ChristenUnie
Schriftelijke inbreng Ed Anker inzake wijziging Wet
Kinderopvang
Schriftelijke inbreng Ed Anker inzake wijziging Wet Kinderopvang
woensdag 18 maart 2009 10:00
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van
het wetsvoorstel hetgeen beoogt de Wet kinderopvang te wijzigen in
verband een herziening van het stelsel van gastouderopvang.
De leden van de fractie van de ChristenUnie zien de noodzaak van een
herziening van het stelsel van kinderopvang en kunnen zich dan ook
vinden in het doel van het wetsvoorstel, te weten het waarborgen van
de financiële beheersbaarheid en toegankelijkheid op de langere
termijn. Deze leden hebben een aantal vragen met betrekking tot de
uitwerking, onderbouwing en uitvoerbaarheid van het voorliggende
wetsvoorstel.
1.1 Ontwikkelingen sinds de invoering van de Wet kinderopvang in 2005
In de Memorie van Toelichting wordt gesproken over een bij ongewijzigd
beleid voorziene kostenoverschrijding van 1,5 miljard Euro in 2011,
terwijl in de reactie op het advies van de Raad van State wordt
gesproken over een overschrijding bij ongewijzigd beleid, welke
oploopt naar circa 1,2 miljard Euro in 2011. De leden van de fractie
van de ChristenUnie verzoeken dit regering toe te lichten welke
kostenoverschrijding bij ongewijzigd beleid in 2011 nu daadwerkelijk
voorzien is.
Sinds de invoering van de Wet Kinderopvang in 2005 is het aantal
kinderen dat gebruik maakt van formele opvang gegroeid met 430 000
kinderen. Sinds 2005 is het aantal kinderen dat gebruik maakt van
formele opvang en waarvoor de ouders een kinderopvangtoeslag
ontvangen, gegroeid met 105%. Uitgesplitst naar de verschillende
vormen van opvang bedroeg de groei voor dagopvang 55%, voor
buitenschoolse opvang 98% en voor gastouderopvang 500%, zo stelt de
Memorie van Toelichting. De omvang en de snelheid van de groei hebben
de prognoses die opgesteld waren voorafgaand aan de invoering van de
wet, ruimschoots overtroffen. Dat geldt voor alle vormen van opvang,
maar vooral bij de gastouderopvang. De leden van de ChristenUnie
verzoeken de regering om naast de percentages ook de groei in absolute
aantallen weer te geven en daarbij de, bij ongewijzigd beleid,
voorziene kostenoverschrijding van 1,5 miljard Euro uit te splitsen
naar dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang.
De maatregelen in het wetsvoorstel richten zich met namen op de
gastouderopvang. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken
de regering nader toe te lichten op welke wijze het wetsvoorstel
bijdraagt aan de financiële beheersbaarheid van de dagopvang en de
buitenschoolse opvang.
1.3 Uitgangspunten
Kinderopvang vergemakkelijkt de combinatie van arbeid en zorg en
ondersteunt zo een duurzame ontwikkeling van de arbeidsparticipatie.
Deze functie is leidend bij aanpassingen van het stelsel, zo stelt de
Memorie van toelichting. Een analyse van de mogelijke effecten van dit
wetsvoorstel op de arbeidsparticipatie ontbreekt echter. De leden van
de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering nader toe te
lichten op welke wijze het wetsvoorstel bijdraagt aan een duurzame en
positieve ontwikkeling van de arbeidsparticipatie.
Misbruik en oneigenlijk gebruik tasten het financiële,
maatschappelijke en politieke draagvlak voor de wet aan en worden
tegen gegaan, zo luidt een van de uitgangspunten in de Memorie van
Toelichting. De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de
regering nader toe te lichten op welke wijze dit wetsvoorstel
bijdraagt aan het tegengaan van fraude en misbruik, bijvoorbeeld door
de verplichte afname van een aantal opvanguren, in de dagopvang tegen
te gaan?
