Partij van de Arbeid

Den Haag, 24 maart 2009

Bijdrage Eerste Kamer lid Meindertsma (PvdA) aan

31721 Wijziging van de Spoedwet wegverbreding en de Tracéwet in verband met de vereenvoudiging van de onderzoekslast (Wet versnelling besluitvorming wegprojecten

MdV
Reikwijdte
Vandaag behandelen we een wijziging op de spoedwet wegverbreding. Een wet die in 2003 is aangenomen met de bedoeling om slechts enkele jaren van kracht te zijn om een beperkt aantal weginfrastructuurprojecten versneld uit te voeren. Daarna zou door een herziening van de Tracéwet voorzien worden in de beoogde tijdwinst. Het op termijn naast elkaar bestaan van twee wetten werd zowel door de regering als door alle woordvoerders als ongewenst beschouwd. De spoedwet van 2003 heeft echter niet aan haar doel van versnelling beantwoord vandaar dat er een wijziging voorligt. Een wijziging van een tijdelijke wet voor 30 nauwkeurig omschreven projecten. Als deze projecten uitgevoerd zijn wordt de wet opgeheven. Dat heldere antwoord hebben wij van de regering in de MvA, op vragen van onder anderen onze fractie begrepen. Daar kan toch geen misverstand over bestaan, zo vragen wij de regering ons nogmaals te bevestigen?

geluidhinder
Het accent bij de behandeling in 2003 in deze Kamer lag, niet bij de luchtkwaliteit maar bij de geluidhinderproblematiek. Deze Kamer heeft toen unaniem de motie Eversdijk aangenomen, waarin gevraagd wordt om parallel aan de opstelling van het ontwerp-wegaanpassingsbesluit ook het gemotiveerde plan voor het treffen van geluidmaatregelen op te stellen en daarvoor maximaal een tijdpad van 5jr te nemen. Wij hebben in het verslag de vraag gesteld of de in deze motie voorgestelde maatregelen ook daadwerkelijk toegepast zijn, dan wel zullen worden op de 30 projecten die limitatief opgesomd onder deze wet vallen? Met andere woorden is en wordt de motie Eversdijk uitgevoerd? Want moties nemen we niet voor niets aan, ook al lijkt het af en toe anders. Het antwoord is summier. Gesteld wordt dat alleen voor de projecten die opgenomen zijn op de B-lijst een geluidplan opgesteld hoeft te worden. Zo hebben wij dat echter niet begrepen uit het nalezen van de stukken rond de behandeling van deze wet in 2003. Als u de MvA aan de EK april 2003 leest dan staat daar als antwoord op vragen van de fractie van de VVD en het CDA dat voor de projecten op de A-lijst de geluidsmaatregelen in ieder geval eerder zullen worden uitgevoerd dan het geval zou zijn bij uitvoering op basis van de reguliere wetgeving en er wordt zekerheid geboden over de aanpak van geluidproblemen. Wij herhalen daarom de vraag of bij de voorliggende 30 projecten een gemotiveerd plan voor het treffen van geluidmaatregelen aanwezig is en die maatregelen ook op redelijke termijn uitgevoerd zullen gaan worden.. We kunnen het niet laten om in dit verband de regering en vooral de Minister van VROM er aan te herinneren dat tenminste 5jr geleden een toezegging van de toenmalige verantwoordelijke bewindsman voor het milieu, staatsecretaris van Geel, aan deze kamer gedaan is om de lappendeken die de wet geluidhinder na alle wijzigingen en interpretaties geworden is, geheel te herzien. Wanneer wordt die belofte ingelost?

