Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA Den Haag www.minocw.nl
Onze referentie
FEZ/DGC/2009/89461
Datum 24 maart 2009
Betreft Beleidsreactie op onderzoek beleefde regeldruk onder docenten in het
onderwijs
1. Inleiding
Op 6 oktober 2008 heb ik u de resultaten van het onderzoek naar de beleving van
regeldruk door docenten in het onderwijs toegezonden (Kamerstukken II 2008-
2009, 30853, nr. 14). In de begeleidende brief schreef ik dat ik met de
brancheorganisaties van de verschillende onderwijssectoren1 afspraken zou
maken over het verminderen van de regels die de meeste irritatie oproepen bij
docenten. Ik heb u toegezegd hierover begin 2009 te rapporteren. Met deze brief
over de gemaakte afspraken kom ik die toezegging na.
Vooraf is het van belang te benadrukken dat OCW via verschillende lijnen werkt
aan de vermindering van administratieve lasten. Naast reductie van de beleefde
lasten voor docenten, werkt OCW aan vermindering van de feitelijke
administratieve lasten voor burgers, bedrijven, OCW-instellingen en
professionals2. Tijdens het begrotingsonderzoek van 3 december 2008 is aan de
Kamer toegezegd dat in het najaar van 2009 een voortgangsrapportage over de
verlichting van de administratieve lasten wordt gestuurd. In die
voortgangsrapportage zal ik ingaan op de verlaging van de administratieve
lastendruk voor de OCW-instellingen. Deze brief gaat over de aanpak van de
beleefde regeldruk bij docenten.
U zult in deze brief lezen dat er al veel gebeurt om de ervaren regeldruk in het
onderwijs te verminderen. Uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van de
onderwijssectoren blijkt dat vermindering van de beleefde regeldruk hoog op de
agenda staat. Ik heb met hen afgesproken dat de regeldrukbeleving bij docenten
blijvende aandacht heeft. Zowel in de overleggen tussen OCW en de
sector/brancheorganisaties als tussen de organisaties en de achterban
(instellingen). Omdat elke sector ook zijn eigen problematiek kent, heeft elke
sector ruimte voor een eigen invulling. Het onder de aandacht brengen van het
1 PO-Raad, VO-raad, WEC-raad, MBO Raad, HBO-raad en VSNU.
2 Zie ook de Beleidsagenda van de OCW-begroting 2009, Kamerstukken II, 2008-2009, 31 700, VIII, nr. 2.
a
na 1 van 15
Pagi
rapport bij de instellingen neemt hierin een belangrijke plaats in, omdat voor een
deel van de irritaties de instellingen zelf aan zet zijn.
Het is het meest effectief wanneer binnen de sectoren zelf gevolgd wordt hoe
docenten de regeldruk beleven. Ze kunnen dat doen met de gebruikelijke
middelen, zoals medewerkerstevredenheidsonderzoeken door instellingen en,
zoals bij het hoger onderwijs gebeurt, de quickscan Personeels-en
Mobiliteitsonderzoek van het ministerie van BZK.
Het onderzoek in deze vorm wordt niet herhaald. OCW zal de voortgang van de
acties nauwlettend volgen door het thema te agenderen in de overleggen met de
sector/brancheorganisaties en zelf actief een rol spelen bij trajecten als de
accreditatie in het hoger onderwijs, onderwijstijd en passend onderwijs.
Daarnaast doe ik een oproep aan de instellingen om ook zelf in hun dagelijkse
bedrijfsvoering op zoek te gaan naar eenvoudige werkafspraken.
Achtereenvolgens ga ik kort in op het eerder uitgevoerde onderzoek, vat ik de
algemene (sectoroverstijgende) bevindingen samen van de gespreksronde, en ga
ik in op de bevindingen per sector en de gemaakte afspraken.
2. Onderzoeksresultaten
De docenten in alle onderwijssectoren waarderen hun irritatie over regeldruk op in
de range van 4,5 - 4,8. Dat is op een schaal van 1 tot 10, waarbij 10 staat voor
de hoogste irritatiegraad. Een 4.8 wordt door de onderzoekers een matige
irritatiegraad genoemd, maar is een cijfer dat desondanks serieus wordt genomen
door alle partijen.
Reden voor het onderzoek was dat OCW vordering maakt met administratieve
lastenvermindering, maar dat docenten daar nog te weinig van merken. Dat komt
doordat de druk vooral wordt verlicht op terreinen waar docenten weinig mee te
maken hebben. Dat was aanleiding om te onderzoeken van welke regels docenten
in de verschillende onderwijssectoren wel direct last ondervinden.
De onderzoekers hebben bekeken hoeveel irritatie de regels opriepen bij
docenten. Daarvoor lieten ze de docenten sectorspecifieke regels beoordelen op
de mate van irritatie, verondersteld nut en de frequentie waarmee ze er mee te
maken krijgen. Verder inventariseerden de onderzoekers waar de regels volgens
de docenten vandaan kwamen - van het ministerie van OCW, van de school zelf
of van een andere instantie - en brachten zij in kaart waar ze feitelijk vandaan
kwamen. De regels die de meeste irritatie oproepen, zijn door de onderzoekers
besproken met docenten en met experts op het gebied van onderwijs, regelgeving
en arbeidsvoorwaarden. Het onderzoek is in alle sectoren (met uitzondering van
het (voortgezet) speciaal onderwijs) representatief voor de beleving van
regeldruk door docenten. In bijlage 1 staan de regels die de docenten het meest
irritant vinden. Ze zijn geordend op onderwijssector.