1.5 Relatie met andere ontwikkelingen op het terrein van kinderopvang
Het advies van de commissie van Rijn wordt voorjaar 2009 verwacht,
waarna een kabinetsreactie volgt. Dit onderwerp heeft, zo stelt de
staatsecretaris, betrekking op de langere termijn en valt buiten het
bestek van dit wetsvoorstel. Eventuele wetgeving op basis van het
advies van de commissie Van Rijn kan niet eerder dan per 2011 van
kracht worden. De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren
dat in het slechtste geval er twee stelselwijzigingen in korte tijd
zullen gaan plaatsvinden. Acht de regering dit een wenselijke
situatie? Deze leden verzoeken de regering nader toe te lichten welke
zekerheid gastouders kunnen ontlenen aan de voorgestelde wijzigingen
en daarbij in te gaan op het mogelijke effect van het gebrek aan
zekerheid op de bereidheid van gastouders om te investeren in het tot
stand brengen van thuiscrèches.
5.2 Kwaliteitseisen aan gastouders en opvangouders
De eisen voor thuisopvang dienen in overeenstemming te zijn met het
specifieke karakter van deze vorm van opvang, dat wil zeggen, dat
daaraan slechts minimale eisen betreffende de veiligheid worden
gesteld. De leden van de fractie van de ChristenUnie onderschrijven
het streven naar minimale eisen voor deze vorm van opvang en vragen de
regering nader toe te lichten wat zij onder minimale eisen verstaat.
Op welke wijze zullen deze eisen tot stand komen en op welke wijze is
de betrokkenheid van de aanbieders van thuisopvang bij de
totstandkoming van deze eisen gewaarborgd?
5.4 Toezicht
In het geval van de thuiscrèche houdt de GGD rechtstreeks toezicht op
de opvanglocatie. Uit het rapport "Kwaliteit gemeentelijk toezicht
Kinderopvang 2007" van de Inspectie van het Onderwijs blijkt echter
dat de helft van de gemeenten onvoldoende handhavingacties laat volgen
op de gerapporteerde tekortkomingen in de GGD- inspectierapporten. Ook
de convenantpartijen maken zich zorgen over het gebrek aan handhaving
door gemeenten in het bijzonder ten aanzien van de gastouderopvang.
Daarnaast is het een probleem dat het toezicht en de handhaving bij
gemeenten niet hoger op de agenda staat. De leden van de ChristenUnie
verzoeken de regering nader toe te lichten op welke wijze het
wetsvoorstel de kwaliteit van de professionele gastouderopvang
waarborgt, nu de omvang van de taak van de GGD en gemeenten alleen nog
maar groter wordt.
6.5 Beperken van het aantal toeslaguren
Het aantal opvanguren dat voor een toeslag in aanmerking komt, wordt
gelimiteerd. Voor verschillende vormen van opvang kunnen verschillende
maxima gelden. Indicatief gaat het bij opvang voor kinderen in de
leeftijd 0-4 jaar in gastouderopvang of in een kindercentrum om circa
220 uur per maand. Voor thuisopvang wordt het maximum aantal uren
bepaald op 12 uur per week / 52 uur per maand. De redenen die de
Staatssecretaris daarvoor geeft zijn de beperkte bijdrage aan de
arbeidsparticipatie van deze vorm van opvang en de noodzaak tot
financiële beheersbaarheid. De leden van de fractie van de
ChristenUnie verzoeken de regering nader toe te lichten op welke
analyse de aanname dat thuisopvang een beperkte bijdrage aan de
arbeidsparticipatie levert gebaseerd is. Hoe verhoudt deze aanname
zich tot de reactie van de staatssecretaris op het advies van de Raad
van State waarin zij stelt dat onderzoek naar de gedragseffecten van
respondenten in een hypothetische toekomstige situatie, in dit geval
de toekomstige systematiek van de Wet Kinderopvang, doorgaans geen
betrouwbaar beeld oplevert. Daarnaast verzoeken de leden van de
ChristenUnie de regering nader toe te lichten waarop de verhouding
tussen het maximum te vergoeden aantal uren van 220 uur in een
gastouderopvang of in een kindercentrum en de 52 uur per maand voor de
thuisopvang is gebaseerd.