Nadere advisering RvS.
In het verslag is niet alleen door de fractie van de PvdA maar ook door andere fracties stil gestaan bij het feit dat de regering één en andermaal verzoeken van een meerderheid in de TK geweigerd heeft om het door de regering gewijzigde voorstel voor nader advies opnieuw aan de Raad van State voor te leggen. Op deze vragen wordt in de MvA het nogal botte antwoord gegeven dat de regering, de discussie in de TK overziende gesterkt is in haar opvatting dat een nader advies niet nodig was. Op geen enkele manier wordt ingegaan op de context waarbinnen in ieder geval de fractie van de PvdA deze problematiek aan de orde gesteld heeft in het verslag. Dat betreuren wij en meer dan dat wij vinden dat een slecht voorteken voor de wijze waarop de regering omgaat met het advies van de commissie Elverding, sneller en beter, want het was juist die context die wij omschreven en nu herhalen. In de hoop en verwachting dat de beide bewindslieden nu wel bereid zijn om ook op die context te reageren. De commissie Elverding stelt zeer nadrukkelijk dat het vaak ontbreekt aan het nemen van tijd voor een zorgvuldige afweging van belangen en adequaat analyseren van de voetangels en klemmen in de verkenningsfase, die vooraf gaat aan de planvorming en vervolgens de besluitvorming. Wij vroegen ons in het verslag af of er geen vergelijking te trekken is met de totstandkoming van wetgeving in het algemeen en met de schermutselingen tussen TK en de regering rond het vragen van nader advies aan de Raad van State bij deze wet in het bijzonder. Om echt tijd uit te trekken in de voorfase van de besluitvorming is volgens de commissie Elverding een ambtelijke en bestuurlijke cultuurverandering nodig, waarin bereidheid bestaat om naar de verschillende belanghebbenden en deskundigen te luisteren en niet bij voorbaat te oordelen dat het gelijk aan de ene of de andere kant ligt. De argumentatie van de regering om geen nader advies aan de Raad van State te vragen was en dat is in de MvA herhaald dat de wijzigingen niet ingrijpend waren en een nader advies te veel tijd zou vragen. Omdat de tweede kamer die opvatting niet deelde, ontstond er een wekenlange strijd, die veel tijd en ergernis gekost heeft. Het argument van de tijdwinst is door het gekibbel verdampt, wat dat betreft kan er zeker een parallel getrokken worden met het gekibbel bij planprocessen in de fysieke infrastructuur. We herhalen de vraag in het verslag gedaan, als de regering alles overziende en achteraf geoordeeld, terugkijkt op de gang van zaken, zou een nader advies van de Raad van State om twee redenen dan toch niet voor de hand gelegen hebben? De eerste meer procedurele reden is of bij een verschil in beoordeling tussen TK en de regering over het begrip ingrijpende wijziging niet het zekere voor het onzekere genomen moet worden en of het niet voor de hand liggend is dat als er zo'n duidelijke wens op tafel ligt dat verzoek te honoreren? Onze fractie meent dat een houding van welwillendheid ook in planvoorbereidingsprocessen de voorkeur verdient boven het herhalen van het eigen gelijk. En naar ons oordeel is dat ook waarover in het advies van de commissie Elverding gesproken wordt. Is de regering dat met ons eens?

MdV
Prijsbeleid
De tweede reden om nadat het argument van de tijdwinst weggevallen was, alsnog te besluiten om de Raad van State om nader advies te vragen, was de gelegenheid aangrijpen om te toetsen of het nu wel of niet aanvaardbaar en juridisch houdbaar is om de kilometerbeprijzing bij de voorliggende 30 projecten generiek buiten beschouwing te laten. De argumentatie van de regering om bij deze 30 projecten de kilometerbeprijzing niet mee te nemen als afwegingsfactor omdat ook na effectuering van het prijsbeleid het verwachte verkeersaanbod op deze trajecten zo omvangrijk zal zijn dat verbreding noodzakelijk is, klinkt redelijk. Toch zou een nader advies van de Raad van State juist op dit punt, mede omdat er door diverse deskundigen (zie ook NRC van 19 mrt jl) verschillend over gedacht wordt, het standpunt van de regering alleen maar hebben kunnen versterken. De argumentatie van de regering dat geen rekening gehouden kon worden met het prijsbeleid omdat daarvoor de benodigde wetgeving ontbreekt roept bij ons vragen op. Voor zover wij hebben begrepen heeft deze regering het vaste beleidsvoornemen kenbaar gemaakt om in 2012 het prijsbeleid in te voeren. Daar hoeven wij toch niet aan te twijfelen? Als dat zo is, dan horen de voorbereidingen nu in volle gang te zijn. En dan kan het zijn dat die wet van kracht is terwijl mogelijk niet alle 30 projecten, waar we in deze spoedwet over spreken, in uitvoering genomen zijn, zo veronderstellen wij. Zal dat niet leiden tot nieuwe discussies en dus tot vertraging op dat moment, zo vragen wij de regering? Kunt u daarop reageren? Is het trouwens juist, zoals in datzelfde artikel in NRC van 19 mrt werd verondersteld, dat niet alleen bij deze 30 projecten het prijsbeleid buiten beschouwing gelaten wordt maar ook bij de uitbreiding van de weginfrastructuur rondom Utrecht?

