maken heeft
een langere looptijd dan het kabinet dat hem maakt. In het algemeen
wordt politici zelfs verweten dat zij alleen oog hebben voor wat tot
de volgende verkiezingsdatum duurt. Nu doe je eens iets wat daar
overheen reikt, en dan ben je weer over je graf heen aan het regeren
... In die zin deugt het niet of het is niet goed. Iedereen die zegt
"wat stelt zo'n wet voor, je kunt hem ook meteen weer intrekken",
heeft ook gelijk. Maar ook dat geldt voor elke wet. Dat is niet het
issue. Het gaat erom of wij het signaal willen afgeven, met elkaar,
aan elkaar en aan onszelf, dat wij het serieus menen als wij zeggen
dat wij niet alleen geld gaan uitgeven om uit de recessie te komen,
maar dat wij ook zo gauw het kan de rekening gaan betalen. Dit kabinet
is daar serieus in en dat onderstrepen wij met zo'n wet.
De heer Pechtold (D66):
Die laatste argumenten stonden duidelijk niet in uw spreektekst. Ik
vond ze ook het minst valide. Het is een soort primeur dat je,
kennelijk om jezelf te beheersen of om je opvolgers te binden, dit in
een wet moet vastleggen. U gebruikt daarbij het in mijn ogen
interessante argument "Europa". U zegt: naar Europa kan het uitstralen
dat je wel degelijk rekening houdt met je overheidsfinanciën. Zou je
dat dan ook niet Europees moeten afspreken, zodat dit ook voor andere
landen geldt? Zou over de vormgeving advies aan de Raad van State
gevraagd moeten worden om te voorkomen dat regeringen in de toekomst
dingen die wij misschien minder wenselijk vinden wel voor opvolgers
vastleggen?
Minister Bos:
Het antwoord op beide vragen is bevestigend.
Voorzitter. In tegenstelling tot wat door enkele leden werd
gesuggereerd, zijn wij van mening dat wij op ten minste twee terreinen
wel degelijk een grote stap vooruit zetten, in structurele en in
economisch versterkende zin. Dat gaat dan niet alleen over de
AOW-leeftijd, waarover de minister-president al sprak, maar ook over
onze ambities op het gebied van duurzame energie. Het kabinet heeft in
dit akkoord twee besluiten genomen die het stukken realistischer
maken, sterker nog, die het mogelijk maken om onze doelstelling van
20% duurzame energie in 2020 te realiseren. In de eerste plaats wordt
voor de korte termijn de tender wind op zee, die aan het eind van het
jaar in de markt wordt gezet, met 500 megawatt meer dan verdubbeld. In
totaal zijn daarmee 2,4 mld. aan SDE-subsidies gemoeid. Dat is een
ongelooflijk grote stap voorwaarts, die ons echt in de richting brengt
van het befaamde stopcontact op zee.
Misschien is nog weel belangrijker dat wij besloten hebben om de
regeling Stimulering Duurzame Energie op een andere manier te
financieren. Het probleem bij deze regeling was dat te veel
investeerders bezorgd waren, vanwege de zekerheid die zij nodig
hadden, over de vraag of de regeling op de lange termijn steeds over
voldoende middelen zou beschikken. Het gaat om grote investeringen en
dan is juist zekerheid over de beschikbaarheid van middelen op langere
termijn essentieel. Door nu over te schakelen op een andere
financieringssystematiek met een opslag op het stroomtarief wordt
investeerders die langjarige zekerheid gegeven. Dat betekent dat de
doelstelling van 20% duurzame energie in 2020 in één keer met een heel
grote stap dichterbij wordt gebracht.
Met het besluit van het kabinet kan daarmee dus onder andere de
ambitie om wel 6000 megawatt wind op zee te realiseren, worden
waargemaakt en niet alleen dat. Het biedt ook voor kwetsbare sectoren
van onze economie, de offshore-industrie, de staalindustrie, de
havens, allerlei nieuwe kansen. Die pakken wij op dit moment. Ook in
antwoord op wat mevrouw Halsema ons leek te verwijten, is hier sprake
van een hele grote stap vooruit. Die is goed voor onze economie, die
is goed voor onze energievoorziening en die is uiteindelijk ook goed
voor elke energieconsument die niet langer afhankelijk wil zijn van
gas uit Oost-Europa of olie uit het Midden-Oosten, waar niet alleen
allerlei financiële onzekerheden aan verbonden zijn, maar ook
energieleveringszekerheidsproblemen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik zal niet ontkennen dat, als dit volledig in werking treedt, het een
enorme stap vooruit is. Het staat al jaren in ons
verkiezingsprogramma. De Duitse Grünen hebben het ingevoerd, dus heel
fijn. Onze twijfel heeft echter te maken met de volgende zin in het
akkoord: bij de uiteindelijke vormgeving zullen de koopkrachteffecten
en budgettaire beheersbaarheid worden meegewogen. Het kenmerk van het
Duitse systeem is dat het geen plafond heeft. Dus iedereen kan er
gebruik van maken.
Minister Bos:
Dat is juist en dat is ook meteen de kwetsbare kant van het Duitse
systeem. In Nederland hebben wij in het verleden ervaring opgedaan met
de zogeheten MEP-regeling, die ook een open einde kende die
uiteindelijk tot financiële consequenties leidde die niemand meer kon
dragen. Dat willen wij niet. Om die reden is het zinnetje opgenomen
over beheersbaarheid van de uitgaven. In dit concrete verband betekent
het dat het plafond wordt gesteld op de ambitie die wij in Nederland
hebben, namelijk 20% duurzame energie in 2020.
Om die ambitie te realiseren is ervoor gezorgd dat elke investeerder
nu weet dat middelen langjarig zijn verzekerd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De heer Vendrik zit zich op de tweede rij achter mij een beetje op te
winden. Mijn excuus daarvoor.
Minister Bos:
Het is ook heel erg.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik ga weg!
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Maar hij is geen wegloper.
Het grote probleem is dat je daarmee geen zekerheid krijgt en het
enthousiasme afremt. De vraag is ook hoe hoog het plafond zal zijn.
Minister Bos:
Dit wordt gefinancierd via een opslag op het stroomtarief. Niemand is
gebaat bij een openeinderegeling waarbij de opslag op het stroomtarief
eindeloos hoog kan zijn, doordat zich steeds weer nieuwe investeerders
aanbieden. Uiteindelijk betaalt de consument het dan namelijk, zelfs
als er geen maatschappelijke vraag naar zou zijn. Je biedt die
zekerheid wel door een plafond eraan te stellen in lijn met de ambitie
die wij hebben afgesproken en waarmee wij in Europa leidend zouden
zijn op het gebied van duurzame energie. Tegelijkertijd leidt dat niet
tot lasten die de consument niet kan dragen. Dat is in alle opzichten
verantwoord.
Ik zie dat de heer Vendrik nu echt onder de tafel zakt. Misschien mag
hij zelf even interrumperen?
De voorzitter:
Nee, daar is geen sprake van, hoewel ik ook meen dat de heer Vendrik
"is eating his heart out".
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het idee hierachter is dat je blijft investeren. 20% in 2020 is mooi,
maar daarmee is niet alles gered. Waarom zou je er nu al een plafond
aan stellen als het werkelijk zo'n impuls kan betekenen? Dat ben ik
namelijk met u eens. Dat is niet de kwetsbaarheid maar juist de kracht
van het Duitse systeem. De Duitsers liggen gewoon ver op ons voor.
Minister Bos:
Dan gaat het debat over de vraag of de ambitie van 20% duurzame
energie in 2020 wel hoog genoeg is, dan wel of je die ambitie hoger
moet stellen. Dat debat kunnen wij op een ander moment voeren, maar
dit kabinet heeft de ambitie van 20% duurzame energie in 2020. Tot nu
toe werd er steeds gesteld dat wij dat toch niet zouden halen. Vandaag
kunnen wij zeggen dat wij dat dus wel halen met dat stopcontact in
zee.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Natuurlijk is investeren in duurzaamheid nodig, maar waarom in zo'n
windmolenpark? Wij weten dat die techniek in feite al is achterhaald
en dat er heel andere keuzes kunnen worden gemaakt, waaronder de keuze
om te bouwen aan een kerncentrale.
Minister Bos:
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog, want dat was geen vraag.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Tjeetje, moet ik het helemaal voorkauwen voor de minister van
Financiën? Is het bouwen van een kerncentrale ook een reële optie
geweest?
Minister Bos:
Het antwoord luidt ontkennend.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Zijn er andere mogelijkheden langsgekomen om te investeren in
duurzaamheid dan alleen maar zo'n achterhaald, foeilelijk
windmolenpark?
Minister Bos:
Wij hebben ons in de gesprekken over duurzame energie hierop
toegelegd.
Er zijn nog drie andere aspecten die het verdienen om onder de noemer
"duurzaamheid" te worden vermeld. Bij het laatste krijgt mevrouw
Thieme haar kans. Allereerst steken wij de komende jaren 320 mln. in
energiebesparingen in woningen. Die zullen vooral worden gedragen door
de woningcorporaties. De verwachting is dat tot wel 150.000 woningen
de komende jaren kunnen worden geïsoleerd met de middelen die het
kabinet daarvoor vrijmaakt. Daarnaast komt er een sloopregeling voor
vervuilende auto's, ja ook voor de auto van mevrouw Halsema, en dat
levert een bijdrage aan energiebesparing en verbetering van de
luchtkwaliteit.
(boegeroep)
Minister Bos:
Oké, die opmerking neem ik terug, uit de Handelingen halen!. Het is
niet de auto van mevrouw Halsema, maar van haar vriend. O nee, die
opmerking moet ik ook terugnemen.
Ten slotte investeert het kabinet meer dan 100 mln. in duurzaam
ondernemen en in een duurzame agrarische sector, zo zeg ik mede tegen
mevrouw Thieme.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Daar bedoelt u luchtwassers mee, maar die zijn voor de bio-industrie.
Die is niet duurzaam. Dat betekent dus een verspilling van 50 mln. Dat
is zonde.
Heeft u ook nagedacht over de "feed in"-regeling, die in Duitsland zo
populair en succesvol is? Gaat u met de 160 mln. die u heeft
vrijgemaakt voor woningen ook stimuleren dat mensen hun eigen
zonnecellen en zonneboilers gaan krijgen, waardoor zij ook energie
kunnen leveren aan energiecentrales?
Minister Bos:
Het is waarschijnlijk een van de onderdelen van het pakket die het
snelst uitgewerkt is en bij de Kamer ingediend zal worden. Op dit
moment wordt eraan gedacht om dit te regelen via een fiscaal
instrument: de energie-investeringsaftrek. Dit voorstel zal naar
verwachting binnen enkele weken bij de Kamer liggen. De Kamer kan het
dan zelf beoordelen op wat daarin mogelijk wordt gemaakt.
Mevrouw Thieme (PvdD):
U hebt zonet een opsomming gemaakt van alle milieumaatregelen die dit
kabinet in het kader van het crisisakkoord heeft opgesteld, maar in
het voorstel voor de crisis- en herstelwet staat dat milieuwetgeving
versimpeld gaat worden, en dat er zelfs regelvrije zones komen.
Daartegen heb ik grote bezwaren. Ook de heren Van Dieren en Heertje
stellen dat politici een foute analyse maken, ook op economisch
gebied, wanneer zij pleiten voor het schrappen van milieuwetgeving.
Denkt u nu echt dat het economisch herstel niet kan plaatsvinden
wanneer wij de huidige milieuwetgeving handhaven?
Minister Bos:
Nee, niet in zijn algemeenheid. Ik denk dat er een breed gevoeld
ongemak is in de samenleving bij de soms optredende
disproportionaliteit tussen de maatschappelijk gevoelde urgentie om
iets tot stand te brengen en de regels die dat tegenhouden. Als je
juist in deze tijd een aantal dingen wilt versnellen met het oog op
wat de hele samenleving belangrijk vindt, is het ook belangrijk om
juist nu nog kritischer dan wij al gewend zijn, na te gaan of daarbij
niet sprake is van onnodige juridische en bureaucratische barrières.
Wij hebben dat ook heel bewust nu niet verder gespecificeerd, want dat
debat zal straks met de Kamer worden gevoerd als het betreffende
wetsvoorstel voorligt. De minister-president zal dan zelf, naar ik
aanneem, de leiding in dat debat nemen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Het lijkt mij dat u gewoon te snel bent in het idee dat er regelvrije
zones zouden moeten komen. Milieuwetgeving heeft immers sinds de jaren
zeventig juist miljoenen banen opgeleverd en werkt welvaartverhogend.
Als u nu al eraan denkt om de milieuwetgeving te versimpelen of af te
schaffen, gaat u er eigenlijk vanuit dat dynamische ondernemers niet
kunnen inspelen op de door de maatschappij gestelde eisen aan milieu.
U gaat er dan eigenlijk vanuit dat er geen innovatieve kracht in het
bedrijfsleven zit. Het biedt juist kansen voor nieuwe markten. Als u
dan milieuwetgeving op bepaalde gebieden afschaft, houdt u dat in
feite tegen. U geeft het dan geen kans.
Minister Bos:
Ik val terug op hetgeen wij daar letterlijk over hebben aangegeven:
wij willen werken aan het versnellen en verminderen van
vergunningverlening rond de bouwprojecten via tal van maatregelen,
zoals het vaker toestaan van vergunningvrij bouwen, een meer
gebiedsgerichte toepassing van bouw- en milieuregelgeving en snellere
vergunningverlening. Ik lees nergens dat wij van plan zijn om
milieuregels totaal af te schaffen. Het gaat hierbij gewoon om
proportionaliteit. Dat is een breed maatschappelijk gevoeld probleem
waarvan wij meer dan ooit denken dat het nu een goed moment is om na
te gaan of wij met elkaar kunnen doorpakken.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik hoor de minister gewoon zeggen dat voor het bouwen op sommige
punten geen milieuvergunning meer nodig is.
Minister Bos:
Volgens mij heb ik het precies geformuleerd en daar wil ik het graag
bij houden.
Voorzitter. Een aantal leden hebben hun begrijpelijke onvrede geuit
over de bonuscultuur in het financiële bedrijfsleven, al is het maar
omdat wij vandaag een groot aantal maatregelen voorstellen om de
economische crisis in Nederland te bestrijden, waarbij deze
maatregelen uiteindelijk hun oorzaak vinden in het feit dat die
cultuur totaal uit de hand is gelopen, en het nodig is om daar paal en
perk aan te stellen. Afgelopen maandag heb ik namens het kabinet
hierover een brief aan de Kamer gestuurd. Daarin staat een reeks van
maatregelen die vooral betrekking heeft op wat wij wel en niet toe
wensen te laten in het door de Nederlandse overheid gesteunde
financiële bedrijfsleven.
In de gisteren door ons gepresenteerde brief is daar in ieder geval op
een tweetal punten nog iets aan toegevoegd. Deze hebben beide
betrekking op een wettelijk vast te leggen bevoegdheid van
commissarissen, in de eerste plaats om variabele beloningen ex post
aan te passen in het licht van bijzondere ontwikkelingen en in de
tweede plaats om variabele beloningen zelfs van betrokkenen terug te
vorderen als zou blijken dat die beloningen op basis van verkeerde
informatie zijn toegekend.
Ook in het gisteren gepresenteerde pakket vindt de Kamer een verdere
verscherping van de kabinetsaanpak met betrekking tot buitensporige
bonussen, overigens niet alleen in het financiële bedrijfsleven, maar
in het hele bedrijfsleven.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Waarom heeft de minister van Financiën niet vorig jaar,
toen hij het mogelijk maakte dat 10 mld. in ING werd gestoken om dat
bedrijf overeind te houden, de directie van ING gevraagd om per
ommegaande de aanpassing van het topbeloningssysteem naar hem op te
sturen en gezegd dat daaruit moest blijken dat er geen bonussen meer
zouden worden uitgekeerd aan topbestuurders zolang het bedrijf aan het
infuus lag en zolang dat bedrijf geen winst maakte?
Minister Bos:
Voorzitter. Dat is gebeurd. Wij hebben bij de eerste steunoperatie
voor ING van eind vorig jaar de eis gesteld dat in dat jaar aan de top
van het bedrijf geen bonussen meer zouden worden uitgekeerd. Wij
hebben bij de tweede steunoperatie voor ING dezelfde eis gesteld voor
het jaar 2009. Eigenlijk niet alleen voor 2009; wij hebben gezegd dat
die eis zou gelden totdat weer sprake zou zijn van een nieuw, duurzaam
beloningsbeleid. Aan het tot stand brengen van dat duurzame
beloningsbeleid wordt heel hard gewerkt. Met de brief van afgelopen
maandag heb ik daar nog aan toegevoegd dat dit niet alleen voor de top
van het bedrijf zou moeten gelden, maar voor alle vormen van variabele
beloning die niet met een cao zijn vastgelegd.
De heer Rutte (VVD):
Hoe is het dan mogelijk dat bij de benoeming van de nieuwe financiële
topman een welkomstbonus is toegekend en ook andere bonuselementen
zijn toegekend, terwijl u tijdens het vragenuurtje zei dat men daarmee
tegen uw uitdrukkelijk wens inging? De directie en de raad van
commissarissen zijn dus ingegaan tegen uw nadrukkelijke wens. Hoe
rijmt u dat met wat u nu zegt, namelijk dat u bij de vorige
kapitaalinjecties al eisen hebt gesteld?
Minister Bos:
Voorzitter. Wij kunnen het debat daarover opnieuw voeren, maar
afgelopen dinsdag heb ik tijdens het vragenuurtje hierover uitvoerig
verantwoording afgelegd, ook tegenover de woordvoerder van de
VVD-fractie. Ik kan weer gaan zeggen dat het niet mijn instemming had,
dat ik er mij tegen verzet heb enzovoorts.
De heer Rutte (VVD):
Ik vraag u wat anders. Ik vraag u niet om opnieuw op de zaak in te
gaan, ik vraag u te reageren in de context van uw eerdere antwoord,
waarmee u zei eisen te hebben gesteld aan het beloningsbeleid bij deze
onderneming. Hoe kon het dan dat u akkoord ging met deze bonussen? De
directie kon voorbijgaan aan uw wens, mijnheer Bos. Heel Nederland is
nu woedend, en terecht. Ik voel dat en ik hoop dat u dat ook voelt.
Heel veel mensen voelen dit. U had dit moeten voorkomen.
Minister Bos:
U weet dat ik dit voel.
De heer Rutte (VVD):
Waarom heeft u dit dan niet voorkomen?
Minister Bos:
U weet dat ik hiermee niet heb ingestemd. U weet dat ik hiervoor geen
verantwoordelijkheid draag. U weet dat ik het ING-bestuur heb
geadviseerd om dit niet te doen. U weet dat ik het ING-bestuur
destijds gezegd heb dat als dit publiek zou worden, ik hiervan afstand
zou nemen. Dat heb ik ook gedaan. U weet verder dat
vennootschapsrechtelijk de gang van zaken zo is dat ik als minister
van Financiën dit toen niet kon tegenhouden, ook niet als
aandeelhouder bij dat bedrijf. De enige manier waarop wij dit kunnen
tegenhouden is ervoor zorgen dat de toezichthouder, De Nederlandsche
Bank, daarvoor de instrumenten in handen krijgt, zodat die bij alle
banken waarop zij toezicht houdt dit kan tegenhouden. De andere manier
is ervoor zorgen dat er bij deze bank een zodanig beloningsbeleid komt
dat dit niet meer mogelijk is. Aan dat beleid wordt gewerkt. Het feit
dat wij gezegd hebben dat, tenzij anders bij cao bepaald, niemand meer
een bonus krijgt totdat er zo'n nieuw beloningsbeleid is, een beleid
dat ons op geen enkele manier aan de perverse praktijken uit het
verleden herinnert, is de beste de beste prikkel dat zo'n nieuw en
duurzaam beloningsbeleid er snel komt.
De heer Rutte (VVD):
Dit zijn veel woorden, maar u bent als allereerste verantwoordelijk
voor het creëren van een draagvlak in Nederland voor die enorme
kapitaalinjecties bij de banken. De mensen zijn het spuugzat dat dit
soort mannen en vrouwen -- helaas zijn het bijna allemaal mannen --
zulke enorme bonussen opstrijken. U had dat kunnen voorkomen. U had in
oktober/november van het vorige jaar klip en klaar moeten stellen dat
u dit soort dingen niet wenste. U had alles volledig dicht moeten
regelen. U had uw ambtenaren de opdracht moeten geven om u te
adviseren hoe u dat had moeten doen. Er hadden randvoorwaarden voor de
kapitaalinjectie moeten zijn, maar u hebt gefaald. Als oppositieleider
heeft u hier keer op keer het woord gevoerd over de topsalarissen. U
had nu alle instrumenten in handen om iets te regelen. Nederland is
terecht woedend. U bent dat ook, zegt u, maar u staat met lege handen.
Minister Bos:
Nederland is terecht woedend. Als er iemand is die de pest in heeft
dat hij hier met lege handen staat, dan ben ik dat. Verder herinner ik
u eraan dat de VVD vorig jaar vooraan stond toen de transactie met ING
goedgekeurd moest worden en zij heeft dit punt toen op geen enkele
wijze geagendeerd.
De heer Rutte (VVD):
Nu wordt hij helemaal mooi. Vorig jaar hebben wij hier onder stoom en
kokend water akkoord moeten gaan met belangrijke injecties in de
banken. Ik heb steeds gezegd: wij steunen de brandweerman Bos, wij
gaan hem niet voor de voeten lopen. Het minste waarop wij hadden
kunnen rekenen, was dat u op dat moment trouw zou zijn aan uw eigen
verkiezingsbeloften. Weet u nog dat u aan mijnheer Balkenende vroeg:
geef me drie redenen, geef me twee manieren, geef me één manier waarop
u de topsalarissen probeert te beteugelen.
U had hier een gouden kans gehad. Hoe hadden wij dat moeten
controleren vorig jaar in die paar uur dat wij ja moesten zeggen? Ik
heb dat toen geaccepteerd. U hebt hier gefaald. U moet niet die zaken
op mijn bord schuiven.
Minister Bos:
Ik herhaal nog een keer: degenen die hier falen, zijn de bankiers of
de potentiële bankiers in de markt die het op dit moment wagen om dit
soort salariseisen te stellen. Zij moeten zich realiseren dat het
draagvlak voor dit soort bonussen en salarissen op dit moment in
Nederland totaal ontbreekt. Zij moeten zich bewust zijn van de
persoonlijke verantwoordelijkheid die zij hebben over welke schade zij
berokkenen aan het draagvlak voor verantwoord bankieren in Nederland.
Verder is het mijn verantwoordelijkheid om te zorgen dat de
toezichthouder in staat gesteld wordt ook op dit punt toezicht te
houden, is het mijn verantwoordelijkheid om te zorgen dat er bij die
banken waar ik dat kan bewerkstelligen een duurzaam beloningsbeleid
komt en kan ik helaas geen verantwoordelijkheid nemen voor zaken waar
ik niet verantwoordelijk voor ben, hoe graag ik dat ook zou willen.
Mevrouw Kant (SP):
Er gaan miljarden aan staatssteun, dus belastingcenten, naar de banken
en dan kunt u geen afspraken maken om een einde te maken aan de
bonussencultuur bij die banken. Als dat is wat er nu gebeurd is -- en
dat is gebeurd, want er worden gewoon weer bonussen uitgedeeld -- dan
hebt u gefaald bij de afspraken die toen gemaakt zijn. Geeft u dat
toch gewoon toe!
Minister Bos:
Ik begrijp niet waarom mevrouw Kant zegt dat er geen afspraken gemaakt
kunnen worden. Ik doe niets anders dan afspraken maken. Ik heb
afgelopen maandag weer nieuwe instrumenten in het vooruitzicht
gesteld. Ik heb in het pakket dat gisteren gepresenteerd is weer in
het vooruitzicht gesteld dat wij de commissarissen op nog eens twee
punten machtiger maken om bonussen aan te pakken. Als er iemand is die
bezig is om die bonussencultuur de nek om te draaien, ben ik het.
Mevrouw Kant (SP):
Nou, blijkbaar niet. U denkt dat blijkbaar zelf, maar u hebt miljarden
aan staatssteun gegeven aan de ING en u hebt blijkbaar niet
afgedwongen dat er de voorwaarde aan werd gekoppeld dat er een einde
zou komen aan die beloningen en die bonussen aan de top. Dat hebt u
blijkbaar niet voor elkaar gekregen. Dan komt er ook nog een
overheidscommissaris die niet eens in woord, nog los van wat hij kan,
afstand durft te nemen van de bonussencultuur bij ING. Daar komt
iemand met een welkomstbonus binnen die maar liefst maximaal 1,3 mln.
kan zijn en de overheidscommissaris, de heer De Waal, durft niet eens
te zeggen dat dit ongewenst is. En die moet een einde maken aan de
graaicultuur bij de banken?
Minister Bos:
De overheidscommissaris, zelfs als hij formeel in dienst zou zijn
geweest als overheidscommissaris, had alleen een veto over het
beloningsbeleid en niet over individuele benoemingen. Zo werkt het
vennootschapsrecht in Nederland. Dat kan ik niet veranderen. Zelfs bij
de bank waar de Nederlandse overheid voor 100% aandeelhouder is, ABN
AMRO, waar je zou verwachten dat je maximale mogelijkheden hebt om aan
te pakken wat je niet aanstaat, hebben wij tot bij de rechter moeten
uitvinden dat het soms niet lukt. Er was daar iemand die wegging en
die recht had op 18 mln. aan bonus. Wij zijn tot aan de rechter gegaan
om te proberen dat tegen te houden. Het is niet gelukt. Zo sterk
kunnen bestaande juridische afspraken zijn. Ik vecht me drie keer in
de rondte om er een eind aan te maken als ik het kan. En soms lukt het
met een beroep op de verantwoordelijkheid van de mensen die er wat aan
kunnen veranderen en helaas, soms lukt het ook niet. Dan is mijn
frustratie en mijn woede net zo groot als de uwe. Ik doe wat ik kan.
De voorzitter:
Zullen we proberen om het debat van dinsdagmiddag niet over te doen?
Mevrouw Kant (SP):
Nee, voorzitter, we proberen het.
De voorzitter:
Dat gaat u lukken, denk ik. U kunt het.
Mevrouw Kant (SP):
Ik hoop het. Dat hangt ook van de antwoorden af.
Ik had het erover dat er een overheidscommissaris is die een
cultuuromslag moet bewerkstelligen, die erop moet letten dat die
bonussencultuur niet doorgaat bij een bank die miljarden aan
overheidssteun, dus belastingcenten, heeft gekregen. Als die
overheidscommissaris dat niet kan, heeft de minister dat slecht
geregeld. Maar hij durft niet eens te zeggen dat het ongewenst is.
Minister Bos:
Hoe komt u daarbij?
Mevrouw Kant (SP):
Wat hebben wij nu aan een overheidscommissaris die niet eens durft te
zeggen dat dit geen goed gedrag is? Dan heb ik nog een tweede vraag,
want ik wil toch wat dieper gaan dan alleen de banken die
overheidssteun krijgen. U bent nu jarenlang minister van Financiën en
u zegt "ik kan niks", waarom maakt u niet eens een keer een einde aan
die bonussencultuur, niet alleen bij de banken maar in de hele
topwereld van het bedrijfsleven? Maak een wet, voer een belasting in.
Doe iets!
Minister Bos:
Dat doen wij dus ook. Wij maken wetten. Wij hebben fiscale wetten
gemaakt waarmee gigantisch hoge vertrekvergoedingen zwaar belast
worden. Ik heb in het vooruitzicht gesteld dat wij wetten maken
waarmee wij de commissarissen de mogelijkheid geven om bonussen terug
te vorderen of naar beneden aan te passen als het uit de klauwen
loopt. Wij hebben meer dan drie voorbeelden, zeg ik tegen mevrouw
Kant, waarmee wij als kabinet exorbitante beloningen aanpakken. Dat
doen wij ook, elke keer weer.
Mevrouw Kant (SP):
Toch gek dat het dan gewoon doorgaat. U zegt dat u van alles doet,
maar blijkbaar is het niet effectief wat u doet. Nu de crisis door
gewone mensen betaald moet worden, laat u toch de verrijking aan de
top en het zakkenvullen van de mensen bij de banken waar wij de crisis
aan te danken hebben, gewoon doorgaan. U doet niks, u staat erbij en u
kijkt ernaar.
