17-3-2009
Europadebat
De Staat van de Unie. Europadebat d.d. 17 maart 2009 Van: mr. A.
Broekers-Knol (VVD-fractie) Datum: 17 maart 2009 Inbreng plenair debat
Mevrouw de voorzitter, toen wij vorig jaar op 22 april het Europadebat
in deze Kamer hielden, werden wij geconfronteerd met de eerste tekenen
van wat toen nog een crisis leek te zijn die beperkt was tot de
financiële instellingen. Inmiddels zijn we - versneld sinds oktober
j.l. - aanbeland in de ergste financiële en economische crisis sinds
de jaren dertig van de vorige eeuw. Ik doe deze constatering niet om
zwartgallig te zijn, maar om aan te geven dat juist nu een gezamenlijk
beleid in Europees verband van cruciaal belang is om de financiële en
economische stormen te kunnen doorstaan. Ik zal dan ook, namens de
VVD-fractie, aan de financiële en economische crisis en de
samenwerking in de Europese Unie om die crisis het hoofd te bieden
tijdens het debat over Europa dat wij vandaag voeren ruim aandacht
besteden. Ik zal daarnaast nog aandacht besteden aan: 1) het Verdrag
van Lissabon en de gevolgen ervan voor het institutionele evenwicht;
2) Frontex; 3) uitbreiding; 4) de relatie EU-Rusland en het Oostelijk
Partnerschap.
1. Allereerst de financiële en economische crisis. Over de oorzaken
van de financiële crisis is inmiddels veel geschreven. Als
belangrijkste oorzaak wordt genoemd de roekeloze financiering en
vervolgens securitisatie van subprime hypotheken in de VS.
Maar zijn de Europese financiële instellingen buiten hun schuld
slachtoffer geworden van deze crisis? Anders gezegd: treft Europa geen
enkele blaam voor de crisis die is ontstaan? Het antwoord is `nee'.
Ook de Europese financiële instellingen, ook Europa, ook de politiek
en ook de toezichthouders in de lidstaten kunnen zich niet aan hun
verantwoordelijkheid onttrekken. Ik herinner in dit verband als
voorbeeld aan de richtlijn financiële zekerheidsovereenkomsten,
richtlijn nr. 2002/47/EG, de Financial Collateral Directive. In deze
Kamer is het wetsvoorstel tot implementatie van de richtlijn in eerste
instantie door alle 75 leden van de Kamer afgestemd vanwege de grote
insolventierisico's ervan voor "gewone" ondernemingen. Bij grote
financiële instellingen werd daarvoor toentertijd niet gevreesd en
bovendien, zo werd naar voren gebracht, waren deze instellingen aan
toezicht onderworpen. Een en ander is inmiddels door de feiten
achterhaald!
2. Voorzitter, waarom haal ik dit voorbeeld aan? Ik haal dit aan om de
Europese wetgever en de nationale parlementen op te roepen om nog
beter na te denken over wetgeving en de mogelijke consequenties ervan.
Laat ik een voorbeeld geven.
Op dit moment is het derde energie liberaliseringspakket aan de orde.
Het Europees Parlement wil de elektriciteitsbedrijven volledig
splitsen in de zin dat de netwerken in handen blijven van de overheid
en de productie aan de marktpartijen wordt overgelaten. De Raad van
Ministers heeft op aandringen van Duitsland en Frankrijk en hun grote
energiebedrijven gekozen voor de `derde weg'. Die `derde weg' houdt in
dat elektriciteitsbedrijven ook netwerkbeheerder mogen zijn, mits zij
een gescheiden boekhouding hebben. Is daarbij nagedacht dat er ook wel
eens een keer een energiebedrijf van buiten de Europese Unie,
bijvoorbeeld Gazprom, partij zou kunnen zijn? Wie controleert de
gescheiden boekhouding en als blijkt dat er geen gescheiden
boekhouding wordt gevoerd, welke zijn dan de consequenties voor het
energiebedrijf? Moet het energiebedrijf het beheer van het netwerk dan
weer afstaan en hoe gaat dat in zijn werk? Kortom, is er wel goed
nagedacht welke ongewenste consequenties zich zouden kunnen voordoen?
