Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2009Z05069
Vragen van de leden Ferrier en Van Hijum (CDA) aan de ministers van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over regels omtrent stagiaires en
praktikanten van buiten de EU. (Ingezonden 19 maart 2009)
1
Bent u op de hoogte van de regels omtrent stagiairs van buiten de EU die voor maximaal 1
jaar in Nederland stage komen lopen en van de regels die gelden voor praktikanten die in
Nederland werkervaring komen opdoen?
2
Is het u vervolgens bekend dat de middelentoets substitutie moet voorkomen - door goedkope
arbeidskrachten uit landen van buiten de EU - en dat er daarom een garantie moet zijn dat een
stagiair in eigen levensonderhoud kan voorzien?
3
Heeft u zicht op hoe deze verplichte vergoeding - die niet betaald hoeft te worden bij
binnenlandse stages of EU stagiaires- uitwerkt in de praktijk en of deze een belemmering
vormt voor werkgevers? Is het waar dat van een Nederlandse onderneming een behoorlijke
mate van idealisme wordt verwacht voor het aanbieden van stageplekken of
praktikantenplekken aan personen uit landen buiten de EU?
4
Waardoor wordt volgens u substitutie het meest voorkomen? Zou dat tevens kunnen door
enkel de maximale duur van een tewerkstellingsvergunning en de verklaring van de
buitenlandse onderwijsinstelling?
5
Weegt het belang van bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt (tegen het tewerkstellen
van goedkope stagiairs) op tegen het belang van economische contacten en het binden van
buitenlands talent aan Nederland die met het verlenen van stagemogelijkheden wordt
gegeven?
6
Hoe beoordeelt u het standpunt dat VNO-NCW in het verleden heeft aangenomen, om te
komen tot een soepele regeling die het mogelijk maakt werknemers van buitenlandse
bedrijven (waar men producten aan verkoopt) in Nederlandse bedrijven te laten opleiden?
7
Heeft u inzicht hoe andere EU landen omgaan met deze problematiek? Zo ja, zou u de Kamer
hierover kunnen informeren?