Minister Bos:
Uit het enkel feit dat ik niet elk onrecht van deze samenleving
persoonlijk kan verwijderen, mag niet worden afgeleid dat ik niets
doe.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik wilde eigenlijk niet op de kwestie doorgaan, maar de laatste
opmerking van de minister bevordert dit wel. Hij maakt afspraken over
het beloningsbeleid en over de bonussen. Maar dan komt er een nieuwe
CFO en worden de afspraken gewoon niet gehandhaafd. Dat is
onbegrijpelijk.
Minister Bos:
Dat is niet waar. Daar hebben wij het afgelopen dinsdag al over gehad.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Omdat u het een transfersom noemt en geen bonus. Dat is natuurlijk
taal.
Minister Bos:
Dat is geen taal, zelfs juridisch is dat geen taal. Zelfs als het
juridisch gesproken een bonus is, is de vraag of je er iets aan kunt
doen. Bij ABM AMRO hebben wij dat uitgevonden en vervolgens een
nederlaag geleden. Wij hebben het daar afgelopen dinsdag over gehad.
Het verandert niets aan mijn afschuw over wat er gebeurd is, want die
is net zo groot als de uwe. Ik doe wat ik kan en soms is dat helaas
niet voldoende.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Uw afschuw en uw uiting daarvan wordt niet geloofwaardiger naarmate er
meer incidenten zijn, terwijl er meer mogelijkheden zijn voor
handhaving die niet plaatsvindt.
Ik begin nu aan een nieuw punt en ik weet niet of u daar vrolijk van
wordt, want dat gaat over De Nederlandsche Bank.
Minister Bos:
U had het aangekondigd.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ja. Ik wil het hebben over de vertrekregelingen 2008 bij De
Nederlandsche Bank van EUR600.000 en EUR800.000. Ik heb het nu over de
toezichthouder en niet de private sector. Hoe is het mogelijk!
Minister Bos:
Ik zal het proberen uit te leggen. Ik word daar inderdaad niet vrolijk
van. In een geval gaat het om een overgangsregeling die door mijn
voorganger is goedgekeurd. Het was een overgangsregeling van een
riante pensioen- en prepensioenvoorziening naar een soberder
voorziening op middelloonniveau. De lopende arbeidsvoorziening is
daarvoor juridisch aangepast en door mijn voorganger goedgekeurd.
In het tweede geval is de Kamer zelf akkoord gegaan. In de door de
Tweede Kamer goedgekeurde fusieovereenkomst van De Nederlandsche Bank
en de Pensioen- & Verzekeringskamer is namelijk vastgesteld dat
arbeidsovereenkomsten van werknemers van de Pensioen- &
Verzekeringskamer zouden overgaan naar De Nederlandsche Bank. Het ging
in dit geval om een onderdeel van de arbeidsovereenkomst van de heer
Klopper. Dat was een lopend contract waar toezeggingen over waren
gedaan. De afgelopen tijd hebben wij, met alle juridische bijstand die
wij konden krijgen, gekeken of wij daar iets aan konden doen. Er is
onderhandeld en daar zijn resultaten uit voorgekomen. Minder dan wat
er is bereikt, zat er niet in.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik geloof best dat de minister zijn best heeft gedaan om de zaak terug
te draaien. Wat mij al met al het meeste irriteert, is dat het de twee
betrokken heren werkelijk kennelijk niets kon schelen wat voor
onderhandelingen er plaats vonden en dat zij gewoon dat geld wilden
meenemen. Wij hebben het nu over gewijzigde omstandigheden en een
veranderde moraal. Het zijn buitengewoon moeilijke omstandigheden voor
een groot deel van de Nederlandse bevolking en de toezichthouder is de
afgelopen jaren tekortgeschoten. Ik zou de minister willen vragen om
samen met de heer Wellink een publieke oproep te doen aan deze twee
heren om het geld of een belangrijk deel daarvan terug te geven.
Minister Bos:
Ik treed hier niet in de verantwoordelijkheid van de heer Wellink. Ik
zal dit verzoek aan de heer Wellink overbrengen. Mijn mening kent men.
Ik vind het niet gepast zoals het gegaan is, maar de betrokkenen
konden zich op juridische gronden op hun rechten beroepen. Ik heb na
mijn aantreden het beloningsbeleid bij zowel De Nederlandsche Bank als
de AFM aan de orde gesteld. Bij de nieuw aantredende directeuren zijn
de salarissen inmiddels verlaagd met 12%. Ik ben van plan om het
salaris van de opvolger van de heer Wellink met 25% te verlagen. De
onkostenvergoedingen zijn onder mijn voorganger al gelijkgesteld met
die van ministers en staatssecretarissen. De vertrekregelingen zijn
teruggebracht tot een jaarsalaris, de pensioenregelingen zijn
teruggebracht tot een middelloonsysteem. Alles wat wij konden doen,
hebben wij gedaan. Maar af en toe dienen zich zaken uit het verleden
aan waar wij machteloos tegenover staan. Onze gevoelens daarover
zullen niet ver uiteenlopen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Even een vraag over De Nederlandsche Bank. Hoeveel mensen kunnen nog
onder eenzelfde soort regeling vallen en hoeveel lopende afspraken
zijn er nog? Kan de minister daar een overzicht van geven?
Minister Bos:
Bij mijn beste weten zou het in het geval van arbeidsovereenkomsten
die stammen uit de Pensioen- & Verzekeringskamer niet meer voorkomen,
in ieder geval niet op directieniveau.
In het andere geval gaat het om een aanvullende voorziening, namelijk
om de overgangsregeling die indertijd is getroffen. Zou de situatie
zich aandienen, dan kan nog één zittend directielid op een
vergelijkbare voorziening een beroep doen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik neem aan dat de minister alle mogelijke maatregelen neemt om ervoor
te zorgen dat dit niet gebeurt. Wij spreken nu alleen over De
Nederlandsche Bank. De minister sprak net ook over de AFM. Zijn er
meer van dat soort organisaties waar wij nog dit soort regelingen
tegenkomen?
Minister Bos:
Ik ben met de Kamer in gesprek over de beloningen bij zelfstandige
bestuursorganen en bij staatsdeelnemingen. Daarbij zijn nog tal van
zaken aan de orde waarbij u en ik vinden dat het best een beetje
minder mag. Wij zijn dus nog lang niet klaar.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik ben daar kritisch op. De minister doet heel veel bij de ING en bij
de ABN AMRO. Hij verweet net de heer Rutte dat hij akkoord is gegaan
met de deals die toen zijn gesloten. Ik ben nooit akkoord gegaan, met
geen enkele deal. De minister heeft heel veel gedaan, maar één
conclusie is volgens mij gerechtvaardigd: het was allemaal te laat. De
minister heeft het niet gedaan bij de totstandkoming van de deal.
Minister Bos:
Wij liepen in alle opzichten voorop, nationaal en internationaal, bij
de eisen die wij stelden toen wij banken in Nederland gingen overnemen
of steunen. Wij hebben deze week laten zien dat wij bereid zijn om
nieuwe maatregelen te nemen als zich nieuwe situaties voordoen. Wij
doen echt wat wij kunnen. Zelfs een minister die of een kabinet dat
bereid is om heel ver te gaan, stuit op een gegeven moment op regels
die de rechtstaat zeer terecht stelt. Ik denk bijvoorbeeld aan het
respecteren van bestaande contracten. Ondanks alle gevoelens die wij
daarover hebben, is het dan even zoals het is.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Het kan niet zo zijn dat dé minister van Financiën van Nederland zich
constant verschuilt achter de woorden "het had zo mooi kunnen zijn" en
"ik doe zo veel". De minister van Financiën heeft een heel grote fout
gemaakt en het zou hem sieren als hij dat nou eindelijk eens toe gaf.
Toen hij de deal sloot met de ING en met de ABN AMRO en daar
gigantisch veel geld van de belastingbetaler in stak, heeft hij niet
geëist dat er een eind zou komen aan de bonussen en dat er kredieten
verleend zouden worden. Minister, geef nou eens toe dat dit gewoon
fout was!
Minister Bos:
Nee, dat was niet fout. De reddingsoperatie van ABN AMRO was een acute
reddingsoperatie die in de nachtelijke uren plaatsvond. Wij waren blij
dat wij de boel hadden gered tegen de tijd dat de beurs openging en
dat het allemaal een beetje ordentelijk was geregeld. Dat staat ook in
de brief beschreven die wij maandag hebben verstuurd. Wij zijn meteen
begonnen om op allerlei manieren in de bonussencultuur van de
overgenomen banken in te grijpen. Dat had ook resultaat. Dat staat ook
allemaal in de brief beschreven. Bij andere banken en
verzekeringsmaatschappijen die wij hebben gesteund, zijn meteen eisen
gesteld op het gebied van de bonussen en het duurzaam beloningsbeleid.
Gelet op de toenemende maatschappelijke onvrede over bonussen, die ik
goed begrijp, hebben wij afgelopen maandag aanvullende eisen gesteld.
De manier waarop wij dat nu doen, vinden wij verantwoord. Wij hebben
op een verzoek dat in een motie van de heer Weekers is vastgelegd een
gesprek gepland met de bancaire sector om te bekijken in hoeverre ook
banken die niet door de overheid worden gesteund toch bereid zijn tot
matiging op het gebied van salarissen en bonussen in deze jaren. Dat
doen wij allemaal, want hoe je het ook wendt of keert en wat je ook
vindt van wat er nu gebeurt, wij hebben de bankiers en de verzekeraars
straks nodig om de Nederlandse economie en de Nederlandse samenleving
te laten draaien. Zij moeten zich daarvan bewust zijn. Zij hebben ook
baat bij maatschappelijk draagvlak en zij moeten dus ook zelf
initiatieven nemen. Wij moeten de randvoorwaarden daarvoor bepalen en
daar zijn wij druk mee bezig.
Je mag aan bedrijven geen eisen stellen op het gebied van
kredietverlening, het andere punt dat mevrouw Verdonk noemde. Daar mag
je ook geen voorzieningen voor bieden omdat je dan oneerlijk
bevoordeelt. Bijvoorbeeld bij de laatste steunoperatie van de ING
hebben wij wel iets gedaan waardoor de ING zelf zei dat het resultaat
van de reddingsoperatie de ING in staat stelde om een extra volume aan
leningen uit te zetten in Nederland. Naar ik meen ging het daarbij om
25 mld. Bij die bank is er wel degelijk als een resultaat van de
transactie met de Nederlandse overheid ruimte gekomen om meer
kredieten te verlenen.
Vanmiddag zijn de cijfers bekendgemaakt over de kredietverlening in
februari. Daaruit blijkt dat deze ten opzichte van januari is
gestegen.
Wij hebben nog steeds van maand tot maand een stijging van de
kredietverleningen in Nederland, met uitzondering van de maand
december. Ik weet best dat je dit kunt schonen van allerlei invloeden
en dergelijke, maar het beeld van een totaal instortende
kredietverlening is in ieder geval niet accuraat. Wij kunnen het de
banken niet kwalijk nemen dat zij kritisch kijken naar het verlenen
van krediet aan een bedrijf dat in een steeds slechtere markt zit,
waarin de vooruitzichten op het gebied van omzet en winst steeds
somberder worden. De kans is groter dat zo'n bedrijf in problemen komt
en niet kan terugbetalen. Je kunt je afvragen of de overheid die rol
moet overnemen en die kredieten wel makkelijk moet gaan verstrekken
met bijvoorbeeld een nationale Investeringsbank. Dan loop je echter
heel grote risico's. Je geeft dan op kosten van de belastingbetaler
kredieten die economisch niet verantwoord zijn. Dat kunt u ook niet
van ons vragen.
Om ervoor te zorgen dat banken meer krediet gaan verlenen, moeten wij
een aantal zaken regelen. Wij moeten ervoor zorgen dat de economie
weer gaat lopen. Dan verbeteren de vooruitzichten voor bedrijven en
gaan banken makkelijker krediet verlenen. De minister-president heeft
dat ook al gezegd. Wij moeten ervoor zorgen dat banken elkaar weer
vertrouwen en elkaar weer geld uitlenen. Wanneer banken slechte activa
op hun balans hebben, moet er een vorm van garantie worden gesteld.
Dan hoeven zij niet allerlei kapitaal op hun balans aan te houden ter
dekking van die slechte risico's, en kunnen zij dat kapitaal uitlenen.
Dat hebben wij gedaan bij de ING. Als laatste punt moeten er
aanvullende faciliteiten zijn die op het moment dat banken nee zeggen,
toch voor krediet kunnen zorgen aan bedrijven. Die staan op de
begroting van minister Van der Hoeven van Economische Zaken. Zij heeft
die faciliteiten hier vele malen verdedigd en aangeprezen: de
groeifaciliteit en de borgstellingfaciliteit zijn daarvoor bedoeld.
Wanneer banken het niet aandurven, kan er toch via die faciliteiten op
een eenvoudige manier krediet worden gevonden. Daarmee doen wij alles
wat binnen onze mogelijkheden ligt om die kredietverlening aan te
jagen. Een aantal Kamerleden weet dat wij bereid zijn het gesprek aan
te gaan en erin te duiken wanneer ons signalen bereiken over zaken die
onredelijk zijn. Wij zijn de eersten om de banken op de vingers te
tikken wanneer wij denken dat zij op een oneerlijke manier gebruik
maken van de huidige situatie.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Wanneer ik zoveel woorden nodig zou hebben om een antwoord te geven,
zou ik er maar een keer mee stoppen. Hoeveel is er daadwerkelijk ter
beschikking gesteld van de 25 mld. die de ING aan kredieten ter
beschikking zou stellen? Daarvoor had de minister een zogenaamd
herenakkoord afgesloten. Is er überhaupt al extra krediet verleend?
Wij hebben dat plan voor de nationale investeringsbank niet voor niets
neergelegd. Die bank zouden wij ook kunnen gebruiken om kredieten te
herverzekeren. Dat is iets heel anders, dat is alleen een
garantiestelling in plaats van geld van de belastingbetaler te
gebruiken. De mogelijkheden die de minister van Economische Zaken
heeft geschapen vormen één grote bureaucratische rompslomp. Nee,
minister Bos heeft twee fouten gemaakt. Hij heeft ervoor gezorgd dat
het mkb in Nederland langzamerhand ter ziele gaat. Hij heeft niet goed
geregeld dat er geld op de markt was voor de mkb'ers om krediet te
krijgen. Daarnaast heeft hij er niet voor gezorgd dat er een eind is
gekomen aan de bonussen omdat hij niet op tijd heeft gereageerd.
Minister Bos:
De minister van Economische Zaken heeft drie instrumenten ter
beschikking: borgstelling voor het midden- en kleinbedrijf, een
garantie-ondernemingsfinanciering en een groeifaciliteit. Die zijn
juist niet bureaucratisch. Als ondernemer kun je bij elke bank terecht
om een beroep te doen op die faciliteit. Bij een speciale
investeringsbank kun je alleen bij die bank terecht om van die
faciliteit gebruik te maken. Deze faciliteiten zijn bij alle banken in
Nederland in principe toegankelijk. Laat mevrouw Verdonk de signalen
dat het onnodige bureaucratie met zich meebrengt aan mij geven. Wij
kijken er samen met minister Van der Hoeven naar, want niemand heeft
er baat bij dat dit verzandt in bureaucratie.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik vind het een raar smoesje dat je bij herverzekeren alleen maar bij
de Nationale Investeringsbank moet zijn. Je kunt gewoon naar je eigen
bank toe en die bank regelt wel dat er gebruik gemaakt wordt van het
herverzekeringsfonds van de nationale investeringsbank. Dat is een
flauwekulargument.
Minister Bos:
Ik sluit kort af met enkele opmerkingen over de tegenplannen - - het
zijn geen tegenbegrotingen -- die door de SP, door GroenLinks en door
de VVD de afgelopen tijd zijn ingediend. Ik houd het kort omdat het in
een heleboel opzichten herkenbaar is als plannen die deels al zijn
gepresenteerd in de tegenbegrotingen.
Over de plannen van GroenLinks en die van de SP merk ik in ieder geval
op dat zij in vergelijking met datgene wat het kabinet doet, zeer fors
de lasten verzwaren. Wij hebben de keuze gemaakt om juist op het
moment dat een economie zich moeizaam opricht vanuit een recessie, dat
herstel niet te belasten met een disproportionele lastenverzwaring.
Verder worden er natuurlijk ook gewoon een aantal inhoudelijke keuzes
gemaakt die door dit kabinet niet gedeeld worden, maar waar wij ook
bij de bespreking van de tegenbegroting, al een aantal keren op zijn
gestuit.
Onze reactie op het plan van de VVD is een slag anders. De VVD kiest
voor een pakket dat in 2011 een netto-ombuiging van 16 mld. zou
betekenen. De VVD rekent zich enigszins rijk door te veronderstellen
dat daarmee het saldo met wel 2,8% verbetert. Dat is helaas niet zo,
omdat er uitverdieneffecten zijn. Het leidt tot een saldoverbetering
van een kleine 2%. Wat hier natuurlijk veel relevanter is, is dat het
de economische groei met wel 2% vermindert. Daarmee is het
nettoresultaat van de oplossing die de VVD biedt voor de crisis, dat
die vooral langer duurt.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Dit is absoluut quatsch! En de minister van Financiën weet
dat. Hij heeft hier vandaag plannen gepresenteerd waarvan hij zelf
niet kan aantonen wat die doen met de economische groei, wat die doen
voor de koopkracht. Hij zegt: wij moeten van al die zaken nog maar
zien wat zij betekenen voor de toekomst. En dan zou hij dat wel voor
de VVD kunnen zeggen!
Weet u, mevrouw de voorzitter, ik heb de volgende vraag ook al aan de
minister-president gesteld. Het zijn de economen in Nederland die
zeggen dat als een kabinet te weinig hervormt en de staatsschuld te
veel laat oplopen, dat dan maar één effect heeft: dat mensen op hun
geld blijven zitten. Het is dus dit kabinet dat de economie grote
schade berokkent. Dat voorspel ik u.
Minister Bos:
Voorzitter. Als de heer Rutte mij één econoom kan noemen die met droge
ogen durft te beweren dat de economie niet terugvalt in een recessie
als wij in 2011 16 mld. netto bezuinigen, dan maak ik graag kennis met
die econoom.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik heb hier een- en andermaal aangetoond dat de
bezuinigingen die wij doorvoeren, gebeuren op een manier dat zij geen
schade berokkenen voor de economie. Dat is de kern van de zaak. Wat
het kabinet doet, is de staatsschuld laten oplopen. De minister kan
hier op geen enkele manier laten zien wat de koopkrachteffecten van
zijn voorstellen zijn. Hij heeft die cijfers niet paraat en dat heeft
hij ook keer op keer gezegd. Hij kan ook niet laten zien wat de
effecten zijn voor de economische groei. Hij kan dat simpelweg niet
laten zien. Hij staat hier dus met lege handen en hij staat hier
gewoon onzin te beweren over de plannen van de VVD.
Ik stel nogmaals de vraag. Economen zeggen dat er meer op de korte
termijn moet worden gedaan en dat er ten minste ook meer moet worden
gedaan aan structurele hervormingen op de langere termijn. Anders
blijven mensen op hun geld zitten. Kan de minister daarop reageren?
Wij waren allebei aanwezig bij de installatie van Bas Jacobs als
hoogleraar in Rotterdam. Hij sprak gisteravond nog in NOVA. Reageert u
nu eens op zo'n commentaar!
Minister Bos:
Voorzitter. Ik denk dat wij gereageerd hebben met het pakket dat wij
gisteren aangeboden hebben.
De heer Rutte (VVD):
Hij zegt dus dat het schadelijk is, omdat er te weinig wordt gedaan op
de korte en op de langere termijn. Het zal niet leiden tot meer
bestedingen, maar juist tot minder bestedingen. Hij zegt dat het
kabinet hiermee de economische groei schade berokkent. Reageer daarop!
Minister Bos:
Vraagt u hem nu eens wat het betekent als je 16 mld. bezuinigt op een
economie die zich net......
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Dit is een jij-bak!
Minister Bos:
Ik was uw voorstel nu aan het bespreken. U hebt vandaag uitgebreid
onze voorstellen besproken. Nu mag ik ook een keer iets zeggen over uw
plannen. Dualisme, weet je wel! Debat, openstaan voor elkaars ideeën!
Dat doe ik dus graag en dan zeg ik: leer mij de econoom kennen die het
met u eens is dat als je een economie die zich net aan het oprichten
is uit een recessie, belast met 16 mld. aan bezuinigingen, dat niet
gewoon betekent dat die recessie nog een jaar langer duurt. Dat
betekent het, mijnheer Rutte!
De heer Rutte (VVD):
Wat dit kabinet doet, is de komende drie jaar 80 mld. aan de
staatsschuld toevoegen. De minister gaat niet in op mijn uitdaging aan
zijn adres. Bas Jacobs! Wij waren allebei bij zijn installatie als
hoogleraar in Rotterdam. Hij heeft gisteravond in NOVA gesproken. Hij
zei dat uw pakket zal leiden tot het op de portemonnee gaan zitten van
consumenten, tot het niet gaan besteden. Dat is dus schadelijk voor de
economie. Ik vraag u nog een keer om daarop te reageren.
Minister Bos:
Voorzitter. Ik zal mijn goede vriend Bas Jacobs vragen wat hij vindt
van de plannen van de VVD. Dan denk ik dat hij met mij zal zeggen dat
het nettoresultaat van de plannen die de VVD heeft om de crisis op te
lossen, zal zijn dat de crisis nog langer duurt. En daar wordt niemand
beter van. De schatkist al helemaal niet.
Minister Rouvoet:
: Voorzitter. Zoals de minister-president al heeft aangegeven, zal ik
met name ingaan op twee thema's: de morele agenda die ook is opgenomen
in het aanvullend beleidskader van het kabinet en de jeugdwerkloosheid
en de aanpak daarvan. Ik zal proberen om dat bondig te doen. Dat kan
waarschijnlijk ook, gelet op de stand van het debat en een aantal
concrete thema's die op die agenda voorkomen en die al eerder in het
debat in meer concrete zin aan de orde zijn geweest.
Verschillende sprekers hebben vandaag opmerkingen gemaakt over de
diepere oorzaken en het bredere karakter van de huidige crisis. Dat
lijkt ons zeer terecht. Het gaat inderdaad om meer dan geld en er is
inderdaad een samenhang met andere crises. Het kabinet heeft met
belangstelling geluisterd naar de opmerkingen van verschillende
woordvoerders die daarop betrekking hadden en naar een aantal debatten
tussen leden van de Kamer. Ook het kabinet heeft uiteraard over de
bredere oorzaken van de crisis gesproken en geschreven. Het erkent de
verwevenheid van de huidige financieel-economische crisis en de
mondiale vraagstukken rondom klimaat, energie, water en voedsel. Ik
verwijs naar de brief, maar ook naar de brief die het kabinet in een
eerder stadium aan de Eerste Kamer heeft gestuurd naar aanleiding van
de motie-Schuurman c.s., die aan de overkant Kamerbreed is ingediend
en gesteund en die op de samenhang tussen de verschillende crises
wijst.
Wij zijn inderdaad op grenzen gestuit. Terecht is er de afgelopen tijd
in allerlei analyses de vinger op gelegd dat het, in de tijd die
achter ons ligt, te vaak en te veel draaide om het verhogen van
individuele consumptie, winstmaximalisatie op korte termijn en louter
aandeelhouderswaarde van bedrijven. Dat heeft geleid -- de term is in
verschillende verbanden gevallen, ik kijk even naar de
fractievoorzitter van GroenLinks -- tot hyperconsumptie, tot
onverantwoorde risico's met kapitaal, waaronder het spaargeld van
burgers, en uiteindelijk ook tot uitputting van milieu en natuur en
onrechtvaardige welvaartverhoudingen wereldwijd. Terecht heeft een van
de sprekers vandaag opgemerkt dat wij door de crisis, niet voor het
eerst maar opnieuw, met de neus op deze feiten zijn gedrukt. Dat is de
reden dat het kabinet zich in het voorliggende, aanvullende
beleidskader niet heeft beperkt tot de acute uitdagingen waarvoor de
crisis ons stelt.
Die uitdaging is om ons land op een adequate en verantwoorde wijze
door de crisis heen te loodsen. Ook, en misschien juist, willen wij
dit moment aangrijpen om de fundamentele omslag naar een rechtvaardige
en meer duurzame samenleving en economie, waarvoor wij al hadden
gekozen in het coalitieakkoord, met kracht voort te zetten en te
intensiveren, om zo in meer dan een opzicht sterker uit de crisis te
komen dan wij erin zijn gegaan. Dat bedoelen wij als wij zeggen dat de
crisis ook een kans is. Daarom investeren wij niet alleen in
werkgelegenheid en bedrijvigheid voor deze crisisjaren, voor de korte
termijn, dus 2009 en 2010. Dat pakket is overigens noodzakelijk om de
gevolgen van de crisis die de mensen vandaag ervaren, zo veel mogelijk
op te vangen. Wij hebben daarnaast ook een agenda voor een structurele
impuls op het terrein van duurzaamheid en innovatie. De Kamer heeft
daar ook om gevraagd in de motie-Hamer c.s. Het gaat dan om duurzame
energie, energiebesparing, een solide deltafonds met het oog op de
waterveiligheid, ontwikkeling van het onderwijs, kennis en innovatie.
Ook hier klinkt de titel van het stuk door: Werken aan toekomst.
Daarom hebben wij ook een morele agenda. Mevrouw Halsema heeft
gevraagd of die zich richt op de hele samenleving. Zij vroeg het
kabinet of de hele samenleving voorwerp van morele herbewapening zou
zijn. Laat ik het zo zeggen, zonder dat ik het flauw bedoel: het
antwoord op die vraag is ja en nee. Niet in de zin van voorwerp zijn
van morele herbewapening, niet in de zin van het specifiek nu onder
kritiek stellen van allerlei aspecten van de algemene maatschappelijke
of publieke moraal. Ik had de indruk dat zij daarop doelde en dat zo
aan het kabinet voorlegde. Het is niet zo dat het kabinet hierover
geen opvattingen heeft. Dat is ook even gewisseld in het debat met
haar. Ik verwijs naar het coalitieakkoord, waarin tal van voorbeelden
te vinden zijn, en naar het kabinetsbeleid, waarover wij regelmatig
met de Kamer debatteren.
Ik denk dat ik mag zeggen dat mevrouw Halsema gelijk heeft als zij
zich afvraagt of wij de hele samenleving voorwerp van morele
herbewapening moeten maken. Ik denk dat zij gelijk heeft als zij zegt
dat wij de kredietcrisis niet al te gemakkelijk tot een algemeen
maatschappelijk moreel probleem moeten maken. Niet voor niets schrijft
het kabinet in het aanvullend beleidskader dat het bij de morele
agenda in de eerste plaats gaat om het herstellen van doorgeschoten
onevenwichtigheden die met name in de financiële sector zijn ontstaan.
Oftewel: wij grijpen eerst en vooral aan bij de kiemen van de
kredietcrisis. Het gaat dan om een versterking van het toezicht, om de
beloningsstructuur en om de bonussen. Ik verwijs naar datgene wat de
minister van Financiën zo-even daarover heeft opgemerkt.
Richt het zich dan helemaal niet op de hele samenleving? Jawel, in die
zin dat wij langs die lijnen natuurlijk ook werken aan herstel van een
gezonde balans in onze economie. En dat ziet dus wel op de hele
samenleving. Volgens mij is dat overigens ook in lijn met wat mevrouw
Halsema daar zelf over geschreven heeft. Ook anderen hebben daar goede
woorden over gesproken, onder andere vandaag. Daarom noemen wij het
aanpakken van de oorzaken van de recessie in het stuk een morele
versterking van de samenleving. In bepaalde opzichten mag het
inderdaad niet meer worden zoals het was. Geen business as usual, want
juist de usual business heeft ons misschien wel in de huidige
problemen gebracht.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Ik ben blij dat de heer Rouvoet ook enige relativering
aanbrengt bij de problemen die er zouden zijn met de moraal van de
samenleving. Ik denk dat je met terugwerkende kracht zou moeten zeggen
dat er grote tekortkomingen waren in de politieke moraal en in de
moraal in de bankensector, misschien wel bij een groot aantal
marktpartijen. Volgens mij moet je in de eerste plaats ook daar zoeken
naar de oplossingen. GroenLinks heeft al een groot aantal keren
gepleit voor een beroepseed voor bankiers. De heer Bos weet daar alles
van en zegt elke keer: interessant, wij zullen er nog eens naar
kijken. Nu zou ik denken dat als je de ambitie hebt om een nieuwe
morele agenda te formuleren, dat je dat als concreet punt opneemt in
een akkoord: wij introduceren een beroepseed voor bankiers, een eed
vergelijkbaar met die voor advocaten en anderen, een eed voor
fatsoenlijk bankieren. Als de minister mij daarover een toezegging
doet, dan ben ik een gelukkig mens.