Opvallend is trouwens dat de regel zelf vrijwel nooit de grootste steen des
aanstoots is voor docenten. De irritatie ontstaat vooral door wijze van uitvoering
ervan, en in het bijzonder door de gebrekkige communicatie. Docenten vinden dat
niet altijd duidelijk is wat er verandert, waarom en wat er van hen wordt
verwacht.
Pagina 2 van 15
3. Uitkomsten van gesprekken met de sectorraden/brancheorganisaties
Het rapport levert een divers beeld op van de als meest irritant ervaren regels:
divers per sector, maar ook qua soort regel en wie ervoor verantwoordelijk is.
Over de regels die de meeste docenten het meest irritant vinden, ben ik het
gesprek aan gegaan met de onderwijssectoren. Hieronder vindt u de bevindingen
uit deze gesprekken.
3.1 Algemene bevindingen
Uit de gesprekken komt naar voren dat in alle sectoren veel gebeurt om de bron
van de regeldruk en de beleving ervan aan te pakken. Dat is ook nodig, omdat
niet alleen docenten, maar ook bestuurders de regeldruk hoog vinden.
Bestuurders noemen vooral de voorschriften rond controle en verantwoording
(niet alleen door OCW, maar ook door andere departementen), plus het feit dat
de inspectie onderzoeken doet naast het reguliere toezicht. Verder klagen ze over
het leveren van gegevens aan CFI en de IB-groep, en de aanbestedingsregels van
gemeenten en de Europese Unie.
De sectoren weten welke regels het meest irritant zijn en dat het niet per se gaat
om de hoeveelheid regels. Ze erkennen ook dat er wel regels nodig zijn, en willen
dus vooral betere regels.
Communicatie over nut en noodzaak van regels kan veel ergernis voorkomen. Een
voorbeeld is de regel over werktijdenregistratie en vastgestelde werktijden. Het
ministerie van SZW heeft namelijk een aantal jaren geleden de wetgeving
hierover vereenvoudigd. Het blijkt dat veel scholen hiervan niet goed op de
hoogte zijn. Dit is jammer, want dit wordt door docenten van nagenoeg alle
sectoren als een sterk irriterende regel ervaren.
Aanpak vraagt dus actie van zowel ministeries, sectorraden als van de
afzonderlijke scholen/instellingen.
OCW en de sectoren werken hier op de volgende manieren aan:
· met de lopende trajecten voor de verbetering van de kwaliteit van het
management, waaronder de kwaliteitsagenda's in primair, voortgezet en
speciaal onderwijs;
· Invoering van risicogericht, proportioneel toezicht. Inmiddels ligt een
wetsvoorstel inzake wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT)
voor advies bij de onderwijsraad. Dit wetsvoorstel zal in mei/juni aan uw
Kamer worden gestuurd. De inwerkingtreding van deze wet wordt beoogd
begin 2010. In deze wet wordt onder meer de basis gelegd voor risicogericht,
proportionele toezicht, dat inmiddels door de inspectie reeds wordt toegepast.
Dit risicogerichte, proportionele toezicht zal voor de meeste instellingen leiden
tot minder administratieve lasten.;
· wijzigingen in de verantwoordingssystematiek; en
· vermindering van verantwoordingslasten door het zoveel mogelijk doorvoeren
van `single information en single audit', waardoor instellingen minder vaak
gegevens hoeven aan te leveren.
Pagina 3 van 15
Daarnaast wil OCW ook voor OCW-instellingen (naast burgers en bedrijven) de
administratieve lasten 3 verlagen. De Kamer wordt het komende najaar
geïnformeerd over hoe OCW vordert met het verminderen van de administratieve
lasten, met specifieke aandacht voor de administratieve lasten voor bestuurders
van onderwijsinstellingen, in de eerder genoemde voortgangsrapportage.
De sectoren vragen aandacht voor het feit dat de irritaties van docenten uit dit
onderzoek deels tijdsbepaald zijn. Veranderingen roepen vaak weerstand op en
irritaties zijn daarmee deels ook onvermijdelijk, zeker in een dynamische
omgeving als het onderwijs, met ook nog grote verschillen tussen en binnen
sectoren. Dit is terug te vinden in de rapportage. Op het moment van onderzoek
scoren de toen actuele thema's, zoals onderwijstijd en verwijzingen speciaal
onderwijs, hoog. Thema's die nu spelen, maar op het moment van uitvoering van
het onderzoek nog niet, zoals bijvoorbeeld de schoolboeken, zijn in de rapportage
niet terug te vinden.
3.2 Sectorspecifieke bevindingen.
Hieronder vindt u bevindingen per sector.
3.2.1 Basisonderwijs
De aanpak van regeldruk binnen het onderwijs wordt door de directie Primair
Onderwijs van OCW breder opgevat dan alleen voor basisschooldocenten. Naast
docenten ervaren ook schoolleiders en schoolbesturen in hun werk
belemmeringen vanuit regelgeving. Bovenal wordt het aanpakken van regeldruk
als van ondersteunend belang gezien bij de activiteiten die de afgelopen tijd zijn
geïnitieerd om de kwaliteit van het primair onderwijs verder te verbeteren.
