4. Antwoorden op vragen AO hulpmiddelen 3 december 2008
Antwoorden op vragen AO hulpmiddelen 3 december 2008
Kamerstuk, 20 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG 2914289
20 maart 2009
Met deze brief beantwoord ik een aantal vragen die zijn gesteld door
leden van de Vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport in
het algemeen overleg (AO) van 3 december 2008 over het
hulpmiddelenbeleid.
Eigen bijdrage hoortoestellen
De heer Van Gerven (SP) vroeg mij of ik bereid was om de eigen
bijdrage regeling voor hoortoestellen aan te passen.
Allereerst wil ik de indruk wegnemen dat een verzekerde een eigen
bijdrage moet betalen naarmate het gehoorverlies toeneemt. In de
Regeling zorgverzekering is de maximale vergoeding voor een adequaat
hoortoestel bepaald. Indien een verzekerde kiest voor een toestel dat
duurder is dan de maximumvergoeding, betekent dit dat men het
prijsverschil voor eigen rekening moet nemen. Ik verwijs ook naar mijn
beantwoording van eerder gestelde Kamervragen over dit onderwerp.
In het AO heb ik u mijn doelstellingen met betrekking tot de toegang
tot hulpmiddelenzorg toegelicht. Zo wil ik toe naar een vraaggerichte
aanspraak die zo veel mogelijk gebaseerd is op het opheffen of
verminderen van functioneringsproblemen . Inmiddels is de aanspraak op
orthesen, oogprothesen en gezichtshulpmiddelen op deze wijze
omschreven.
De overige hulpmiddelcategorieën zullen door het CVZ in 2009, 2010 en
2011 op dezelfde wijze worden geactualiseerd. Het CVZ zal bij het
formuleren van de aanspraak ook de uitvoerbaarheid en financiële
consequenties laten meewegen. Met betrekking tot de aanspraak op
auditieve hulpmiddelen zal het CVZ eveneens de aard en omvang van een
basisvergoeding beoordelen. Ik verwacht dat het CVZ begin 2010 dit
advies zal aanbieden. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer zal informeren
zodra het CVZ advies is afgerond.
Reguleren prijs van een hoortoestel
De heer Van Gerven vroeg verder of ik niet regulerend kon optreden
tegen de prijsstelling van hoortoestellen. Ik ben van mening dat het
niet de taak van de overheid is om in een vrije markt de prijs van een
hoortoestel te bepalen. Het is mij overigens opgevallen dat een
maximumvergoeding niet heeft geleid tot een daling van de gemiddelde
prijs van een hoortoestel.
ICF als standaardtaal en procesbeschrijving als onderdeel van de
Regeling zorgverzekeringen ?
Mevrouw Van Dijken (Pvda) en de heer Zijlstra (VVD) hebben mij
gevraagd of ik bereid ben om bij het ontwikkelen van zorgprotocollen
de ICF als standaardtaal in te voeren en of de Procesbeschrijving
hulpmiddelenzorg onderdeel zal uitmaken van de Regeling
zorgverzekeringen.
De International Classification of Functioning, Disability and Health
(ICF) maakt het mogelijk om het menselijk functioneren en de problemen
die daarin kunnen optreden, in een internationaal gemeenschappelijke
standaardtaal te omschrijven. Met een eenduidige taal wordt de
communicatie tussen beroepsbeoefenaren in de zorg verbeterd. De ICF
kan behulpzaam zijn bij het ontwikkelen van instrumenten die nodig
zijn voor het vaststellen van de zorgbehoefte, het kiezen van de
behandeling of oplossingsrichting en bij het evalueren van de
revalidatie.
Ik heb gewezen op het belang van een uniform indicatieproces en
protocollen voor het doelmatig invullen van een hulpmiddelenzorg die
gebaseerd is op het compenseren van een functioneringsprobleem. Het is
daarom belangrijk dat betrokken beroepgroepen meewerken aan het
ontwikkelen van dergelijke zorgprotocollen. De ICF kan daarbij als
uitgangspunt voor de communicatie dienen. Wat voor mij steeds voorop
staat, is dat goede hulpmiddelenzorg leidt naar een adequate oplossing
die past bij een individuele zorgvraag. Dit zal de kwaliteit van de
hulpmiddelenzorg verder verbeteren. Het vraagt van de zorgketen een
attitude om voor het individuele functioneringsprobleem steeds naar de
meest doelmatige en adequate oplossing te zoeken. Als de ICF aan die
doelstelling kan bijdragen, sta ik daar uiteraard positief tegenover.