Minister Rouvoet:
Het is mij bekend dat dit debat met de minister van Financiën er is en
wordt gevoerd. Het is mij ook bekend dat de minister van Financiën
heeft aangegeven waar het initiatief daartoe zou moeten liggen,
namelijk bij de sector zelf. Dat neemt niet weg dat het hier gaat om
de morele agenda die in ons stuk is opgenomen. Daarom spreek ik er
hier over en daarom spreken wij erover zoals wij erover spreken.
Daarom val ik u bij dat wij dit niet tot een breed probleem moeten
maken, maar dat wij eerst moeten kijken waar nu de aangrijppunten zijn
waaruit de crisis is ontstaan. Het is van belang dat wij daarbij
aanhaken met ons beleid. Ik heb aangegeven langs welke lijn wij dat
willen doen. Een discussie over de wenselijkheid van zo'n beroepseed
maakt onderdeel uit van dit debat, wat mij betreft. Ook dan geldt
echter -- en dat is wat de minister van Financiën bij eerdere
gelegenheid aangegeven heeft -- dat de verantwoordelijkheid gelegd
moet worden waar zij hoort, en dat is in dit geval bij de sector zelf.
Dat neemt niet weg dat er van het pure feit al dat wij over deze
dingen spreken, ook hier in het parlement, een appel uitgaat in de
richting van in dit geval de financiële sector om daar zijn
verantwoordelijkheid in te nemen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het is mij wat te zwak. Ik deel de mening dat de sector er zelf
verantwoordelijkheid in heeft en er ook initiatief toe zou kunnen
nemen, maar er gebeurt heel erg weinig in die sector op dit moment.
Mijn verzoek aan de minister is dus: neem het initiatief, haal ze bij
elkaar, doe een voorstel en zorg ervoor dat de sector daar een vervolg
aan geeft.
Minister Rouvoet:
Voorzitter. Uit de body language van de minister van Financiën valt op
te maken dat hij de suggestie gehoord heeft en dat hij daar
ongetwijfeld op terug zal komen in het debat dat de Kamer op dat punt
met hem voert.
De heer Van der Vlies nam, sprekend over de morele agenda, de term
verootmoediging in de mond. Ik zal niet ontkennen dat zo'n term bij
mij resoneert en herkenning oproept. Het is waar: waar rekenschap
wordt afgelegd van het eigen handelen, en zeker ook waar dat gepaard
gaat met verootmoediging, doet dat weldadig aan en kan dat ook respect
afdwingen. Meer nog is het zaak dat zo'n verootmoediging leidt tot
ander gedrag en ander beleid. Daar wil het kabinet dus zelf ook op
aansturen. Dat behoort eveneens tot onze morele agenda. De onderwerpen
zijn al langsgekomen. Ik stip ze nog een keer aan, u vindt ze in de
stukken: toezicht, maatschappelijk verantwoord ondernemen,
maatschappelijke onderneming versneld introduceren en er is gesproken
over beloningsbeleid, waaronder de bonuscultuur. Dit vraagt ook
leiderschap. Dat haakt ook aan bij het debatje dat ik net had met
mevrouw Halsema. Leiders in het bedrijfsleven, in de publieke sector,
in het openbaar bestuur die opnieuw ook bij zichzelf te rade moeten
gaan of zij altijd de juiste prioriteiten stellen en de juiste
doelstellingen nastreven. Dat geldt niet alleen voor financiële
instellingen. Het geldt ook voor semi-publieke instellingen in zorg,
onderwijs, volkshuisvesting.
Misschien is nu inderdaad wel het moment om te kiezen voor andere
waarden, om ons bij onze financieel-economische keuzes niet alleen te
laten leiden door het op zichzelf legitieme winststreven waar dat aan
de orde is, maar om ook duurzaamheid, solidariteit, sociale
verantwoordelijkheid en rentmeesterschap mee te laten wegen. Dat hoort
ook bij de morele agenda en wij spreken daar ook graag over in termen
van sociale houdbaarheid.
Tegen de achtergrond van wat ik net schetste zou het zeer
onverantwoord zijn om alleen maar geld in de economie te pompen om de
consumptie aan te jagen, bijvoorbeeld via ongerichte
lastenverlichting.
Daarvoor heeft het kabinet dan ook niet gekozen. Het heeft bewust
gekozen voor gerichte investeringen in deze crisisjaren. Wij
investeren in werkgelegenheid, in bedrijvigheid, in infrastructuur,
maar zeker ook in duurzaamheid. Hierover is al gesproken. Het gaat ons
inderdaad om een omslag, om een andere koers van de economie en de
samenleving. Wij beseffen dat die omslag niet van de ene op de andere
dag is gerealiseerd. Het is echter wel zaak dat wij hierbij nieuwe
stappen zetten.
Ook de keuze om niet te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking is een
bewuste. Die keuze is gebaseerd op onze morele verantwoordelijkheid om
de gevolgen van deze crisis niet op de allerarmsten af te wentelen.
Bij deze mensen komt de crisis toch al hard aan. Deze keuze is ook
gebaseerd op de overtuiging dat protectionisme en het zich
terugtrekken op eigen bodem geen opties zijn. Onze economie is
onlosmakelijk verbonden met de wereldeconomie. Ontwikkeling van landen
in de derde wereld is ook gewoon in ons eigen voordeel, juist omdat
wij met economische banden en via migratie aan elkaar zijn verbonden.
Juist nu komt het erop aan, vast te houden aan onze belofte om landen
elders in de wereld de helpende hand te bieden.
Ik heb gisteren gesproken over het benutten van de kansen die de
crisis ook biedt. Je mag hopen dat deze crisis misschien wel het beste
in ons naar boven haalt bij het maken van noodzakelijke keuzes met het
oog op de wereld die wij aan onze kinderen willen nalaten.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik ben blij dat minister Rouvoet hieraan uitgebreid aandacht besteedt.
Toch zit mij het volgende een beetje dwars. Ik hoop dat de minister
mij kan uitleggen hoe het mogelijk is dat, ondanks de woorden die hij
zojuist sprak, het kabinet 250 mln. van de begroting voor
Ontwikkelingssamenwerking doorschuift naar 2011. Dat geld wordt dus nu
niet uitgegeven?
Minister Rouvoet:
Daarover is gesproken. Ik heb bewust gesteld dat wij niet gekozen
hebben voor de optie die verschillende leden hebben genoemd om fors te
korten op ontwikkelingssamenwerking. Dit neemt niet weg dat wij hebben
gevonden dat wij de extra stap die wij in het coalitieakkoord hebben
gezet, kort in de tijd naar achteren kunnen schuiven. Het gaat hierbij
dus niet om korten, maar om temporiseren. Dit is een verantwoorde
keuze die mogelijk is. Er wordt niet gekort op het budget voor
ontwikkelingssamenwerking. Dat is wat ons betreft van cruciaal belang
en hoort bij de morele keuzes.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik begon mijn betoog met de stellingname dat de honger en de
voedselschaarste als gevolg van de wereldwijde economische crisis weer
zijn toegenomen en dat al onze doelstellingen op dit punt achterop
zijn geraakt. Als gevolg van de teruggang van de welvaart zullen de
gelden voor ontwikkelingssamenwerking al afnemen. Daar tikt het
kabinet nog eens bij aan dat 250 mln. niet nu mag worden uitgegeven,
maar pas over twee jaar. De honger moet dus eigenlijk twee jaar
wachten.
Minister Rouvoet:
Ik sprak over 250 mln. die in het coalitieakkoord extra is opgelegd.
Het gaat daarbij dus niet om de reguliere ODA, die wij besteden aan de
directe bestrijding van armoede en honger. Op het laatste doelt
mevrouw Halsema. Ik heb het echter over het extra bedrag waarover wij
in het coalitieakkoord afspraken hebben gemaakt. Dat geld kwam bovenop
de extra inspanningen die wij al leveren. Het is bestemd voor het
klimaatbeleid. Dit raakt dus niet aan de reguliere uitgaven van de
ODA. De uitgave van dit geld is dus getemporiseerd. Het wordt besteed
waarvoor het is bedoeld, maar niet in de jaren waarvoor het in de
boeken stond. Dit wordt dus kort naar achteren geschoven.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Er staan twee bedragen in. Eén bedrag heeft betrekking op de
internationale klimaatverplichtingen en één bedrag heeft betrekking op
het ODA-budget. Helaas kan ik de passage nu zo gauw niet vinden. De
uitgave van beide bedragen wordt naar achteren geschoven.
Minister Rouvoet:
Dit is opgenomen in het geheel van de ODA, omdat het daarmee valt
binnen de "bescherming" van de ODA-criteria. Dit bedrag hebben wij dus
in het coalitieakkoord extra toegevoegd aan het ODA-budget. Ik ben
bereid nog eens heel precies na te kijken wat de formulering
daaromtrent is. Wij hebben echter nu bewust niet gekozen voor een
korting op het budget voor ontwikkelingssamenwerking. Er is slechts
gekozen voor een korte schuif van 250 mln. van de voorliggende jaren
naar 2011.
De voorzitter:
Ik zie dat mevrouw Halsema hierover nog een vraag wil stellen, maar
mijns inziens kan dit beter in de tweede termijn verder worden
uitgespit.
Minister Rouvoet:
Het volgende thema waarover ik wil spreken, is de jeugdwerkloosheid.
Hierover is door veel woordvoerders gesproken. Ik heb geproefd dat er
brede steun in de Kamer is voor de grote nadruk die het kabinet binnen
dit stimuleringspakket legt op het bestrijden van de
jeugdwerkloosheid.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Het ging ineens heel snel, maar ik wil nog even terugkomen
op het vorige onderwerp, zijnde de morele agenda. Ik vraag de minister
of het in kader van die morele agenda nu wel moreel te verantwoorden
is dat de Nederlandse belastingbetaler overal de dupe van wordt? Je
moet langer doorwerken tot je AOW; de pensioenen komen in gevaar;
mensen worden werkeloos; ze raken hun huis niet kwijt. Valt dat nu
allemaal moreel te verantwoorden?
Minister Rouvoet:
Bij de samenstelling van het pakket heeft het kabinet zich natuurlijk
afgevraagd: wat willen wij nu extra doen en hoe moet dat worden
betaald. Die vragen horen bij elkaar en dan heb je het dus ook over
een eerlijke verdeling van de rekeningen. Daar hoort bij dat je
pijnlijke keuzen niet uit de weg gaat; bij het maken van die keuzen
hebben wij natuurlijk wel gekeken naar wat verantwoord is en wat
sociaal verantwoord is. Als kabinet hebben wij een aantal keuzen
gemaakt, waarvan wij de overtuiging hebben "ja, dat zijn moreel te
verantwoorden keuzen". Wij kunnen niet gaan investeren en stimuleren,
en ons tegelijkertijd niet bekreunen om het moment waarop en door wie
de rekeningen moeten worden betaald. Dat is de reden dat die twee
vragen bij elkaar horen. Het kabinet is ervan overtuigd dat het
voorliggende pakket niet alleen evenwichtig en rechtvaardig is, maar
ook alleszins verdedigbaar in sociaal opzicht.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Misschien begrijpt u het niet helemaal, maar de belastingbetaler is
gewoon de dupe, nu en in de toekomst. Laten wij daar met elkaar nu
gewoon eerlijk over zijn. Eerlijk tegen elkaar zijn, dat is moreel
juist.
Ik heb één andere vraag; eigenlijk is het een heel grote zorg. Ik hoor
u namelijk zeggen "ja, er is een andere koers van de economie en de
samenleving nodig." Ik dacht: is dat nog meer betutteling?
Minister Rouvoet:
Ik meen die andere koers van de samenleving inzichtelijk te hebben
gemaakt; ik zag althans bij veel Kamerleden blikken van herkenning en
zelfs bijval. Bij zo'n andere koers gaat het om thema's als het
doorwerken van de morele agenda, om duurzaamheid en om sociale
rechtvaardigheid. Ik associeer zulke termen niet met betutteling, maar
het staat u vrij om uw eigen opvatting te hebben over een meer
duurzame samenleving en dat te kwalificeren zoals u zojuist deed.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Laat ik één voorbeeld noemen: de koopzondag. Het is het typische
voorbeeld van betutteling dat wij binnenkort niet langer kunnen
winkelen op uren dat wij dat willen. Volgen in uw visie er nog meer
van zulke maatregelen?
Minister Rouvoet:
Ik zou u willen uitnodigen om aan te geven op welke concrete
voorstellen in het pakket dat het kabinet gisteren op tafel heeft
gelegd, u precies doelt. Het kabinet staat voor de afgekondigde
maatregelen. Het gaat altijd graag met de hele Kamer en met u het
debat aan. In het kader van die morele agenda, die een belangrijk
onderdeel is van dit pakket van het kabinet, zou ik het eigenlijk wel
toejuichen als ik van uw kant iets zou voelen van affiniteit met
noties als een versterkte inzet op duurzaamheid en sociale
rechtvaardigheid. Uiteraard bent u daartoe niet verplicht.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Alleen zo'n opmerking is al betuttelend.
U hebt niet goed geluisterd, want ik heb wel degelijk over
duurzaamheid en over investeringen daarin gesproken. Trots op
Nederland zou echter kiezen voor andere investeringen. Het is dus goed
dat u mij nog even in de gelegenheid stelt om dat toe te lichten.
Minister Rouvoet:
Maar dan heb ik volgens mij uw vraag beantwoord. Zoals aangegeven,
ziet volgens het kabinet de morele agenda op een versterkte inzet op
duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid.
Terecht hebben veel Kamerleden gesproken over het probleem van de
jeugdwerkloosheid, binnen de totale werkgelegenheidsimpuls die het
kabinet zeker de komende jaren wil geven. Jongeren zijn kwetsbaar, met
name in tijden van crisis. Hun positie op de arbeidsmarkt is
kwetsbaar. Uit ervaring weten wij dat de jeugdwerkloosheid
traditioneel sterk de neiging heeft toe te nemen in tijden van
economische neergang. Dat wordt nog eens onderstreept door de
CPB-ramingen, die aangeven dat de werkloosheid scherp zal oplopen en
dat naast allochtonen en lager opgeleiden vooral jongeren daarvan de
gevolgen zullen ondervinden. Ik geef een globale duiding van de
CPB-cijfers: in 2008 ging het nog om zo'n 80.000 jongeren onder de 25
jaar, zijnde 8,7%; nu wordt rekening gehouden met zo'n 120.000 in
2009, zijnde 11,5% en misschien wel 180.000 in 2010, zijnde 18,5%.
Kortom, dit zijn serieuze en ernstige cijfers.
In de afgelopen periode heeft een aantal bewindslieden, namelijk de
staatssecretaris en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de
staatssecretaris van Onderwijs en ikzelf, uitvoerig gesproken met vele
partijen uit het veld: vakbonden, jongerenorganisaties,
jongerenorganisaties van de vakbeweging, partijen uit het onderwijs en
uit het bedrijfsleven, wethouders van de grote steden et cetera.
Eigenlijk allen hebben erop gewezen dat het ongelofelijk belangrijk is
dat het kabinet samen met hen actie onderneemt om de jeugdwerkloosheid
niet fors te laten oplopen. Een aantal woordvoerders heeft het belang
daarvan vandaag onderstreept. Het kabinet onderschrijft die opvatting.
Wij moeten er alles aan doen om de positie van jongeren op de
arbeidsmarkt te versterken en om te voorkomen dat zij langdurig
werkloos aan de kant blijven staan.
Het kabinet heeft daarom besloten om specifiek binnen het
arbeidsmarktbeleid 250 mln. te investeren in de bestrijding van de
jeugdwerkloosheid. U ziet dit terug in de tabellen over investeringen
in de komende jaren. Van dit bedrag zal 100 mln. in 2009 ter
beschikking worden gesteld, 120 mln. in 2010 en dan nog eens 30 mln.
in 2011. Daarbovenop komen de investeringen in wijkscholen, de
versterking van het mbo en enkele andere posten die daar direct aan
raken. Daarvoor wordt nog eens 100 mln. in 2009 en 150 mln. in 2010
ter beschikking gesteld.
In de brief van de bewindslieden van SZW wordt aangegeven ...
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het is mij volstrekt onduidelijk waar die bedragen aan besteed zullen
worden.
Minister Rouvoet:
Daar kom ik nog op.
Zoals aangegeven, en dat is eigenlijk al meteen het antwoord op de
vraag die mevrouw Halsema denk ik wilde gaan stellen, zal de
staatssecretaris van SZW in nauwe samenspraak met de staatssecretaris
van OCW en ondergetekende op korte termijn tot een invulling van dat
budget komen. Uit die gesprekken is een veelheid aan voorstellen
gekomen over wat wij allemaal zouden kunnen doen met het beschikbare
bedrag. Met elkaar zullen wij vanuit het kabinet echt op korte termijn
tot een actieplan komen. Er moet snel een actieplan komen hoe wij de
jeugdwerkloosheid exact gaan bestrijden met het beschikbare budget,
dat er overigens niet om liegt. Ik heb de suggesties gehoord, ik heb
ook vanmorgen nog in de hoorzitting met de sociale partners de vraag
gehoord om een gericht advies te laten uitbrengen door een
taskforce-achtige of in ieder geval een adviesachtige club. Dat is een
vurige wens van de sociale partners. Ik zeg daarbij dat het kabinet op
zichzelf geen behoefte heeft aan langdurige adviestrajecten, omdat het
zaak is om echt snel tot daden te komen. Wij kunnen ons wel iets
voorstellen bij een "korte klap"-advies. Wij zullen daar met de
betreffende bewindslieden over spreken. Wat mij betreft blijft het
echt bij een "korte klap"-advies, want wij moeten zo snel mogelijk tot
een actieplan voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid te komen.
Daarbij zijn een aantal dingen van belang: werk en stages voor
jongeren, scholing voor jongeren, en behoud van aandacht voor jongeren
die altijd al extra inspanningen vergden. Op die manier menen wij
jongeren op de arbeidsmarkt te kunnen behouden en andere jongeren op
de arbeidsmarkt gericht te houden. Wij zullen uiteraard de Kamer zo
snel mogelijk in het bezit stellen van het actieplan. Wij gaan er
graag het debat over aan met de Kamer.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik wil graag twee maatregelen uit ons alternatieve plan onder de
aandacht van de minister brengen. De eerste maatregel is het fiscaal
stimuleren van werkgevers voor leer- en werkstages van jongeren. Dat
lijkt mij een aardige maatregel. Ik hoop dat hij die in overweging
neemt. De tweede maatregel is ook door het FNV voorgesteld. Deze
maatregel betreft het verlengen van de studiefinanciering voor
jongeren. Dat lijkt mij heel belangrijk omdat langer leren echt veel
beter is voor je cv dan twee jaar een uitkering ontvangen.
Minister Rouvoet:
Ik kan mevrouw Halsema verzekeren dat uit de gesprekken die wij
voerden met al de organisaties, instanties en personen die ik zo-even
noemde, ook deze en dergelijke suggesties naar voren zijn gekomen. Wij
stellen ons zeker open voor suggesties vanuit de Kamer. De heer Rutte
heeft ook al over een aantal zaken gesproken en er was sprake van
eventuele moties van mevrouw Hamer, de heer Rutte en anderen. Wij
zullen er uiteraard naar kijken. Wij nemen de suggesties graag mee,
voor zover ze al niet in onze bak met suggesties zaten.
Onze aanpak zal lopen langs vier lijnen. De eerste is het langer op
school houden van jongeren, de tweede is jongeren aan het werk houden,
de derde is het verzorgen van een leerwerkaanbod voor jongeren die
niet naar school gaan en ook niet werken. De Kamer kent de route
daarvoor. Het wetsvoorstel investeren in jongeren is bij de Kamer in
behandeling. De vierde lijn is het aantrekkelijk maken van jongeren
voor werkgevers. Je kunt daarbij allerlei instrumenten en maatregelen
bedenken. Er liggen al inventarisaties. Wij zullen op korte termijn
met elkaar tot een conclusie komen, een en ander in een actieplan
aanpak jeugdwerkloosheid gieten en dit aan de Kamer geven. Wij nemen
graag de suggesties van mevrouw Halsema daarbij mee.
De heer Rutte (VVD):
Het vorige kabinet was zeer succesvol met de Taskforce
Jeugdwerkloosheid. Deze bracht niet zozeer adviezen uit, maar ging
zelf het land in, bracht werkgevers en werknemers bij elkaar en bracht
bedrijven en jongeren bij elkaar. Hans de Boer, de voorzitter van deze
taskforce, is erin geslaagd om op die manier 40.000 banen voor
jongeren in Nederland te vinden. Dus niet te veel adviezen,
alstublieft! Ik ben zo bang dat het weer een heel circus wordt. Laten
wij het simpel en praktisch houden en lessen trekken uit die
taskforce. Dat was mijn eerste opmerking. Mijn tweede punt betreft de
maatschappelijke stage. Ik meen dat de minister daar nog niets over
heeft gezegd, maar misschien heb ik het even gemist.
Ik ben werkelijk bezorgd. Wij zijn politiek gezien niet voor
maatschappelijke stages, want wij vinden dat een hoop gedoe, maar los
van die politieke verschillen van inzicht zijn wij bang dat de
maatschappelijke stages concurreren met degenen die een gewone
stageplek zoeken. Ware het niet verstandig om voorlopig even piano aan
te doen met de maatschappelijke stage.
Minister Rouvoet:
Wij hebben ervaring opgedaan met de Taskforce Jeugdwerkloosheid. Daar
is veel goeds uit voorgekomen. Sommige ingrediënten kunnen wij
wellicht opnieuw, aangescherpt gebruiken. Daar wordt naar gekeken. Ja,
er is contact met de deskundigen en ja, de staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal op korte termijn met een gericht
advies komen. Ik wil de urgentie die bij het kabinet leeft duidelijk
maken. Als het aan ons ligt, geven wij volgende week het startsein en
dan moet er binnen een maand een nationaal actieplan bestrijding
jeugdwerkloosheid liggen. In die termijnen denken wij. Wij willen geen
langdurige adviestrajecten meer. Er ligt veel materiaal, er is veel
bekend en er zijn veel instrumenten beschikbaar. Vindt de heer Rutte
het goed dat ook zijn opmerking over de maatschappelijke stages worden
betrokken in het traject? Wij hebben hem goed gehoord en wij beloven
dat wij met een gericht pak maatregelen zullen komen en dat wij daar
met de Kamer over zullen spreken.
De heer Rutte (VVD):
Ik vind dat prima. Ik heb nog een opmerking over de taskforce. De
kracht was nu juist dat er bij het vorige kabinet geen pak maatregelen
lag. Er is tegen Hans de Boer gezegd: haal jij nu eens een paar goede
mensen bij elkaar, je krijgt volledige steun van de ministeries van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs en Wetenschap en ga
aan de gang. Hans de Boer haalt die werkgevers bij elkaar. Hij spreekt
de taal van ondernemers en zegt: kom nou eens even hier, ik heb nog
een joch dat een baantje moet, regel dat nu eens even. Hij heeft op
die manier 40.000 van die baantjes geregeld. Je moet dus ook types als
Hans de Boer zien te vinden. Want als een of andere keurige meneer of
dame de leiding heeft, dan gaat het niet lukken. Het moet iemand zijn
die een beetje uit de praktijk komt.
Minister Rouvoet:
Ik krijg bijna de indruk dat u de heer Hans de Boer geen keurige
meneer vindt en dat zou ik willen tegenspreken!
De heer Rutte (VVD):
Hij moet een beetje streetwise zijn.
Minister Rouvoet:
Ik begreep het perfect.
Voorzitter. De namen die de heer Rutte noemt, zijn ons niet onbekend
en de aanpak die hij voorstaat, is ook de aanpak van het kabinet. Het
moet snel tot resultaat komen langs de lijnen die ook hij aangeeft.
Wij hebben hem goed gehoord en ik twijfel er niet aan dat wij op
hetzelfde spoor zitten.
Dit was het van mijn kant over de twee door mij aangekondigde
onderwerpen.
Minister Donner:
: Voorzitter. Er is al veel gezegd. Ik ben bang dat ik zelf ook
voorwerp van discussie ben geweest. De heer Rutte heeft mij een
Liberale Vonk toegekend, de heer Pechtold wil mij ontketenen en
mevrouw Halsema heeft gespeculeerd over mijn relatie met mevrouw
Jongerius. Ik kan haar geruststellen: de heer Wientjes heeft vanmorgen
uiteraard per abuis mevrouw Jongerius aangeduid als mevrouw Donner.
Voorzitter. Het wordt allemaal wel erg persoonlijk. In de Staat worden
wij bestuurd door ambten en niet door personen, zij het dat wij graag
door mensen en niet door automaten bestuurd willen worden. Ik kan
bovendien de leden geruststellen. De Liberale Vonk is een welkome
aanvulling bij het christendemocratisch vuur. Ik meen dat de notitie
die ik de Kamer deed toekomen over de arbeidsmarkt en
arbeidsmarktmaatregelen er voldoende van getuigt dat ik ontketend ben
sinds de crisis aan de gang is. Mevrouw Halsema kan ik geruststellen:
de minister-president is er net prat op gegaan dat hij in het vorige
kabinet in drie jaar drie sociale akkoorden heeft gesloten. Ik heb dat
in twee jaar tijd al gedaan, dus ook wat dat betreft geen obstakels,
geloof ik.
Samen met het aanvullend beleidskader Werken aan toekomst heb ik de
Kamer gisteren het akkoord van de sociale partners in de Stichting van
de Arbeid doen toekomen met de reactie daarop van het kabinet. Voorts
heb ik de Kamer in een notitie een overzicht gezonden van de
verschillende maatregelen voor de aanpak van de gevolgen voor de
arbeidsmarkt van de economische crisis, want de economische crisis
heeft grote gevolgen voor de arbeidsmarkt. Werkgevers zijn genoodzaakt
om mensen te ontslaan. Werknemers worden geconfronteerd met
onzekerheid omtrent hun toekomst. Jongeren die de school verlaten,
dreigen tussen wal en schip te geraken. Gepensioneerden krijgen
meerdere jaren geen verhoging van hun pensioenen of worden zelfs
geconfronteerd met het afstempelen van hun pensioenen.
Werknemers moeten tegenwoordig soms zelfs cao's afsluiten die een
loonsverlaging inhouden. Tegen die achtergrond zijn kabinet en sociale
partners tot afspraken gekomen over loonmatiging, over begeleiding van
werk naar werk, over de opvang van jeugdige schoolverlaters en over de
samenwerking in het kader van mobiliteitscentra.
Er is hier van verschillende zijden gesteld dat de afspraken
boterzacht zijn. Er wordt impliciet gesuggereerd dat de crisis en de
gevolgen daarvan kunnen worden weggenomen met harde afspraken,
concrete plannen en een pakket overheidsmaatregelen; dat de
arbeidsmarkt gewoon kan doorfunctioneren als er maar investeringen
worden gedaan, geen loonmatiging komt en wij het tekort sterk laten
oplopen; en dat de crisis alweer voorbij zou zijn als het kabinet nu
maar twee weken geleden klaar was geweest. Ik ben bang dat het meer
zal vergen en dat het niet vanzelf zal gaan. Iedereen zal de gevolgen
van de crisis ondervinden en iedereen zal aan de aanpak ervan moeten
bijdragen.
