Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw kenmerk
23 maart 2009 VO/2009/105706 2009Z02749/2080913720
Onderwerp Bijlage(n)
Vragen over de inhoud van het vak economie 1
Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Economische Zaken, M.J.A. van der Hoeven en de
minister van Financiën, W.J. Bos, de antwoorden op de vragen van het lid Jasper van Dijk over de
inhoud van het vak economie, ingezonden op 17 februari 2009 onder nummer
2009Z02749/2080913720.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/4
2009Z02749 / 2080913720
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, en de ministers van Economische
Zaken en van Financiën over de inhoud van het vak economie. (Ingezonden 17 februari 2009)
1
Wat is uw reactie op het artikel "Leerling moet de crisis kunnen begrijpen"?
Ik ben het eens met de mening dat een leerling via het vak economie inzicht moet krijgen in de
economische wereld en moet begrijpen en kunnen uitleggen volgens welke principes de economie
werkt. Zowel het `oude' huidige economieprogramma, dat uit 1968 dateert, als het nieuwe programma
voor de tweede fase havo/vwo moest en moet deze mogelijkheid bieden.
Onder voorzitterschap van Coen Teulings zijn in de jaren 2001 tot 2005 door twee verschillende
commissies, waarin economen uit zowel de wetenschappelijke wereld als uit het voortgezet onderwijs
zitting hadden, adviezen uitgebracht over het nieuwe examenprogramma economie voor de tweede
fase havo/vwo. Bij de totstandkoming van deze twee adviezen (`Economie moet je doen' en `The Wealth
of Education') is door de beide commissies de economische wereld geraadpleegd. Op basis van de vele
reacties zijn destijds aanpassingen aangebracht. Het uiteindelijke resultaat heeft geleid tot een
voorstel "The Wealth of Education" (2005) voor een examenprogramma economie voor de tweede fase
havo/vwo. Hiervoor bestaat een breed draagvlak bij economen uit de wetenschappelijke wereld en
docenten economie uit het voortgezet onderwijs. Binnen de economische wereld is echter een
voortdurende discussie gaande over de benadering van economische vraagstukken: het is een goede
zaak dat deze discussie binnen de fora van economen wordt gevoerd. Artikelen van professor Heertje
zijn een bijdrage daaraan, evenals de reacties daarop.
Het nieuwe programma biedt een aantal duidelijke handvatten om de crisis te begrijpen. Een aantal
elementen uit het programma, zoals asymmetrische informatie, prikkels en strategisch gedrag zijn van
belang voor het begrijpen van bepaalde (oorzakelijke) elementen van de crisis. Daarnaast kunnen
docenten waar nodig de eigen vrije professionele ruimte gebruiken om extra aandacht te besteden aan
de kredietcrisis, gegeven de actualiteit van dit onderwerp.
2
Deelt u de mening van emeritus hoogleraar Heertje dat "leerlingen straks bijna niets meer
hoeven te weten over macro-economie, de geldscheppende banken en de rol van overheden",
vanwege de eenzijdige nadruk op de marktwerking?
Nee, ook macro-economische aspecten hebben een plaats gekregen in het nieuwe programma.
Bovendien hangen micro-economie en macro-economie sterk met elkaar samen. Economische
verschijnselen op macro-niveau zijn het uitvloeisel van handelingen van actoren op microniveau. Dat
blijkt ook wel uit elementen die van belang zijn voor de kredietcrisis, zoals governance structuren,
werking van incentives, asymmetrische informatie en andere vormen van marktfalen. Deze elementen
krijgen dankzij de commissie Teulings meer aandacht en kunnen bijdragen tot een beter begrip van
macro-economie in het algemeen en de kredietcrisis in het bijzonder.
De concepten waaruit het programma is opgebouwd zijn: schaarste, ruil, markt, ruilen over tijd,
samenwerken en onderhandelen, risico en informatie, welvaart en groei, goede tijden slechte tijden.
Het concept `Goede tijden, slechte tijden' gaat onder andere in op de economische conjunctuur,
wisselkoersen en betalingsbalans, en conjunctuurbeleid door overheden en centrale banken. Typisch
macro-economische concepten die voorkomen in het programma zijn: de economie van het publieke
belang, lange-termijnontwikkeling en groei en korte-termijnafwijkingen van het lange-
termijnevenwicht (conjunctuurtheorie).
blad 3/4
3
Deelt u de mening dat de economische theorieën van Keynes en Schumpeter niet naar de
achtergrond van de examenstof mogen verdwijnen, zeker niet in het licht van de huidige
financieel-economische crisis en de creatieve destructie?
Het nieuwe programma is tot stand gekomen na uitgebreide consultatie van economen en heeft
daardoor een breed draagvlak onder Nederlandse economen en economiedocenten. Het is zeker waar
dat door de kredietcrisis conjunctuurtheorieën en de bijbehorende economen momenteel duidelijker
op de voorgrond treden. Op dit moment is er echter geen aanleiding om het zorgvuldige en na
uitgebreide consultatie ontworpen nieuwe programma volledig te reviseren. Uiteraard is het van
blijvend belang dat het programma economie in het voortgezet onderwijs meebeweegt met het
economisch denken. In de evaluatie van de pilots zullen dan ook vooraanstaande economen worden
geraadpleegd (zie hiervoor ook het antwoord op uw vierde vraag). Daarnaast zullen docenten op dit
moment, gegeven de actualiteit van de kredietcrisis, al gebruik maken van hun ruimte om extra
aandacht aan dit onderwerp te geven en zo een bijdrage te geven aan een adequate en actuele
economische vorming van middelbare scholieren.