Docenten en schoolleiders moeten zich zoveel mogelijk kunnen concentreren op
het leerproces en leeropbrengsten en zo min mogelijk worden belast met niet-
noodzakelijke taken vanuit regelgeving. Over de lopende en op handen zijnde
activiteiten, zoals de Kwaliteitsagenda en de Aanpak opbrengstgericht
Leiderschap, die hieronder worden toegelicht, is goed overleg gevoerd met de PO-
raad.
Het gemiddelde irritatiecijfer in het basisonderwijs is een 4,8, een matige
irritatiegraad. Uit het onderzoek van ITS blijkt dat docenten zich het meest
ergeren aan de werktijdenregistratie (SZW) en regels voor de verwijzing naar het
speciaal (basis)onderwijs (OCW). Irritant vinden ze ook de regels van de school
voor verplichte aanwezigheid bij activiteiten, scholing en uitvoering van taken
buiten lesgevende taken.
De regels over `werktijdenregistratie en vastgestelde werktijden' worden naast
irritant ook als het minst nuttig ervaren. Het blijkt dat veel scholen niet goed op
de hoogte zijn van de vereenvoudigingen die het ministerie van SZW enkele jaren
geleden heeft doorgevoerd in de wetgeving over de werktijdenregistratie. De
3 In het regeerakkoord is afgesproken dat het kabinet streeft naar 25% vermindering van administratieve
lasten voor bedrijven in 2011 ten opzichte van 2007 en 25% vermindering van administratieve lasten voor
burgers in 2011 ten opzichte van 2003. OCW heeft in het begrotingsonderzoek van 3 december 2008
bevestigd een eigen doelstelling na te streven van 25% vermindering van administratieve lasten voor
OCW-instellingen.
Pagina 4 van 15
communicatie tussen rijksonderdelen en tussen het rijk en de scholen moet op dit
punt verbeterd worden.
Basisschooldocenten vinden de regels over doorverwijzingprocedures naar het
speciaal (basis)onderwijs tijdrovend. Dit geldt ook voor regels over `verplichte
administratie voor onderwijs aan leerlingen met problemen'. OCW erkent deze
irritaties. Binnen het traject Passend onderwijs wordt nadrukkelijk aandacht
besteed aan het vereenvoudigen van procedures en het ondersteunen van
docenten.
Ergernissen van basisschooldocenten over de verplichte aanwezigheid bij
vergaderingen en cursussen en over scholing en competenties van leraren komen
voort uit belangrijke veranderingen binnen de schoolorganisatie. Vanuit in de CAO
vastgelegde afspraken over professionalisering zijn schoolbesturen met
betrekking tot het personeel in werktijden gaan denken, en niet meer, zoals
eerder, in schooltijden. Onder basisschooldocenten wordt deze
professionaliseringsslag vaak nog ervaren als een inperking op het zelf kunnen
invullen van werktijd.
Wat gebeurt er al:
· De centrale ambitie van de Kwaliteitsagenda `Scholen voor morgen' is het
verbeteren van onderwijsresultaten voor taal en rekenen (Kamerstuk 2007-
2008, 31293, nr. 1, 28 november 2007). De agenda is in nauwe
samenwerking met het onderwijs tot stand gekomen en kreeg brede steun in
de Kamer. Onderdeel van de aanpak is het investeren in de leraar en de
schoolleider, zodat zij het beste uit hun leerlingen kunnen halen. Naast het
verbeteren van onder meer het carrièreperspectief en verdere
professionalisering, wordt op verschillende manieren geïnvesteerd in het
verminderen van administratieve lasten, zodat leraren en schoolleiders meer
tijd hebben om zich verder te ontwikkelen en om voldoende aandacht te
besteden aan het onderwijs.
· Op 3 december 2008 heeft u de brief `Aanpak opbrengstgericht leiderschap'
ontvangen (Kamerstuk 2008-2009, 08453, nr. 1). Binnen de beleidslijn
'voldoende tijd voor onderwijskundig leiderschap' staan verschillende acties
genoemd om de tijd die schoolleiders kwijt zijn aan de uitvoering van regels
te verminderen. Zo wordt al gewerkt aan de bestemmingsbox (enkelvoudige
verantwoording over de besteding van specifieke middelen via het
jaarverslag) en aan de resultatenbox (enkelvoudige gegevensaanlevering aan
Cfi voor diverse partijen voor verticale verantwoording). In de startblokken
staan een onderzoek van de Kafkabrigade naar de administratieve last door
onder meer arbowetgeving en de aanvraag van gemeentelijke subsidies; en
het in gesprek gaan met partijen zoals administratiekantoren, accountants en
gemeenten over hoe zij kunnen bijdragen aan de vermindering van regeldruk
bij scholen.
· Aan de doorverwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs en verplichte
administratie voor leerlingen met problemen wordt gewerkt met de invoering
van Passend Onderwijs. Het doel van Passend Onderwijs is het verbeteren
van de kwaliteit (opbrengstgerichtheid) en de organisatie van het onderwijs
aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Hierbij worden
indicatietrajecten vereenvoudigd en samengebracht in één loket voor
(handelingsgerichte) zorgtoewijzing per regionaal netwerk. Ook worden
activiteiten ontwikkeld om docenten te ondersteunen. Voor meer informatie
verwijs ik u naar de Kamerbrieven over Passend Onderwijs.
Pagina 5 van 15
Extra aandachtspunten/afspraken:
· Hoe een school intern is georganiseerd, is in de eerste plaats aan de school en
het schoolbestuur. OCW wil hen echter steunen bij het streven naar zo min
mogelijk ergernis over regels. Daarvoor onderzoeken we de mogelijkheden
van internet (bijvoorbeeld met voorbeelden van verplichte protocollen, best-
practises en uitwisseling van kennis en ervaringen met verminderen van
regeldruk).