Vanuit die optiek is het volstrekt niet vreemd dat met sociale
partners overleg heeft plaatsgevonden. Dat is geen uitzondering, want
het is voorjaar en dan vindt er vaak voorjaarsoverleg plaats in het
kader van de Voorjaarsnota. Bovendien was ik op dringend verzoek van
de Tweede Kamer al in gesprek met sociale partners ter voorbereiding
van de brief met het vervolg van de kwestie werktijdverkorting, die ik
op 1 maart de Kamer zou doen toekomen. Van het een komt het ander in
dit soort relaties. Het is dus gelukt om dat akkoord samen te voegen
met het akkoord met het kabinet. Daar was ook reden voor, want een
half jaar geleden werd er een akkoord gesloten waarbij aan de
loonstijging een maximum van 3,5% werd gesteld. De situatie is
inmiddels dramatisch gewijzigd, waardoor nu wordt gesproken over
loonmatiging beneden inflatieniveau en waardoor cao's worden
afgesloten of besproken waarin de loonaanpassing substantieel beneden
nul ligt.
Er wordt gezegd dat het sociaal akkoord geen harde afspraken bevat.
Dat klopt, want het werkt niet met harde afspraken. De heer Rutte wil
harde afspraken over een nullijn en over de inbreng van werkgevers met
doelstellingen en criteria. Hij heeft mij net de liberale vonk
uitgereikt. Misschien ben ik van een wat ouder liberaal soort dat niet
zo in het "spoorboekjesliberalisme" en de "bevelseconomie" gelooft,
maar inderdaad nog vertrouwen heeft in de wijze waarop sociale
partners dit soort ontwikkelingen zelf regelen.
De heer Rutte (VVD):
Dit is ook een beetje de avond van de omkering van alle waarden, want
ik herinner mij ook een tijd waarin ARP- en CDA-politici nog uitgingen
van het rentmeesterschap. Ook dat lijkt met dit akkoord volledig te
zijn losgelaten en dat betreur ik.
Minister Donner:
Kunt u mij uitleggen in welk opzicht?
De heer Rutte (VVD):
Ik heb het over het feit dat u als minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid akkoord bent gegaan met een pakket dat een stijging
behelst van de staatsschuld met 80 mld. in drie jaar tijd. Daarbinnen
zitten boterzachte bezuinigingen. U hebt 3,2 mld. ingeboekt op
loonmatiging, waarvan u moet toegeven dat die boterzacht is, want het
moet nog maar blijken of dat ook gaat gebeuren. Door die 80 mld. heeft
de gemiddelde hardwerkende Nederlander dadelijk EUR25.000 meer schuld
op zijn schouders. U gaat daarmee akkoord. Ik weet dat u er
persoonlijk niets voor voelt, maar u hebt er wel voor getekend.
Minister Donner:
Dat het zo loopt, is het gevolg van een begrotingssystematiek die wij
nog van de heer Zalm hebben geërfd en die automatische stabilisatoren
bevat. Er is echter al ettelijke keren op gewezen dat het in deze fase
onverstandig zou zijn om in 2009-2010 onmiddellijk over te gaan tot
bezuinigingen. Ook hebben alle economen die u aanroept, ons dat sterk
afgeraden. Vervolgens is het zaak om na te gaan hoe van het
stabiliseren van de overheidsfinanciën kan worden overgaan tot het
herstel.
Dan is het een kwestie van maatvoering. De heer Rutte wil dat met de
harde hand doen en wil graag regels hebben, opdat de uitkomsten op
voorhand zeker zijn. Wat dat betreft heb ik iets meer vertrouwen in
het proces en telt vooral de uitkomst en niet zozeer het bevel aan het
begin.
De heer Rutte (VVD):
De traditie van rentmeesterschap zou het ook noodzakelijk maken om
heel precies te zijn. In de Zalmnorm wordt bijvoorbeeld voorgeschreven
dat je wel door de nul mag zakken, maar dat je maatregelen neemt als
het tekort richting 3% oploopt. U had dat ook moeten doen. Ik ben niet
de enige die dit zegt; ik wijs hierbij op de uitspraken van onder meer
de heer Strauss-Kahn van het IMF en Trichet van de ECB. Zij zeggen
beiden dat je op korte termijn ook moet bezuinigen en dat je moet
voorkomen dat de overheidsfinanciën uit de hand lopen. Allerlei
autoriteiten zijn het met de VVD-fractie eens dat het noodzakelijk is,
de overheidsschuld niet uit de hand te laten lopen. U begon met de
Liberale Vonk. U zei: mijnheer Rutte, dat staat op gespannen voet met
het feit dat u ook zekerheid over de uitkomst wilt hebben. Daarmee had
u mij best even te pakken, omdat je soms inderdaad in het leven moet
zeggen: ik vertrouw je, maar ik wil ook een beetje zekerheid hebben.
Dit geldt zeker voor afspraken met sociale partners. Ik speel de bal
echter ook terug. Vanuit het oogpunt van het rentmeesterschap vraag ik
mij werkelijk af hoe u kunt tekenen voor dit akkoord.
Minister Donner:
Ik begrijp dat wij de bal over en weer naar elkaar toespelen; dat heet
pingpongen. Ik meen juist vanuit het rentmeesterschap dat het
verantwoord is en het kabinet probeert daarom in de plannen vanaf
2009, 2010 onmiddellijk de uitgaven weer onder controle te krijgen.
Alleen de WW- en de WWB-uitgaven worden daarvan uitgezonderd, maar
tegelijkertijd ook de ruilvoetwinst die daar doorgaans mee gepaard
gaat. In die zin is het ook volstrekt terecht. Daarom geeft het
kabinet in de plannen aan dat wij vanaf het begin van die jaren de
meerrente structureel willen afdekken, ook in 2011. Dit gebeurt juist
vanuit datzelfde rentmeesterschap. Rentmeesterschap brengt ook
verantwoordelijkheid met zich, niet alleen tegenover de begroting,
maar ook tegenover de mensen in de samenleving, met het doel om hen
perspectief te bieden. Dat perspectief is de mensen nu, en de jongeren
in de toekomst. Die combinatie hebben wij geprobeerd te behartigen.
De heer Rutte (VVD):
Diezelfde mensen weten donders goed dat het kabinet te weinig doet op
korte termijn en dat het te weinig structurele maatregelen neemt op de
langere termijn. Zij zullen het geld, dat nu zou moeten rollen, niet
laten rollen, omdat zij rekening houden met toekomstige
belastingverhoging. Zo gaat het werken. Het kabinet zegt nu: om de
rust te kopen in het kabinet, doen wij niets in 2009 en 2010; wij
laten de staatsschuld verder oplopen met 80 mld. Dat betekent dat --
en dan kom ik terug op het rentmeesterschap -- er in de toekomst geen
geld is voor investeringen in onderwijs, in de gezondheidszorg en in
een sterker Nederland, omdat wij dan nog steeds te maken hebben met
het juk van die enorme schuldenlast waarmee dit kabinet, u deel van
uitmaakt, ons heeft opgezadeld. Dat is volgens mij fundamenteel in
strijd met de beste tradities van het rentmeesterschap.
Minister Donner:
Ik denk dat wij dan toch een andere visie hebben op
rentmeesterschap ...
De heer Rutte (VVD):
Dat kan zijn.
Minister Donner:
... omdat ik meen in deze tijd dat tegenover de Nederlandse bevolking
sprake is van het belangrijkste rentmeesterschap. Wij moeten immers
voorkomen dat de groeiende werkloosheid waar wij nu tegenaan lopen,
overgaat in een depressie, in het voortzetten van de recessie. Dat zou
immers makkelijk het gevolg zijn van een beleid om nu al onmiddellijk
heel strak te gaan bezuinigen. Dat is in ieder geval het beeld dat ons
door economen wordt aangereikt en wat tegelijkertijd geen argument mag
zijn om -- ik ben dat helemaal met de heer Rutte eens -- daarom de
sluizen maar open te zetten en de zaak te laten lopen.
Wij hebben een verantwoordelijk tegenover het gevaar dat inderdaad te
veel mensen werkloos thuis komen te zitten en tegen de muren opkijken
en dat massawerkloosheid overgaat in een depressie. Dat is mede de
reden waarom het sociaal akkoord tot stand is gekomen. Het is
inderdaad geen kwestie van alleen een kabinet, maar ook van iedereen
die daarbij betrokken is.
Uiteraard kan een tekst op verschillende manieren worden uitgelegd.
Dat is inmiddels ook gebleken. Tegelijkertijd blijkt dat ondanks de
verschillen in uitleg, allen het sociaal akkoord verwelkomen en zich
daarnaar willen voegen. Dat kon je vanochtend ook zien aan de mensen
van de verschillende partijen die bij het sociaal akkoord zijn
betrokken.
Ik denk in dit verband aan het onderwerp AOW. Nog niet zo lang geleden
klonk het hard dat er geen sociaal akkoord zou zijn als het kabinet
zou besluiten tot verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Het
kabinet heeft daartoe besloten en er is ook een sociaal akkoord. Er is
gewoon een procedureafspraak gemaakt en er is aangegeven op welke
wijze een adequaat alternatief voor verhoging van de
pensioengerechtigde leeftijd kan worden ingebracht. De tekst van mijn
brief bevat dienaangaande geen voorwaarden. Ik begrijp dat mevrouw
Jongerius in reactie op uitspraken van de heer Van Geel heeft gesteld
dat de voorwaarden die hij noemde in de tekst hebben gestaan. Ik kan u
verzekeren dat met het eerdere concept werd gesproken van een
gelijkwaardig alternatief en dat dat kon worden aangereikt voor de
verbetering van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Juist die
voorwaarde is geschrapt. Ik ben mij ervan bewust dat mevrouw Jongerius
haar opvattingen thans zeer uitgesproken kenbaar maakt, maar ik wijs
erop dat het kabinet niet mevrouw Jongerius of het FNV in de
gelegenheid stelt om een advies uit te brengen, maar de SER.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Dat zijn heel heldere uitspraken, zo laat op de avond. Het
gaat hierbij om belangrijke wetgeving, waarvoor nog meer draagvlak
gecreëerd moet worden. Hierover hebben wij ook met de
minister-president van gedachten gewisseld. Wanneer zal de minister
beginnen met het vormgeven van deze wetgeving? Wanneer zouden wij
hierover de eerste verkennende debatten kunnen houden?
Minister Donner:
Het is goed dat u dit zegt. Het zou niet terecht zijn te speculeren
als het om de inhoud van het advies gaat. Bovendien is het moeilijk om
de SER enerzijds te vragen hoe de verhoging het beste kan worden
ingevuld en anderzijds te laten zeggen wat de totaal andere oplossing
zou kunnen zijn. Mede naar aanleiding van de opmerking van mevrouw
Halsema lijkt het mij verstandig dat ik op korte termijn samen met de
staatssecretaris een notitie opstel over de verschillende
alternatieven en voorstellen. Die notitie kan eventueel door de SER
gebruikt worden bij de voorbereiding van het advies, terwijl er hier
dan al de mogelijkheid is om daarover te discussiëren. Wij kunnen dan
nagaan hoe men verder te werk kan gaan.
De heer Pechtold (D66):
Dat lijkt mij een prima procedure. Wanneer denkt u met de notitie, die
u samen met de staatssecretaris zult opstellen, te kunnen komen?
Minister Donner:
Wij hebben het akkoord nog maar één dag, maar ik zal mijn best doen.
Ik zal proberen dat de notitie omstreeks mei te laten verschijnen,
maar houd mij niet onmiddellijk aan deze termijn. De notitie heeft het
voordeel dat iets duidelijker wordt wat de verschillende ideeën zijn.
De notitie kan op deze manier de onrust die er mogelijk bestaat,
wegnemen.
Ik meen dat het tegelijkertijd goed is om bij alle opwinding over de
verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd erop te wijzen dat dit
onderwerp niet het centrale punt van het sociaal akkoord is en ook
niet van het aanvullend beleidskader. Juist omdat partijen hebben
geconstateerd dat deze kwestie de samenwerking op dit terrein niet in
de weg moet staan, is voor deze oplossing gekozen. Centraal staat de
bereidheid van de sociale partners om in het kader van het sociaal
akkoord samen te werken bij de aanpak van de gevolgen van de crisis.
Ik heb dat geschetst met de brief die bij het sociaal akkoord is
gevoegd. Samen met het akkoord in de Stichting van de Arbeid vormt de
brief het kader voor het sociaal akkoord. In deze Kamer klinkt weinig
waardering voor dat akkoord. Ik meen dat dat een miskenning is van de
waardering die er in ieder geval buiten deze Kamer voor is.
De overheid kan werkloosheid niet voorkomen. Het kunstmatig in stand
houden van werkgelegenheid waar geen werk meer is, biedt ook geen
oplossing of perspectief. Ook om die reden zou ik niet willen werken
in de richting van het op grote schaal introduceren van gesubsidieerde
arbeidsplaatsen, zoals dat in de jaren negentig werd gedaan. Daarom
deel ik ook niet de visie van GroenLinks om ruim 100.000 structurele
participatiebanen te creëren. Ik wijs er bovendien op dat nog onlangs,
eind vorig jaar, de Eerste Kamer ingestemd heeft met de verschillende
wetsvoorstellen die zowel de loonkostensubsidie regelen als de
participatiebanen en dat derhalve het instrumentarium daarvoor in
stelling is gebracht en dat er vervolgens gebruik van kan worden
gemaakt.
Ik acht het evenmin gewenst om, zoals mevrouw Halsema en mevrouw Kant
suggereren, de doorwerkbonus af te schaffen. Weliswaar stijgt de
werkloosheid nu op korte termijn, maar als wij hier uit komen zullen
wij hard behoefte hebben aan iedereen die er is en moeten wij wederom
een beleid voorkomen waarbij ouderen in de eerste plaats van de
arbeidsmarkt worden afgevloeid.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
altijd liever de warmte van een baan dan de kilte van een uitkering.
Ik zou het jammer vinden als de minister daar wel voor kiest. Daar heb
ik ook een vraag over. In het sociaal akkoord valt mij op dat nieuwe
middelen om mensen aan het werk te houden en naar nieuw werk te leiden
vrijkomen voor mensen die nog aan het werk zijn. Voor kwetsbare
groepen op de arbeidsmarkt, de arbeidsgehandicapten, mensen die
langdurig werkloos zijn, worden helemaal geen nieuwe middelen
vrijgemaakt. Is dat correct?
Minister Donner:
Mevrouw Halsema, ik wijs er in de eerste plaats op dat nu juist in het
akkoord van de stichting apart ruimte is ingeruimd zowel voor de
jeugdwerkloosheid als voor de groep langdurig werklozen, Wajongers en
oudere werknemers. Ik verwijs hiervoor naar de laatste alinea boven
het hoofdstuk Pensioenen op bladzijde 2, waarin juist die nadruk is
gelegd, ook op de bereidheid van de sociale partners om zich daarvoor
in te zetten. In het kader van het wetsvoorstel Wajong waren reeds
middelen voorzien. Als het gaat om de jeugdwerkloosheid ligt het
wetsvoorstel Wet investeren in jongeren voor. Ik roep de Kamer op om
dat instrument zo snel mogelijk te realiseren en dan hebben wij ook de
middelen daarvoor. Het gaat niet primair om extra middelen, het gaat
er primair om bij werkgevers plaatsen te vinden. Dat is niet een
kwestie van geld, dat is een kwestie van bereidheid.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik stel deze vraag omdat ik hier de klassieke tegenstelling insiders
en outsiders bespeur. Ik heb het niet over de jeugdwerkloosheid. Ik
heb al vastgesteld dat daar extra middelen voor worden ingeruimd.
Ondanks het feit dat GroenLinks in haar alternatieve plan daar meer
aan doet, ben ik daar blij mee. Dat is vanzelfsprekend. Maar hier zie
ik een ander probleem en dat is dat bijvoorbeeld de 200.000 langdurig
werklozen -- ik weet niet hoe hoog het aantal op dit moment precies is
-- in de beleidsambities van de minister niet meer voorkomen.
Natuurlijk, ik heb hier de passages uit het sociaal akkoord. Ik zie
dat er ten aanzien van de insiders nieuwe maatregelen en nieuwe
middelen worden geïntroduceerd en dat de minister zich ten aanzien van
de klassieke outsiders beperkt tot een opsomming van wat er al was en
dat hij vervolgens zegt dat zij fit gehouden moeten worden voor de
arbeidsmarkt. Ik moet zeggen dat ik dat een beetje verontrustend vind,
zacht gezegd.
Minister Donner:
Mevrouw Halsema, wat de 200.000 betreft zaten wij tot december zelfs
boven de beoogde ontwikkeling. Dus op dat punt was er geen probleem,
maar het is wel zo dat er op dit moment veel werk verdwijnt en dat
bedrijven in eerste instantie niet zozeer bezig zijn met het
aantrekken van nieuwe medewerkers maar dat het vooral gaat om de vraag
hoe moet worden voorkomen dat medewerkers afvloeien. Dat is de
werkelijkheid op dit moment. Desondanks heb ik met werkgevers overlegd
om in de eerste plaats ruimte te zoeken voor jongeren. Dan gaat het
niet om degenen die er al zaten binnen de bedrijven, maar om degenen
die van de scholen uitstromen.
In de tweede plaats wijs ik erop dat ook werkgevers zich inzetten om
de plaatsen voor Wajong'ers te behouden. In de middelen daarvoor is
voorzien mede in het kader van de wijziging van de Wajong-regeling.
Voor participatiebanen waren al extra middelen voorzien. Dat geldt ook
voor de loonkostensubsidie. Kortom: in de middelen waarom wordt
gevraagd, was al voorzien. Wij waren de crisis al wat voor.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik stel vast dat de minister zich geen rekenschap geeft van wat de
economische crisis vooral voor de allerkwetsbaarsten betekent: de
arbeidsgehandicapten, de ouderen, de langdurig werklozen. Zij worden
het meest kansloos. De kansen op het vinden van werk, zeker als de
economische crisis langer duurt, wordt voor deze mensen echt nihil. De
minister mag dan trots zijn op de inspanningen die er waren,
GroenLinks vond al heel lang dat het niet genoeg was. Ik stel vast dat
hij in deze tijden van crisis niets extra's doet om kwetsbare groepen
aan werk te helpen.
Minister Donner:
Ik heb een- en andermaal uitgelegd dat wij iets extra's doen. Maar dat
is niet in de vorm van geld: geld is het probleem niet. Het gaat mij
om de resultaten en het gaat mij er niet om in de begroting te laten
zien dat ik iets doe.
In het aanvullend beleidskader zijn langs verschillende beleidslijnen
extra middelen uitgetrokken voor de arbeidsmarkt. Een onderdeel
daarvan is de invoering van de deeltijd-WW. Dat is in het bijzonder
beoogd voor bedrijven die geconfronteerd worden met de realiteit van
orders die wegvallen en de noodzaak om hun productievermogen bij
elkaar te houden. Deze bedrijven lopen het risico dat vakkrachten
verdwijnen. Met deze figuur wordt een instrument geboden om werknemers
voor 50% ten laste van de WW te brengen. Wanneer de werkgever
betrokkene uiteindelijk niet in het bedrijf houdt, moet hij de helft
van de kosten van de WW terugbetalen aan het UWV. Dit bevordert de
afweging om betrokkene voor het bedrijf te behouden. Wel heeft deze
regeling, anders dan de werktijdverkorting, tot gevolg dat de
werknemer zijn rechten onder de WW ten dele opgebruikt. Omdat
uiteindelijk de betrokkene voor 50% in dienst blijft, houdt hij in
alle gevallen 50% van zijn WW-rechten.
In alle plannen worden middelen voor scholing uitgetrokken, onder
andere om ervoor te zorgen dat iedereen die ontslagen wordt, in ieder
geval een certificaat van elders verkregen competenties kan krijgen.
Op die manier krijgen personen bij het zoeken naar een andere baan de
nodige kwalificaties.
De heer Rutte riep op om te bekijken of voor jongeren die tijdelijk
werk hebben de beperkingen van de flexwet kunnen worden uitgebreid. Ik
wijs erop dat de flexwet al de mogelijkheid kent om bij cao af te
wijken van de wettelijke regeling en personen meermalen in dienst te
houden. Dat kan een oplossing bieden.
Onderwerp van het sociaal akkoord is ten slotte ook dat
pensioenfondsen langer de tijd zullen krijgen in verband met de eerste
afstempeling. Dat acht ik gerechtvaardigd. Wanneer de
pensioengerechtigde leeftijd stijgt, veranderen daarmee immers de
parameters voor het functioneren van de pensioenfondsen. Midden
volgend jaar zal duidelijk zijn op welke wijze de verschillende lijnen
die er zijn samenwerken. Daarom is afgesproken dat midden volgend jaar
opnieuw zal worden bekeken of het extra uitstel van de termijn nog
gerechtvaardigd is. In wezen weeg je hier het risico op het door
blijven bestaan van niet gedekte pensioenen af tegen de onzekerheid
van het afstempelen van pensioenen. De heer Van der Vlies wees er al
op.
Ik wijs erop dat noch de minister noch De Nederlandsche Bank beslist
over het afstempelen van de pensioenen. Dat doen de pensioenfondsen.
Het blijft hun verantwoordelijkheid, ondanks het langere uitstel. Ik
hoop dat het op die wijze mogelijk is om onzekerheid weg te nemen.
Midden volgend jaar zullen wij opnieuw bekijken of het gerechtvaardigd
is. Dat zal mede afhangen van de besluitvorming over de verhoging van
de pensioengerechtigde leeftijd, die dan duidelijk is. Op die wijze
kunnen de verschillende ontwikkelingen worden samengebracht.
De voorzitter:
Dank u wel.
Ik denk dat het verstandig is om vijf minuten te schorsen. Enkele
leden hebben mij gevraagd om een schorsing van een paar minuten
voordat wij doorgaan met de tweede termijn van de Kamer. Ik denk dat
wij aan dat verzoek tegemoet moeten komen.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Mevrouw Kant (SP):
Voorzitter. Een beschaafd land gunt ouderen hun welverdiende rust.
Daarom is ooit afgesproken dat mensen van 65 jaar niet meer hoeven te
werken en AOW krijgen. Dit kabinet wil die AOW-leeftijd verhogen van
65 naar 67. De crisis waarmee wij nu te maken hebben, is veroorzaakt
door fouten in het systeem, door verkeerde beslissingen van politici
en graaiende ondernemers. Zoals altijd wordt de rekening gepresenteerd
aan mensen die niets aan de huidige situatie konden en kunnen doen.
Eigenlijk vind ik dat de crisis wordt misbruikt om de verhoging van de
AOW-leeftijd erdoor te drukken. Dat is onnodig. Het geld dat de staat
door de crisis misloopt, kan ook worden gevonden door villa's niet
langer te subsidiëren, door de JSF niet aan te schaffen en door de
rijken hun deel te laten meebetalen aan de premies voor de AWBZ.
De AOW verdient onze bescherming. Daarom heeft de SP zojuist een
nieuwe actie gelanceerd. Ja, u kon daar op wachten. Kijkt u naar
www.65blijft65.nl. Op die manier gaan wij als partij kijken hoe het
met dat draagvlak zit. Wij zoeken uiteraard draagvlak voor het niet
verhogen van de AOW-leeftijd.
Gewone mensen betalen de crisis terwijl de veroorzakers van de crisis
blijven graaien en bonussen blijven incasseren. En wat doet het
kabinet? Het doet misschien wel iets, maar dat is niet erg effectief.
Het kabinet staat erbij en kijkt ernaar, maar het gegraai en de
bonussencultuur gaat gewoon door.
Er komen investeringen en dat is goed. Wij missen er echter wel een
aantal. Een aantal dat vooral ligt op het vlak van het menselijke en
het sociale. Ik zie geen investeringen in het spoor, dat kan toch ook
worden versneld? Ik zie geen investeringen in buurtverpleeghuizen, dat
vinden wij toch allemaal een goed idee? Investeer daar dan in en ga
bouwen! Wij zouden ook graag meer uitgaven zien voor het opknappen van
schoolgebouwen, voor het verbouwen van verpleeghuizen naar
eenpersoonskamers en voor betaalbare huurwoningen. Ook daarvan heb ik
helaas nog niets kunnen zien in de plannen van het kabinet. Er is dus
nog meer mogelijk dan de plannen waarmee dit kabinet komt. Wij vinden
de plannen te mager en wij vinden ook dat er meer geïnvesteerd moet
worden in maatschappelijk zeer gewenste aangelegenheden.
Ik zei het al: wij hebben niet te maken met een uitvoeringsfout maar
met een systeemfout. Er is echt een fundamenteel probleem. Gedurende
deze crisis hoor je zo vaak dat het anders moet. Maar je hoort
nagenoeg niets over hoe het dan anders moet en hoe dat moet worden
ingevuld. Daarover horen wij niets en daarvan zien wij niets. Vandaag
blijkt weer dat men kiest voor het doorlopen op het bekende pad,
terwijl er grote behoefte is aan een nieuwe koers voor Nederland.
De heer Van Geel (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister-president en ook de andere ministers
voor de uitvoerige beantwoording van de vragen en opmerkingen in
eerste termijn. Het is goed en belangrijk dat het akkoord dat nu
gesloten is fier overeind staat. Wij hebben daarmee in onze ogen
belangrijke stappen gezet om het vertrouwen in onze economie te
herstellen, om Nederland krachtiger uit deze crisis te laten komen dan
voorheen. Wij hebben ook aangegeven hoe wij de rekening in de toekomst
gaan betalen. Dat wordt een heel grote uitdaging. De hoofdlijnen zijn
in het akkoord vastgelegd. Ik heb al gezegd dat er nog heel veel moet
gebeuren. Dat is in het debat vanavond ook gebleken. Wij zullen dat
zeker in constructieve samenwerking met de collega's doen.
Ik ben blij met de toezegging van de minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid om in dit huis de verschillende varianten voor de
AOW-leeftijd te bespreken. Het lijkt ons buitengewoon goed om de voor-
en nadelen van de verschillende opties tegen het licht te houden.
Ik heb ook nog een korte reactie op een aantal voorstellen die de
afgelopen dag concreet naar voren zijn gekomen. Wij hebben al eerder
aangegeven dat collega Rutte van de VVD een interessant voorstel heeft
gedaan om de jeugdwerkloosheid verder aan te pakken. Het is een groot
probleem en het is vanavond ook weer uitvoerig bediscussieerd. Zo'n
voorstel kan op onze steun rekenen.
In die lijn past ook een voorstel van de ChristenUnie om Wajongers
meer kansen te bieden met stageplekken en leerwerkplekken.
Nog een voorstel, ook al weer op het gebied van de arbeidsmarkt -- men
ziet hoe belangrijk dat onderwerp is -- is het voorstel van mevrouw
Halsema om de positie van flexwerkers te versterken. Velen van hen
verkeren in een buitengewoon problematische positie. Dit onderwerp en
dus ook dit voorstel kunnen op de sympathie van mijn fractie rekenen.
Ik wil ten slotte nog even duidelijkheid bieden over een onderwerp
waarover wellicht enig misverstand is ontstaan. Ik zeg "wellicht",
want voor mij was het op zichzelf glashelder. Ik heb aangegeven dat ik
een voorstander ben van een parlementair onderzoek naar de
kredietcrisis en naar het functioneren van de financiële instellingen.
Ik heb al in januari aangegeven dat ik een groot voorstander van een
dergelijk onderzoek ben. Wat mij alleen zorgen baart, is het moment
waarop dat onderzoek het beste kan plaatsvinden in relatie tot
besluitvorming ten aanzien van een aantal financiële zaken,
vertrouwelijke gegevens et cetera. Dat was de strekking van mijn
verhaal. Dat is geen retireren. Dat is de kanttekening, maar verder
moet het onderzoek wat mij betreft zo snel mogelijk plaatsvinden. En
daar moeten natuurlijk heel goede afspraken over gemaakt worden.
De afspraak die wij gemaakt hebben met de fractievoorzitters wil ik
nog even klip en klaar herhalen. Mevrouw Hamer en ik hebben
afgesproken dat wij ten behoeve van de collega's samen een voorstel
zouden doen op welke wijze wij dit zouden kunnen vormgeven en welke
ondersteuning daarbij nodig is. Dat wilde ik nog in alle helderheid
aangeven. Het onderzoek komt er. Wij gaan ermee door.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Eén week!
De heer Van Geel (CDA):
Die ene week! Wij gaan het zo snel mogelijk doen.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. Ik bedank de regering voor de beantwoording van de
gestelde vragen. Zij hebben met elkaar een paar mooie mantra's
ingestudeerd. Het zijn mooie bezweringsformules om de leegheid een
beetje te bedekken. Maar het wordt er allemaal niet duidelijker op.
Het crisisplan doet mij langzamerhand steeds meer denken aan een
schilderij van Mondriaan. Ik weet niet wat het is, maar ik weet wel
dat het heel veel geld kost.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter...