Gelet op het beleid van minder centrale regels, vind ik het te ver
gaan om zoiets door de overheid te laten verplichten.
Een goed voorbeeld van een toepassing van ICF is de Procesbeschrijving
hulpmiddelenzorg die door het CVZ samen met veldpartijen is
ontwikkeld. Deze beschrijving geeft een goed beeld van een
vraaggestuurd zorgproces en kan als leidraad dienen bij het
ontwikkelen van protocollen. Het is echter aan veldpartijen om dit
soort instrumenten te gebruiken bij het inrichten van de zorg. De
regie over een verantwoorde zorg ligt immers primair bij de betrokken
beroepsgroepen.
Ik verwacht wel dat daarbij gewerkt wordt volgens richtlijnen en
protocollen die moeten voldoen aan de stand van wetenschap en
praktijk. Indien een dergelijke maatstaf ontbreekt, geldt als
criterium hetgeen door de betrokken beroepsgroep als verantwoorde zorg
wordt beschouwd. Vanuit deze visie op gedeelde verantwoordelijkheid,
heb ik niet de intentie om de genoemde procesbeschrijving in centrale
regelgeving op te nemen. Het werken volgens richtlijnen en protocollen
moet vooral door de veldpartijen zelf worden geïnitieerd.
Het verstrekken van hulpmiddelen door apothekers
De heer Zijlstra (Pvda) en de heer Van Gerven (SP) hebben gevraagd of
het klopt dat apothekers geen hulpmiddelen meer mogen verstrekken in
relatie tot bepaald geneesmiddelengebruik als gevolg van
overeenkomsten die zorgverzekeraars met partijen zouden hebben
gesloten. U vraagt mij of ik met partijen hierover afspraken wil maken
om de koppeling met de apotheek te herstellen.
Het is niet zo dat apothekers geen hulpmiddelen meer zouden mogen
verstrekken. Ik zie daarom geen noodzaak om hier in te grijpen. In het
kader van het functiegerichte principe van de Zorgverzekeringswet, is
het de verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar om in de
overeenkomst met de verzekerde afspraken te maken over wie, welke
zorg, waar levert. Ik ben van mening dat minder centrale regels een
zorgverzekeraar meer ruimte biedt voor ondernemerschap waarmee hij bij
zorgaanbieders een gunstige prijs/kwaliteit verhouding voor zijn
verzekerden kan bedingen. Daarom kan het voor een verzekerde vaak
voordelig zijn om zich te wenden tot een aanbieder die door de
zorgverzekeraar is gecontracteerd.
Daarmee is nog niet gezegd dat een verzekerde niet mag kiezen voor een
andere aanbieder. Ook als niet gecontracteerde leverancier mag elke
apotheker de bedoelde hulpmiddelen leveren. De verzekerde kan, gebruik
makend van de restitutiemogelijkheid, de kosten achteraf declareren
bij zijn zorgverzekeraar. Afhankelijk van de polisvoorwaarden is het
mogelijk dat niet alle kosten vergoed worden. Het scherpere
aanbestedingsbeleid van zorgverzekeraars en de stevige concurrentie
tussen verschillende aanbieders kunnen betekenen dat het voor sommige
apothekers niet langer economische rendabel is om bepaalde
hulpmiddelen aan te bieden. Of dat inderdaad zo is, kan ik niet
beoordelen. Ik neem aan dat de zorgverzekeraar de verzekerde in ieder
geval goed informeert over waar men, ook in de avonden en weekenden of
in een acute situatie, terecht kan voor noodzakelijke zorg.
De overige vragen uit het algemeen overleg zal ik beantwoorden nadat
ik de benodigde adviezen heb ontvangen. Ik vertrouw er op dat ik u
hiermee voldoende geïnformeerd heb.
De minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport