Openbaar ministerie niet-ontvankelijk in strafzaken tegen drie
verdachten tulpenbollenfraude
Den Haag, 26 maart 2009 - De rechtbank âs-Gravenhage heeft vandaag in
de zaken van drie verdachten die betrokken zouden zijn bij de
zogenaamde tulpenbollenfraude, het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk verklaard.
De zaken van deze verdachten maken deel uit van een omvangrijk
onderzoek naar fraude in de tulpenbollenmarkt. Eén van de verdachten
werd vervolgd voor valsheid in geschrift, oplichting en
belastingfraude, de tweede voor valsheid in geschrift en
belastingfraude en de derde voor valsheid in geschrift en oplichting.
Vlak voordat de zaken ter zitting werden behandeld, werd duidelijk dat
gesprekken met advocaten die in het onderzoek waren afgeluisterd, niet
direct waren vernietigd en zich voor een deel nog steeds in het
dossier bevonden. Ook andere vertrouwelijke informatie, waaronder
e-mails en correspondentie tussen cliënt en advocaat, bleken niet te
zijn vernietigd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de wettelijke regels voor de
justitiële behandeling van geheimhoudersinformatie in diverse
opzichten niet nageleefd en op grote schaal geschonden, onder andere
doordat de onderzoekscoördinator kennis heeft genomen van de inhoud
van getapte telefoongesprekken met geheimhouders, de officier van
justitie niet direct op de hoogte is gesteld van alle
telefoongesprekken waaraan door geheimhouders werd deelgenomen, geen
van de geheimhoudersgesprekken terstond is vernietigd, e-mails zonder
toestemming van de advocaat in beslag zijn genomen en e-mails in
zaaksmappen voor de voorbereiding van verhoren door
opsporingsambtenaren zijn opgenomen.
Geenszins kan worden uitgesloten dat geheimhoudersinformatie mede
richting heeft gegeven aan het strafrechtelijk onderzoek, in het
bijzonder aan de wijze waarop de verhoren van de verdachten hebben
plaatsgevonden, en dat verdachten daardoor zijn benadeeld.
Volgens de rechtbank is sprake van een omvangrijke, stelselmatige en
langdurige schending van rechtsregels, zodat een zodanige grove
veronachtzaming van de belangen van verdachten heeft plaatsgevonden
dat niet kan worden volstaan met de vaststelling dat de belangen van
verdachten in hun strafzaak zijn geraakt of met strafvermindering.
Omdat door toedoen van justitie niet meer behoorlijk kan worden
vastgesteld welk concreet nadeel de verdachten door deze schending
hebben geleden, dient naar het oordeel van de rechtbank van de
mogelijkheid van een ingrijpende schending en van ernstig nadeel te
worden uitgegaan en moet de daarbij passende sanctie van
niet-ontvankelijkheid van de officier in de strafvervolging worden
opgelegd.
De rechtbank heeft overwogen dat de vele en veelomvattende schendingen
van het verschoningsrecht van geheimhouders daarnaast het algemene
vertrouwen ondermijnen dat wat burgers met een advocaat bespreken, ook
tussen hen blijft. Naar het oordeel van de rechtbank is de
geconstateerde handelwijze van justitie dermate schadelijk voor het
vertrouwen in de rechtsstatelijkheid van opsporing en vervolging en de
zuiverheid van de strafrechtspleging in het algemeen dat ook uit een
oogpunt van bescherming van dit algemene rechtsbelang de
niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet worden
uitgesproken. Dit belang moet volgens de rechtbank in dit geval
prevaleren boven het belang dat verdachten worden berecht voor de
tegen hen bestaande verdenkingen.
LJ Nummers
BH7911
BH7915
BH7921
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage
Datum actualiteit: 26 maart 2009 Naar boven
Gerechtelijke organisatie