De heer Rutte (VVD):
Ja, Zalm heeft dat schilderij gekocht. Dat wilde u gaan zeggen.
De heer Pechtold (D66):
O nee, dat wilde ik helemaal niet zeggen. Ik wilde u even op dit late
uur meenemen en zeggen dat de vroege periode van Mondriaan er één was
hier vooral rond Den Haag, van prachtige molens en polderlandschappen.
En dat die langzaam via de kleurabstracties naar steeds verdere
abstrahering is gekomen. Maar als u heel goed kijkt, dan kunt u
uiteindelijk dat prachtige polderland er nog steeds in zien.
De heer Rutte (VVD):
Ach, mijnheer Pechtold, poëtisch, of ik een gedicht van Bloem hoor!
Maar het is wel zo dat die schilderijen uit zijn eerdere periode
aanmerkelijk goedkoper zijn dan die volstrekt onbegrijpelijke
schilderijen uit zijn latere periode. En die kosten inderdaad heel
veel geld.
Echte oplossingen worden onvoldoende geboden en in de sneeuwschuiver
wordt heel erg veel voor het kabinet uitgeschoven. Het is een beetje
het "na ons de zondvloed"-kabinet dat hier zich vandaag presenteert.
Het is nu potverteren en komende kabinetten kunnen de rommel weer
opruimen, namelijk de rommel van de geëxplodeerde overheidsuitgaven.
Ik wijs nog een keer op uitspraken van Trichet van de Europese
Centrale Bank en van Strauss-Kahn van het IMF. Zij hebben gezegd: pas
op dat je de staatsschuld ook op de korte termijn niet te veel laat
oplopen, want je zit met ongecontroleerde tekorten op de langere
termijn.
Uitgedaagd door de coalitiepartijen en geheel tegen mijn gewoonte in
heb ik moties bij me, en maar liefst vijf. De eerste motie gaat over
het feit dat ik vind dat het pakket moet worden heroverwogen. Zij
luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering de ernst van de economische situatie lange
tijd consequent heeft onderschat en ondanks alle signalen de uitgaven
onverantwoord heeft opgeschroefd;
overwegende dat nu de economische recessie een feit is, juist die
recessie wordt aangegrepen om te blijven doorgaan met onverantwoorde
uitgaven en daar met het aanvullende beleidsakkoord zelfs nog een
schepje bovenop te doen;
constaterende dat de gezondheid van de overheidsfinanciën hiermee in
gevaar is gekomen en met het aanvullend beleidsakkoord onvoldoende
zicht wordt geboden in welk tijdpad de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën wordt hersteld;
van mening dat het onverantwoord is toekomstige generaties met deze
rekening op te zadelen en het bieden van oplossingen door te schuiven
naar volgende kabinetten;
verzoekt de regering, dit te voorkomen door het aanvullend
beleidsakkoord te heroverwegen en aan te vullen met additionele
ombuigingen in de resterende kabinetsperiode en structurele
hervormingen van de arbeidsmarkt en sociale zekerheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Pechtold en Verdonk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (31070).
De heer Rutte (VVD):
De tweede motie gaat over de verliesverrekening voor bedrijven. Zij
hebben grote problemen om aan krediet te komen. Ik heb voorstellen
daartoe, die ik door middel van deze motie wil voorleggen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nederlandse bedrijfsleven hard wordt geraakt
door de economische crisis en dat de gevolgen in ieder geval ook nog
zijn te voelen in 2010;
constaterende dat deze problemen worden versterkt door de
terughoudendheid van banken bij de kredietverlening richting het
bedrijfsleven;
van mening dat meer financiële ruimte voor bedrijven in 2009 en 2010
leidt tot minder faillissementen, minder terughoudendheid bij
kredietverlening door banken, meer investeringen door het
bedrijfsleven en dus behoud van werkgelegenheid en stimulering van de
economie;
verzoekt de regering, de verruiming van de verliesverrekening ook in
te stellen voor 2009 en daarnaast de mogelijkheden tot willekeurige
afschrijving verder uit te breiden en de dekking te vinden in het
defiscaliseren van de groepsrente voor niet-financiële ondernemingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (31070).
De heer Rutte (VVD):
Dan de onverkwikkelijke kwestie van het verhogen van de AOW-leeftijd
naar 67 jaar. Het kabinet heeft een besluit genomen. Nu mag de SER
over alles praten. Ik zou zeggen dat het de regering is die regeert en
niet mevrouw Jongerius. Daarom dien ik een motie in die de speelruimte
voor de SER zal inperken, geheel in lijn met de uitspraken van de heer
Van Geel gisterenavond in NOVA.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet het voornemen heeft de AOW-leeftijd tot
67 jaar te verhogen met het oog op de bijdrage van deze maatregel aan
de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, van de aanvullende
pensioenen, de verhoging van de arbeidsparticipatie en de verlaging
van de collectieve lasten;
constaterende dat het kabinet de SER in de gelegenheid wil stellen om
voor 1 oktober 2009 in een advies een alternatief aan te reiken;
verzoekt de regering, aan deze adviesaanvraag voorwaarden te
verbinden, zodat het alternatief niet leidt tot zwaardere lasten voor
huizenbezitters of verhoging van de belasting- en premiedruk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (31070).
De heer Rutte (VVD):
De volgende motie betreft het feit dat wij vinden dat, indien er
sprake is van loonmatiging, de AOW niet ook mag worden bevroren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inkomens van ouderen onder druk staan als gevolg
van de effecten van de economische crisis op de pensioenen;
constaterende dat het kabinet voornemens is om de uitkeringen,
inclusief de AOW, de komende jaren te bevriezen en om vanaf 2011
belasting te gaan heffen over de AOW-uitkering via de Bosbelasting,
waardoor de inkomenspositie van ouderen verder zal verslechteren;
verzoekt de regering, de AOW te ontzien bij het bevriezen van de
uitkeringen en de Bosbelasting niet in te voeren in 2011 en dekking te
vinden in het afschaffen van de aanrechtsubsidie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Rutte. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29 (31070).
De heer Rutte (VVD):
Tot slot heb ik een motie over de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Van
tevoren wil ik er twee dingen bij zeggen. Ten eerste moeten werkgevers
die gewoon de middelen hebben om mensen in vaste dienst te nemen, in
dit soort maatregelen natuurlijk geen aanleiding zien om nog een keer
een tijdelijk contract te geven. Zij horen gewoon hun
verantwoordelijkheid te nemen. Ten tweede geldt deze motie tijdens de
recessie. Tegen die achtergrond spreek ik de volgende tekst uit.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de economische crisis met name werkgelegenheid voor
jongeren onder druk zet en de jeugdwerkloosheid naar verwachting nog
met 150.000 jongeren zal toenemen;
overwegende dat een hele generatie haar positie op de arbeidsmarkt
dreigt te verliezen, terwijl arbeidsparticipatie van jongeren juist
cruciaal is voor hun toekomst en de moderne economie;
overwegende dat werkgevers zich onder de huidige omstandigheden vaak
genoodzaakt zien om jongeren op straat te zetten, omdat ze hun
tijdelijke contracten niet durven om te zetten in vaste contracten;
verzoekt de regering, ten spoedigste de mogelijkheid van een
ontheffing op het arbeidsrecht te onderzoeken en zo nodig te
realiseren, waardoor met jongeren tot 27 jaar vaker en langer een
tijdelijk arbeidscontract mag worden aangegaan dan thans in de wet is
voorzien,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Rutte, Hamer, Slob, Van Geel,
Van der Vlies, Pechtold, Halsema, Thieme en Verdonk.
Zij krijgt nr. 30 (31070).
Mevrouw Hamer (PvdA):
Voorzitter. Ik wil de regering bedanken voor de antwoorden. Ik denk
dat het belangrijk is dat vandaag de laatste onduidelijkheden zijn
weggenomen die er nog waren bij mensen over het pakket, het akkoord,
het nationaal akkoord. Over de blijvende koppeling van de uitkeringen
aan de lonen, over het niet-openbreken van cao's, over een stevige
aanpak van de jeugdwerkloosheid en ook over de aanpak van de
pensioenen en de afspraken die daarover met de pensioenfondsen zijn
gemaakt. Dat acht ik belangrijke dingen die vandaag verhelderd zijn.
Ik denk ook dat het erg belangrijk is dat alle onduidelijkheden die er
nog waren over het sociaal akkoord en over de afspraken die gemaakt
zijn inzake de pensioengerechtigde leeftijd zijn weggenomen en dat het
helder is dat de SER nu gewoon een advies kan gaan opstellen. Het
allerbelangrijkste van vandaag vind ik echter dat het kabinet vanaf
vanavond of morgenochtend aan het werk kan om mensen zo lang mogelijk
aan het werk te houden of van werk naar werk te begeleiden. Dat is
immers waar het vandaag uiteindelijk om ging.
Ik wil het kabinet ook bedanken voor twee belangrijke toezeggingen. Ik
doel ten eerste op de toezegging dat het kabinet de problemen die
mogelijk kunnen rijzen vanwege de cao in het onderwijs zeer serieus
zal bekijken en dat het actieplan leraren niet in gevaar is. Ten
tweede dank ik voor de eveneens zeer belangrijke toezegging dat het
kabinet de vraag op welke wijze differentiatie van de
pensioengerechtigde leeftijd een bijdrage kan leveren aan de plannen
die er liggen en of dit mogelijk een alternatief kan zijn, aan de SER
zal meegeven en bij de eigen uitwerking zal betrekken. Ik denk dat het
belangrijk is om het hele palet aan mogelijkheden de komende tijd in
beeld te krijgen.
Vandaag was er soms forse kritiek op het akkoord en dat mag. Ik zou
het haast sterker willen zeggen: het hoort ook zo. Het hoort van de
kant van de oppositie en het zou vreemd zijn als het niet zo was. Wij
hebben er begrip voor dat er ook irritatie is geweest, en misschien
soms wel frustratie. Ik hoop echter wel, en zo heb ik het klimaat
vandaag ook ervaren, dat wij nu samen aan het werk kunnen. Wij hechten
er zeer aan dat wij nu als Kamer alle voorstellen die er nog liggen
gezamenlijk gaan beoordelen. Een van de kritiekpunten vandaag was dat
er nog veel moet worden uitgewerkt. Ik zou tegen de collega's zeggen:
grijp je kans. Laten wij dat samen doen.
Wij hebben ook zaken met elkaar kunnen doen. Samen met de heer Rutte
hebben wij ons vanochtend al voor het debat -- niet in
achterkamertjes, maar zelfs op de televisie -- afgevraagd of wij nog
iets extra konden doen aan de jeugdwerkloosheid. Hij heeft daar net
een motie over ingediend. Met de heer Pechtold zal ik blijven strijden
voor de grote ambities die wij hebben op het gebied van onderwijs. Ik
herhaal nog maar eens dat dit kabinet de ambitie heeft neergelegd, een
plan te ontwikkelen om tot het OESO-gemiddelde te komen; een ambitie
die nog geen enkel kabinet ooit heeft neergelegd. Veel belangrijker op
de korte termijn is misschien wel dat de salarisontwikkeling van de
leraren gewoon doorgaat en dat het collegegeld niet wordt verhoogd. Ik
heb echter ook een vraag aan de heer Pechtold. Wij strijden vaak samen
voor dit soort dingen. Ik hoop dat hij mij de komende tijd verder gaat
steunen bij alle plannen die er liggen voor het mbo en voor het vmbo,
omdat juist die jongeren onze steun het allerhardst nodig hebben.
Mevrouw Halsema zal straks voor de tweede keer een door mij
ondersteunde motie indienen over duurzaamheid. Het was geloof ik niet
het idee om daar een traditie van te maken, maar mocht het een
traditie worden, dan is het een goede traditie. Wij zullen voorts een
motie indienen over het bevorderen van de introductie van de
elektrische auto en daarmee het duurzaamheidspakket vandaag nogmaals
een extra steuntje in de rug geven. Ik zal ook een motie van
GroenLinks steunen over de positie van flexwerkers.
Voorzitter. Dat is wat wij vandaag als oppositie en coalitie samen
hebben kunnen doen, maar ik wil van deze plek uit toch ook mijn
waardering uitspreken voor de samenwerking met de collega's van het
CDA en de ChristenUnie.
Met hen stonden wij de afgelopen weken voor een moeilijke taak. Wij
stonden vaak bij het hek, maar misschien stonden wij nog wel meer
samen in de wind. Dat hebben wij goed doorstaan. Daarvoor wil ik hen
danken. Er is een afgewogen pakket maatregelen tot stand gekomen,
waarbij prioriteit wordt gegeven aan "werk, werk, werk". Dat werk moet
er komen en moet blijven. Dat werk moet er in ieder geval zijn voor de
jeugd en voor de toekomst. Dat onderstrepen wij straks nog eens met
het indienden van de motie-Slob. Met de coalitiepartijen, en naar ik
hoop ook met de oppositiepartijen, zullen wij ons vanaf nu krachtig
inzetten voor een betere toekomst voor Nederland.
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Ik bedank het kabinet voor de in de eerste termijn gegeven
reacties. Ook ik ben blij dat wij, ook na het vertrek van de heer
Wilders en met behoud van gevoelens over het proces, echt inhoudelijk
met elkaar hebben kunnen spreken over een akkoord waarvan de inhoud
van erg groot belang is voor ons land. Dat belang is juist in deze
tijd van economisch crisis erg groot.
Ik ben blij dat het kabinet prioriteit geeft aan de jeugdwerkloosheid
en dat hiervoor behoorlijk veel geld is gereserveerd. Ik hoop dat de
vaart erin wordt gehouden, iets waarop minister Rouvoet ook heeft
gewezen. Wij moeten immers op dit punt niet al te veel tijd verliezen.
Mijn fractie heeft twee moties medeondertekend die hierop betrekking
hebben. Een daarvan is al ingediend door de heer Rutte. De andere zal
mevrouw Halsema straks indienen. Die gaat met name over de
scholingsmogelijkheden van flexwerkers. Dit is een vervolg op een
aangenomen motie van mevrouw Ortega-Martijn, die zij destijds samen
indiende met de heer Van Hijum en mevrouw Hamer. Het is volgens mij
goed dat wij daaraan nu een vervolg geven.
Op dit punt heb ik één eigen motie opgesteld. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in tijden van crisis kwetsbare groepen sneller hun
baan verliezen of moeilijker een baan vinden; waaronder de doelgroep
van de Wajong en de Wij;
overwegende dat het kabinet daartoe binnenkort met gemeenten spreekt
over wat nu nodig is om deze kwetsbare groepen zo snel mogelijk naar
een baan te geleiden;
overwegende dat een vervolg op de Taskforce Jeugdwerkloosheid
overwogen wordt om zodoende snel spijkers met koppen te slaan;
verzoekt de regering, te bevorderen dat in dit traject bijzondere
aandacht wordt gegeven aan de Wajongers en de doelgroep van de Wij,
zodat stageplekken, werk- en leerplekken daadwerkelijk beschikbaar
komen en dat in de cao's daartoe geloofwaardige afspraken worden
gemaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Slob, Van Geel, Hamer en Van
der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. 31 (31070).
De heer Slob (ChristenUnie):
Wij vinden het van belang om juist voor deze kwetsbare groepen
aandacht hebben. Als wij niet oppassen, worden zij juist in tijden van
economische crisis het slachtoffer.
Ik ben blij met wat ook door het kabinet is gezegd over de morele
agenda. Het is duidelijk dat zo'n morele agenda nooit af is. Dat vindt
het kabinet ook, wat wij kunnen concluderen uit de voorgenomen
maatregelen rond bonussen. Hierover heeft minister Bos het een en
ander gezegd. Mijn fractie heeft er veel vertrouwen in dat hij de
bestaande mogelijkheden zal benutten om deze soms exorbitante bonussen
aan te pakken. De maatregelen die op dit vlak worden voorgesteld, zijn
volgens ons goede aanvullingen op wat hierover in de afgelopen maanden
al is gezegd. Het kabinet stelt dat het andere wettelijke maatregelen
zal overwegen te nemen als met name de versterking van de positie van
de raad van commissarissen onvoldoende van de grond komt. Mijn fractie
vindt dat het kabinet alvast met de voorbereiding hiervan mag
beginnen. Dat zal werken als een stok achter de deur voor het geval de
versterking van de positie van de raad van commissarissen niet lukt.
Zo'n stok achter de deur staat dan alvast klaar.
Ik geef het kabinet hiervoor twee suggesties mee. De eerste is volgens
mij nog niet eerder aan de orde geweest. Als het wel zo is, hoor ik
dat wel. Het kabinet kan een wet voorbereiden die de voorwaarden
regelt waaronder de overheid tot staatssteun of overheidsdeelnemingen
mag overgaan. De tweede suggestie is dat het kabinet alvast een
regeling voorbereidt die aandeelhouders prikkelt om verantwoord met de
beloningsstructuur om te gaan. Daarbij kun je bijvoorbeeld denken aan
een hogere dividendbelasting voor bedrijven die zich niet houden aan
de code-Tabaksblat en/of een onduidelijke relatie hebben tussen
prestaties en beloning.
Het zou misschien ook geen kwaad kunnen om het publieke belang van de
financiële instellingen scherper aan te geven. Die nutsfunctie vraagt
om bijzondere waarborgen en een bijzondere verantwoording. Een
herijking van de publieke nutsfunctie is ook buiten de financiële
sector aan de orde. Immers, overheidsinstelling of niet, in het
onderwijs, de zorg, de volkshuisvesting, de energiesector of de
publieke sector werk je niet voor of ten behoeve van je particuliere
belang maar voor of ten behoeve van het algemeen belang; dat geeft een
bijzondere verantwoordelijkheid.
Tot slot -- ik herhaal mijn woorden uit de eerste termijn -- wenst
mijn fractie het kabinet veel wijsheid en sterkte toe bij de
uitwerkingen van het akkoord. Wij hopen heel snel de eerste uitwerking
in de Kamer te kunnen bespreken.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Volgens mij zijn er twee benaderingen van deze dag
mogelijk. De ene is: de Kamer liep weer eens te hoop tegen een
dichtgetimmerd akkoord. Dat is wel een beetje waar en dat is niet
nieuw. Er is ook een andere benadering mogelijk: gezien de extreem
lage verwachtingen die ik in ieder geval had van deze dag, heeft er
hier en daar echt wel iets bewogen, al was het niet veel.
Dat gold echter niet voor de CDA-fractie. Het was vandaag toch wel
weer "we rule this country", zoals een oud adagium van die fractie.
Laat ik nog tegen de heer Van Geel zeggen dat bestuurlijke arrogantie
zich echt niet als eerlijkheid laat verkopen, hoezeer hij het ook
probeert.
In het algemeen: de GroenLinks-fractie wil deze crisis -- deze raakt
ons allemaal, met name kwetsbare mensen, diep -- ook kunnen zien als
een kans, namelijk als een kans voor een echt duurzame economie en een
solidaire samenleving. Daarvoor heeft mijn partij het alternatieve
pakket, de New Green Deal gepresenteerd, waarmee wij laten zien dat
het mogelijk is om twee keer meer te investeren, in een sociaal en
groen land, en tegelijkertijd de overheidsfinanciën twee keer meer
houdbaar te maken dan dit kabinet doet; overigens is het kabinet
helemaal niet ingegaan op onze Green Deal, maar ik neem aan dat het
deze omissie zal goedmaken. Ik moet toch vaststellen dat het
voorliggende kabinetspakket een slap aftreksel is van het
GroenLinks-plan. Dat neemt niet weg -- ik wil dat nog weleens gezegd
hebben -- dat in het kabinetspakket vanzelfsprekend goede richtingen
zitten. De kans voor echte duurzame en sociale hervormingen wordt
echter niet gegrepen.
Ik ben benieuwd of het Duitse energiesysteem de verwachtingen zal
waarmaken. Met de heren Bos en Samsom zal ik daar zeer kritisch op
letten. Tegenover dat systeem staat echter wel dat ov-investeringen
uitblijven, dat er geasfalteerd gaat worden en dat de vliegtaks wordt
afgeschaft. Het kabinet is eigenlijk niet ingegaan op deze
"vergrijzing" in plaats van vergroening van ons land. Ik hoop dat het
dit in tweede termijn wel zal doen. De GroenLinks-fractie heeft veel
extra groene voorstellen gedaan. Ik wil daarop een reactie van het
kabinet in tweede termijn.
Mevrouw Hamer kondigde het al aan: ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering is verzocht met een plan van aanpak te
komen voor een versnelde introductie van elektrische auto's (motie
31700-XII, nr. 37);
overwegende dat de regering extra geld heeft opgenomen voor de jaren
2009 en 2010 voor versnelde uitvoering van de FES-projecten Milieu en
Duurzaamheid;
van mening dat deze gelden bij voorrang worden besteed aan de
stimulering van versnelde introductie van elektrische auto's;
verzoekt de regering, bij Voorjaarsnota vanuit deze extra middelen
geld toe te delen aan de introductie van elektrische auto's en voor de
zomer het plan van aanpak aan de Kamer te doen toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema en Hamer. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 32 (31070).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. Er hangt nog altijd mist om de vragen wat er nu precies
aan de hand is met de AOW en welke afspraken zijn gemaakt. Nu sluit ik
niet uit dat de onduidelijkheid die bestaat bij de sociale partners en
tussen de sociale partners en het kabinet op termijn zou kunnen leiden
tot een beter voorstel dan het kabinet in eerste instantie zelf deed.
Met de hulp van mevrouw Hamer sluit ik niet uit dat de SER nog weleens
uit zou kunnen komen op een AOW-systeem met een variabele leeftijd,
waarbij meer dan nu het geval is, rekening wordt gehouden met
arbeidsduur, levensloop en kwetsbare beroepen.
In de richting van de SP wil ik dan wel opmerken dat boeropen over elk
voorstel bij de AOW heel gemakkelijk is. Ik wil ze echter nog weleens
zien als er ooit een systeem komt met een variabele AOW-leeftijd,
waarbij mensen de mogelijkheid geboden wordt om op 63-jarige leeftijd
AOW te krijgen als zij vroeg begonnen zijn en hard en lang gewerkt
hebben. De SP krijgt er een kluif aan om dan uit te leggen dat zij
tegenstemt.
Mevrouw Kant (SP):
Wij hebben er helemaal geen bezwaar tegen als er door prepensioen heel
mooie regelingen komen voor mensen die jarenlang hard hebben gewerkt.
Die zijn er nu in cao's ook. Dat is prima. Er is echter geen reden om
aan de andere kant te eisen dat mensen na hun 65ste doorwerken. Dat is
gewoon ons standpunt.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik heb de SP ook al horen zeggen dat zij er geen enkel bezwaar tegen
heeft als er gebruik wordt gemaakt van de WAO op het moment dat mensen
vóór hun 65ste niet meer kunnen werken. Dat is gewoon niet de
bedoeling! Ik zou het heel erg goed vinden als de AOW-leeftijd geen
dogma wordt, maar rechtvaardigheid het uitgangspunt en het doel is.
Mevrouw Kant (SP):
Zeker. Maar de WAO is ervoor als mensen om redenen van ziekte of
beperkingen niet meer kunnen werken. Wij hopen dat dit gewoon een
fatsoenlijke regeling is voor iedereen, of je nu 18 bent, 20, 25 of
63. Als ziekte of beperking de reden is dat je niet kunt werken, is
dat een regeling daarvoor. Die is nu niet zo prima. Wij hebben daar
goede ideeën voor. Maar de leeftijd waarop wij vinden dat je niet meer
hoeft te werken, is altijd 65 geweest. Wij kunnen heel veel sociale
dingen bedenken, maar die leeftijd is een goede leeftijd. Dan is het
mooi geweest, dan heb je voldoende bijdrage geleverd aan de
maatschappij. Die kun je geleverd hebben via werk of je kunt je op een
andere manier maatschappelijk nuttig hebben gemaakt. Het kan ook zijn
dat je levenslang gezorgd hebt voor een gezin, gehandicapte kinderen
of een partner die dat nodig heeft. Dat is ook een heel mooie manier
om je maatschappelijk nuttig te maken en je leven te vervullen. Ook
dan mag je gewoon AOW krijgen als je 65 jaar geworden bent.
(geroffel op de bankjes)
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De SP is zich al helemaal aan het opmaken voor actie, dat is wel
duidelijk!
(geroffel op de bankjes)
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Over een rechtvaardige WAO zijn wij het eens. Over het belang van
goede zorg voor gehandicapten, de ruimte die er moet zijn om gezinnen
op te voeden, zijn wij het ook eens. GroenLinks houdt alleen niet van
dogma's. GroenLinks houdt ervan om praktisch en slim na te denken.
(geroep)
De voorzitter:
Gaat u afronden, mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Geef ze even de kans om ook wat te kloppen!
Voorzitter. GroenLinks maakt zich grote zorgen over scherpere
tegenstellingen tussen insiders en outsiders die het gevolg zouden
kunnen zijn van deze economische crisis. Ik heb mij eraan geërgerd dat
het kabinet ook nu niets heeft gezegd over waarom er niets gevraagd
wordt van de hogere inkomens. Ik hoop dat dit in tweede termijn wel
zal gebeuren.
Solidariteit vergt ook dat mensen die het nu heel erg goed hebben,
misschien wat inleveren om ervoor te zorgen dat anderen meer kansen
krijgen. De outsiders moeten op dit moment extra kansen krijgen. Dat
geldt voor Wajong'ers, flexwerkers, langdurig werklozen en
laagopgeleiden. Er wordt een aantal voorstellen gedaan, maar dat is
niet genoeg. GroenLinks heeft een groot aantal aanvullende voorstellen
gedaan in de Green Deal. Ik hoop dat het kabinet deze serieus
overweegt.
Ik dien de volgende motie in, die mede is ondertekend door collega's
Van Geel, Hamer, Slob, Rutte, Kant, Pechtold, Van der Vlies, Verdonk
en Thieme. De enige die mist, is de heer Wilders.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat flexwerkers momenteel zeer kwetsbaar zijn op de
arbeidsmarkt en dat een groot aantal van hen al op straat is komen te
staan;
overwegende dat het sociale vangnet voor flexwerkers door de aard van
hun arbeidscontract minder royaal is dan voor werknemers met een vaste
aanstelling;
verzoekt het kabinet om daarom de toegang van flexwerkers tot
bestaande of nieuwe scholingsfaciliteiten te bevorderen opdat de
arbeidsmarktpositie van flexwerkers toch kan worden versterkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Halsema, Van Geel, Hamer,
Slob, Rutte, Kant, Pechtold, Van der Vlies, Verdonk en Thieme.
Zij krijgt nr. 33 (31070).
U moet nu echt afronden, mevrouw Halsema, u hebt al veel meer dan vijf
minuten spreektijd gehad.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Tot slot heb ik nog een korte opmerking. Ik zei aan het einde van mijn
eerste termijn dat de premier er tot dusver niet in was geslaagd om
echt vertrouwen te wekken bij de bevolking.
Ik moet ook zeggen dat ik zijn inbreng in eerste termijn nogal flauw
vond, weinig geïnspireerd. Ik realiseer mij dat een Obamaatje
misschien wat te veel gevraagd is voor deze premier, maar ik had graag
wat meer begeestering en wat meer inspiratie gezien. Deze economische
crisis vraagt van ons allemaal, en de premier voorop, een grote mate
van creativiteit en van pragmatisme, een groot
verantwoordelijkheidsgevoel en een grote bereidheid tot samenwerken.
GroenLinks is daartoe bereid. Ik hoop dat de premier in zijn tweede
termijn laat zien dat hij ook als premier weet hoe hij het vertrouwen
van de burgers weer moet wekken in deze crisis.
Vandaag verscheen er een boekje. Dat had de premier aangeboden moeten
worden, maar dat lukte niet vanwege dit debat. Ik wil het het kabinet
als cadeautje geven. Het zijn tegendraadse meningen over de crisis. Ik
wil het als cadeautje geven omdat ik hen wijsheid toewens in deze
tijd. Ik ben ervan overtuigd dat de titel dit VU-kabinet zal
aanspreken, want die is "Bidden is niet genoeg".
De voorzitter:
Wij zullen ervoor zorgen dat de heren het krijgen.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. De coalitie heeft het partijbelang helaas niet kunnen
overstijgen. De ChristenUnie heeft de aanrechtsubsidie kunnen
behouden. De PvdA haar WW en het CDA... Ja, wat heeft het CDA kunnen
behouden? Misschien de macht.
Echte investeringen in kennis en innovatie, wij krijgen het helaas
maar niet tussen de oren van de bewindspersonen. Vertel mij nu toch
eens, minister-president, hoe moeten wij de lobby voor die belangrijke
agenda bij u organiseren? Bij wie moeten wij in de leer? Bij Brinkman,
met zijn asfalt en zijn stenen? Bij Veerman, met zijn zandsuppletie?
Bij Wientjes, bij Jongerius, die nu al de spandoeken aan het bedrukken
is? U was toch zelf de voorzitter van dat Innovatieplatform? U bent
vergeten, bij uzelf te lobbyen. U hebt daar ook uw rol als technisch
voorzitter helaas wel erg serieus genomen.
De arbeidsmarkt en de woningmarkt blijven ongemoeid. Er wordt niet
duurzaam gekozen voor klimaat, energie en kennisinnovatie. De
democratie wordt uitgehold en de begrotingsregels om zeep geholpen.
Twee taboes blijven bestaan, twee kansen zijn gemist en twee grote
verworvenheden zijn verlaten. Het kabinet zet de AOW-leeftijd als
dekkingsmiddel in en niet als deel van een visie. Maar toch, een
belangrijke stap, waar wij dit kabinet graag bij helpen. Jongerius
hangt als zwaard van Damocles boven Donner en de coalitie. De vraag is
wie laat wie het langst bungelen: Bos Jongerius of Balkenende Donner.
In ieder geval wil ik ruim voor Prinsjesdag graag helderheid en daarom
de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is, de AOW-gerechtigde leeftijd
geleidelijk te verhogen naar 67 jaar;
voorts overwegende dat de regering de Sociaal-Economische Raad tot 1
oktober aanstaande de mogelijkheid geeft om met alternatieve
voorstellen te komen;
voorts overwegende dat onzekerheid over deze plannen tot na
Prinsjesdag onwenselijk is;
verzoekt de regering om haar definitieve voorstel ten aanzien van de
AOW gelijktijdig met de Miljoenennota 2010 aan de Kamer te doen
toekomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Pechtold. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 34 (31070).
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Om te voorkomen dat het pakket van het kabinet niet tot
onverwachte extra lasten leidt, de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet een aanpak heeft voor het merkbaar
verminderen van regeldruk bij bedrijven en in het aanvullende
beleidsakkoord hier aanvullende maatregelen neemt,
van mening dat niet duidelijk is of administratieve lasten door het
akkoord toe, dan wel afnemen,
verzoekt de regering, de uitwerking van het aanvullende beleidsakkoord
op "samen werken, samen leven" ter advisering voor te leggen aan het
onafhankelijk adviescollege Actal,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Rutte. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 35 (31070).
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. Onderwijs en innovatie, een fundament voor de
kenniseconomie voor morgen. Als wij niet oppassen, wordt onderwijs
dadelijk gefinancierd door onderwijs. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat onderwijs en kennis de belangrijkste bouwstenen vormen
voor structureel herstel van onze economie en dat goed onderwijs
mensen in staat stelt, het beste uit zichzelf te halen;
overwegende dat de regering de huidige cao's in het onderwijs
respecteert, maar dat het budget voor onderwijs niet meegroeit met de
loonstijgingen;
overwegende dat scholen hierdoor meer salaris moeten uitkeren terwijl
zij hiervoor niet meer geld krijgen van de regering;
verzoekt de regering, haar toezeggingen uit de nota "werken in het
onderwijs 2009" te handhaven en ervoor te zorgen dat de uitvoering van
de verhoging van lerarensalarissen voortgang vindt zonder dat de
dekking hiervan moet worden gevonden in de begrotingen van scholen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema, Kant, Van
der Vlies, Thieme en Verdonk.
Zij krijgt nr. 36 (31070).
De heer Pechtold (D66):
Versnelling van FES-projecten in 2009 en 2010 gaat ten koste van
natuur en groen. Het kabinet zegt dat wij de doelen van de ecologische
hoofdstructuur zullen halen in 2018, maar wij liggen nu al achter op
schema. Als blijkt dat de bezuinigingen tot 2011 onherstelbare
vertraging veroorzaken, moet het kabinet zijn uitstel heroverwegen.
Daarom dien ik de volgende, laatste motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat ter dekking van het versneld uitvoeren van
verschillende FES-projecten uitgaven aan de ecologische hoofdstructuur
en aan groen in Recreatie om de Stad (RodS) naar achter worden
geschoven;
overwegende dat de realisatie van de ehs in 2018 zorgt voor grote
opgaven voor inrichting en verwerving;
van mening dat de gestelde doelen voor de ehs in 2018 onverkort moeten
worden gehaald;
verzoekt de regering, de noodzakelijke investeringen daartoe zeker te
stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold, Halsema en Thieme.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 37 (31070).
De heer Pechtold (D66):
Wij danken het kabinet voor een aantal toezeggingen. Het kabinet heeft
een begin gemaakt met het verhogen van de AOW-leeftijd. Verder heeft
het kabinet toegezegd de Raad van State te laten kijken naar de
begrotingsafspraak en bij Europa te lobbyen voor een strengere
begrotingsdiscipline. Voorts heeft het kabinet ons gehoord in onze
zorgen over de lerarensalarissen. Wat ons betreft mag onderwijs niet
voor onderwijs betalen.
Het zijn echter kleine toezeggingen, terwijl de grote daden nu nodig
zijn, maar helaas uitblijven. De minister-president had iets moois
kunnen achterlaten, maar het blijft lapwerk. Nederland kan zich dit
niet permitteren. Het kabinet kan niet shoppen in de noodzakelijke
hervormingen, waarbij het ontslagrecht wordt "weggedeald" tegen de
woningmarkt. In crisistijd moet het kabinet zorgen van mensen vertalen
in beleid, in volledigheid, en niet zijn taboes tot zorgen van mensen
of tot zorgen van een volgend kabinet verklaren.
Als het onbevestigde bericht dat uit de buitenwereld is gekomen, dat
Ratko Mladic zou zijn gearresteerd, juist is, dan is mijn dag in deze
binnenwereld van Den Haag natuurlijk nog mooier. Ik hoop dat, hopelijk
net zoals mijn collega's, dit bericht zo snel mogelijk wordt
bevestigd.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Ik dank de ministers voor de antwoorden. Ik vrees echter
dat de crisismaatregelen onvoldoende effect zullen hebben dat daarmee
zeker onvoldoende wordt geanticipeerd op de crises die er zijn en die
eraan komen en die veel groter zijn dan de economische crisis, te
weten de klimaatcrisis, de voedselcrisis, de biodiversiteitscrisis, de
grondstoffencrisis, de zoetwatercrisis en ga zo maar door. Om die
reden zal het kabinet binnen en naast de aangekondigde maatregelen
meer oog moeten hebben voor duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid
bestaat niet alleen uit andere vormen van energieopwekking, maar ook
uit het efficiënter omgaan met grondstoffen en met het voeden van
transities die kunnen leiden tot een integraal duurzamere samenleving.
Kostenverminderingen van 50 tot 70% voor het klimaatbeleid, zoals het
Planbureau voor de Leefomgeving heeft berekend, kunnen niet worden
genegeerd. De minister heeft daarop nog geen reactie gegeven en die
wil ik wel graag hebben. Ik dien daarover ook een motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het Planbureau voor de Leefomgeving heeft berekend dat
de kosten van het klimaatbeleid met 50-70% kunnen worden gereduceerd
via vermindering van de vleesconsumptie;
constaterende dat het verminderen van de vleesproductie en -consumptie
een belangrijke bijdrage kan leveren aan de aanpak van de
klimaatcrisis, de voedselcrisis, de biodiversiteitscrisis en de
zoetwatercrisis;
constaterende dat de teelt van eiwitgewassen en de ontwikkeling van
plantaardige alternatieven voor vlees in Nederland nog in de
kinderschoenen staat;
verzoekt de regering, in het kader van de extra uitgaven voor
"stimulering van een duurzame landbouw" een substantieel bedrag toe te
kennen aan het stimuleren van de binnenlandse teelt van eiwitgewassen
en de ontwikkeling van plantaardige vleesvervangers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 38 (31070).
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Dan wil ik iets zeggen over de investeringen in de nieuwe
natuur. De Algemene Rekenkamer heeft al in 2006 vastgesteld dat
ontwikkelingen te traag verlopen. De afgelopen drie jaar is het tempo
niet versneld, maar zelfs vertraagd. Daarom dien ik de volgende motie
in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering de investeringen in de Ecologische
Hoofdstructuur (EHS) voor twee jaar wil uitstellen;
constaterende dat de realisatie van de EHS in 2018 met de huidige
maatregelen al sterk onder druk staat;
van mening dat groene investeringen een grote impuls kunnen geven aan
zowel de economie (groene banen) als aan een verbetering van onze
natuurlijke leefomgeving;
verzoekt de regering de investeringen in de EHS niet op te schorten,
maar
deze juist nu voortvarend op te pakken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Halsema. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39 (31070).
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Wij willen daarnaast een "feed-in"-regeling.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kleinschalige duurzame energieopwekking door
huishoudens met een langdurige prijsgarantie op teruglevering aan het
elektriciteitsnet in Duitsland een enorme impuls heeft gegeven aan de
economische ontwikkeling van een duurzame energiesector;
van mening dat deze maatregel ook in Nederland een goede impuls zal
kunnen geven aan de ontwikkeling van een duurzame energiesector en
vergroting van het aandeel duurzame energie;
verzoekt de regering maatregelen te treffen voor kleinschalige
duurzame
energieopwekking door huishoudens met een langdurige prijsgarantie op
teruglevering aan het elektriciteitsnet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Pechtold. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40 (31070).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de natuurlijke kapitaalvoorraden in de vorm van
grond- en delfstoffen eindig zijn of zich slechts beperkt herstellen
door
intensief gebruik;
van mening dat verspilling van kostbare grondstoffen en uitbuiting van
natuurlijke hulpbronnen zoveel mogelijk dient te worden vermeden;
overwegende dat verlaging van de loonkosten zal bijdragen aan het
behoud van werkgelegenheid;
verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om de belasting
op arbeid te verlagen en de belasting op grondstoffen te verhogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Thieme. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41 (31070).
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Ik wens het kabinet in de komende periode heel veel
wijsheid toe en ook heel veel sterkte. Het aanpakken van de crisis is
zeker geen kleinigheid, maar ik mis echt de samenhang. Om het
aanbrengen van samenhang hebben diverse Kamerleden gevraagd en hun
verzoek wordt met moties ondersteund. Ik hoop dat het kabinet aan de
samenhang de komende tijd veel meer aandacht zal besteden.
De heer Van der Vlies (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil allereerst de ministers dankzeggen voor
hun beantwoording. Vanmiddag hadden wij een gesprek over het proces,
over het aanvullende beleidsakkoord, dat aan het sociaal akkoord wordt
geschakeld. Natuurlijk was ook mijn fractie de wenselijkheid van het
sociaal akkoord duidelijk. Deze twee documenten hebben los van elkaar
betekenis en zij zouden ook los van elkaar gezag dienen te hebben. Dat
was de inzet van mijn interruptie.
Vanmorgen waren wij allemaal getuigen van een uitzonderlijk moment
toen de heer Wilders dit debat verliet. Dat was een novum in dit
parlement, althans dat het op deze wijze gebeurde. De loop van het
debat en de diverse ingediende moties logenstraffen de visie van de
heer Wilders en de aanleiding die hij in die visie vond.
Er is nog iets wat ik als uitzonderlijk wil verklaren. Ik voel mij
regelmatig aangesproken door het sociaal engagement van de fractie van
de SP: het opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. Echter, als in
het parlementaire debat het startschot voor een buitenparlementaire
actie in verband met de mogelijke verhoging van de AOW-leeftijd wordt
gegeven, dan is dat uitzonderlijk. Dat moet maar geen gewoonte worden.
Voorzitter. Ik heb diverse moties meeondertekend. Zij betroffen de
jeugdwerkloosheid, de Wajong'ers en de flexwerkers. Verder heb ik de
motie van collega Pechtold over de personeelslasten in het onderwijs
meeondertekend.
Minister Bos zei: ja ,dat gaan we oplossen, maar geef me even de
ruimte om de hoe-vraag te beantwoorden, enz. Hij moet echter wel
beseffen dat op de OCW-begroting de personeelslast een uitermate hoge
post vormt en dat wij daar nog een extra impuls hebben lopen van ruim
1 mld. in het kader van het actieplan leraren en dat moet hem niet
frustreren. Dat zou ik hem nog willen meegeven.
Uiteraard moeten er diverse dingen worden uitgewerkt. Daar moet vaart
mee worden gemaakt wat ons betreft. Het tij moet niet verlopen.
Wat de morele agenda betreft zijn ook enkele punten geagendeerd die
zich richten op beloningselementen aan de toppen van bedrijven en wat
dies meer zij. Mijn fractie zou dat veel breder willen trekken. Dat
moet uiteindelijk elke burger raken.
Mevrouw Halsema heeft zojuist aan de kabinetsleden een boekje
overhandigd met de titel "Bidden is niet genoeg". In mijn traditie
wordt het bidden altijd automatisch verbonden met het werken, maar wel
in die volgorde. Laat ik haar nu een ding meegeven: het is onze
diepste overtuiging dat werken zonder bidden tot diepe
teleurstellingen leidt. Hou dat even in gedachten.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Eén vraag die ik herhaal omdat ik geen antwoord heb gehad,
vier conclusies en drie moties. Ik heb gevraagd naar de krimp. De
verwachte krimp is 3,5%. Ik vroeg mij af of dat een reële verwachting
is gezien de situatie op dit moment in Duitsland.
Dan de conclusies. Een onbenullig pakketje maatregelen waar de
Nederlandse burger de dupe van wordt. Geen totaalaanpak en geen
integrale toekomstvisie, zelfs geen actie om de woningcorporaties hun
miljarden in de bouw te laten investeren. Een minister van Financiën
die ontkent dat hij blunders heeft gemaakt bij het afsluiten van de
deal met ABN AMRO en ING. Een onacceptabele uitholling van ons
dualistisch stelsel.
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de stokkende kredietverlening aan het mkb de huidige
economische crisis onnodig verdiept en goedlopende bedrijven nodeloos
in
problemen brengt;
overwegende dat de minister van Financiën bij zijn steunoperaties aan
de banken ABN AMRO en ING heeft nagelaten garanties te eisen over
hervatting van de kredietverlening aan het mkb tegen marktconforme
condities;
verzoekt de regering, de overeenkomsten met deze banken alsnog open te
breken teneinde bedoelde garanties af te dwingen om zo de
kredietverlening weer op gang te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 42 (31070).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de huidige economische crisis het noodzakelijk maakt
om
de overheidsfinanciën onmiddellijk te saneren;
overwegende dat steeds grotere aantallen Nederlandse gezinnen een
beroep moeten doen op steun van de voedselbanken;
overwegende dat noodhulp door de Nederlandse overheid altijd en overal
gegeven moet kunnen worden;
verzoekt de regering, de post ontwikkelingssamenwerking zodanig te
korten dat er voldoende geld vrijkomt voor de noodzakelijke hulp aan
de eigen burgers die beneden het bestaansminimum moeten leven, zodat
voedselbanken in ons land tot het verleden gaan behoren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43 (31070).
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Dan de laatste motie. Ik heb er lang over nagedacht maar
wat er is gebeurd, vind ik in ieder geval onacceptabel. Wat er is
gebeurd in het politieke proces deze keer bij de totstandkoming van
dit pakket van maatregelen vind ik totaal onacceptabel. Het is de
uitholling van het dualistische stelsel. Ik vind het ongehoord. Daarom
dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
spreekt uit dat de uitholling van het dualistisch stelsel door de
gevolgde procedure van het kabinet onacceptabel is en zegt het
vertrouwen op in dit kabinet,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Verdonk. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 44 (31070).
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Mevrouw Verdonk, u loopt nu weg maar mevrouw Halsema wil u een vraag
stellen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Laat maar.
De voorzitter:
Nee, zij ziet ervan af. Of toch niet? Mevrouw Halsema, dan moet u
kiezen. Of u wilt mevrouw Verdonk een vraag stellen of niet.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ja, ik sta een beetje te dubben, want als ik het goed begrepen heb,
heeft mevrouw Verdonk net een motie van wantrouwen tegen het hele
kabinet ingediend, eigenlijk zonder daarbij een nadere motivatie te
geven. Ik begrijp wel dat het gat van Wilders gevuld moet worden, maar
ik begin toch echt bezwaren te hebben tegen de inflatie van moties van
wantrouwen.
Als ik elke keer dat het kabinet een maatregel neemt waarmee ik het
niet eens ben, een motie van wantrouwen indien...
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik vind dit geen pas geven.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het is echt vreselijk dat de heer Donner mij aan het lachten brengt.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Wekenlang bent u erover bezig, wekenlang spreken de oppositiepartijen
hun afkeuring uit over de uitholling van het dualistisch stelsel, over
het feit dat de Kamer buitenspel is gezet, over het feit dat de
sociale partners eerder om de tafel zaten dan de Kamer, over de
uitholling van de positie van de Kamer. Het zijn allemaal heel grote
woorden, maar als puntje bij paaltje komt, bent u niet consequent. Ik
ben dat wel: ik vind het onacceptabel wat hier is gebeurd. Deze motie
geeft daar uiting aan.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Er wordt nu plotseling heel hard in mijn richting geblazen. Ik snap
niet zo goed waar dat vandaan komt. Overigens is mevrouw Verdonk de
eerste die het instrument van de motie van wantrouwen aan inflatie
doet lijden, omdat zij zelf is blijven zitten nadat een motie van
wantrouwen tegen haar was ingediend. Maar dat even daargelaten.
(geroffel op de bankjes)
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik begrijp niet waarom je een motie van wantrouwen indient als je het
met het kabinet en de coalitiefracties oneens bent. Dat is heel iets
anders dan geen vertrouwen hebben omdat afspraken worden geschonden,
of omdat er is gelogen. Dat zijn momenten waarop je een motie van
wantrouwen kunt overwegen. Maar dat doe je niet elke keer als je een
meningsverschil hebt, want dan is dat instrument straks geen biet meer
waard. Wij hebben al niet zo veel instrumenten die machtig zijn.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik sta te kijken van de reactie van mevrouw Halsema. Na wat de
afgelopen weken is gebeurd, de procedure waarbij de Tweede Kamer
buitenspel is gezet en gehoord alle kritiek die zij daarop heeft
gehad, bagatelliseert zij dit alles en doet zij net alsof het kabinet
de normale procedure heeft gebruikt. Wat mij betreft vormt deze
procedure een onacceptabele inbreuk op ons dualistisch stelsel, op ons
stelsel van de parlementaire democratie. Ik neem dat heel serieus en
daarom dien ik een motie van wantrouwen in.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Ik zal er niet veel woorden meer aan wijden, maar ik moet zeggen dat
ik het heel vreemd vind klinken uit de mond van iemand die zelf als
minister lak had aan de parlementaire verhoudingen. De motie zal
straks wel door de stemming komen met één stem voor.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Hoe de stemming is, zullen wij zien. Ik neem aan dat de
oppositiepartijen die de afgelopen weken zo hard hebben geroepen,
consequent zullen zijn. Als Kamerlid kan ik een motie indienen en het
is aan het kabinet om te kijken wat het daarmee doet.
De voorzitter:
Wij zijn gekomen aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. Het
kabinet heeft verzocht om enkele minuten schorsing.
De vergadering wordt enkele minuten geschorst.
Minister Balkenende:
: Voorzitter. Ik zal een aantal opmerkingen maken over de zaken die
naar voren zijn gebracht. Ook zal ik ingaan op de moties die op mijn
terrein liggen. Mijn collega's zullen de andere moties bespreken en
ingaan op de zaken die hun terrein regarderen.
Mevrouw Kant heeft nog eens aangegeven welke punten zij eerder naar
voren heeft gebracht. Zij heeft haar visie op de huidige situatie en
de crisis gegeven. Een punt was blijven liggen; dat ging over de
economische ordening in relatie tot de grote crises. Op 20 februari is
een brief naar de Eerste Kamer gezonden. In deze brief wordt op de
verschillende crises ingegaan. Wellicht kan mevrouw Kant kennisnemen
van deze brief. Een deel van de ordeningsaspecten komen daarin ook aan
de orde. Het heeft te maken met het type economie dat wij voor ogen
hebben. Geeft deze brief mevrouw Kant aanleiding tot het stellen van
nadere vragen, dan hoor ik dat graag van haar.
De heer Van Geel is ingegaan op een aantal zaken die in het debat naar
voren zijn gebracht. Ik dank hem voor zijn opmerkingen. Hij is ook
ingegaan op de opmerkingen die door de oppositie zijn gemaakt. Het
past ook in een debat zoals wij dat vandaag voeren, dat wij juist met
elkaar in debat gaan over zaken die te maken hebben met de
financieel-economische crisis.
De heer Rutte heeft het kabinet een grote eer bewezen door het stuk
dat wij hier vandaag verdedigen te betitelen als een modern kunststuk.
Dat vinden wij echt bijzonder plezierig. Hij heeft gewezen op
Mondriaan. Ik moet zeggen dat ik mij de Victory Boogie Woogie nog zeer
goed herinner. Het betrof een van mijn allereerste activiteiten als
financieel woordvoerder van het CDA in deze Kamer. Dat zal ik nooit
meer vergeten. Het feit dat hij hieraan refereert, is van grote
betekenis. Ik denk echter dat de heer Rutte het anders uitlegt dan ik.
De motie op stuk nr. 26 is in feite een totale herijking van het
kabinetsbeleid. Dat staat op gespannen voet met wat ik zelf eerder
vandaag naar voren heb gebracht. Daarom moeten wij het aannemen van
deze motie ontraden.
De tweede motie zal door de minister van Financiën worden besproken.
De derde motie heeft betrekking op de AOW-leeftijd en het advies dat
de SER hierover zal geven. De regering wordt in deze motie verzocht
aan deze adviesaanvraag voorwaarden te verbinden. De condities worden
genoemd. Ik heb vandaag exact gezegd om welke reden het kabinet heeft
gekozen voor de leeftijd van 67. De SER kan een alternatief
voorleggen. Dat zullen wij in het najaar bezien. Tegen deze
achtergrond heb ik geen behoefte aan deze motie.
De overige moties zullen door mijn collega's worden behandeld.
Mevrouw Hamer heeft haar steun uitgesproken voor de motie van mevrouw
Halsema. De minister van Financiën zal op deze motie ingaan. Zij heeft
verder de fracties bedankt voor de samenwerking. Laat ik een
vergelijkbare opmerking maken. Het was goed om deze bespreking te
voeren, zoals het ook goed is om vandaag hierover met elkaar van
gedachten te wisselen. Het was ook nodig om deze contacten te hebben,
juist omdat het coalitieakkoord in het geding is. Dat hebben wij
vandaag een- en andermaal gezegd. Dan past het ook dat overleg
plaatsvindt. Dat gebruik heb ik eerder gezien. Het heeft ook geleid
tot resultaat. In die zin begrijp ik haar opmerking van waardering en
die wil ik ook graag van mijn kant uitspreken.
De heer Slob is ingegaan op de Wajong'ers en de kwetsbare groepen.
Mijn collega's zullen daarop ingaan. Zijn motie zal door de heer
Donner worden besproken.
Mevrouw Halsema heeft nogmaals stilgestaan bij de green deal. De
minister van Financiën heeft hierover een enkele opmerking gemaakt.
Mevrouw Halsema heeft gezegd dat GroenLinks kiest voor vergroening en
dat het kabinet kiest voor vergrijzing. Dat is toch een miskenning van
de impuls die wij willen geven aan duurzaamheid en die is aangegeven
in Werken aan toekomst. Er komt een deltafonds. Er komt een ruimere en
robuuste SDE-regeling. Er wordt geïnvesteerd in duurzaam ondernemen.
Hetzelfde geldt voor de duurzame agrarische sector. Er komen meer
middelen voor energiebesparing bij woningen. Hetzelfde geldt voor de
sloopregeling voor auto's. Wind op zee krijgt een impuls.
Qua intentie zit Werk aan de toekomst helemaal niet zo ver af van de
Green Deal. Ik waardeer de inzet van GroenLinks voor een groenere
toekomst zoals dit plan bepleit. Bevat de Green Deal echter zoveel
substantieel meer dan het kabinetsplan? Ik denk dat dat meevalt. Ik
herken veel zelfde onderwerpen: woningbouw, de SDE en Wind op zee. De
Green Deal verschilt vooral in zaken die betrekking hebben op de extra
middelen voor openbaar vervoer. Voor het overige bevat de Green Deal
in vergelijking met Werk aan de toekomst vooral andere arbeidsmarkt-
en lastenmaatregelen.
Ik heb waardering voor de activiteiten van GroenLinks, maar het
onderbouwt niet de suggestie dat GroenLinks groen is en het kabinet
grijs. Ik denk dat wij uit overtuiging beide groen zijn, maar dan
wellicht in een andere tint. De minister van Financiën zal nader
ingaan op de moties die op dit punt zijn ingediend.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het is dan wel een heel zachte mintkleur. GroenLinks investeert 4,5
mld. meer in duurzaamheid dan dit kabinet. Dat is geen nuanceverschil.
Minister Balkenende:
Ik heb ook gezegd dat de zaak anders ligt waar het gaat om de
middelen.
Mevrouw Halsema heeft ons het boekje Bidden is niet genoeg aangeboden.
Zij heeft mij vorige week gevraagd dit in ontvangst te nemen. Dat heb
ik ook gedaan. Nu is duidelijk hoe het vandaag is gegaan: het gevolg
daarvan is dat nu meerdere leden van het kabinet het boek hebben
gekregen. Ik herken overigens mijzelf daarin, maar "donker kijkend op
een kansel" is wel erg zwaar, mevrouw Halsema. Tegendraadse meningen
over de crisis zal ik met belangstelling lezen. Ik heb er waardering
voor dat op deze manier ook over deze zaak wordt gedacht en gesproken.
Ik wil graag refereren aan hetgeen de heer Van der Vlies heeft gezegd
over de verhouding tussen bidden en werken. Ik kon mij daarbij heel
veel voorstellen.
De heer Pechtold is op verschillende zaken ingegaan, ook op het
traject richting de SER. Ik hoef niet te herhalen wat ik eerder heb
gezegd. Laat ik mij beperken tot een motie die betrekking heeft op
Actal. De regering wordt verzocht de uitwerking van het aanvullend
beleidsakkoord op "samen werken, samen leven" ter advisering voor te
leggen aan het onafhankelijke adviescollege Actal. Voorstellen gaan
altijd langs Actal, en dat weet de heer Pechtold ook. De intentie vind
ik best sympathiek, maar het gebeurt eigenlijk al. Het kabinet is er
zeer van overtuigd dat er meer gedaan moet worden. Dat is ook de reden
waarom wij aan dit document een actieplan zullen toevoegen. Dat ligt
ook in het verlengde van wat de heer Pechtold heeft gezegd. Wees ervan
overtuigd dat Actal bij de afzonderlijke maatregelen zal worden
benaderd. In die zin heb ik geen behoefte aan de motie, maar qua
intentie zijn er eerlijk gezegd niet veel problemen.
De overige moties zullen door de collega's worden besproken. De moties
van mevrouw Thieme zullen door de minister van Financiën worden
besproken. Zij heeft het punt van samenhang naar voren gebracht. Je
kunt van mening verschillen over onderwerpen en over maatvoering, maar
het is wel goed om op de samenhang der dingen te wijzen. Ik zal
daarover straks iets meer zeggen.
Mevrouw Verdonk heeft een motie over kredietverlening. Die zal de
minister van Financiën behandelen. Over de ontwikkelingssamenwerking
zal de heer Rouvoet spreken. Dan is er een motie waarin het vertrouwen
wordt opgezegd. Wij zijn hiervan erg geschrokken. Dit handgeschreven
stuk doet ons pijn. Ik onderstreep wel wat mevrouw Halsema heeft
gezegd: je kunt van mening verschillen, maar het gaat wel heel erg ver
om daar meteen een motie van wantrouwen aan te verbinden. Meer wil ik
daarover niet zeggen.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Ik wel. Wat dit kabinet heeft gedaan in de hele procedure om te komen
tot het pakket maatregelen is ongehoord. Het is een uitholling van de
positie van de Tweede Kamer. De fractievoorzitters van de
coalitiepartijen, een drietal Kamerleden, worden wel betrokken bij de
onderhandelingen. Voor de rest van de Kamerleden wordt hun functie
uitgehold. Dat is een ongehoorde inbreuk op het dualisme. De
minister-president ziet dat niet en doet het af met deze opmerkingen.
