Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
Postbus 20018 2500 BJ Den Haag
2500 EA DEN HAAG www.minocw.nl
Contactpersoon
J.B. de Vries
T +31-70-412 4724
j.b.devries@minocw.nl
IPC 2100
Onze referentie
DL/111137
Datum 20 maart 2009
Betreft Educatieve minor
In september 2008 heb ik Krachtig meesterschap, kwaliteitsagenda voor het
opleiden van leraren 2008 2011 gepresenteerd. De kwaliteitsagenda is op 29
oktober jl. in het algemeen overleg met de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap onderwerp van overleg geweest.
Zoals toegezegd in dat algemeen overleg, informeer ik u in deze brief over de
ontwikkeling en invoering van de educatieve minor in vakbacheloropleidingen in
het wetenschappelijk onderwijs.
Behoefte aan academisch opgeleide docenten
Een van de belangrijke thema's in de agenda is het vergroten en beter benutten
van de kweekvijver voor leraren. De komende jaren zullen relatief veel
academisch opgeleide leraren het onderwijs verlaten. Tegelijk kunnen we
vaststellen dat er op dit moment betrekkelijk weinig jonge academisch opgeleide
leraren beschikbaar zijn voor benoeming in het onderwijs. Want van de in 2007
afgestudeerde doctoraal- en masterstudenten (30.000 excl. het groen WO) is niet
meer dan circa 2% (620) afkomstig van een universitaire lerarenopleiding.
Ik wil dat er snel meer academici in het onderwijs aan het werk zullen gaan. Mede
gelet op de huidige economische situatie, is de tijd er rijp voor om op de kortst
mogelijke termijn stappen te zetten die leiden tot het snel beschikbaar zijn van
academisch opgeleiden in het onderwijs. Om dat te bereiken willen we dat bij
studenten in het wetenschappelijk onderwijs vroeg in de bachelorfase hun
belangstelling wordt gewekt voor het leraarsberoep en voor een opleiding voor
dat beroep. Scholen voor voortgezet onderwijs hebben daaraan ook grote
behoefte. Dat kan als universiteiten aantrekkelijke routes aanbieden en scholen
voor voortgezet onderwijs banen aanbieden in een uitdagende omgeving.
Kader voor educatieve minor
Ik heb met de universiteiten afgesproken dat zij samen met het voortgezet
onderwijs een educatieve minor zullen ontwikkelen. Studenten in een aantal
wetenschappelijke bacheloropleidingen krijgen daarmee vroegtijdig de
mogelijkheid zich op een beroep in het onderwijs voor te bereiden op een wijze
die hen een aantrekkelijk perspectief biedt. De afgestudeerde bachelor die zo'n
educatieve minor met goed gevolg heeft doorlopen, wordt in zijn vak bevoegd
a
agina 1 van 4
---
voor het onderwijs in de theoretische leerweg van het vmbo en in de eerste drie Datum
leerjaren Havo/VWO. Dat biedt hem ook een goede uitgangspositie voor het
aansluitend volgen van een traject gericht op bevoegdheid voor het Onze referentie
voorbereidend hoger onderwijs (de bovenbouw Havo/VWO, het domein van de DL/111137
"eerstegraads docent").
De Vereniging van universiteiten (VSNU) heeft inmiddels het kader voor de
educatieve minor ontwikkeld en in december 2008 vastgesteld.
Afspraken OCW, VSNU, VO-raad
Het vastgestelde kader is vervolgens onderwerp van gesprek geweest met OCW
en met de VO-raad. Conclusie daaruit is dat ook de VO-raad de plannen voor de
ontwikkeling van de educatieve minor beschouwt als een serieuze en kansrijke
poging van universiteiten om meer academici voor de klas te krijgen.
We hebben daarbij afgesproken dat
· VSNU en VO-raad nadere afspraken zullen maken over de vakinhoudelijke
aansluiting. Uitgangspunt daarbij is dat in beginsel alleen klassieke
kerndisciplines in combinatie met een minor tot een bevoegdheid voor een
schoolvak kunnen leiden (dus wel bachelor Frans + minor = Leraar Frans,
maar niet bachelor communicatiewetenschap + minor = Leraar Nederlands).
Bij het door VSNU ontwikkelde kader is een eerste aanzet gegeven voor zo'n
"verwantschapstabel";
· de educatieve minor de student voorbereidt op het voldoen aan de wettelijk
vastgestelde bekwaamheidseisen VO/BVE voor zover relevant voor het
onderwijs in de theoretische leerweg en de eerste drie leerjaren Havo/VWO.
Om het bereik van zijn bevoegdheid en het perspectief (doorstroom naar een
educatieve master) goed aan te geven, wordt gezocht naar een heldere
"gebruiksnaam";
· inzet is dat de aldus opgeleide bachelor door de universiteit en door zijn
school voor voortgezet onderwijs wordt gestimuleerd om aansluitend door te
stromen naar een masteropleiding waar hij een onderwijsbevoegdheid behaalt
voor het voorbereidend hoger onderwijs (VHO). Maar de bevoegdheid die is
verbonden aan zijn bachelorgetuigschrift (bevoegdheid voor de theoretische
leerweg en de eerste drie jaren Havo/VWO) behoudt hij in ieder geval, ook als
hij er niet voor heeft gekozen zijn bevoegdheid voor het VHO te behalen;
· VSNU en VO-raad nadere afspraken zullen maken over de manier waarop die
doorstroming naar een bevoegdheid voor het VHO gestimuleerd kan worden.
Daarbij hoort in ieder geval:
o een goede begeleiding in de vorm van een stevig
inductieprogramma bij voorkeur op een (erkende)
opleidingsschool,
o inschaling in aanloopschaal LB,
o faciliteren dat deze docenten terug naar de universiteit kunnen
voor de vakmaster en educatieve master (al dan niet
geïntegreerd) en
o dat die masteropleiding(en) door universiteiten kunnen worden
aangeboden in deeltijd of duale vorm, bij voorkeur in het verband
van een opleidingsschool, zodat deze naast een leraarsbaan
gevolgd kunnen worden.
Pagina 2 van 4
Datum
Uitwerking door universiteiten Onze referentie
DL/111137
Het kader voor de educatieve minor wordt nu door individuele universiteiten
uitgewerkt voor die bacheloropleidingen waarbinnen zij de minor willen
aanbieden. Nauwe samenwerking met scholen voor voortgezet onderwijs die
betrokken zullen zijn bij het opleiden, is daarbij geboden.
Het draagvlak bij universiteiten is groot. Dat blijkt uit het feit dat alle 14
universiteiten de educatieve minor in een aantal bacheloropleidingen wil
aanbieden. Dat wil zeggen dat naast de negen universiteiten die in de masterfase
een traditie hebben met het opleiden van leraren, er ook belangstelling is bij de
universiteiten die die traditie niet of niet recent hebben..
Ook bij de VO-raad is de belangstelling groot.
Er is bij universiteiten en VO-raad grote behoefte om dit traject zo snel mogelijk
te kunnen starten. Immers, uit een eerste peiling bleek dat ook bij 1e en 2e
jaarsstudenten in de bachelorfase grote belangstelling is.
Het heeft ook mijn grote voorkeur dat, mede gelet op de huidige economische
situatie, snel wordt gehandeld en in het studiejaar 2009-2010 de educatieve
minor al kan worden gevolgd. We hebben geen tijd verliezen.
Werving voor studiejaar 2009-2010
Om een start in het komend studiejaar mogelijk te maken moeten
belangstellende studenten in april en mei as. van de mogelijkheden op de hoogte
zijn. In die periode kiezen zij immers welke minoren zij in hun volgend studiejaar
willen volgen. Universiteiten, scholen voor voortgezet onderwijs en ik hebben bij
die "werving" samen een rol.
Studenten kunnen dan zien dat het volgen van de minor een aantrekkelijke weg is
naar het leraarschap aan het eind van de bachelorperiode en een goede opstap
naar een opleiding tot leraar in het VHO.
In de voorlichting zal erop worden gewezen dat we begin 2010 het wetstraject
hopen af te ronden, zodat de student die het komend studiejaar de minor willen
volgen, mag verwachten dat hij, mits hij de minor met succes heeft afgerond, aan
het eind van zijn opleiding inderdaad bevoegd docent zal zijn. In de werving zal
dus worden ingegaan op dat wetstraject. Ik verwacht dat ik vroeg in het najaar
van 2009 een beperkt wetsvoorstel bij uw Kamer kan indienen.
Kans en kwaliteit
Ik ben er absoluut van overtuigd dat dit een traject is dat de belangstelling van
academisch opgeleiden voor het onderwijs flink kan vergroten en dat het
voortgezet onderwijs daarvan ook kwalitatief grote voordelen zal ondervinden.
Want het is van belang dat geborgd is dat in de school voldoende vakkennis op
het hoogste niveau aanwezig is. Scholen kiezen er nu te vaak voor onbevoegde of
onderbevoegde docenten met dat onderwijs te belasten.
Dit traject biedt dus grote kansen en ik ben met de universiteiten en met de VO-
raad van mening dat in goede samenwerking tussen universiteit en school voor
Pagina 3 van 4
voortgezet onderwijs (bij voorkeur in een opleidingsschool) de voorwaarde wordt Datum
vervuld dat de leraar over de vereiste kwaliteit beschikt.
Onze referentie
Het realiseren van die vereiste kwaliteit is van groot belang. Vakorganisaties, DL/111137
maar zij niet alleen, zijn er nog niet van overtuigd dat een vakbacheloropleiding
die een educatieve minor van 30 ECTS omvat, voldoende basis biedt. Ik heb
begrip voor die aarzeling. Daarom moeten we tevoren voldoende waarborgen
inbouwen.
Ik wijs hiertoe op eerder genoemde afspraken met VSNU en VO-raad over een
goede inductie en over de stimulans om ook bevoegdheid voor het VHO te halen.
Verder ben ik samen met de VSNU in gesprek met de Nederlandse-Vlaamse
Accreditatieorganisatie (NVAO) over de mogelijkheid dat een door de NVAO
samengesteld panel van deskundigen, zich in adviserende zin kan uitspreken over
de uitgewerkte plannen van elk van de universiteiten, vóórdat de minoren
daadwerkelijk aan studenten worden aangeboden.
Vervolgens is het reguliere stelsel van kwaliteitszorg van toepassing, dat wil
zeggen dat bij de visitatie van de bacheloropleiding met het oog op een te nemen
accreditatiebeslissing, de minoren ook nadrukkelijk in ogenschouw worden
genomen. Dat betekent onder meer dat de opleiding van voldoende kwaliteit
moet zijn om studenten in staat te stellen te voldoen aan bekwaamheidseisen
VO/BVE voor zover relevant voor vmbo-tl en de eerste drie leerjaren Havo/VWO.
In aanvulling daarop zal ik met VSNU en VO-raad afspraken maken over
monitoring en evaluatie van het traject, opdat dat tijdig kan worden bijgesteld als
dat nodig is.
Ik hoop dat ik u hiermee voor dit moment voldoende heb geïnformeerd en dat u
ermee kunt instemmen dat, vooruitlopend op wijziging van de Wet op het
voortgezet onderwijs, studenten al komend studiejaar de educatieve minor
kunnen volgen.
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Pagina 4 van 4