Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA Den Haag
Onze referentie
MLB/M/113297
Datum 26 maart 2009
Betreft Vragen leden Atsma en Sterk (CDA) inzake over waarschuwingslabels
op videogames.
Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van de leden Atsma en Sterk
(CDA) van uw Kamer over waarschuwingslabels op videogames.
De vragen werden mij toegezonden bij uw brief met kenmerk 2009Z04106.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
a
na 1 van 4
Pagi
Antwoorden op vragen van de leden Atsma en Sterk (beiden CDA) aan de
minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over waarschuwingslabels op
videogames. (Ingezonden 6 maart 2009)
1
Bent u bekend met het artikel "Kind aangetrokken door waarschuwingslabel"? 1
Ja.
2
Wat vindt u van de conclusie van de onderzoekers dat waarschuwingslabels op
videogames een averechts effect hebben op kinderen? Deelt u de mening dat dit
averechtse effect niet de bedoeling kan zijn van de leeftijdsclassificatie van
videogames die nu juist bedoeld is om kinderen tegen gewelddadige of anderszins
aanstootgevende content te beschermen?
Hoe onderzoekers elkaar over het effect van waarschuwingssystemen kunnen
tegenspreken blijkt wel uit verschillende onderzoeken die rond dit thema zijn
gedaan. Zo is er het door u in vraag 4 aangehaalde- onderzoek dat de
Universiteit Twente (UT) vorig jaar heeft uitgevoerd in opdracht van mijn collega
van Justitie. Deze onderzoekers kwamen tot de conclusie dat de
waarschuwingslabels helemaal geen aantrekkingskracht uitoefenen op kinderen.
Dit staat dus lijnrecht tegenover het VU onderzoek. Een mogelijke verklaring ligt
in de verschillen in onderzoeksopzet. In het onderzoek van de UT werden de
kinderen geconfronteerd met rijkere stimuli en werd aan de pictogrammen van
Kijkwijzer en PEGI geen extra nadruk gegeven, zoals in de meeste onderzoeken
wél gebeurt. Daarmee benadert het UT-onderzoek de werkelijke situatie beter.
Verder heeft een tweetal Nederlandse wetenschappers (gespecialiseerd op het
terrein van jeugd en (nieuwe) media) een soortgelijk onderzoek verricht waarbij
de invloed van de aantrekkingskracht van waarschuwingslabels op kinderen wordt
gerelativeerd2. Uit dit onderzoek bleek weliswaar een verband tussen interesse
van kinderen (m.n. jongens) in de labels en het overschrijden van grenzen, maar
dit geeft een minimale verklaring voor dit gedrag. Het ontbreken van ouderlijke
bemoeienis en een teveel aan negatief commentaar van ouders verklaren volgens
deze onderzoekers aanzienlijk méér het "recalcitrante" gedrag van kinderen. Ook
het NICAM zelf heeft in 2006 in samenwerking met het Jeugdjournaal een
grootschalig onderzoek gedaan naar de mogelijke aantrekkingskracht van de
Kijkwijzer waarschuwingslabels. Daaruit bleek dat ruim driekwart van de
onderzochte kinderen (tussen 9 en 14 jaar) Kijkwijzer juist gebruikt als
waarschuwing (voor seks, enge beelden en geweld omdat ze die liever niet willen
zien) en niet als aanrader.
Kortom, op grond van de verschillende onderzoeken die gedaan zijn kan geen
eenduidige conclusie getrokken worden. Wel kan gesteld worden dat het
1 www.nu.nl d.d. 3 maart 2009.
2 Peter Nikken en Jeroen Jansz schreven over hun bevindingen het artikel "Playing
Restricted videogames" gepubliceerd op 1 oktober 2007 in de "Journal of Children
and Media".
Pagina 2 van 4
fenomeen waarbij "verboden vruchten" voor sommige kinderen een
aantrekkingskracht hebben niet vreemd is, van alle tijden en ook nimmer uit te
sluiten is. Classificatiesystemen zijn uiteindelijk ontwikkeld om ouders en
opvoeders te waarschuwen,en hun een hulpmiddel te bieden bij hun toezicht,
alsmede voor aanbieders van audiovisueel materiaal zodat zij bij de verkoop van
films en games de bescherming van minderjarigen in acht kunnen nemen, en niet
als leidraad voor kinderen zelf.
3
Wat vindt u van de aanbevelingen van de onderzoekers dat kinderen niet
zelfstandig een videogame zouden moeten kopen?
Ik acht het van belang dat verkopers zich houden aan de naleving van de
leeftijdgrenzen van de Kijkwijzer en het PEGI systeem. Zolang jeugdigen
zelfstandig een game meekrijgen die niet schadelijk is voor hun leeftijd, is het
zelfstandig kopen ervan geen probleem.
Op grond van art. 240a Wetboek van Strafrecht mogen verkopers van
videogames geen games die schadelijk te achten zijn voor personen beneden de
leeftijd van 16 jaar, verkopen aan een jongere onder de 16 jaar Onlangs heeft
mijn collega van Justitie uw Kamer bericht over de naleving van de
leeftijdsgrenzen van Kijkwijzer en PEGI aan de kassa's van bioscopen,
verkooppunten (warenhuizen, speelgoedwinkels, cd/dvd-winkels en gameshops),
videotheken en bibliotheken3. Hieruit bleek dat deze naleving te wensen overlaat.
In overleg met de sector is afgesproken dat op het punt van transacties met
kinderen jonger dan de leeftijdclassificaties concrete maatregelen zullen worden
getroffen. Dit moet ertoe leiden dat de mogelijkheid voor kinderen om dvd's en
games te kopen met een hogere leeftijdsaanduiding dan die van de aankoper
aanmerkelijk gereduceerd wordt. Daartoe is op 10 februari een convenant
ondertekend door de minister van Justitie met de audiovisuele branches, de
bibliotheken en het Nicam. Voor een verdere aanpassing van de bestaande
zelfregulering zie ik geen noodzaak.
4
Hoe verhoudt dit onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam (VU) zich tot
de brief van staatssecretaris van Justitie d.d. 2 februari jl. waarin wordt gesteld
dat er geen aantrekkende kracht uitgaat van de Kijkwijzer- en PEGI-
pictogrammen? 4 5 Op basis van welk onderzoek bent u tot deze conclusie
gekomen en kan worden aangegeven wat de bevindingen waren van dit
onderzoek?
Zie antwoord op vraag 2.
5
3 Kamerstuk 28 684, nr. 198
4 Kamerstuk 28 684, nr. 198
5 PEGI: Pan European Game Information
Pagina 3 van 4
Bent u van mening dat het onderzoek van de VU ook van toepassing zou kunnen
zijn op de effectiviteit van (leeftijds)classificaties op televisieprogramma's en films
door het Nederlands Instituut voor de Classificatie van Audiovisuele Media
(NICAM)? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken welke maatregelen genomen
kunnen worden om ervoor te zorgen dat er een samenhangend systeem ontstaat
voor videogames, films en televisieprogramma's dat wel de gewenste effecten
heeft?
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven kan op grond van verscheidene
onderzoeken die al gedaan zijn over dit thema geen eenduidige conclusie
getrokken worden, ongeacht het mediaproduct waar het om gaat.
6
Hoe staat het met de naleving van de zelfregulering door de betrokken
brancheorganisaties op dit punt? Bent u bereid op dit punt met de
brancheorganisaties in gesprek te gaan om te bezien of aanpassing van de
bestaande zelfregulering op dit punt noodzakelijk is?
Zie antwoord op vraag 3.
Pagina 4 van 4