7.3 Een relatie tussen het aantal uren arbeid en het aantal uren
kinderopvangtoeslag
Met name het ontbreken van een directe relatie tussen het aantal uur
arbeid van de ouders en het aantal uren kinderopvang waarvoor toeslag
gevraagd kan worden, werkt oneigenlijk gebruik in de hand zo
constateerde de SIOD in haar onderzoek "Gastouderopvang en
kinderopvangtoeslag". De SIOD stelt dan ook dat het essentieel is om
in de wet een relatie te leggen tussen het aantal uur arbeid van de
ouders en het aantal uur opvang om oneigenlijk gebruik van de regeling
tegen te gaan. In het wetsvoorstel wordt aan deze aanbeveling geen
gevolg gegeven. Deelt de regering de constatering van de leden van de
fractie van de ChristenUnie dat het wetsvoorstel dan ook geen garantie
biedt dat misbruik en oneigenlijk gebruik van de kinderopvangtoeslag
door het aanpassen van de wet tot het verleden behoren? Zo nee, waarom
niet?
8.4 Het keuzepatroon van ouders na invoering van de maatregelen
De Raad van State merkt op dat met de voorgestelde maatregelen in
feite een nieuw stelsel met nieuwe prikkels voor alle betrokkenen
wordt ingevoerd, zonder dat een en ander vergezeld gaat van een
analyse van de mogelijke gevolgen op keuzes en gedrag van gastouders
en ouders ten aanzien van de onderscheiden mogelijkheden van formele
en informele kinderopvang. In de Memorie van Toelichting wordt
uitgegaan van een aantal uitgangspunten, veronderstellingen en
aannames met betrekking tot de effecten van de maatregelen op het
keuzepatroon van ouders. In reactie op het advies van de Raad van
State stelt de Staatssecretaris dat de veronderstellingen die ten
grondslag liggen aan het te verwachten scenario van paragraaf 8.4 niet
gestaafd worden door nader onderzoek. De leden van de fractie van de
ChristenUnie verzoeken de regering de verwachte gedragseffecten alsnog
nader te onderbouwen en daarbij in te gaan op de vraag op basis van
welke analyse en ervaringscijfers de aannames gestoeld zijn.Betekent
het feit dat er geen nader onderzoek aan de veronderstellingen ten
grondslag ligt dat er nog altijd grote risico's blijven bestaan met
betrekking tot de financiële beheersbaarheid van het stelsel van de
kinderopvang? Zo nee, waarom niet?
Prijzen boven het niveau van de maximumuurprijs komen, conform de
algemene systematiek
van de wet, voor rekening van de ouders. De leden van de fractie van
de ChristenUnie verzoeken de regering nader toe te lichten wat het
verwachte effect van de verlaging de maximumuurprijs voor de
gastouderopvang en de thuisopvang zal voor de prijzen van deze vormen
van opvang en de bijdrage die ouders moeten betalen. Wat is het te
verwachten effect van dit voorstel op de toegankelijkheid van het
kinderopvangstelsel?
9.3 De effecten voor de kinderopvangmarkt
In de Memorie van Toelichting wordt uitgegaan van een aantal
uitgangspunten, veronderstellingen en aannames met betrekking tot de
effecten van de maatregelen op de kinderopvangmarkt. De leden van de
fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering de verwachte
effecten nader te onderbouwen en daarbij in te gaan op de vraag op
basis van welke analyse en ervaringscijfers de aannames gestoeld zijn.
In hoeverre kan er zekerheid worden ontleend aan de ramingen en wat
betekent dit voor de verwachte beschikbaarheid van
kinderopvangvoorzieningen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie verzoeken de regering
nader toe te lichten wat de gevolgen zijn van het wetsvoorstel voor de
opvang in het huis van de vraagouder, de zogenoemde leidster aan huis
of nanny. Waarom is ervoor gekozen om deze vorm van kinderopvang niet
meer mogelijk te maken onder de Wet Kinderopvang?