· Verder bekijken OCW en de PO-Raad de mogelijkheden om een onderwijsdag
te organiseren voor en met schoolbesturen, schoolleiders en docenten, waarin
actieve kennisuitwisseling over regeldrukvermindering een duidelijke plaats
krijgt.
· OCW zal regeldruk in het periodieke overleg met de PO-raad op de agenda
houden.
3.2.2 (Voortgezet) speciaal onderwijs
Slechts 19 leraren vulden de internetvragenlijst in, en daarom zijn de
onderzoekresultaten niet representatief. De uitkomsten sluiten echter aan op die
van het onderzoek `De professional ontlast' (Ecorys, 2006). Bovendien zijn de
ergernissen dezelfde als in de andere onderwijssectoren.
Opvallend is dat veel irritaties, behalve de indicatiestelling, worden veroorzaakt
door de manier waarop binnen de organisatie gewerkt wordt. Voorbeelden zijn
werktijden, verplichte aanwezigheid bij studiedagen en interne procedures over
zaken als beheer van budget voor leermiddelen, en frequentie en duur van
vergaderingen. 'De professional ontlast' schetst een goed beeld van monitor- en
registratieverplichtingen van leraren in het (voortgezet) speciaal onderwijs. Uit dit
onderzoek blijkt dat wanneer registraties als noodzakelijk of nuttig worden gezien
(leerlingvolgsystemen en handelingsplannen), ze minder irritatie opwekken. Het
gemiddelde irritatiecijfer van 3,5 is dan ook een zeer matige irritatiegraad. Met
relatief eenvoudige afspraken en maatregelen binnen de school kunnen de
genoemde irritaties worden opgelost. Onder meer door een andere wijze van
leidinggeven en organiseren, het verduidelijken van afspraken en het creëren van
draagvlak bij docenten voor de uitvoering van regels.
Wat gebeurt er al:
Leraren, vooral in het reguliere onderwijs, ergeren zich aan de procedure voor
doorverwijzing naar het speciaal (basis)onderwijs. Deze procedure is al onderdeel
van een beleidswijziging onder de naam Passend Onderwijs. Meer daarover vindt
u in paragraaf 3.2.1.
Extra aandachtspunten/afspraken:
· De constateringen dat veel irritaties voort komen uit zaken die vrij
gemakkelijk binnen de school op te lossen zijn en dat normjaartaakafspraken
niet vaak worden gemaakt, hoewel die helpen om duidelijkheid te scheppen
over zaken die van leraren worden gevraagd naast het lesgeven, geeft OCW
als aandachtspunt mee aan de opleidingen voor schoolleiders.
· Om de vinger aan de pols te houden, zal periodiek bestuurlijk overleg
plaatsvinden tussen OCW en de belangenorganisatie van het speciaal
onderwijs, de WEC-raad. De WEC-raad zal de beleving van de regeldruk door
docenten waar mogelijk en relevant meenemen in de agenda Passend
Onderwijs.
3.2.3 Voortgezet onderwijs
Pagina 6 van 15
Het gemiddelde irritatiecijfer in het voortgezet onderwijs is een 4,5, een matige
irritatiegraad. Opvallende ergernis in het voortgezet onderwijs is de onderwijstijd.
Van de in deze sector als meest irritant ervaren regels is alleen deze regel in
wetgeving vastgelegd. Verdere ergernissen zijn regels voor verplichte
aanwezigheid bij activiteiten, scholing en taken naast het lesgeven.
Wat gebeurt er al:
· In december 2008 heeft de Commissie Onderwijstijd aanbevelingen gedaan
over onderwijstijd. De commissie adviseert onder meer scholen meer ruimte
te geven om de onderwijstijd, in overleg met de omgeving, naar eigen inzicht
in te vullen. De inspectie voor het onderwijs zou alleen toe moeten zien op de
opgave van de school zelf van het aantal gerealiseerde uren onderwijstijd. Ik
streef ernaar in maart mijn beleidsreactie op de aanbevelingen van de
Commissie Onderwijstijd aan de Tweede Kamer te zenden.
· De meeste `regels' hebben betrekking op de organisatie binnen de school. Een
centrale aanpak voor de bestrijding van ervaren regeldruk is lastig als het
merendeel van de gevoelde `regels' schoolspecifiek is. De oplossing ligt in de
versteviging van `goed leiderschap' binnen de school. Daarbij is het belangrijk
dat binnen de school goede afspraken tussen schoolleider en docenten
worden gemaakt. Het actieprogramma professionalisering van de VO-raad is
hierop gericht.
· Dit geldt ook bij vragen en irritaties over (bij)scholing en competenties.
Aangezien in de wet is vastgelegd dat het bestuur verantwoordelijk is voor
(bij)scholing van docenten, ligt de verantwoordelijkheid voor de uitwerking bij
het bestuur.
· Ook de registratie taakbeleid komt niet voort uit regels van OCW/SZW of de
CAO's. Enige jaren geleden was er veel commotie, doordat de arbeidsinspectie
eiste dat docenten de uren die ze thuiswerkten bij zouden houden. Deze
verplichting is opgeheven. Het kan zijn dat scholen docenten nog steeds
verplichten de uren taakbeleid te registreren, maar die noodzaak komt dan
niet meer voort uit CAO of OCW/SZW-regels.
· In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat de positie van
de leerkracht wordt versterkt doordat zijn professionele ruimte wordt
vergroot. Dat betekent dat docenten zeggenschap krijgen over het ontwerp
en de uitvoering van het onderwijskundige beleid van de school. De besturen
moeten ervoor zorgen dat afspraken daarover met docenten verder worden
uitgewerkt en vastgelegd in een professioneel statuut. Docenten krijgen
daarmee een sterkere formele positie. Binnen het professionele statuut is het
ook mogelijk om een goed gesprek binnen de school met de schoolleiding aan
te gaan over nut, noodzaak en irritatiegraad van regels.
· De VO-raad heeft het initiatief genomen tot `Vensters voor Verantwoording'.
Daarmee moet de verantwoording van instellingen aan OCW en anderen
sneller en met minder administratieve lasten worden vormgegeven. Docenten
zullen hier niet direct veel van merken. Indirect hebben ze er wel voordeel
van. Schoolleiders en besturen die minder last hebben van centrale en
decentrale regels, hebben immers meer tijd voor hun docenten.
· Goed voorbeeld doet dus goed volgen. Voorbeelden van minder centrale
regels zijn dat sinds de invoering van risicogericht, proportioneel toezicht de
inspectie van het onderwijs goede scholen minder vaak bezoekt (en `zwakke'
scholen juist vaker) en dat scholen zonder al te veel procedures een beroep
kunnen doen op de middelen ter ondersteuning van de kwaliteitsagenda.
Extra aandachtspunten/afspraken:
Pagina 7 van 15
OCW zal regeldruk in het periodieke overleg met de VO-raad op de agenda
houden. De VO-raad zal het onderzoek in de diverse trajecten voor schoolleiders
onder de aandacht brengen.
3.2.4 Middelbaar beroepsonderwijs
Volgens het onderzoek ergeren docenten in het mbo zich 'matig' aan de
regeldruk. Het gemiddelde irritatiecijfer in het middelbaar beroepsonderwijs is een
4,6. Grootste bron van ergernis bij de docenten is de invoering van het
competentiegericht onderwijs. De MBO Raad staat achter de invoering van het
competentiegericht onderwijs, maar plaatst bij deze constatering de
kanttekeningen dat deze vernieuwing bij een deel van de docenten irritaties
oplevert door de verandering op zich en sprake is van vernieuwingsmoeheid. Uit
onderzoek van de Tweede Kamer blijkt dat de verklaring gezocht moet worden in
de constatering dat vooral op de werkvloer nog een slag valt te maken met de
inrichting van competentiegericht onderwijs.
Regels die bij docenten verder irritatie oproepen zijn 'toetsing en toetsen/OER',
regels rond drempelloze instroom en regels van de eigen organisatie voor
verplichte aanwezigheid bij activiteiten, scholing, ondersteuning en registratie van
deelnemers.
De MBO Raad geeft aan dat niet alleen docenten, maar ook bestuurders last
hebben van de regeldruk. De bestuurders in deze sector klagen niet alleen over
de punten die ook in de algemene bevindingen zijn verwoord, maar hebben ook
het gevoel dat de overheid zich nog te veel bezighoudt met de processen binnen
de instellingen. Hoewel de kwalificatiedossiers alleen eisen stellen aan het `wat',
draagt een aantal kenmerken van de kwalificatiedossiers (omvang, détaillering,
relatie met inspectie en examinering) bij aan het ervaren van een gebrek aan
didactische ruimte. Bestuurders vinden dan ook dat de overheid zich meer zou
moeten beperken tot het `wat' en het `hoe' aan de scholen over moeten laten. Ze
vinden dat er teveel verschillende versies en te gedetailleerde kwalificatiedossiers
zijn, die teveel last op de werkvloer met zich meebrengen.
Wat gebeurt er al:
· De implementatieperiode van de competentiegerichte kwalificatiestructuur en
de kwalificatiedossiers is in 2008 met twee jaar verlengd tot 2010. Dit geeft
scholen meer tijd om op basis van deze kwalificatiestructuur
competentiegericht onderwijs in te richten. Het procesmanagement MBO 2010
ondersteunt onderwijsinstellingen hierbij. In de `Gemeenschappelijke Agenda
2008-2011' hebben MBO Raad, AOC Raad, Colo en OCW afspraken gemaakt
over de verdere ontwikkeling van de kwalificatiestructuur, waarbij ook de
ervaringen van bestuurders, onderwijskundigen en docenten worden benut.
· Omdat de MBO Raad, diverse bestuurders en docenten aangaven dat de
jaarlijks wijzigende versies van kwalificatiedossiers teveel last op de
werkvloer met zich meebrengen, zijn de regels versoepeld ten aanzien van
inschrijving van deelnemers op competentiegerichte opleidingen .
· De leraren geven bij regels over 'toetsing en toetsen/OER' aan veel tijd kwijt
te zijn om resultaten van individueel afgenomen toetsen bij te houden. De
examenresultaten per deelnemer moeten de docenten blijven registreren,
maar een beter werkend leerlingvolgsysteem zal bijdragen om de
administratieve lasten te verlagen. De standaardisering van de examens via
de zogenoemde examenprofielen kan eveneens tot vermindering van
regeldruk leiden. Momenteel loopt een pilotfase. Op basis van de opbrengsten
daarvan zal er een beslissing genomen worden over de invoering van de
examenprofielen.