Dat valt mij tegen.
Minister Balkenende:
Dat is geen nieuws, daar sta ik ook al niet van te kijken. Het is laat
geworden en dat kan er ook best bij. Ik denk dat wij deze uitlating
wel vaker tegenkomen, en dan zetten wij de plaat opnieuw op. Voor het
overige laat ik het oordeel graag aan de Kamer over. Zo hoort dat.
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
Voorzitter. Hier wordt vanavond een morele agenda gepresenteerd.
Waarden en normen, dat is waar de premier over praat. Premier, ik zou
u willen verzoeken om daarmee te beginnen in uw eigen gedrag. Geef het
goede voorbeeld! Daar past dit soort opmerkingen niet bij.
Minister Balkenende:
Voorzitter. Dat brengt mij tot het eind van mijn betoog.
Wij staan voor buitengewoon moeilijke tijden, voor moeilijke
ontwikkelingen en voor moeilijke keuzes. Wij hebben mondiaal, Europees
en nationaal te maken met vraagstukken die iedereen raken. Dit debat
gaf aan dat het uiteindelijk gaat om de zorgen die mensen hebben, over
hun huis, over hun hypotheek, over hun kinderen, gewoon over hoe zij
zich voelen in de samenleving. De tijd van ongekende economische groei
maakt plaats voor grote onzekerheid. Onzekerheid die wij in tijden
niet hebben gekend. Eén ding staat vast: Nederland is een open land.
Wij zijn afhankelijk van ontwikkelingen elders en wij hebben er alles
aan te doen, met elkaar, om deze periode te lijf te gaan, om ervoor te
zorgen dat wij er sterker uitkomen dan wij erin gingen. Ik heb de
vaste overtuiging dat een land als Nederland dat aankan. Maar dan
veronderstelt het wel dat wij investeren in dynamiek, in
bedrijvigheid, in banen, in scholing, in aandacht voor de mensen die
het het moeilijkst hebben. Dat is wat ons te doen staat.
Vanuit die intentie is dit stuk opgesteld. Wij hebben geprobeerd, de
korte met de lange termijn te verbinden. Wij hebben geprobeerd een
goede balans te vinden tussen stimulering op de korte termijn aan de
ene kant en de houdbaarheid op de lange termijn aan de andere kant.
Wij hebben geprobeerd aan te geven dat het niet alleen gaat om een
financieel-economische crisis, maar evenzeer om vragen op het gebied
van duurzaamheid, van de morele kwaliteit van samenleven, van de
lessen die wij trekken uit wat er is gebeurd, met vrijhandel
wereldwijd. Ik noem ook de ontwikkelingslanden. Ook dat speelt
evenzeer mee. Daar zal de heer Rouvoet zo op ingaan. Het is mijn vaste
overtuiging dat wij samenhang nodig hebben. Mevrouw Thieme gebruikte
dit woord ook al. Wij hebben samenhang en evenwicht nodig. Daar ben ik
vandaag ook mee begonnen. Wij hebben geprobeerd om dat in ons werk
neer te leggen.
Je kunt van mening verschillen. Er zijn kwalificaties gebruikt voor de
plannen van het kabinet die ik niet deel. Maar het staat iedereen
uiteraard vrij om aan te geven hoe zij tegen zaken aankijken. Wij
hebben de vaste overtuiging dat wij vanuit onze verantwoordelijkheid
bijdragen aan een sterkere toekomst van Nederland en dat wij hiermee
perspectieven kunnen bieden. Dat gaat niet vanzelf, daar hebben wij
elkaar voor nodig.
Ik heb al gezegd dat ik het betreur dat een fractie is weggelopen. Dit
debat heeft ook laten zien dat het goed is om elkaar aan te kijken. Je
kunt van mening verschillen, maar regeringspartijen en
oppositiepartijen hebben elkaar nodig. Uiteindelijk is er iets wat
belangrijker is dan een politiek dispuut. Het belangrijkste is dat wij
weten dat wij een buitengewoon moeilijk tijd hebben, met veel
onzekerheid. Daarin hebben mensen elkaar nodig. Rijksoverheid,
gemeenten en provincies, werkgevers en werknemers, eigenlijk iedereen!
Dat geldt ook in de politiek. Je mag elkaar de oren wassen, maar
altijd met het doel voor ogen om Nederland sterker te maken, dat wij
sterker uit deze crisis komen. Dat is de manier waarop wij ertegen
aankijken. Zo staan wij erin en zo voeren wij ook het debat.
(geroffel op de bankjes)
Minister Bos:
: Voorzitter. Ik zal mij beperken tot het oordeel over een paar
moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 27 van de heer Rutte. Daarin
wordt gepleit voor een aantal verdere fiscale faciliteiten voor het
bedrijfsleven en die dan te dekken door het defiscaliseren van een
groepsrente voor niet-financiële ondernemingen. Ik wijs de heer Rutte
erop dat de georganiseerde werkgevers in Nederland een positief
oordeel hebben over de maatregelen die wij hebben voorgesteld. Wij
ontlenen daaraan in ieder geval geen aanleiding om nog meer te doen
voor het bedrijfsleven. De dekking die in de motie wordt voorgesteld,
trekt overigens een hele discussie los over de renteaftrek. Dat is een
discussie waar staatssecretaris De Jager natuurlijk al enige tijd
buitengewoon zorgvuldig mee bezig is. Om dat nu te isoleren en te
bespoedigen zonder dat wij precies voor ogen hebben waar het allemaal
toe leidt, lijkt ons niet de meest zorgvuldige manier van doen. Daarom
wil de aanvaarding van deze motie ontraden.
In de motie op stuk nr. 29 van de heer Rutte wordt uitgegaan van de
veronderstelling dat het kabinet voornemens is om uitkeringen te
bevriezen. Die veronderstelling klopt niet. Alleen dat is al voldoende
reden om die motie te ontraden.
De motie op stuk nr. 32 van mevrouw Halsema en mevrouw Hamer gaat over
elektrische auto's. Dat is uiteraard een doel waar het kabinet ook
sympathiek tegenover staat. Al is het maar omdat ons reeds eerder is
verzocht, zoals ook in de motie wordt gesteld, om met een plan van
aanpak te komen voor de versnelde introductie van elektrische auto's.
Het probleem is dat in deze motie een dekking wordt aangegeven,
namelijk extra geld dat in ons plan staat voor de versnelde uitvoering
van FES-projecten op het gebied van milieu en duurzaamheid, en dat dit
geld is dat al belegd is. Het betreft hier een onderuitputting van het
FES, dus geld voor projecten dat in vorige jaren niet tot besteding is
gekomen en waarvan wij nu zeggen: laten wij dat dan nu alsnog doen.
Dat geld is echter al wel belegd met die projecten. Dat kan tot twee
dingen leiden. Of wij komen met elkaar tot de conclusie dat dit
project belangrijker is dan de projecten waar die gelden
oorspronkelijk voor bedoeld waren, of wij vinden ergens anders ruimte,
zij het misschien minder snel dan hier beoogd wordt, om projecten met
elektrische auto's te financieren. Wat wij in ieder geval zouden
kunnen doen als deze motie wordt aangenomen door de Kamer, is bij
voorjaarsnota berichten hoe wij staan in de afweging die ik u net
schetste. De motie kan ook worden aangehouden tot dat moment, maar dat
is aan de indiener. Ik laat het oordeel verder aan de Kamer over.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 36 van de leden Pechtold, Halsema,
Kant, Van der Vlies, Thieme en Verdonk over het onderwijs. Die motie
achten wij overbodig in het licht van wat ik daar vanavond over gezegd
heb. Dan ga ik in op de motie op stuk nr. 37 van de leden Pechtold,
Halsema en Thieme, waarin de regering verzocht wordt, de noodzakelijke
investeringen zeker te stellen die ertoe moeten dienen dat de gestelde
doelen voor de EHS in 2018 onverkort worden gehaald. Ik zou de
indieners willen vragen of zij het acceptabel achten om deze motie aan
te houden. Dan zullen wij aan collega Verburg als
eerstverantwoordelijke bewindspersoon vragen om een brief te sturen
aan de Kamer waarin zij informeert over wat de consequenties zijn van
de voornemens uit het pakket die vandaag gepresenteerd zijn met
betrekking tot de EHS voor de haalbaarheid van de doelen in 2018. Dan
kan de Kamer aan de hand van die brief vervolgens zelf uitmaken of zij
reden tot zorg heeft of niet.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Pechtold stel ik voor, zijn motie (31070, nr.
37) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De heer Pechtold (D66):
Ten aanzien van mijn motie op stuk nr. 36 heb ik nog een vraag, omdat
de minister die motie overbodig noemt. Ik heb begrepen dat de minister
zei dat het actieplan voor de leraren onverkort van kracht blijft. Ik
heb echter geen duidelijkheid van hem gekregen over de schoolbesturen
die dadelijk voor de keuze komen te staan om of de cao open te breken
of de bezuiniging te zoeken door bijvoorbeeld leraren te ontslaan.
Daarover heeft de minister geen helderheid gegeven en daarom heb ik
deze motie ingediend. Kan de minister die helderheid nu alsnog geven,
als hij zegt dat de motie overbodig is?
Minister Bos:
Het is uiteraard verder aan de Kamer, maar ik heb geen behoefte,
mezelf te herhalen. De reden dat ik "overbodig" zei, was gelegen in
het feit dat ik dacht dat ik alle argumenten gegeven had die wellicht
de Kamer overtuigd zouden kunnen hebben van de zorgvuldigheid waarmee
wij met deze problematiek omgaan. In dat licht is deze motie
overbodig.
Dan kom ik te spreken over de motie op stuk nr. 38 van mevrouw Thieme.
De regering wordt verzocht in het kader van de extra uitgaven voor de
stimulering van duurzame landbouw een substantieel bedrag toe te
kennen aan het stimuleren van de binnenlandse teelt van eiwitgewassen
en de ontwikkeling van plantaardige vleesvervangers. Wij zouden ons
bij die motie kunnen voorstellen dat mevrouw Thieme de nadere
invulling van de bedragen uit het stimuleringspakket die betrekking
hebben op de stimulering van duurzame landbouw afwacht en zich naar
aanleiding van die invulling dan nog eens afvraagt of deze motie nodig
is of niet. Daar is echt onze collega van Landbouw
eerstverantwoordelijk voor, dus wellicht dat zij eerst de kans moet
krijgen om de Kamer daarover te informeren.
De voorzitter:
Stelt u dan voor dat de motie wordt aangehouden?
Minister Bos:
Dat zou aardig zijn, ja.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Voorzitter. Ik wil toch heel graag weten van deze minister wat hij er
nu van vindt dat het Planbureau voor de Leefomgeving aangeeft dat je
50 tot 70% van de kosten van het klimaatbeleid kunt besparen als je
gaat inzetten op plantaardige vleesvervangers. Het is prima om naar de
vakminister te verwijzen, maar wij vinden het nu juist van belang dat
het op een ander niveau wordt getild.
Minister Bos:
Voorzitter. Op een of andere manier krijg ik als vegetariër altijd
deze moties van de PvdD, maar daar houdt mijn expertise ook echt zo
ongeveer op. Het is om de praktische reden dat de minister van LNV
hier eerstverantwoordelijk voor is en er ook meer van afweet dan
ikzelf, dat ik mevrouw Thieme wil vragen om zich hierover te
informeren voordat zij zich erover uitspreekt.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik maak hiertegen een beetje bezwaar. Het gaat hierbij niet om
vegetariërs, maar om het stimuleren van een transitie van dierlijke
naar plantaardige eiwitten. Onze minister van Financiën is ook geen
minister van Onderwijs, maar ik begrijp dat hij van onderwijs zo
langzamerhand alles weet. Hij weet ook alles van elektrische auto's.
Ik wil nu juist dat het kabinet zich wat meer gaat richten op duurzame
transities die verder gaan dan alleen duurzame energiebronnen.
Minister Bos:
Ik kan mijn argumenten slechts herhalen. Het is aan mevrouw Thieme om
te beslissen wat zij met de motie doet.
In de motie op stuk nr. 39, van mevrouw Thieme en mevrouw Halsema,
wordt de regering verzocht om de investeringen in de EHS niet op te
schorten, maar deze juist nu voortvarend op te pakken. Dit staat haaks
op het voornemen dat wij in dit pakket en voor deze bedragen hebben
gepresenteerd. Daarom ontraad ik de motie.
In haar motie op stuk nr. 41 vraagt mevrouw Thieme of de regering de
mogelijkheden wil onderzoeken om de belasting op arbeid te verlagen en
de belasting op grondstoffen te verhogen. Als ik het goed heb, heeft
staatssecretaris De Jager de Kamer toegezegd om haar binnen enkele
maanden een vergroeningsbrief te sturen. Ik kan mij voorstellen dat ik
hem vraag om in die brief ook op dit onderwerp in te gaan. Wellicht is
dat een reden voor mevrouw Thieme om deze motie niet in stemming te
brengen.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik ben blij met de toezegging dat staatssecretaris De Jager ons
hierover gaat berichten. Ik trek daarom de motie in.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Thieme (31070, nr. 41) is ingetrokken, maakt zij
geen onderwerp van de beraadslaging meer uit.
Minister Bos:
In haar motie op stuk nr. 42 vraagt mevrouw Verdonk ons, de
overeenkomsten met banken alsnog open te breken, teneinde garanties te
eisen over de hervatting van kredietverlening tegen marktconforme
condities aan het midden- en kleinbedrijf, om zo de kredietverlening
weer op gang te brengen. Ik heb vanavond in mijn betoog gewezen op de
risico's die daaraan met name voor de belastingbetaler kleven. Juist
op de begroting van Economische Zaken hebben wij een aantal
faciliteiten die bedoeld zijn om de kredietverlening gaande te houden,
mocht dit via de markt niet lukken. Ik ontraad daarom deze motie.
Ik zie dat ik een motie heb overgeslagen van mevrouw Thieme en de heer
Pechtold op stuk nr. 40 over kleinschalige duurzame energieopwekking.
Dit lijkt ons strikt genomen niet een motie die noodzakelijkerwijs
tijdens dit debat vanavond van een antwoord hoeft te worden voorzien.
De strekking is immers breder dan alleen maatregelen die coûte que
coûte nu genomen moeten worden. Het is ons niet gelukt om in de korte
tijd die wij hadden, van de minister van Economische Zaken hierover
een uitgebreid oordeel te krijgen. Ik kan mij voorstellen dat wij haar
vragen om de Kamer dat oordeel zo snel mogelijk per brief te doen
toekomen. Wellicht wordt de Kamer op die manier in staat gesteld om
deze motie aan te houden.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Wat is de termijn waarop wij hierover een antwoord kunnen krijgen van
de minister van Economische Zaken?
Minister Bos:
Binnen een week hebt u een brief.
Mevrouw Thieme (PvdD):
Ik houd de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Pechtold en mevrouw Thieme stel ik voor, hun
motie (31070, nr. 40) van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
Minister Bos:
Hiermee heb ik alle moties behandeld waarop ik commentaar moest
leveren. Mij rest slechts om mevrouw Halsema te vertellen dat ook ik
heel blij ben met het boekje dat ik van haar heb mogen ontvangen.
Vooral waardeer ik het feit dat er bij dergelijke serieuze onderwerpen
toch een aantal auteurs gevonden zijn die relativeren. Misschien mag
ik afsluiten met een citaat van mijnheer Abrahams. Dat mag ik
waarschijnlijk niet doen, dan nadat mevrouw Verdonk eerst nog iets
anders ...
Mevrouw Verdonk (Verdonk):
...voor de derde keer vanavond haar vraag stelt. Ik doe een derde
poging. Het pakket maatregelen is gebaseerd op een verwachte krimp van
3,5%. Ik heb gevraagd of die verwachting van 3,5% krimp wel terecht
is. In Duitsland wordt immers op dit moment gesproken over een
verwachte krimp van 7%.
Minister Bos:
Eén persoon in Duitsland heeft gesproken over een verwachte krimp van
7%. Meerderen hebben gezegd dat de oude raming bijgesteld moet worden
en dat er een negatievere groei moet worden verwacht dan tot nu toe is
gehanteerd. Ik heb vanavond al gezegd dat wij menen dat de maatregelen
die wij nu voorstellen gepast zijn, zowel in het geval de economische
groei slechter uitpakt dan wij op dit moment denken, als in het geval
de groei beter uitpakt.
Minister Bos:
Voorzitter. Ik sluit af met de relativering van de heer Abrahams in
het mooie boek dat ik van mevrouw Halsema kreeg: "Op de televisie
zitten Jongerius (FNV) en Rutte (VVD) elkaar in de haren. Zeven
miljard investeren, zegt Jongerius. Potverteren, roept Rutte. Ze doen
alsof ze het weten, maar ze weten heel goed dat ze eigenlijk niets
weten. Intussen troost ik me maar met Argentinië. Argentinië? Jazeker.
Dat is een land dat met grote regelmaat bankroet wordt verklaard. Toch
bestaat het nog steeds."
De voorzitter:
Nou, dat is wel een heel bijzonder slotwoord voor een minister van
Financiën. Volgens mij hebben wij dat hier nog nooit eerder gehoord.
Desondanks bedank ik de bewindslieden ...
Ik zie dat de heer Rutte nog wil reageren.
De heer Rutte (VVD):
Voorzitter. U zult begrijpen dat ik behoefte heb aan een hoorzitting
met deze auteur.
De voorzitter:
Vicepremier Rouvoet wil het woord. Ik had dat even niet gezien.
Minister Rouvoet:
: Voorzitter. Er ligt nog een aantal moties en opmerkingen waarop ik
wil reageren. Als u het goed vindt, wil de minister van SZW ook nog
een aantal opmerkingen maken.
Natuurlijk heb ik even snel gekeken naar het boekje dat wij van
mevrouw Halsema kregen. Ik zal het met veel belangstelling lezen. Mijn
oog viel in ieder geval al op de achterflap, waar staat dat, los van
het feit dat een economische crisis uiteraard ingrijpende gevolgen
heeft voor zeer veel mensen, zeker als bijvoorbeeld je baan op het
spel staat, Wouter van Dieren en Arnold Heertje ook opmerken dat er
eindelijk een noodzaak is voor structurele verbeteringen. Over dat
onderwerp heb ik ook uitvoerig gesproken.
Het doet het kabinet deugd dat veel woordvoerders ook in hun beperkte
tweede termijn aandacht hebben willen schenken aan de morele agenda.
Ik bedank de leden Slob, Van der Vlies en Thieme voor hun opmerkingen
over de samenhang van de crises. Het zal de Kamer duidelijk zijn
geworden dat voor het kabinet de morele agenda een wezenlijk aspect
van de crisisaanpak vormt, met het oog op de doelstelling om in meer
dan een opzicht sterker uit de crisis te komen. De heer Slob heeft
gelijk als hij zegt dat de morele agenda nooit af is. Dat klopt;
"agenda" betekent "de dingen die moeten worden gedaan". In moreel
opzicht is de agenda nooit af, ook als het gaat om
financieel-economische ordening en om meer dan geld alleen. Er zijn
altijd dingen die moeten worden gedaan. Voor het kabinet is dit echter
-- ik weet dat ik in de geest van de sprekers op dit punt spreek --
alle aansporing om die zaken inderdaad op te pakken langs de
uiteengezette lijnen.
Morele keuzen hebben ook betrekking op de vraag wie de rekening van de
gevolgen van de financieel-economische crisis betaalt. Daar is over
gesproken. Mevrouw Verdonk stelt in haar motie op stuk nr. 43 op dit
punt voor om de post ontwikkelingssamenwerking te korten. Ik heb in
mijn eerste termijn al aangegeven dat het kabinet daar niet voor
kiest. Ik ontraad daarom deze motie.
Overigens ben ik mevrouw Halsema nog een precisering schuldig op het
punt van de ontwikkelingssamenwerking. Zij vroeg hoe het precies zit
met directe armoedebestrijding of hongeraanpak in relatie tot de
"schuif" -- zo noem ik het maar even in technische zin -- uit de
tabel, waarbij een bedrag naar achteren wordt geschoven. Ik kan
mevrouw Halsema geruststellen: dit heeft betrekking op het
temporiseren -- het in de tijd naar achteren schuiven -- van
programma's met een iets langere looptijd en raakt op geen enkele
manier aan de directe armoedebestrijding of hongeraanpak. Dat geld
komt dus tot uitkering op het moment zoals dat nu in de boeken staat.
Bijna alle woordvoerders hebben in hun tweede termijn gesproken over
de jeugdwerkloosheid. In mijn bijdrage in eerste termijn heb ik het
traject geschetst voor het actieplan dat het kabinet voorstaat. Ik heb
daarbij toegezegd dat wij alle suggesties die wij in deze fase
krijgen, inclusief de vandaag gemaakte opmerkingen, van organisaties
maar ook uit de Kamer, graag zullen meewegen bij de concrete invulling
van het actieplan. Op dit punt zijn twee moties ingediend, namelijk de
motie-Rutte c.s. inzake ontheffing van het arbeidsrecht en de
motie-Slob c.s. over bijzondere aandacht voor de Wajongers. Daarover
zal de minister van SZW vanuit zijn beleidsverantwoordelijkheid voor
de techniek en de uitzondering nog een aantal opmerkingen maken.
Minister Donner:
: Voorzitter. Inderdaad zijn twee moties ingediend die in wezen het
verlengde zijn van onder andere de notitie over arbeidsmarktbeleid,
die ik de Kamer heb doen toekomen.
Als eerste kom ik op de motie-Rutte c.s. op stuk nr. 30, waarin de
regering wordt verzocht, ten spoedigste de mogelijkheid ter
onderzoeken om jongeren langer tijdelijke arbeidscontracten te laten
vervullen. Ik kan de Kamer toezeggen dat ik inderdaad zo snel mogelijk
zal onderzoeken welke mogelijkheden er zijn. Als het wetswijziging
vergt, is het, denk ik, een stap te ver, maar ik zie deze motie in het
verlengde van wat er is gezegd en wat er in de brief is aangekondigd.
Hetzelfde geldt voor de motie-Slob c.s. op stuk nr. 31 waarin de
regering wordt verzocht in dit traject bijzondere aandacht te besteden
aan de Wajong'ers en jongeren onder de 27. Ik geloof dat de Kamer uit
het stichtingsakkoord heeft kunnen afleiden dat dit al voorwerp van
discussie is, dat ook van de zijde van sociale partners is toegezegd
dat zij daar in het bijzonder aandacht voor hebben. Wat dat betreft,
is het geen kwestie van snel spijkers met koppen slaan, want die
worden in wezen al geslagen. In die zin is het een ondersteuning van
het beleid.
Dan kom ik op de motie-Halsema c.s op stuk nr. 33. Hierin wordt het
kabinet verzocht om de toegang van flexwerkers tot bestaande of nieuwe
scholingsfaciliteiten te bevorderen, omdat de arbeidsmarktpositie van
flexwerkers toch nog kan worden versterkt. Over dit onderwerp is al
eerder met de Kamer gesproken, naar aanleiding van vragen van de heer
Tichelaar tijdens de behandeling van de begroting van het ministerie
van SZW voor 2009. Er is recent over gesproken met sociale partners.
Daarbij is belangrijk dat de scholing voor flexwerkers primair de
verantwoordelijkheid van de sociale partners is. Werkgevers en
werknemers zullen in onderling overleg inschatten of er scholing nodig
is en welke vorm van scholing dan nodig is. Het is echter ook relevant
om te melden dat flexwerkers in principe dezelfde rechten hebben als
werknemers met een vast arbeidscontract. Het hangt van de concrete
situatie af of daarvan gebruik wordt gemaakt. Ik wijs ook naar de
verklaring van de Stichting van de Arbeid van gisteren. Daarin is
aangegeven dat om te voorkomen dat de gevolgen van de crisis
onevenredig neerslaan bij de zwakkere groepen op de arbeidsmarkt, de
Stichting van de Arbeid juist nu de positie van flexwerkers wil
verbeteren door in cao's extra afspraken te maken over hun scholing en
over het niet langer vastleggen van een concurrentiebeding voor deze
groep. Wat dat betreft, geloof ik dus dat ook deze motie al voor de
indiening is uitgevoerd.
Ten slotte kom ik op de motie van de heer Pechtold op stuk nr. 34,
waarin hij de regering verzoekt om haar definitieve voorstel ten
aanzien van de AOW gelijktijdig met de Miljoenennota 2010 aan de Kamer
te doen toekomen. Deze motie is slechts uitvoerbaar als de derde
dinsdag van september dit jaar in oktober valt. Als dat niet zo is,
houdt de motie in, zo zij aanvaard wordt, dat de Kamer mij zou dwingen
om een gegeven woord te breken. Derhalve zou ik een dringend beroep
willen doen op de heer Pechtold om dat niet van mij te verlangen en de
motie in te trekken.
De voorzitter:
Of aan te houden tot in oktober ...
De heer Pechtold (D66):
De minister heeft ons verteld dat hij de voorbereidingen de komende
weken al in een notitie vervat, waarin hij varianten voor het verhogen
van de AOW-leeftijd wil neerzetten. Die toezegging is voor mij ruim
voldoende om de motie in te trekken.
De voorzitter:
Aangezien de motie-Pechtold (31070, nr. 34) is ingetrokken, maakt zij
geen onderwerp van de beraadslaging meer uit.
Het woord is aan mevrouw Halsema.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dank u, voorzitter. Als eerste heb ik een opmerking over de gelijke
rechten op scholing die flexwerkers zouden hebben. Die gelden alleen
als zij direct, rechtstreeks in dienst zijn. Voor de meeste
flexwerkers geldt dat niet. Op die gevallen ziet deze motie toe, om
die ongelijke situatie gelijk te trekken. Ten tweede verwijst de
minister nu alweer naar de cao's. Het gaat hier echt om meer dan die
cao's. Wij willen ook dat de overheid kijkt naar de eigen middelen die
beschikbaar worden gesteld voor scholing. Ook die moeten toegankelijk
worden voor flexwerkers.
Minister Donner :
De middelen zijn beschikbaar in het kader van de re-integratie van
mensen met een WW-uitkering of van mensen die op andere wijze een
uitkering hebben. In die zin kan ik u dat toezeggen. Als u echter
meent dat er een aparte scholingssystematiek moet worden opgezet voor
flexwerkers die geen werk hebben, dan wijs ik u erop dat scholing
zonder een gericht doel op werk doorgaans minder zin heeft en op dit
moment niet bij voorrang beslag mag leggen op de middelen. Eerst gaat
het erom, werk voor mensen te vinden. Dat is in de verschillende
plannen opgenomen, ook als men zich wil omscholen naar andere
sectoren. O&O-fondsen worden mede ingeschakeld. Maar als u vraagt om
een algemeen scholingsprogramma voor flexwerkers, dan ben ik bang dat
het om veel geld gaat dat niet gericht besteed kan worden, omdat je
niet waarvoor er geschoold moet worden.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Dit lijkt mij iets te gemakkelijk, maar laat ik op dit tijdstip
constructief zijn. Ik breng de motie in stemming. Zij kan op een ruime
meerderheid rekenen, zoals uit de ondertekening blijkt. Ik zou het
zeer op prijs stellen als u bijvoorbeeld binnen een week aan de Kamer
laat weten welke mogelijkheden de overheid wel heeft in plaats van nu
duidelijk te markeren welke mogelijkheden er niet zijn. Dan hebben wij
daarover een debat. Laat duidelijk zijn dat de inzet van mij als
indiener is dat de middelen die extra beschikbaar komen voor scholing
die in het sociaal akkoord worden genoemd, ook toegankelijk worden
voor flexwerkers.
Minister Donner:
De brief waar u om vraagt, zeg ik u toe.
Voorzitter. Ik spreek als laatste en ik kan mij aansluiten bij de
woorden van de eerste spreker. Wij zijn plotseling in de ernstigste
crisis terechtgekomen die wij zullen meemaken. Eén ding moeten wij
niet doen, namelijk als een bang konijn op de weg blijven zitten voor
de aanstormende schijnwerpers van de crisis. Wij zijn niet machteloos.
