Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Onze referentie
PO/112303
Datum 20 maart 2009
Betreft Antwoorden bij het schriftelijk verslag bij de Wijziging van het Besluit
bekostiging WPO in verband met het verlagen van de drempel en het
invoeren van impulsgebieden ter bestrijding van
onderwijsachterstanden
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
besluit van 27 januari 2009, houdende wijziging van het besluit bekostiging WPO.
Het wegwerken van achterstanden is één van de doelstellingen van dit kabinet. In
2011 moet de achterstand ten opzichte van 2002 met 40% zijn teruggebracht. In
2007 was dat al met 30%. Samen met het kabinet denken deze leden dat een
extra impuls nodig is om de gestelde doelstellingen te bereiken. Daarom zijn deze
leden een voorstander van de voorgestelde maatregelen. Daarbij hebben deze
leden nog wel enkele vragen.
Deze leden vragen op welke manier wordt nagegaan of de ingezette gelden ook
tot het gewenste resultaat leiden. Wordt scholen gevraagd om systematisch na te
gaan hoe de extra middelen worden ingezet? Wordt ook nagegaan wat de
startsituatie was en wat de resultaten zijn na twee of vier jaar? Deze vraag klemt
te meer daar de staatssecretaris in haar nota van toelichting schrijft dat het niet
duidelijk is welke budgetten tot welke vermindering van de
onderwijsachterstanden hebben geleid.
In het hoofdstuk over de financiële gevolgen wordt aangegeven dat de meeste
basisscholen er op vooruitgaan. Deze leden gaan er vanuit dat er geen enkele
school op achteruit zal gaan, ofschoon dat uit de tekst niet helder blijkt. Kan de
staatssecretaris de veronderstelling van deze leden bevestigen?
De gelden worden verdeeld op basis van postcodes. Daarbij dringt de vraag zich
op of het hier om de postcodes gaat van de scholen of om de postcodes van de
woonadressen van de leerlingen. Wordt in de huidige systematiek nu tegemoet
gekomen aan de problematiek van bijvoorbeeld de gemeente Gouda die u in een
brief geïnformeerd heeft over het feit dat leerlingen met een gewicht met name
buiten een impulsgebied naar school gaan. In dat kader vragen deze leden ook
hoe deze regeling zich verhoudt tot de probleemcumulatiegebiedenregeling in het
voortgezet onderwijs.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
voorhangbesluit van 27 januari 2009, houdende wijziging van het Besluit
a
na 1 van 5
Pagi
bekostiging WPO. Deze leden hebben in de toelichting op het besluit aanleiding Datum
gezien tot het stellen van enkele vragen. 20 maart 2009
Hoe wordt gewaarborgd dat de regering in de toekomst niet willekeurig bepaalde Onze referentie
postbodegebieden als impulsgebied kan aanwijzen? Zou een wettelijke regeling PO/
niet beter de criteria kunnen waarborgen op basis waarvan een bepaald gebied
tot een impulsgebied wordt verklaard, zo vragen deze leden.
Wat gebeurt er als een gebied zich dusdanig ontwikkeld dat het niet meer voldoet
aan de samenstelling van een impulsgebied? Dient de regering jaarlijks een nieuw
besluit te nemen over de impulsgebieden, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging
van het Besluit bekostiging WPO. Deze leden vragen hoe groot de extra
investering zou zijn, als er een combinatie is van een drempelverlaging van 3%
gewichtenleerlingen samen met de invoering van impulsgebieden. Welke extra
investering zou nodig zijn indien er geen drempels zouden zijn in combinatie met
de impulsgebieden?
De staatssecretaris schrijft dat de onderwijsachterstanden in 2007 met 30% zijn
verminderd ten opzichte van 2002. Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen? Is
aan te geven wat deze cijfers zijn in de vier grote steden en daarbuiten in
dezelfde periode?
Deze leden vragen wat de concrete doelen van de staatssecretaris zijn als het
gaat om de effecten van de onderwijsachterstanden in de impulsgebieden? Wat
zijn de verwachte effecten? Deze leden zijn bezorgd over de grote administratieve
last voor schooldirecteuren als het gaat om het bepalen van het opleidingsniveau
van de ouders. Wat bedoelt de staatssecretaris als zij schrijft dat er mogelijk kan
worden overgestapt naar een `criterium op een hoger aggregatieniveau zonder
ouderverklaringen, zoals in het voortgezet onderwijs'? Hoe gaat het daar in zijn
werk? Wat zijn daarvan de voor- en nadelen? Wanneer kan deze manier van
werken ook worden toegepast in het basisonderwijs?
Ten slotte hebben deze leden een aantal vragen over de compensatieregeling.