Pagina 8 van 15
· Ook is met de inwerkingtreding van de wet DAL de verplichting voor de OER
afgeschaft en in plaats hiervan is een zorgplicht ingevoerd. Instellingen
krijgen zo ruimte om het proces naar eigen inzicht en dat van de deelnemer
in te richten.
· Om de irritaties over onderwijstijd te verminderen, biedt een landelijk
gestandaardiseerd systeem voor de registratie van deelnemers ondersteuning
aan de onderwijslogistieke component. Dit systeem is een initiatief van de
mbo-sector dat door OCW wordt gefinancierd. Ook inspanningen voor een
goede programmering van de lesuren kunnen gezien worden als
oplossingsrichting om de irritaties bij docenten te verminderen.
· Irritaties over regels over scholing hebben betrekking op de wijze waarop
binnen de schoolorganisatie wordt gewerkt. Hoe een school intern is
georganiseerd is, is in de eerste plaats aan de instelling en het bestuur. Bij
wet is vastgesteld dat het bestuur verantwoordelijk is voor (bij)scholing van
docenten. Uitwerking van de positie van docenten vindt plaats binnen
"Convenant Leerkracht van Nederland", met de opstelling van het
professionele statuut door de instellingen.
· Er wordt geïnvesteerd in zorgadviesteams (ZAT's). Deze teams, waarbinnen
onderwijsinstellingen gericht kunnen samenwerken met onder meer
zorginstellingen, zorgen voor een meer gestructureerde aanpak van
leerachterstanden en gedragsproblemen van risicogroepen. Dat ontlast
docenten en vermindert hun irritatie over de regels voor drempelloze
instroom naar niveau 1 en 2.
Extra aandachtspunten/afspraken:
OCW zal de regeldruk in het periodieke overleg met de MBO Raad op de agenda
houden. De MBO Raad zal het onderzoek bij de onderwijsinstellingen onder de
aandacht brengen.
3.2.5 Hoger beroepsonderwijs
Uit de gesprekken met de HBO-raad komt naar voren dat alle betrokkenen het
noodzakelijk vinden dat de (interne) regeldruk en de ergernis daarover worden
verminderd. De autonomie van de instellingen maakt dat voor instellingen in het
hoger onderwijs een grote rol is weggelegd en dit vergt daarom een gezamenlijke
inspanning van OCW, de instellingen en de sectorraden.
Het gemiddelde irritatiecijfer in het hoger beroepsonderwijs is 4,5, een matige
irritatiegraad. Docenten in het hoger beroepsonderwijs vinden vooral regels voor
de kwaliteitsborging (accreditatie), de rechtmatigheid van aanwending van
publieke middelen en de regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden
irritant. Uit de quickscan Personeels- en Mobiliteitsonderzoek POMO van het
ministerie van BZK uit 2008 komt overigens net als bij de universiteiten naar
voren dat het personeel van hogescholen zich minder dan gemiddeld ergert aan
de tijd die men kwijt is aan administratieve- en registratiewerkzaamheden.
De instellingen en de HBO-raad hebben al stappen gezet om de regeldruk te
verminderen. Met name goede (interne) communicatie over nut en noodzaak van
regels is noodzakelijk om irritatie te verminderen.
Wat gebeurt er al:
· Sociale partners in het hbo hebben in het rondetafelmanifest
"Toekomstperspectief voor hogeschool en medewerker" van juni 2007 (zie
www.hbo-raad.nl) afgesproken dat zij een nieuw evenwicht gaan zoeken
tussen de verschillende rollen van de professionals binnen de instelling.
Pagina 9 van 15
· Begin november 2007 hebben hogescholen een nieuw driejarig
zorgarrangement afgesloten met Zilveren Kruis Achmea. Hiermee is een
belangrijke bouwsteen gelegd voor een breder arrangement dat moet leiden
tot een nieuwe regie op de arbeidsomstandigheden van hogescholen. Die
regie beoogt de creativiteit op de werkvloer voor het optimaliseren van de
arbeidsomstandigheden te bevorderen. De regelgestuurde benadering van de
arbeidsomstandigheden kan zo worden verminderd.
· De inschrijvingen worden gedigitaliseerd en geïntegreerd met Studielink.
Studielink is een samenwerkingsverband van alle bekostigde hogescholen en
universiteiten dat nauw samenwerkt met de IB-Groep. Studenten kunnen zich
straks op internet inschrijven, uitschrijven, herinschrijven en aanmelden bij
de IB-Groep. Later kunnen ze zo ook collegegeld betalen. Ze hoeven hun
gegevens maar een keer op te geven, want die worden opgeslagen,
gecontroleerd en daarna `hergebruikt'.
· De hogescholen hebben met de ministeries van VROM, LNV, EZ, OCW en
Financiën afgesproken dat de hogescholen zich met maar één gezamenlijke
accountantsverklaring hoeven te verantwoorden. Dat scheelt ze veel tijd. Met
de universiteiten is overigens hetzelfde afgesproken.
Extra aandachtspunten/afspraken:
· In het voorjaar van 2009 worden gesprekken gevoerd over invulling van de
professionele ruimte en de wijziging van de bedrijfscultuur. Daarbij zal meer
recht gedaan worden aan de differentiatie tussen de opleidingen in het hbo.
· Een belangrijk aandachtspunt is de toenemende behoefte van ministeries,
decentrale overheden en brancheorganisaties om zaken als duurzame inkoop,
tevredenheid van studenten en persoonlijke ontwikkelingsplannen te
monitoren. Deze monitoring kan zeker als zij van meerdere kanten komt
veel irritatie wekken, doordat niet altijd duidelijk is wat het doel is. De
betrokken partijen moeten daarom nagaan hoe zij het inwinnen van
informatie binnen de perken kunnen houden.
· Er is nieuwe accreditatiewetgeving in voorbereiding, die de feitelijke regeldruk
moet verminderen. De hogescholen zullen eens per vijf jaar een vergelijkend
onderzoek laten uitvoeren naar de overhead binnen hun organisaties. Deze
`bureaucratiemeter' zal bijdragen aan het bewustzijn van alle betrokken
partijen en hen aanzetten tot een verdere opschoning van regels.
· De regeldrukvermindering maakt deel uit van het overleg dat de HBO-raad
heeft met de instellingen.
· OCW zal de regeldruk in het periodiek overleg met de HBO-raad op de agenda
houden.
3.2.6 Wetenschappelijk onderwijs
Ook uit de gesprekken met de VSNU komt naar voren dat alle betrokkenen het
noodzakelijk vinden dat waar mogelijk de (interne) regeldruk en de ergernis
daarover worden verminderd. De autonomie van de instellingen maakt dat voor
instellingen in het hoger onderwijs een grote rol is weggelegd en dit vergt daarom
een gezamenlijke inspanning van OCW, de instellingen en de sectorraden.
De universiteiten zijn anders georganiseerd dan de andere sectoren.
Universiteiten zijn grote organisaties, die graag zo efficiënt mogelijk met hun
middelen willen omgaan. Besparing op overhead is een van de mogelijkheden om
de efficiency te bevorderen. De ondersteuning van het primaire proces, wordt
daarom vaak ondergebracht in `shared services', zoals in boven-facultaire service-
centra. Daarmee komt de ondersteuning van het primaire proces op een grotere
Pagina 10 van 15
afstand van de docent te staan, die dit als bureaucratisering en regeldruk kan
ervaren. Het gemiddelde irritatiecijfer in het wetenschappelijk onderwijs is 4,8.
Docenten in het wetenschappelijk onderwijs vinden vooral regels voor
werkomstandigheden en accreditatie irritant. Uit de quickscan Personeels- en
Mobiliteitsonderzoek POMO van BZK uit 2008 blijkt overigens dat het personeel
van universiteiten op de laatste plaats staan, als het gaat om de ergernis over de
benodigde tijd voor administratieve- en registratiewerkzaamheden. In het hele
onderwijs ergert 30% van de docenten zich daaraan. Bij de universiteiten geldt
dat maar voor 16%.
Wat gebeurt er al:
· Bij de invoering van de BaMastructuur hebben OCW en VSNU goed naar
docenten geluisterd en rekening gehouden met hun belangen.
· In de notitie "Focus op kwaliteit" (Kamerstukken II 2007/08, 31288, nr. 21)
staan de hoofdlijnen van het nieuwe accreditatiestelsel. De Tweede Kamer
heeft tijdens het Algemeen Overleg op 27 maart 2008 ingestemd met het
uitwerken van een wetsvoorstel dat tot doel heeft om een gewijzigd
accreditatiestelsel in de WHW te introduceren. Het wetsvoorstel bevat onder
andere voor instellingen de mogelijkheid om een vrijwillige instellingstoets
kwaliteitszorg aan te vragen. Als de resultaten daarvan positief zijn, kan de
accreditatie van opleidingen van die instellingen op een eenvoudiger manier
plaatsvinden. Naar schatting kan dat een lastenreductie van 40% voor de
sector opleveren wanneer voldoende instellingen de toets positief doorstaan.
In pilots die momenteel worden gehouden, komt onder meer de juistheid van
deze schatting aan de orde.
· Conform het convenant van 5 september 2007 kunnen universiteiten hun
rijkssubsidies (van VROM, LNV, EZ, OCW en Fin) verantwoorden met één
gezamenlijke accountantsverklaring. Bovendien is afgesproken dat
instellingen de te verrekenen subsidiabele kosten op geharmoniseerde wijze
kunnen aangeven. Dat verlaagt de kosten aanzienlijk. De accountant
controleert het geheel aan subsidies en voegt één verklaring toe, in plaats van
soms tientallen. De administratieve en controlelasten van de universiteiten
zullen daardoor met ruim 60% dalen, stelt het Ministerie van Financiën
('Univers(ele) vereenvoudiging', juli 2007) bij volledige implementatie.
Extra aandachtspunten/afspraken:
· De mate van irritatie en regeldrukbeleving worden blijvend gemonitord via de
quickscan Personeels- en Mobiliteitsonderzoek POMO (BZK) en de sociale
jaarverslagen van de universiteiten.
· VSNU zal de regeldruk blijvend onder de aandacht brengen bij de colleges van
bestuur. De VSNU zal voorbeelden uit POMO en het ITS-rapport gebruiken om
duidelijk te maken hoe belangrijk het is om de ergernis tot een minimum te
beperken en hoe dat het beste kan gebeuren.
· Een aantal irritante regels dat in het rapport hoog in de lijst staat, heeft
betrekking op accreditatie. Het instrument instellingstoets (nieuwe
accreditatiestelsel) wordt door de VSNU ondersteund en deze optie zou
moeten leiden tot een forse reductie van de irritante regels.
· Met de VSNU- is net als met de HBO-raad- afgesproken dat de `benchmark
overhead universiteiten en hogescholen' eens per 5 jaar wordt uitgevoerd.