Wij kunnen en zullen hier uitkomen. Ik heb een pakkend werkje van
mevrouw Halsema gekregen "Bidden is niet genoeg". Ik ben dat met haar
eens, maar wij moeten ook niet denken dat wij er op eigen kracht
uitkomen. Het kan dan wel eens helpen om met de genade mee te werken.
De heer Rutte (VVD):
Na deze prachtige woorden van de heer Donner iets prozaïsch, namelijk
de stemmingslijst. Daar staat de motie Rutte/Halsema op over het
parlementair onderzoek. Gezien de uitlatingen van de heer Van Geel en
mevrouw Hamer hierover, lijkt het mij verstandig om deze motie over
twee weken in stemming te laten komen en nu van de stemmingslijst af
te halen.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Rutte stel ik voor, zijn motie (31371, nr. 66)
van de agenda af te voeren.
Daartoe wordt besloten.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zijn hiermee aan het eind van de beantwoording door de
bewindslieden. Ik dank hen daarvoor hartelijk.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, volgens mij verlangt u allen naar de stemming.
Ik deel de Kamer mee dat de leden van de fractie van de PVV niet
aanwezig zijn bij de stemming.
Stemmingen publieke omroep
Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel
Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met onder meer de erkenning
en financiering van de publieke omroep (31804),
en over:
- de motie-Bosma over toepassing van de nulmeting op bestaande
omroepen (31804, nr. 32);
- de motie-Bosma over opheffing van de Wereldomroep (31804, nr. 33);
- de motie-Bosma over het onderbedelen van Vara en NPS bij het maken
van informatieve programma's (31804, nr. 34);
- de motie-Jasper van Dijk over heldere en toetsbare criteria voor de
beoordeling door de visitatiecommissie (31804, nr. 35);
- de motie-Jasper van Dijk over een onderzoek naar reclamevrije
publieke omroep (31804, nr. 36);
- de motie-Van Dam over het indirect meebetalen door kijkers en
luisteraars aan commercials (31804, nr. 38);
- de motie-Atsma/Remkes over 2 mln. extra voor regionale omroepen
(31804, nr. 39);
- de motie-Atsma c.s. over een onafhankelijke raad van toezicht voor
NOS RTV (31804, nr. 40);
- de motie-Atsma c.s. over volwaardige dagprogrammering door de
publieke omroep (31804, nr. 41);
- de motie-Atsma c.s. over ruimte voor de publieke omroep om nieuws te
duiden (31804, nr. 42);
- de motie-Voordewind/Atsma over overleg met de omroepen over de
quotaregeling Europese onafhankelijke producties (31804, nr. 43);
- de motie-Peters over onderzoek naar de gevolgen van de economische
crisis voor de publieke omroep (31804, nr. 44);
- de motie-Van der Ham/Jasper van Dijk over een streefbedrag voor
financiering van de lokale omroep (31804, nr. 59);
- de motie-Van der Ham c.s. over integratie van de taken van omroepen
met de taken van omroepverenigingen en taakorganisaties (31804, nr.
60).
(Zie vergadering van 24 maart 2009.)
De voorzitter:
De motie-Atsma c.s. (31804, nr. 42) is in die zin gewijzigd dat zij
thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat omroepverenigingen een eigen, herkenbare positie en
rol hebben binnen het Nederlandse omroepbestel;
overwegende dat omroepverenigingen bij wet een positie hebben gekregen
om nieuws en actualiteiten te duiden;
stelt vast dat meerdere omroepverenigingen aangeven dat zij door tal
van oorzaken niet de ruimte en mogelijkheden krijgen om het nieuws en
actualiteiten te duiden op een wijze die aansluit bij doelstelling,
karakter, ambitie en/of identiteit van de verenigingen;
stelt vast dat er bijde publieke omroep binnen de programmering ruimte
moet zijn voor duiding van nieuws en actualiteiten;
verzoekt de regering, in overleg met alle betrokken partijen afspraken
te maken om te waarborgen dat omroepen hiervoor voldoende ruimte
krijgen;
verzoekt de regering, de Kamer binnen drie maanden te informeren over
de uitkomsten van dit overleg,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. ?? (31804, was nr. 42).
De motie-Voordewind c.s. (31804, nr. 43) is in die zin gewijzigd dat
zij thans is ondertekend door de leden Voordewind, Atsma en Van Dam.
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. ?? (31804, was nr. 43).
Ik stel vast dat wij hierover nu kunnen stemmen.
Het gewijzigde amendement-Van der Ham/Remkes (stuk nr. 50) is
ingetrokken.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Van Dam/Voordewind (stuk
nr. 49).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66,
de PvdD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor dit
gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de
overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het amendement-Atsma c.s. (stuk nr. 29, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de
ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor dit amendement
hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen,
zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement de overige op
stuk nr. 29 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden
beschouwd.
In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Bosma (stuk nr. 45,
I).
De voorzitter:
Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen
is verworpen.
(hilariteit)
De voorzitter:
Ik weet niet wat hier zo leuk aan is. U weet dat u dit niet zou moeten
doen; het gaat niet goed.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit nader gewijzigde
amendement de overige op stuk nr. 45 voorkomende nader gewijzigde
amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Van der Ham/Jasper
van Dijk (stuk nr. 57, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat dit nader gewijzigde amendement met algemene stemmen
is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement
de overige op stuk nr. 57 voorkomende nader gewijzigde amendementen
als aangenomen kunnen worden beschouwd.
In stemming komt het tweede nader gewijzigde amendement-Remkes (stuk
nr. 64, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat dit tweede nader gewijzigde amendement met algemene
stemmen is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit tweede nader gewijzigde
amendement het andere op stuk nr. 64 voorkomende tweede nader
gewijzigde amendement als aangenomen kan worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Peters (stuk nr. 14, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66 en de PvdD voor dit amendement hebben gestemd en die
van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit amendement het andere op
stuk nr. 14 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.
In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Atsma/Jasper van Dijk
(stuk nr. 66, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, D66, de PvdD, de VVD, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor
dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden
van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit nader gewijzigde amendement
het andere op stuk nr. 66 voorkomende nader gewijzigde amendement als
aangenomen kan worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Van Dam (stuk nr. 37).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor
dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige
fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Remkes (stuk nr. 48, I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks,
D66, de PvdD, de VVD en het lid Verdonk voor dit gewijzigde amendement
hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen,
zodat het is verworpen.
Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement het
andere op stuk nr. 48 voorkomende gewijzigde amendement als verworpen
kan worden beschouwd.
In stemming komt het amendement-Van Dam (stuk nr. 56).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD en het lid Verdonk voor dit
amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige
fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het amendement-Voordewind (stuk nr. 30).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, de
ChristenUnie, de SGP en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en
die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het amendement-Voordewind c.s. (stuk nr. 28).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de
ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor dit amendement
hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen,
zodat het is verworpen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Peters (stuk nr. 51).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks,
D66 en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die
van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.
In stemming komt het amendement-Voordewind/Atsma (stuk nr. 20).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de
ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor dit amendement
hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen,
zodat het is verworpen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Peters (stuk nr. 52).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66, de PvdD en de VVD voor dit gewijzigde amendement
hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is
verworpen.
In stemming komt het amendement-Van der Ham c.s. (stuk nr. 58, I) tot
het invoegen van onderdeel IIIa.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SGP tegen
voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties
ertegen, zodat het is aangenomen.
Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op
stuk nr. 58 voorkomende amendement als aangenomen kan worden
beschouwd.
In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Remkes (stuk nr. 55)
tot het invoegen van onderdeel PPPc.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD en de SGP voor dit nader gewijzigde
amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen,
zodat het is verworpen.
In stemming komt het amendement-Van Dam (stuk nr. 23) tot het invoegen
van onderdeel QQQa.
De voorzitter:
Ik constateer dat het lid Verdonk tegen dit amendement heeft gestemd
en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat het is
aangenomen.
In stemming komt het gewijzigde amendement-Remkes (stuk nr. 63) tot
het invoegen van onderdeel AAAAa.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, het CDA en het lid Verdonk voor dit
gewijzigde amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van de
overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het amendement-Remkes (stuk nr. 65) tot het invoegen
van artikel Ia.
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en het lid
Verdonk voor dit amendement hebben gestemd en de aanwezige leden van
de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.
In stemming komt het wetsvoorstel, zoals op onderdelen gewijzigd door
de aanneming van het gewijzigde amendement-Van Dam/Voordewind (stuk
nr. 49), het amendement-Atsma (stuk nrs. 29, I en II), het nader
gewijzigde amendement-Van der Ham/Jan Jacob van Dijk (stuk nrs. 57, I
en II), het tweede nader gewijzigde amendement-Remkes (stuk nrs. 64, I
en II), het nader gewijzigde amendement-Atsma/Jasper van Dijk (stuk
nrs. 66, I tot en met IV), het amendement-Van Dam (stuk nr. 37), het
amendement-Van Dam (stuk nr. 56), het amendement-Voordewind (stuk nr.
30), het amendement-Van der Ham (stuk nrs. 58, I en II), het
amendement-Van Dam (stuk nr. 23), het gewijzigde amendement-Remkes
(stuk nr. 63) en het amendement-Remkes (stuk nr. 65).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA
voor dit wetvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties
ertegen, zodat het is aangenomen.
De heer Atsma (CDA):
Voorzitter. Mijn motie op stuk nr. 41 kan wat mij betreft worden
ingetrokken, omdat het amendement over de dagprogrammering voor de
publieke omroep is aangenomen.
De voorzitter:
Aangezien de motie Atsma c.s (31804, nr. 41) is ingetrokken, maakt zij
geen onderdeel van behandeling meer uit.
In stemming komt de motie-Bosma (31804, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de VVD
en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige
leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Bosma (31804, nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat lid Verdonk voor deze motie heeft gestemd en de
aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
In stemming komt de motie-Bosma (31804, nr. 34).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is verworpen.
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (31804, nr. 35).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Jasper van Dijk (31804, nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, de PvdD, de SGP en het lid Verdonk voor deze motie hebben
en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
In stemming komt de motie-Van Dam (31804, nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SGP tegen
deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat
zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Atsma/Remkes (31804, nr. 39).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk
voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige
fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Atsma c.s. (31804, nr. 40).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Atsma c.s. (31804, nr. 42).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk
voor deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de
overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Voordewind c.s. (31804, nr. ??,
was nr. 43).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor
deze gewijzigde motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de
overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Peters (31804, nr. 44).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van
de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Van der Ham/Jasper van Dijk (31804, nr. 59).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie, het CDA en het lid
Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de
overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Ham c.s. (31804, nr. 60).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de VVD, de ChristenUnie, het CDA en
het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden
van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Voorzitter. GroenLinks wil geacht worden voor de motie op stuk nr. 39
te hebben gestemd.
De voorzitter:
De motie was al aangenomen, maar dit wordt aangetekend.
Stemmingen visserij
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat
over visserij,
te weten:
- de motie-Polderman over projecten om het natuurlijk aanbod van glas-
en pootaal zo optimaal mogelijk te benutten (29675, nr. 67);
- de motie-Ouwehand over een verbod op de staandwantvisserij in de
kuststrook (29675, nr. 68);
- de motie-Ouwehand over een verbod op het kweken van paling (29675,
nr. 69);
- de motie-Ouwehand over het ethisch ontoelaatbaar zijn van
dierproeven voor menselijke consumptie (29675, nr. 70);
- de motie-Ouwehand over een totaal vangstverbod voor paling (29675,
nr. 71);
- de motie-Koppejan c.s. over het opnemen van in- en
uittrekprogramma's in het definitieve aalbeheerplan (29675, nr. 72);
- de motie-Van der Vlies over de gevolgen van waterbodemvervuiling
voor de (schier)aal (29675, nr. 73);
- de motie-Jacobi/Polderman over één structuurvisie voor de kuststrook
(29675, nr. 74);
- de motie-Jacobi over maatregelen om het aantal gestrande bruinvissen
te reduceren (29675, nr. 75).
(Zie vergadering van 24 maart 2009.)
De voorzitter:
De motie-Polderman (29675, nr. 67) is in die zin gewijzigd dat zij
thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- de stand van de aalpopulatie in Nederland en Europa zorgwekkend is;
- een deel van de glasaal die Nederland op eigen kracht bereikt niet
kan intrekken vanwege barrièrewerking van sluizen, gemalen en stuwen;
- een aanzienlijk deel van die glasaal verloren gaat door predatie;
- een ander deel van de glasaal terechtkomt in het gebieden met
vervuilde waterbodems zoals het rivierengebied en door opslag van
dioxines/pcb's ongeschikt wordt voor de voortplanting;
- aansluitend op de in het aalherstelplan voorgestelde maatregelen met
betrekking tot de schieraaluittrek er dus ook maatregelen nodig zijn
voor verbetering van intrek en optimaal gebruik van het opgroeiareaal
voor de aal in Nederland;
verzoekt de regering:
- in overleg met de andere waterbeheerders en de sector projecten te
laten ontwikkelen om het natuurlijk aanbod van glas- en pootaal in
Nederland zo optimaal mogelijk te benutten waarbij met name gekeken
moet worden naar de diverse barrières in de weinige grote
intrekwateren -- bijvoorbeeld het Noordzeekanaal -- en naar de
belemmeringen voor gezonde opgroeimogelijkheden door de vervuilde
waterbodems zoals in het rivierengebied;
- hiervoor in de komende begroting ook voldoende middelen te
reserveren, en de Kamer te informeren over de voortgang van deze
projecten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Polderman en
Jacobi. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende
ondersteund.
Zij krijgt nr. ?? (29675, was nr. 67).
De motie-Jacobi/Polderman (29675, nr. 74) is in die zin gewijzigd dat
zij thans luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de kustzone de verschillende activiteiten, zoals
recreatieve visserij, beroepsvisserij, pleziervaart, reddingsbrigade,
kustversterking, zandsuppletie, natuurbescherming en recreatie, elkaar
door toenemende drukte meer en meer in de weg kunnen gaan zitten;
constaterende dat conflicten tussen sportvissers en beroepsvissers met
staandwant in toenemende mate plaatsvinden;
constaterende dat een belangrijk deel van de visserij namelijk de
commerciële staandwantvisserij en de recreatieve visserij vrijwel niet
gereguleerd zijn;
overwegende dat er bij belanghebbenden wel de wil is om tot
overeenstemming te komen over gebruik van de kustzone, maar de
mogelijkheden om met elkaar in gesprek te komen momenteel zeer beperkt
zijn;
van mening dat de kustzone een belangrijk onderdeel is van het
Noordzee ecosysteem, de kustzone voor veel soorten een belangrijk
paai- en opgroeigebied is en de toekomst voor vis en visserij gelegen
is in een evenwichtig en duurzaam ecosysteem;
van mening dat de regulering van de staandwantvisserij als ook de
invloed hiervan op het ecosysteem en het multifunctioneel gebruik van
de kustzone te complexe materie is om door individuele gemeenten voor
ieder het eigen deel van de kust gereguleerd en gecontroleerd te laten
worden;
verzoekt de regering, zorg te dragen voor een taskforce kustzone met
een onafhankelijk voorzitter die met alle betrokkenen voor 1 oktober
een plan van aanpak opstelt over gebruik van de kustzone ;
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze gewijzigde motie
voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. ?? (28675, was nr. 74).
De motie-Jacobi (29675, nr. 75) is in die zin gewijzigd dat zij thans
luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staandwantvisserij in de laatste jaren enorm is
toegenomen als ook dat de bruinvis in toenemende mate bijgevangen
wordt in de staandwantvisserij;
overwegende dat de bruinvis op nationaal, Europees en internationaal
niveau op de lijst bedreigde diersoorten staat en als gevolg de
Nederlandse overheid verplicht is, alle maatregelen te nemen om deze
soort te beschermen;
constaterende dat deze bijvangst schadelijk is voor de bedreigde
bruinvispopulatie in de Noordzee;
van mening dat het met de recentelijk weer toegenomen strandingen van
bruinvissen nu echt tijd is om serieuze maatregelen te treffen;
verzoekt de regering om binnen twee maanden maatregelen te nemen,
waardoor het aantal gestrande bruinvissen met 90% gereduceerd wordt in
het komende jaar;
verzoekt de regering om binnen dit 90%-reductieplan alle nodige
middelen aan te wenden om de bijvangst van bruinvissen te verminderen,
waaronder het verminderen van het aantal en de lengte van de
staandwantnetten, netten die voor zeezoogdieren beter waarneembaar
zijn als ook het sluiten van bepaalde kritieke zones,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. ?? (28675, was nr. 75).
Ik stel vast dat wij hierover nu kunnen stemmen.
Op verzoek van mevrouw Ouwehand wordt hoofdelijk gestemd over de motie
op stuk nr. 71.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf. Ik
ga u in het prevelement zeggen, omdat daar wel eens misverstanden over
ontstaan, dat het meestal misgaat bij een stemverklaring als je de
naam van een andere partij dan wel persoon noemt.
Het woord is aan mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Ik weet niet of ik dat op dit tijdstip nog wel begrijp.
Voorzitter. Het uitsterven van diersoorten is vaak een
"ver-van-ons-bedshow". Wij vinden het erg dat de rode gazelle van de
wereldbol verdween, wij vinden het erg als wij horen dat de Syberische
tijger het niet gaat redden. Maar ja, wat kun je eraan doen? Hoe kun
je vanuit Nederland het uitsterven van die dieren voorkomen? Nu
debatteren wij hier in de Kamer al een poosje over de paling. Die
wordt ook met uitsterven bedreigd. Het verschil met bijvoorbeeld de
tijger is dat wij als Nederland een heel directe invloed hebben op de
overlevingskansen van deze diersoort. Duidelijk is dat het allang vijf
voor twaalf is geweest en duidelijk is ook dat de visserij verreweg de
belangrijkste oorzaak is van de benarde situatie waarin de paling zich
bevindt. Een paar partijen hebben moties ingediend die zich richten op
factoren die, naast visserij, een negatief effect hebben op de
palingstand. Hoewel de Partij voor de Dieren erkent dat wij ook andere
maatregelen moeten treffen, kunnen wij niet anders dan concluderen dat
deze moties vooral zijn ingediend om de aandacht af te leiden van die
ene maatregel die volgens alle palingdeskundigen nu echt nodig is: het
stilleggen van de visserij. Wij zullen deze moties van de SP en de SGP
dan ook niet steunen.
Voorzitter. De keuze voor het laten voortbestaan of het laten
uitsterven van een diersoort is wat ons betreft een gewetenskwestie,
een zware verantwoordelijkheid. Zo'n keuze kan niet worden overgelaten
aan de visserijwoordvoerders van de verschillende fracties. Wij vinden
dat ieder Kamerlid zijn of haar persoonlijke verantwoordelijkheid moet
kunnen nemen als het lot van een bedreigde diersoort letterlijk in
onze handen ligt. Daarom willen wij hoofdelijk stemmen over mijn motie
die oproept tot een vangstverbod.
In stemming komt de gewijzigde motie-Polderman (29675, nr. ??, was nr.
67).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, de ChristenUnie, de SGP en het CDA voor deze gewijzigde motie
hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is
aangenomen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (29675, nr. 68).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks,
D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige
fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (29675, nr. 69).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks,
D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige
fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (29675, nr. 70).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks,
de PvdD, de ChristenUnie en de SGP voor deze motie hebben gestemd en
die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Ouwehand (29675, nr. 71).
Vóór stemmen de leden: Thieme, Vendrik, Dibi, Van Gent, Halsema, Van
der Ham, Heemelaar, Koser Kaya, Ouwehand, Pechtold en Sap.
Tegen stemmen de leden: Smits, Snijder-Hazelhoff, Spekman, Spies, Van
der Staaij, Sterk, Tang, Teeven, Tichelaar, Timmer, Van Toorenburg,
Uitslag, Ulenbelt, Van der Veen, Van Velzen, Verbeet, Verdonk,
Vermeij, Vietsch, Van der Vlies, Voordewind, Vos, Jan de Vries, Van
Vroonhoven-Kok, Weekers, Wiegman-van Meppelen Scheppink, Willemse-van
der Ploeg, De Wit, Wolbert, Zijlstra, Aasted-Madsen-van Stiphout,
Anker, Aptroot, Arib, Atsma, Bashir, Van Beek, Besselink, Bilder,
Biskop, Blanksma-van den Heuvel, Blok, Blom, Van Bochove, Boekestijn,
Boelhouwer, Van Bommel, Bouchibti, Bouwmeester, Ten Broeke, Van der
Burg, Van de Camp, Çörüz, Cramer, Van Dam, Depla, Dezentjé
Hamming-Bluemink, Jan Jacob van Dijk, Jasper van Dijk, Van Dijken,
Dijsselbloem, Eijsink, Elias, Ferrier, Van Geel, Gerkens, Van Gerven,
Gesthuizen, Gill'ard, Griffith, Van Haersma Buma, Hamer, Haverkamp,
Heijnen, Van Heugten, Van Hijum, Ten Hoopen, Irrgang, Jacobi, Jager,
Jansen, Joldersma, Kalma, Kant, Karabulut, Knops, Koopmans, Koppejan,
Kraneveldt-van der Veen, De Krom, Kuiken, Langkamp, Leerdam, Van
Leeuwen, Leijten, Lempens, Luijben, Van Miltenburg, Neppérus, De Nerée
tot Babberich, Omtzigt, Ormel, Ortega-Martijn, De Pater-van der Meer,
Pieper, Polderman, Poppe, Van Raak, Remkes, Roefs, Roemer, De
Roos-Consemulder, De Rouwe, Rutte, Samsom, Schermers, Schinkelshoek,
Schippers, Schreijer-Pierik, Slob, Smeets en Smilde.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met 122 tegen 11 stemmen is verworpen.
In stemming komt de motie-Koppejan c.s. (29675, nr. 72).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, D66, de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk
voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige
fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Van der Vlies (29675, nr. 73).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, de VVD, de SGP en het lid Verdonk voor deze motie hebben
gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat
zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi/Polderman (29675, nr. 74).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD en de VVD voor deze gewijzigde motie
hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is
aangenomen.
Mevrouw Koser Kaya (D66): Voorzitter. Mijn fractie wil geacht worden
tegen de motie op stuk nr. 72 te hebben gestemd.
De voorzitter:
Dat is genoteerd.
In stemming komt de gewijzigde motie-Jacobi (29675, nr. 75).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD en de VVD voor deze gewijzigde motie
hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is
aangenomen.
Stemmingen maatregelen economische crisis
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij het debat
over de maatregelen in het kader van de economische crisis,
te weten:
- de motie-Verdonk over het opzeggen van het vertrouwen in het kabinet
(31070, nr. 44);
- de motie-Rutte c.s. over heroverweging van het aanvullend
beleidsakkoord (31070, nr. 26);
- de motie-Rutte over het ook in 2009 instellen van de verruiming van
de verliesverrekening (31070, nr. 27);
- de motie-Rutte over het aan voorwaarden verbinden van de
adviesaanvraag aan de SER (31070, nr. 28);
- de motie-Rutte over het ontzien van de AOW bij het bevriezen van de
uitkeringen (31070, nr. 29);
- de motie-Rutte c.s. over het onderzoeken van de mogelijkheid van een
ontheffing op het arbeidsrecht (31070, nr. 30);
- de motie-Slob c.s. over bijzondere aandacht voor Wajongers en de
doelgroep van de Wij bij een vervolg op de taskforce jeugdwerkloosheid
(31070, nr. 31);
- de motie-Halsema/Hamer over extra middelen voor een versnelde
introductie van elektrische auto's (31070, nr. 32);
- de motie-Halsema c.s over de toegang van flexwerkers tot bestaande
of nieuwe scholingfaciliteiten (31070, nr. 33);
- de motie-Pechtold/Rutte over het ter advisering voorleggen van het
aanvullende beleidsakkoord aan Actal (31070, nr. 35);
- de motie-Pechtold c.s. over handhaving van de toezeggingen uit de
nota "werken in het onderwijs 2009" (31070, nr. 36);
- de motie-Thieme over het stimuleren van de binnenlandse teelt van
eiwitgewassen (31070, nr. 38);
- de motie-Thieme/Halsema over het niet opschorten van de
investeringen in de ehs (31070, nr. 39);
- de motie-Verdonk over het openbreken van de overeenkomsten met de
banken (31070, nr. 42);
- de motie-Verdonk over het korten van de post
ontwikkelingssamenwerking (31070, nr. 43).
(Zie vergadering van heden.)
De voorzitter:
De motie-Rutte (31070, nr. 29) is in die zin gewijzigd dat zij thans
luidt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de inkomens van ouderen onder druk staan als gevolg
van de effecten van de economische crisis op de pensioenen;
constaterende dat het kabinet voornemens is om de uitkeringen,
inclusief de AOW, de komende jaren te bevriezen en om vanaf 2011
belasting te gaan heffen over de AOW-uitkering via de Bosbelasting,
waardoor de inkomenspositie van ouderen verder zal verslechteren;
verzoekt de regering, de AOW te ontzien bij het bevriezen van de
uitkeringen en de Bosbelasting niet in te voeren in 2011 en dekking te
vinden in het geleidelijk afschaffen van de aanrechtsubsidie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze gewijzigde motie is ondertekend door de leden Rutte en Kant. Naar
mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. ?? (31070, was nr. 29).
Ik stel vast dat wij hierover nu kunnen stemmen.
In stemming komt de motie-Verdonk (31070, nr. 44).
De voorzitter:
Ik constateer dat het lid Verdonk voor deze motie heeft gestemd en de
aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
In stemming komt de motie-Rutte c.s. (31070, nr. 26).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de VVD
en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige
leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Rutte (31070, nr. 27).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, de
SGP en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige
leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Rutte (31070, nr. 28).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de VVD
en het lid Verdonk voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige
leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de gewijzigde motie-Rutte/Kant (31070, nr. ??, was
nr. 29).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66,
de PvdD, de VVD en het lid Verdonk voor deze gewijzigde motie hebben
gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat
zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Rutte c.s. (31070, nr. 30).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de SP tegen
deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat
zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Slob c.s. (31070, nr. 31).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Halsema/Hamer (31070, nr. 32).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de
PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie, de SGP en het CDA
voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen,
zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Halsema c.s. (31070, nr. 33).
De voorzitter:
Ik constateer dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.
In stemming komt de motie-Pechtold/Rutte (31070, nr. 35).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66,
de VVD, de ChristenUnie, de SGP, het CDA en het lid Verdonk voor deze
motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties
ertegen, zodat zij is aangenomen.
In stemming komt de motie-Pechtold c.s. (31070, nr. 36).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66, de PvdD, de SGP en het lid Verdonk voor deze motie
hebben gestemd en de aanwezige leden van de overige fracties ertegen,
zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Thieme (31070, nr. 38).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van
de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Thieme/Halsema (31070, nr. 39).
De voorzitter:
Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP,
GroenLinks, D66 en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en die van
de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.
In stemming komt de motie-Verdonk (31070, nr. 42).
De voorzitter:
Ik constateer dat het lid Verdonk voor deze motie heeft gestemd en de
aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
In stemming komt de motie-Verdonk (31070, nr. 43).
De voorzitter:
Ik constateer dat het lid Verdonk voor deze motie heeft gestemd en de
aanwezige leden van de overige fracties ertegen, zodat zij is
verworpen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Er is een fout gemaakt in de telling bij de stemming onder
punt 1 op bladzijde 2 over het amendement op stuk nr. 28. Wij waren
wat in verwarring omdat de PVV-fractie niet aanwezig was, maar wij
komen uit op 71 stemmen voor en 70 stemmen tegen, dus dan zou het
amendement alsnog moeten zijn aangenomen.
De voorzitter:
Wij gaan altijd uit van 150 stemmen. Dat is een regel, tenzij er
hoofdelijk gestemd wordt. U moet dus 76 stemmen hebben om het
amendement aangenomen te krijgen.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Voorzitter. Als een hele fractie niet aanwezig is, gaan daar toch
negen stemmen van af?
De voorzitter:
Nee, zo is het niet. Ik wil daar een hele avond met u over praten,
maar zo doen wij het nooit en zo doen wij het ook vanavond niet. Er
zijn heel vaak leden niet aanwezig. Het maakt niet uit of dat fracties
betreft of individuele leden.
Wij zijn gekomen aan het eind van de stemming. Ik dank de leden en
vooral ook de bewindslieden en ik zie u allen weer volgende week.