kamerstuk.
Kamerbrief inzake IOB-evaluatie van het Instituut Clingendael, met de beleidsreactie daarop (http://www.minbuza.nl:80/nl/actueel/brievenparlement,2009/03/Kamerbrief-inzake-evaluatie-van-het-Instituut-Clin.html) 19-03-2009 |
Graag bieden wij u hierbij de evaluatie aan van de resultaten van de
subsidieovereenkomst tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie en
het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen 'Clingendael' die de
Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) op ons verzoek
heeft uitgevoerd, alsmede de beleidsreactie daarop. De evaluatie betreft een
beoordeling in termen van effectiviteit en efficiëntie van de mate waarin de
doelen, verwoord in de subsidiebeschikking, zijn gerealiseerd, alsmede het
opstellen van aandachtspunten voor de toekomst.
De hoofdbevindingen en de aandachtspunten in het evaluatierapport zijn
betrokken bij de inmiddels afgeronde besluitvorming over de subsidierelatie met
het instituut Clingendael vanaf 1 januari 2009.
De ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie verstrekken sinds de
oprichting van het instituut Clingendael in 1983 een basissubsidie aan dit
instituut. De laatste volledige subsidieperiode betrof de jaren 2005 - 2008. Het
is deze periode die door IOB is geëvalueerd. In de beschikking betreffende de
subsidieverlening aan het instituut Clingendael voor deze periode staat dat het
doel van de samenwerking is het kweken en in stand houden van een instituut dat:
De evaluatie spreekt zich uit over publieksinformatie, de nationale en
internationale statuur van Clingendael als denktank, diplomatieke academie en
opleidingsinstituut, over beleidsondersteuning en over het management en de
bedrijfsvoering van het instituut. De hoofdbevindingen en de aandachtspunten
voor de toekomst zijn gebaseerd op dossieronderzoek en interviews met het
management van Clingendael, met ambtenaren van Buitenlandse Zaken en Defensie,
met leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer en
met enkele wetenschappers.
De evaluatie bevat negen hoofdbevindingen:
1. de evaluatie onderschrijft het belang van het voortbestaan van Clingendael
als Nederlands kennisinstituut, diplomatieke academie en platform op het gebied
van internationale vraagstukken;
2. de waardering voor Clingendael als denktank varieert. Er wordt te weinig
strategisch onderzoek naar lange termijn kwesties verricht en de internationale
profilering is beperkt;
3. de rol van Clingendael bij de ontwikkeling van nieuwe inzichten met
betrekking tot het buitenlands- en veiligheidsbeleid is bescheiden. De bijdrage
aan vigerend beleid is op een aantal punten positief;
4. opleidingen bij Clingendael zijn over het algemeen van goede kwaliteit;
5. Clingendael als diplomatieke academie geniet een uitstekende reputatie;
6. Clingendael medewerkers geven frequent informatie aan het grote publiek en
leveren daarmee een significante bijdrage aan het maatschappelijk debat over
internationale vraagstukken;
7. de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie hebben hun verwachtingen
met betrekking tot Clingendael onvoldoende expliciet gemaakt;
8. het management en de financiële bedrijfsvoering zijn sterk verbeterd.
Zwakke punten zijn de trage invoering van een meerjarenplanning en de smalle
financiële basis; en
9. de huidige financieringsstructuur faciliteert de uitvoering van
strategisch onderzoek naar lange termijn kwesties niet.
De evaluatie bevat tevens negen aandachtspunten:
1. handhaving van het verlenen van een basissubsidie;
2. concretere doelstellingen van de basissubsidie;
3. scherpere prioriteitsstelling in de onderzoeksonderwerpen;
4. meer samenwerking tussen Clingendael en Nederlandse en buitenlandse
denktanks;
5. aandacht voor de opleiding van Nederlandse diplomaten;
6. verbetering van de communicatiestrategie;
7. betere structurering van het beleidsoverleg tussen Clingendael en de
ministeries;
8. aandacht voor financiering van strategisch lange termijn onderzoek; en
9. verbreding van de financiële basis van Clingendael.