· OCW zal de regeldruk in het periodiek overleg met de VSNU op de agenda
houden.
Pagina 11 van 15
4. Slot
Met deze brief geef ik aan dat veel partijen werken aan het terugdringen van
regeldruk en de ergernis daarover. We zijn op de goede weg, gaan door met
lopende acties en nieuwe initiatieven én houden met elkaar de vinger goed aan de
pols.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 12 van 15
Bijlage 1
Tabel 1: Irritatie door regels in het onderwijs bij leraren
bao vo mbo hbo wo
Gemiddeld irritatiecijfer 4,8 4,5 4,6 4,5 4,8
(1=niet irritant
10= zeer irritant)
Aantal regels die het 6 6 9 7 5
meest irriteren
Herkomst meest irritante 4/2 3/3 6/3 2/5 2/3
regels: overheid/instelling
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
Tabel 2: Regels die het meest irriteren bij docenten in het basisonderwijs en
herkomst
Regels rond door verwijzingsprocedure van leerlingen naar het speciaal OCW
onderwijs
Regels over werktijdenregistratie en vastgestelde werktijden SZW
Regels voor verplichte aanwezigheid bij School
vergaderingen/cursussen/studiedagen/werkgroepen
Regels over scholing en competenties van leraren OCW/School
Regels voor verplichte administratie voor onderwijs aan leerlingen met OCW
problemen
Regels over uitvoering van taken door leraren buiten de lesgevende taken School
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
Tabel 3: Regels die het meest irriteren bij docenten in het voortgezet onderwijs
en herkomst
Regels m.b.t onderwijstijd OCW
Regels over uitvoering van taken door leraren buiten de lesgevende taken School
Regels voor verplichte aanwezigheid bij School
vergaderingen/cursussen/studiedagen/werkgroepen
Regels over verplichte registratie uren taakbeleid School
Regels /afspraken over frequentie en duur van vergaderingen School
Regels over scholing en competenties van leraren OCW/School
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
Pagina 13 van 15
Tabel 4: Regels die het meest irriteren bij docenten in het middelbaar
beroepsonderwijs en herkomst
Regels bij de invoering en uitvoering van onderwijsvernieuwingen OCW/Instelling
Regels over toetsing en toetsen/OER OCW/Instelling
Regels over het aan moeten nemen van deelnemers/studenten OCW
Regels m.b.t. onderwijstijd OCW
Regels over ondersteuning en het verkrijgen van voorzieningen Instelling
Regels voor scholing en competenties van docenten OCW/Instelling
Regels voor verplichte aanwezigheid bij Instelling
vergaderingen/cursussen/studiedagen/werkgroepen
Regels /afspraken over registratie van aanwezigheid deelnemers/studenten Inspectie/Instelling
Regels over het gebruik en toewijzing van werkplekken voor docenten Instelling
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
Tabel 5: Regels die het meest irriteren bij docenten in het hoger beroepsonderwijs
en herkomst
Regels over het toekennen van urenvergoeding voor onderwijs en Instelling
ontwikkeltaken
Regels bij de invoering en uitvoering van onderwijsvernieuwingen OCW/Instelling
Regels over de uitvoering van accreditatie/visitatie OCW
Regels voor de roostering van lessen Instelling
Regels over ondersteuning en het verkrijgen van voorzieningen Instelling
Regels over de invoering en het gebruik van nieuwe systemen Instelling
Regels over het gebruik en toewijzing van werkplekken voor docenten Instelling
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
Tabel 6: Regels die het meest irriteren bij docenten in het wetenschappelijk
onderwijs
Regels rond aanstellingen van docenten CAO/Instelling
Regels over tijdschrijfsystemen/urenregistratie voor docenten Instelling
Regels over ondersteuning en het verkrijgen van voorzieningen Instelling
Regels over het gewicht van publicaties Instelling
Regels over de uitvoering van accreditatie/visitatie OCW
Regels bij de invoering en het uitvoeren van onderwijsvernieuwingen OCW/Instelling
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
Pagina 14 van 15
Tabel 7: Regels die het meest irriteren bij docenten in het (voortgezet) speciaal
onderwijs*
Regels voor verplichte aanwezigheid bij vergaderingen/cursussen/studiedagen/werkgroepen
Procedure Commissie van Indicatiestelling
Regels over werktijdenregistratie en vastgestelde werktijden
Regels / afspraken over frequentie en duur van vergaderingen
Regels over betrokkenheid van leraren bij beheer budget leermiddelen
Procedures voor het aanvragen van materialen en diensten in de school
Regels over uitvoering van taken door leraren buiten de lesgevende taken
Regels over scholing en competenties van leraren
Bron: ITS, Radboud Universiteit Nijmegen, Beleving van regeldruk in het
onderwijs, 2008.
* Het onderzoek is voor het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so) niet geheel
kwantitatief representatief, aangezien slechts 19 leraren de internetvragenlijst
hebben ingevuld. Toch moet wel waarde worden gehecht aan de uitkomsten. Het
beeld dat uit het onderzoek in het (v)so komt, toont overeenkomsten met het
beeld in andere sectoren. Ook door de WEC-raad worden de irritaties herkend,
zijn er geen onverwachte meldingen van irritaties en zijn er geen belangrijke
punten die missen. Tevens zijn de uitkomsten in lijn met het onderzoek `De
professional ontlast' (Ecorys, 2006).
Pagina 15 van 15