College van Beroep voor het bedrijfsleven
Zolang niet boven elke twijfel is verheven dat een opschortingsbesluit
is ontvangen mag het niet voldoen aan een in dat besluit gestelde
voorwaarde niet worden tegengeworpen
Het College heeft aan de intrekking van de bijstand ten grondslag
gelegd dat appellant verzuimd heeft inlichtingen te verstrekken,
waarmee is gedoeld op de omstandigheid dat hij zich niet binnen de in
het opschortingsbesluit van 11 mei 2006 vermelde termijn van zeven
dagen na dagtekening van dat besluit bij de klantmanager heeft gemeld.
Aangezien de intrekking van de bijstand een voor appellant belastend
besluit betreft, is het aan het College aannemelijk te maken dat
appellant tijdig van het opschortingsbesluit in kennis is gesteld.
Niet is gebleken dat het opschortingsbesluit aan appellant is
uitgereikt dan wel aangetekend of met bericht van ontvangst aan hem is
verzonden. Het College heeft evenmin de verzending van dat besluit aan
het juiste adres langs andere weg aangetoond. Anders dan het College
is de Raad van oordeel dat de ontkenning van de eerdere ontvangst door
appellant niet als ongeloofwaardig kan worden bestempeld aangezien uit
de beschikbare gegevens niet kan worden afgeleid dat appellant het
besluit wel eerder moet hebben ontvangen. Derhalve is niet boven elke
twijfel verheven dat het opschortingsbesluit van 11 mei 2006 ook
daadwerkelijk aan appellant is verzonden. Deze onzekerheid mag naar
het oordeel van de Raad niet ten nadele van appellant uitwerken in die
zin dat hem wordt tegengeworpen dat hij een door het College in het
opschortingsbesluit gestelde termijn voor herstel van een
geconstateerd verzuim verwijtbaar ongebruikt heeft laten verstrijken.
LJ Nummer:
BH6400
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 23 maart 2009