4
Staat u open voor wijzigingen van het examenprogramma indien de pilot daar aanleiding toe
geeft? Zo nee, in hoeverre is de pilot een wassen neus?
De hoofdlijnen van het programma, die gebaseerd zijn op het advies"The Wealth of Education", zijn de
basis voor de pilots. De pilots zijn bedoeld om het programma te testen op bijvoorbeeld overladenheid
en de mogelijkheid om er een goed centraal examen bij te maken.
Uiteraard kunnen er wijzigingen plaatsvinden door de ervaringen in de pilots. De pilots zullen worden
geëvalueerd door het Instituut voor Lerarenopleidingen van de UvA, de centrale examens zullen door
CEVO worden geëvalueerd. Ook wordt hierbij een aantal economen van naam en faam geraadpleegd.
Dit zal een breed gezelschap zijn van economen die de verschillende visies op de economie weergeven,
waaronder ook economen die de macro-economische aspecten van het vak een warm hart toedragen
en zich vanuit dat perspectief geroerd hebben in de thans lopende discussie over het nieuwe
programma. In dat kader zal ook worden bekeken of op dit moment enige aanscherping van de macro-
economische benadering nodig is.
5
Wat is het nut van de pilot als de uitgevers reeds nu als voorwaarde stellen dat de inhoud van
de CEVO-syllabus niet meer in de zomer van 2009 kan worden aangepast (op enkele kleine
wijzigingen na)?
De uitgevers zijn niet in de positie om aan de inhoud van een CEVO-syllabus voorwaarden te stellen,
noch aan het aanpassen daarvan; dit is ook nu niet het geval.
6
Bent u bereid het examenprogramma economie vanwege de veranderde economische
omstandigheden te heroverwegen? Zo ja, wilt u de commissie die hiernaar gaat kijken in
overleg met de Kamer samenstellen?
Het examenprogramma economie beoogt leerlingen voor de rest van hun leven een basis te bieden
voor het begrijpen van de economische aspecten van het bestaan. Een goed examenprogramma
economie moet de leerling in staat stellen om op basis van economische theorieën inzicht te krijgen in
de economische dynamiek. Voor alle examenprogramma's geldt dat de actualiteit ruimschoots aan de
orde moet kunnen komen.
blad 4/4
Het programma geeft hiervoor goede aanknopingspunten, bovendien is binnen het nieuwe programma
10% van de totale studielast bestemd om te worden ingevuld door de leraar zelf. Deze professionele
ruimte voor de leraar stelt hem nog eens extra in staat de actualiteit vanuit een aanvullend perspectief
te belichten.
Structurele veranderingen in het economisch denken zullen uiteindelijk geadresseerd moeten worden
in het programma economie in het voortgezet onderwijs. Vooralsnog zijn we echter niet op dit punt en
is een heroverweging van het programma economie dus onzes inziens niet aan de orde. Het instellen
van een commissie die hiernaar gaat kijken achten wij daarom niet noodzakelijk. Wel worden, zoals bij
het antwoord op uw vierde vraag naar voren komt, diverse economen geraadpleegd bij de evaluatie van
de pilots en kunnen deze bezien of enige aanscherping van de macro-economische benadering op dit
moment nodig is.
7
Deelt u de mening dat het vak economie evenwichtig en actueel moet zijn (en dus niet
eenzijdig gericht op marktwerking) en dat politici hierover de discussie moeten aangaan als
blijkt dat de inhoud tekortschiet? Zo nee, hoe voorkomt u dat leerlingen substantiële kennis
wordt onthouden?
Examenprogramma's moeten evenwichtig en actueel zijn. Dit is geborgd door de uitgebreide
consultatie van economen en economiedocenten bij de totstandkoming van het nieuwe programma.
Het nieuwe programma biedt een belangrijke basis en handvatten voor leerlingen om de kredietcrisis
te begrijpen. Binnen het programma is bovendien ruimte voor de actualiteit, de leraar geeft hieraan
invulling. Dit behoort tot de professionaliteit van de leraar.
Het is aan vakdeskundige economen om voorstellen te formuleren voor het examenprogramma
economie voor de tweede fase havo/vwo, zoals ook is gebeurd door de commissies Teulings.
De minister is eindverantwoordelijk voor de vaststelling van de examenprogramma's, maar laat zich
hierbij leiden door de professionele inbreng van economen en economiedocenten.
1) Algemeen Dagblad, 6 februari 2009
2) Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Van
Bijsterveldt-Vliegenthart, d.d. 13 januari 2009, nummer 2009D00787
3) Brief van de heren Heertje en Schöndorff, d.d. 16 januari 2009, nummer 2009D01569