Hoeveel scholen maken daarvan nu gebruik? Deze compensatie is niet meer
beschikbaar vanaf het jaar 2011-2012. Heeft u concrete aanbevelingen hoe
scholen zich daar op kunnen voorbereiden, zoals u aangeeft in uw brief van 19
februari jl.1. Vindt u het ook onwenselijk als dat plaatsvindt door middel van het
vergroten van de klassen of het ontslaan van onderwijspersoneel, conciërges of
administratieve medewerkers? Deze leden maken zich grote zorgen over de
effecten van deze financiële achteruitgang op scholen. Als deze
compensatieregeling nu zou stoppen, hoeveel scholen zouden er dan nu op
achteruit gaan ten opzichte van de situatie van voor 2006, zo vragen deze leden.
II Reactie van de staatssecretaris
De leden van het CDA vragen op welke manier wordt nagegaan of de ingezette
gelden ook tot het gewenste resultaat leiden. Zij vragen of scholen wordt
gevraagd om systematisch na te gaan hoe de extra middelen worden ingezet en
of wordt nagegaan wat de startsituatie was en wat de resultaten zijn na twee of
vier jaar.
1 31700 VIII, nr. 143
Pagina 2 van 5
De resultaten van de ingezette gelden worden op diverse wijzen gemeten. Ten Datum
eerste is er het cohortonderzoek COOL 5-18 waar leerlingen van hun vijfde tot en 20 maart 2009
met achttiende jaar worden gevolgd. Er wordt onderzocht hoe hun Onze referentie
onderwijsloopbaan zich ontwikkelt en welke factoren daar invloed op hebben. Dit PO/
bevat bijvoorbeeld informatie over het niveau en de ontwikkeling van
geletterdheid en gecijferdheid en sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen
in deze periode. De leerlingresultaten worden driejaarlijks gemeten (in de
groepen 2, 5 en 8 van de basisschool).
Verder heb ik afspraken met de inspectie gemaakt dat zij toezicht houdt op de
taal- en leesontwikkeling van kinderen in onderbouw. Als er te weinig resultaat is
en een school werkt niet met programma's voor vroegschoolse educatie van
bewezen kwaliteit, moet de school aantonen waarom voor dat programma is
gekozen (comply or explain). Verder peilt het Cito jaarlijks de taal- en
rekenprestaties van leerlingen mbv toetsen uit het leerlingvolgsysteem
(steekproef in groepen 5 en 8). In 2008 heeft de eerste steekproef
plaatsgevonden.
Zodra het onderwijsnummer in het primair onderwijs is ingevoerd, kan ik de
effectiviteit van het beleid nog beter in beeld brengen.
De leden van het CDA vragen of er geen enkele school op achteruit zal gaan.
Door de wijziging van de gewichtenregeling zoals die met ingang van 1 augustus
2006 in werking is getreden, worden de middelen op basis van andere criteria
verdeeld. Dat betekent dat sinds 2006 sommige scholen erop vooruit gaan en dat
andere scholen minder geld ontvangen. Dit geldt bijvoorbeeld voor scholen met
veel allochtone kinderen waarvan de ouders een wat hogere opleiding hebben. De
Kamer heeft destijds met de nieuwe gewichtenregeling ingestemd. Met de
invoering van de impulsgebieden wil het huidige kabinet voorkomen dat er in
enkele stedelijke en landelijke gebieden voor groepen scholen ongewenste
effecten optreden.
De leden van de fractie van het CDA vragen of het gaat om de postcodes van de
scholen of om de postcodes van de woonadressen van de leerlingen. Tevens
vragen deze leden of in de huidige systematiek tegemoet wordt gekomen aan de
problematiek van bijvoorbeeld de gemeente Gouda dat leerlingen met een
gewicht met name buiten een impulsgebied naar school gaan.
In het primair onderwijs gaat het om de postcode van de plaats waar de school is
gevestigd. Aangezien het onderwijsnummer nog niet in het primair onderwijs is
ingevoerd, zou het enorme administratieve lasten voor de scholen en
toezichtslasten voor de overheid met zich meebrengen om uit te gaan van het
postcodegebied waar de leerling vandaan komt. Op dit moment is een dergelijke
regeling praktisch onuitvoerbaar.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe deze regeling zich verhoudt tot de
probleemcumulatiegebiedenregeling in het voortgezet onderwijs.
In het voorgezet onderwijs krijgen scholen extra geld als ze veel leerlingen
hebben die in een probleemcumulatiegebied wonen. Daar in het voortgezet
onderwijs al met een onderwijsnummer wordt gewerkt is een dergelijke aanpak
daar mogelijk.
In het primair onderwijs wordt de bekostiging gebaseerd op het aantal
achterstandsleerlingen: leerlingen met laag opgeleide ouders. Daarbovenop wordt
bij de regeling impulsgebieden gewerkt met dezelfde gebieden als in het
voortgezet onderwijs worden gehanteerd, maar wordt vanwege het nog
Pagina 3 van 5
ontbreken van het onderwijsnummer in het basisonderwijs gewerkt met het Datum
vestigingsadres van de school. Scholen in impulsgebieden krijgen alleen geld voor 20 maart 2009
hun gewichtenleerlingen. Scholen zonder gewichtenleerlingen krijgen dus geen Onze referentie
extra geld, ook niet als ze in een impulsgebied staan. PO/
De leden van de VVD-fractie vragen hoe gewaarborgd wordt dat de regering in de
toekomst niet willekeurig bepaalde postcodegebieden als impulsgebied kan
aanwijzen en of een wettelijke regeling niet beter de criteria kan waarborgen op
basis waarvan een bepaald gebied tot een impulsgebied wordt verklaard.
De postcodegebieden worden vastgesteld door het CBS op basis van het
percentage lage inkomens en/of uitkeringen. Dat zijn dus absoluut betrouwbare
gegevens. Dat zal in de toekomst op dezelfde wijze gebeuren.
De leden van de VVD vragen wat er gebeurt als een gebied zich dusdanig
ontwikkelt dat het niet meer voldoet aan de samenstelling van een impulsgebied.
Zij vragen of jaarlijks een nieuw besluit genomen moet worden over de
impulsgebieden.
In het besluit is geregeld dat de impulsgebieden voor vier schooljaren worden
vastgesteld. Op deze wijze wordt scholen voor enkele jaren zekerheid geboden
voor extra budget. Hierdoor hebben scholen ook een reële mogelijkheid om goed
achterstandsbeleid voor de school te voeren. Twee jaar voor het verstrijken van
deze periode worden de nieuwe impulsgebieden bekend gemaakt, zodat scholen
voldoende tijd hebben om zich als dat nodig is op de nieuwe situatie voor te
bereiden.
De leden van de SP vragen hoe groot de extra investering zou zijn bij een
combinatie van de drempelverlaging naar 3% en de invoering van de
impulsgebieden. Voor de verlaging van de drempel naar 3% was 70 miljoen
nodig. Aangezien het beschikbare budget tot 2012 is vastgelegd, zou er de eerste
jaren dan niet of nauwelijks geld voor de impulsgebieden beschikbaar zijn. Op
basis van de beschikbare middelen is het bedrag per gewichtenleerling in de
impulsgebieden voor het schooljaar 2009 2010 vastgelegd op 1300 per
leerling.
De leden van de SP vragen wat wordt bedoeld met de vermindering van de
onderwijsachterstanden met 30%. In de metingen van leerresultaten van de niet-
achterstandsleerlingen en bijvoorbeeld de leerlingen met een Turkse of
Marokkaanse achtergrond is een bepaalde achterstand op het gebied van taal en
rekenen gebleken. In 2005 was bij een meting deze achterstand verminderd met
21%. Doel is dat deze ontwikkeling komende jaren doorzet en dat het verschil in
2011 40% is. Het gaat daarbij om een indicatie van de vermindering van
achterstanden die wordt nagestreefd.
Ik zal niet kunnen beschikken over een uitsplitsing van deze gegevens per
gemeente.
Deze leden vragen naar de doelen waar het gaat om de impulsgebieden. Het doel
is de onderwijsresultaten van de leerlingen verder te verbeteren. Een
gedetailleerde planning per deelgebied is niet goed mogelijk.
Deze leden hebben zorgen over de administratieve lasten voor schooldirecteuren
bij het opvragen van ouderverklaringen. De regeling is vanaf 1985 gebaseerd op
deze ouderverklaringen. Ik deel die zorg en ben op zoek naar een werkwijze
waarbij deze administratieve lasten kunnen verdwijnen, maar dat is pas mogelijk
Pagina 4 van 5
na invoering van het onderwijsnummer in het basisonderwijs. Over de voor- en Datum
nadelen zal ik de Kamer berichten zodra er meer zicht is op de verbeterde 20 maart 2009
werkwijze. Onze referentie
PO/
Tenslotte wordt gevraagd naar de compensatieregeling. Voor deze regeling wordt
dit jaar tussen de 35 en 40 miljoen uitgekeerd. Er zijn veel scholen die een
relatief klein bedrag krijgen uit de compensatieregeling. Bij enkele tientallen
scholen gaat het om grote bedragen. Juist voor deze groep scholen zou de
komende jaren de mogelijkheden die het project om extra leertijd te bieden aan
groepen achterstandsleerlingen, kansen kunnen bieden.
Daarnaast zullen scholen die komende jaren minder middelen zullen krijgen uit de
gewichtenregeling zich moeten voorbereiden door de geplande uitgaven aan te
passen op de inkomsten. Hoe dat moet zal per school verschillen. De middelen die
scholen uit de gewichtenregeling krijgen en kregen verschillen en verschilden per
jaar. Bij de vergelijking van de schooljaren 2006- 2007 en 2010- 2011 gaan meer
scholen erop vooruit dan achteruit.
Sharon A.M. Dijksma
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 5 van 5