Wij zijn verheugd dat de evaluatie op belangrijke punten positief over
Clingendael kon oordelen. De evaluatie stelt onder meer dat het instituut een
locatie is voor internationale conferenties en seminars op hoog niveau, en een
plaats die door buitenlandse bewindspersonen graag wordt bezocht voor het geven
van toespraken. Clingendael publicaties zijn meestal van hoge kwaliteit en
leveren een goede bijdrage aan de verdieping van het inzicht in internationale
vraagstukken. Daarnaast zijn de opleidingen die door Clingendael worden verzorgd
bijna altijd van goede kwaliteit. Het instituut geniet internationaal een
uitstekende reputatie als diplomatieke academie; de evaluatie meent dat de
internationale alumninetwerken die voortkomen uit de diverse opleidingen voor
diplomaten de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en de landen waaruit de
deelnemers afkomstig zijn, ten goede komen. Medewerkers van Clingendael komen
regelmatig aan het woord in krantenartikelen en op radio en televisie; de
evaluatie concludeert hier dat het instituut een significante bijdrage levert
aan het maatschappelijk debat over internationale vraagstukken. Het
Clingendael-label staat algemeen voor deskundigheid.
Met dit alles onderschrijft de evaluatie onze zienswijze dat Clingendael
voorziet in belangrijke taken zowel voor de ministeries, de wetenschap als het
bredere publiek. Met het verstrekken van een basissubsidie wilden de ministeries
van Buitenlandse Zaken en Defensie hierin voorzien en dat is dus in grote lijnen
geslaagd. Waar het internationale kwesties betreft, vertegenwoordigt Clingendael
een belangrijke waarde voor Nederland, onze ministeries en het Nederlandse
publiek in het algemeen. Wij onderschrijven daarom dan ook de eerste
hoofdbevinding van de evaluatie, inzake het belang van het voortbestaan van
Clingendael als Nederlands kennisinstituut, diplomatieke academie en platform op
het gebied van de internationale vraagstukken. Om dat mogelijk te maken hebben
wij in december 2008 besloten de basissubsidie van de ministeries van
Buitenlandse Zaken en Defensie aan Clingendael voort te zetten voor een volgende
periode van vier jaar, vanaf 1 januari 2009 (aandachtspunt 1).
Uiteraard zullen gedurende die periode 2009-2012 de door de evaluatie
geconstateerde tekortkomingen en minder succesvolle onderdelen van het programma
moeten worden geadresseerd. Dat geldt in het bijzonder voor de derde
hoofdbevinding, die stelt dat de rol van Clingendael bij de ontwikkeling van
nieuwe inzichten met betrekking tot het buitenlands- en veiligheidsbeleid
bescheiden is geweest. Voor de beide ministeries, die in de komende jaren met
minder mensen zeer veel werk van hoge kwaliteit zullen moeten leveren, vormt dit
een cruciaal onderdeel. De behoefte aan externe hulp in het aandragen van nieuwe
informatie, analyses, visies en oplossingsrichtingen zal hierdoor alleen maar
toenemen. Wij verschaffen de nieuwe basissubsidie dan ook nadrukkelijk onder de
voorwaarde dat de toegevoegde waarde van Clingendael voor de beleidsontwikkeling
hoger moet worden.
In zijn Meerjarenprogramma 2009-2013 heeft het instituut zich uitgesproken
voor een betere aansluiting op de beleidsvragen van de beide subsidieverlenende
ministeries. In de eerste maanden van de nieuwe subsidieperiode zullen hierover
concrete afspraken worden gemaakt. Daarbij realiseren de ministeries zich dat
zij vaak duidelijker moeten zijn in wat zij op bepaalde beleidsterreinen van
Clingendael wensen (hoofdbevinding 7). Voor een goede aansluiting van het
instituut op de ministeries is een heldere vraagarticulatie van groot belang. Op
dit terrein wordt thans een inhaalslag gemaakt, onder meer door een betere
organisatie van de kennisfunctie bij het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Daarnaast zal het beleidsoverleg worden geïntensiveerd (aandachtspunt 7), zowel
op het hoogste ambtelijke niveau als op het niveau van de directies. In 2010 zal
een aparte evaluatie plaatsvinden van dit hoofdonderdeel: de toegevoegde waarde
van het instituut voor de beide ministeries.
De ministeries zijn akkoord met de nieuwe beleidsvoornemens van Clingendael
zoals omschreven in het Meerjarenplan 2009-2013, met name het uitvoeren van meer
lange termijn strategisch onderzoek, verdergaande internationalisering en,
last but not least, een betere aansluiting op de beleidsvragen van het
ministeries. Deze voornemens zijn mede gekozen naar aanleiding van de evaluatie
en de bijeenkomst van de Kenniskamer van ministerie van Buitenlandse Zaken (met
deelname van Defensie) met de Clingendael leiding in oktober 2008.
Wij hebben echter gemeend dat het niet in de rede lag voor de komende jaren
de basissubsidie voor het instituut substantieel te verhogen, zoals door
Clingendael (mede op grond van de evaluatie) is verzocht. De ministeries is
namelijk een taakstelling op subsidies en bijdragen opgelegd, in het kader van
de Taakstelling Vernieuwing Rijksdienst. Het zou mogelijk moeten zijn de
accentverschuivingen door herschikking van de bestaande middelen en een
efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte door te voeren. Naar onze mening
liggen er in de verdergaande internationalisering (aandachtspunt 4) goede kansen
om nieuwe ruimte in het programma te creëren. Veel internationale vraagstukken
worden immers op veel plaatsen in de wereld bestudeerd. Niet alles behoeft ook
in Nederland te worden gedaan. Door meer gebruik te maken van de productie van
kennis elders, moet er tijd gewonnen kunnen worden voor de toepassing van die
kennis op de Nederlandse context en het Nederlands buitenlands beleid. Bovendien
kan dan beter worden bepaald welk soort onderzoek wél in Nederland zou moeten
geschieden (de scherpere prioriteitsstelling: aandachtspunt 3).
Om meer onderzoekscapaciteit voor Clingendael te creëren en tevens ter
versterking van de beleidsrelevantie van het onderzoek zal het ministerie van
Buitenlandse Zaken bezien of in de komende jaren medewerkers van dat ministerie
aan de staf van het instituut kunnen worden toegevoegd. Uiteraard is het daarbij
aan de directie van Clingendael om te besluiten of zij aangeboden kandidaten wil
accepteren.
Clingendael heeft een periode van problemen met het management en de
financiële bedrijfsvoering gekend. We zijn verheugd te kunnen constateren dat
maatregelen om hierin verbetering te brengen, bijvoorbeeld de invoering van een
goede begrotingssystematiek, vruchten hebben afgeworpen (hoofdbevinding 8). Ook
inhoudelijk wordt er thans beter geprogrammeerd. Dat heeft onder meer
geresulteerd in de opstelling - voor de eerste keer - van hn het meerjarenplan
'Nederland en de veranderende wereld' voor de periode 2009-2013. Dit plan, dat
boven reeds werd genoemd, vormt de inhoudelijke context voor de basissubsidie
die voor de komende vier jaar wordt verstrekt.
De basissubsidie voor Clingendael verschaft - zoals het woord al aaangeeft -
een basis voor het bestaan en de werkzaamheden van een hoogwaardig Nederlands
Instituut voor Internationale Betrekkingen. Clingendael heeft zijn taken
gedurende de afgelopen jaren in grote lijnen naar behoren uitgevoerd en wij gaan
er vanuit dat dit, met de aangekondigde aanpassingen, voor de volgende periode
nog beter het geval zal zijn. Met de omvang van de basissubsidie is gezocht naar
een evenwicht tussen verschillende invalshoeken: tussen de lange en de korte
termijn, en tussen meer en minder financiële afhankelijkheid van de ministeries
van Buitenlandse Zaken en Defensie. Een verbreding van de financiële basis van
het instituut (aandachtspunten 1 en 9) zou door ons worden toegejuicht, maar het
is niet gemakkelijk om andere Nederlandse ministeries te interesseren voor een
structurele financiële band met Clingendael. In de praktijk kiezen zij voor
projectfinanciering voor hun afzonderlijke projecten. Daarnaast kunnen
opdrachten worden verworven van andere partijen, waaronder particuliere
bedrijven, zowel in het binnen- als in het buitenland. Om Clingendael scherp te
houden op de ontwikkelingen in dergelijke bedrijven en instellingen, oordelen
wij het nuttig dat het instituut voor een deel van de markt afhankelijk blijft.
Met deze basissubsidie menen wij tussen de verschillende belangen een goede
balans te hebben gevonden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,De Minister van Defensie,
Drs. M.J.M. VerhagenE. van Middelkoop
---
Ministerie van Buitenlandse Zaken