Gerechtshof 's-Gravenhage


Hof Den Haag veroordeelt Staat tot betaling van schadevergoeding aan IRT-informant

Den Haag, 24 maart 2009 - De Nederlandse Staat moet een voormalige IRT-informant 50.000 Euro schadevergoeding betalen. Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 24 maart 2009 de Staat hiertoe veroordeeld.

In de jaren '90 maakten bepaalde rechercheteams bij de bestrijding van grootschalige drugscriminaliteit gebruik van de methode van gecontroleerde doorlating van containers waarin verdovende middelen waren verstopt. Daarbij werden burgerinformanten ingezet. Naar aanleiding van de discussie die daarover ontstond binnen de politie en het openbaar ministerie, en die leidde tot de zogenaamde IRT-affaire, besloot het openbaar ministerie destijds om die gecontroleerde invoer per direct te beëindigen. De publiciteit rond de IRT-affaire heeft ertoe geleid dat de identiteit van een informant bekend is geworden.

Deze informant heeft van de Staat een vergoeding gevorderd in verband met psychische schade die hij hierdoor heeft opgelopen. Hij stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld bij het aantrekken en inzetten van hem als informant, bij het afbouwen van zijn rol (onder meer door de abrupte beëindiging van de doorlating in relatie met het bekend worden van zijn identiteit) en bij zijn psychische begeleiding na die afbouw. Hij voert aan dat hij door zijn psychische problemen arbeidsongeschikt is geworden en vordert daarom tevens vergoeding van zijn inkomensschade. Verder vordert hij vergoeding van de kosten die hij heeft gemaakt voor zijn beveiliging.

Het hof heeft het inzetten van betrokkene als informant en zijn begeleiding tijdens die inzet niet onrechtmatig geoordeeld. Ook kon de Staat volgens het hof, gezien de betrokken belangen op het gebied van de volksgezondheid en de geloofwaardigheid van het opsporingsonderzoek, in redelijkheid besluiten de gecontroleerde doorlating abrupt te beëindigen. De psychische schade die de informant door die abrupte beëindiging heeft geleden, stijgt volgens het hof evenwel uit boven wat hij voor zijn eigen risico behoort te nemen. Het achterwege laten van vergoeding van die bovenmatige schade acht het hof onrechtmatig. Het hof is verder van oordeel dat op de Staat tegenover de informant een zorgplicht rust die de verantwoordelijkheid van de Staat voor andere burgers in ruime mate te boven gaat. Betrokkene is door zijn inzet verzeild geraakt in het criminele milieu, waarmee hij voordien niet van doen had. Volgens het hof is de Staat tegenover hem in gebreke gebleven bij de psychische begeleiding na afloop van zijn inzet. Het hof heeft aan de informant ter vergoeding van zijn psychische schade een bedrag van 50.000 Euro toegekend.

Het hof acht bovendien aannemelijk dat de informant door zijn psychische beschadiging ten minste enige inkomensschade heeft geleden. Het acht zich evenwel niet in staat op grond van de voorliggende gegevens die schade direct te bepalen en heeft de vaststelling van die schade verwezen naar een vervolgprocedure (zogenaamde schadestaatprocedure). Ook houdt het hof de Staat aansprakelijk voor de redelijkerwijs noodzakelijke beveiligingskosten die de informant na zijn afbouw heeft gemaakt, omdat de politie op zijn meldingen van bedreigingen toen onvoldoende serieus reageerde. De vaststelling van de te vergoeden kosten heeft het hof eveneens verwezen naar die vervolgprocedure.

LJ Nummer

BH6193

Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage Datum actualiteit: 24 maart 2009 Naar boven