Luchtkwaliteit
We hopen dat de regering de samenhang tussen de doorwerking van het prijsbeleid met de luchtkwaliteit voldoende serieus neemt om er voor te zorgen dat niet wederom vertraging optreedt omdat dan alsnog niet voldaan wordt aan de Europese richtlijn Luchtkwaliteit, waarvan de regering hoopt en verwacht dat uitstel tot 2015 verkregen gaat worden. Maar 2015 is niet ver weg, zes jaren resteren slechts voor het treffen van afdoende maatregelen om aan die richtlijn te voldoen. In het NSL, waar we de komende maanden in deze kamer nog over van gedachten zullen wisselen wordt expliciet uitgegaan van de doorwerking van het prijsbeleid. Daarom is haast geboden om dit beleid daadwerkelijk binnen de aangegeven termijn wettelijk te verankeren. Dit kabinet hoort onomkeerbare stappen daartoe genomen te hebben en dat betekent dat de wetgeving begin 2011 haar beslag zal moeten krijgen. Gaat dat lukken, zo vragen wij de regering? Bij de behandeling van het NSL de komende maanden in deze kamer, zal mijn fractie ook nader met de regering van gedachten wisselen over de betekenis van de toetsing van de luchtkwaliteitseisen op programmaniveau in plaats van het vaststellen van de grenswaarden op projectniveau. Het komt ons voor dat dat aanleiding kan zijn voor brede discussies en diepgaande meningsverschillen met omwonenden en belanghebbenden die op projectniveau constateren dat de normwaarden overschreden worden en dan te horen krijgen dat de meetmethode zoals die wettelijk vastgelegd is, geen rekening houdt met de werkelijkheid maar met een theoretische programmatoets. Dat zou wel eens gevolgen kunnen hebben voor de uitspraak van de bestuursrechter op bezwaren van belanghebbenden die een gemotiveerde zienswijze hebben ingediend tegen het tracébesluit, zo veronderstellen wij. Of zien wij dat geheel verkeerd, zo vragen wij de regering?

MdV
Tenslotte
Dit weekend en ook gisteren in de NRC werden we verrast met mededelingen dat in het crisisberaad van de regering nagedacht en gewerkt wordt aan een çrisis -en herstelwet, een nieuwe spoedwet dus, om procedures te versnellen middels één besluit waarin alle vergunningen voor bouwprojecten vermeld staan, middels 'regelvrije gebieden' en inperking van de inspraakprocedures (aldus NRC 23mrt). M de V
Graag horen wij van de beide bewindslieden, want zij zijn ook de bewindslieden die met name genoemd worden in dit verband, of dit bericht op realiteit berust en of wij na deze spoedwet een nieuwe wet kunnen verwachten waarin mogelijk zelfs van Europese regelgeving afgeweken kan worden. Het enthousiasme van praktijkhoogleraar Friso de Zeeuw op dit bericht doet ons waakzaam zijn . Dhr de Zeeuw heeft onlangs een essay over dit onderwerp geschreven, waarin hij een pleidooi houdt een nieuwe wet te maken waarin door lokale bestuurders afgeweken kan worden van Europese regelgeving vertaald in Nederlandse wetgevingen. Het kan toch niet waar zijn dat de regering naast het werken aan de invoeringswet omgevingsvergunning, de AmvB ruimte (1e en 2e tranche), de Tracéwet, en het omzetten van het advies van de commissie Elverding in een actieplan nog een nieuwe wet wil maken die veronderstelt bouwprojecten in deze periode van recessie te gaan versnellen. Wie weet dan nog waaraan hij aan toe is, veranderingen buitelen over elkaar heen. Mijn fractie hoopt dan ook dat de berichten een verkeerd beeld van de werkelijkheid schetsen en geven de bewindslieden graag de mogelijkheid om dat beeld hier vandaag meteen al recht te zetten.

Wij wachten met belangstelling de antwoorden van de regering af.

Persvoorlichting Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid Plein 2
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
T 070 318 2694
E s.boting@tweedekamer.nl