KPMG
Steeds meer behoefte aan geschoolde arbeid uit andere landen
24|03|09 - 'Buitenlandse arbeidskrachten dragen bij aan het creëren
van een waardevolle, mondiale 'mindset' binnen een onderneming'.
De behoefte aan geschoolde arbeidskrachten uit andere landen neemt bij
bedrijven wereldwijd fors toe. Onder druk van een globaliserende
economie, verbeterde communicatie en goedkope internationale
reismogelijkheden veranderen traditionele patronen op het gebied van
buitenlandse arbeid. Ondanks de economische recessie en het effect van
hogere recruitment- en loonkosten als gevolg van het aannemen van
buitenlandse arbeidskrachten, blijft de behoefte aan geschoolde arbeid
uit andere landen bij veel bedrijven groot.
Dit blijkt uit internationaal onderzoek van KPMG. Ruim 80% van de
ondernemingen vindt dat zij door betere arbeidsmobiliteit uit een
groter aanbod aan talent kunnen kiezen en 73% vindt dat zij daardoor
kwalitatief beter personeel kan aannemen. Bijna 70% van de
ondernemingen is van mening dat het aantrekken van personeel uit
andere landen een beter begrip van de wereldwijde markten bevordert.
Driekwart vindt dat buitenlandse arbeidskrachten bijdragen aan het
creëren van een waardevolle, mondiale 'mindset' binnen de onderneming.
Maar elk land hanteert een andere aanpak als het gaat om buitenlandse
arbeid, constateert Luydert Smit van KPMG Meijburg. Smit: "Deze aanpak
hangt af vooral van de geschiedenis van het land, de specifieke
economische kracht van het land en de plannen die het heeft voor de
toekomst. Bedrijven met activiteiten in bijvoorbeeld Japan nemen grote
aantallen arbeidskrachten uit Korea, Taiwan en Australië aan. China is
sterk afhankelijk van arbeidskrachten uit Singapore en Hongkong, maar
de relatie tussen de drie landen is complex met veel
tweerichtingsverkeer. Bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk, Spanje en
de Verenigde Staten lijken geen voorkeur te hebben waar hun personeel
vandaan komt.
De grootste groep buitenlandse arbeidskrachten in bedrijven in het
Verenigd Koninkrijk bestaat uit Australiërs (12%), Indiërs en Fransen
(beide 11%). Voor Amerikaanse bedrijven komt de grootste afzonderlijke
groep arbeidskrachten uit het Verenigd Koninkrijk (14%), gevolgd door
India (9%), China en Duitsland (beide 7%)."
Binnen drie jaar zullen de verschillende landen volgens Smit echter
geconfronteerd worden met belangrijke veranderingen in hun
buitenlandse arbeidskrachtenbestand. Smit: "In Australië zal de
invloed van het Verenigd Koninkrijk sterk afnemen in het voordeel van
arbeidskrachten uit China, India en Hongkong. Indiase bedrijven
verwachten dat zij minder arbeidskrachten uit de Verenigde Staten
zullen aantrekken en het Verenigd Koninkrijk meer uit China. Verwacht
wordt dat in Japan de Australiërs de grootste groep buitenlandse
arbeidskrachten zullen blijven uitmaken. Koreanen zullen naar
verwachting van de tweede naar de derde plaats worden verdrongen door
de grote stijging van arbeidskrachten uit China.
Duidelijk is in ieder geval dat op de middellange tot lange termijn
multinationals afhankelijk zullen blijven van het vrije verkeer van
mensen tussen landen. Om dit vrije verkeer te vergemakkelijken pleiten
veel bedrijven voor minder immigratiebeperkingen, naast
belastingtoeslagen om bedrijfsactiviteiten naar nieuwe landen toe te
trekken. Een bewijs dat de internationale beschikbaarheid van arbeid
een belangrijk onderdeel van hun bedrijfsplanning is en zal blijven.
De economische onrust kan mogelijk op korte termijn tot een hiaat in
het immigratiebeleid van de overheid leiden. De wereldeconomie lijkt
echter niet meer weg te denken."
Voor nadere informatie kunt u contact opnemen met Andy Bellm, (020)
656 7039.
© 2009 KPMG N.V., registered with the trade register in the
Netherlands under number 34153857 and a Dutch limited liability
company and a member firm of the KPMG network of independent member
firms affiliated with KPMG International, a Swiss cooperative. All
rights reserved.