In de concept-conclusies van de Europese Raad op 19 en 20 maart a.s.
staat te lezen dat het Europees Parlement en de Raad van Ministers er
zo snel mogelijk moeten zien uit te komen. Wat is de opstelling van de
Nederlandse regering in dit dossier, mede gezien de splitsing in
Nederland van netwerk en productie, en hoe beoordeelt de regering de
opstelling van de Raad over het derde energie liberaliseringspakket of
moet er over enkele jaren, in navolging van de financiële crisis,
gevreesd worden voor een netwerk crisis omdat de regeling tevoren niet
goed doordacht is?
3. Voorzitter, door de financieel economische crisis wordt de Europese
Unie op de proef gesteld en het is zeer de vraag of de Europese Unie
deze proef kan doorstaan. De crisis en de aanpak ervan door de
Europese Unie overziend, constateert mijn fractie drie kernproblemen:
1) Het eerste kernprobleem is dat de Europese Commissie en ook
de andere Europese instellingen, zoals het Europees Parlement, macht
en invloed verliezen ten opzichte van de hoofdsteden. Anders gezegd:
intergouvernementeel wint het van communautair. Er valt een
significante machtsverschuiving te constateren van de Commissie naar
de Europese Raad. Staatssecretaris Timmermans blijkt daar geen
probleem mee te hebben, gezien zijn uitlatingen in een vraaggesprek in
Le Monde van 30 januari j.l.. De staatsecretaris merkt in het
vraaggesprek op dat hij er geen moeite mee heeft om de Europese Raad
de Europese regering te noemen. Mijn fractie hoort graag van de
staatssecretaris hoe hij dit precies bedoeld heeft en of dit betekent
dat hij voor de Europese Commissie slechts een bijrol ziet nu en in de
toekomst.
Zoals gezegd, wint intergouvernementeel het op dit moment van
communautair. Dat is misschien begrijpelijk, omdat een crisis van deze
omvang acuut ingrijpen op hoog niveau vereist, maar het is niet
bevorderlijk voor de democratische legitimatie van de Europese Unie.
Bovendien valt te constateren dat de grotere lidstaten, met name de
`grote drie' Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, de toon
zetten. Juist met het oog op het vergroten van die democratische
legitimatie is het Verdrag van Lissabon tot stand gekomen. Voorlopig
lijkt er nog geen einde te komen aan de crisis. Betekent dit dat al
die tijd de instellingen een bijrol zullen spelen ten opzichte van de
hoofdsteden? En wat betekent dit voor de positie van de kleinere
lidstaten? De vraag is of, hoe en op welke termijn de balans weer ten
gunste van de instellingen zal uitslaan? Graag een reactie van de
regering.
2) Het tweede kernprobleem dat mijn fractie signaleert, is dat
de lidstaten weliswaar lippendienst bewijzen aan een gecoördineerd
financieel beleid, maar in feite toch ieder hun eigen kant opgaan.
Kortom, opnieuw blijkt dat het nationale hemd nader is dan de Europese
rok.
De Europese regeringsleiders doen hun uiterste best om in solidariteit
met alle lidstaten en met behoud van de principes van de
gemeenschappelijke markt maatregelen te nemen om de financiële en
economische crisis het hoofd te bieden. Dat is nog eens duidelijk
uitgesproken op de speciale Europese top op 1 maart j.l. Een gevaar
dat dreigde en waarvoor nog steeds uiterste waakzaamheid is geboden,
is het protectionisme. Of het nu gaat om het ondersteunen van de eigen
autoindustrie, een slogan als `buy local' of de aansporing om vakantie
te houden in eigen land, in alle gevallen valt een neiging tot
protectionisme te bespeuren.
De VVD is een verklaard tegenstander van protectionisme, omdat
uiteindelijk alleen vrije handel wereldwijd welvaart kan brengen.
Tegelijk ziet mijn fractie onder ogen dat in de huidige economische
situatie door niet alleen de bedrijven maar ook de werknemers in een
lidstaat van de eigen regering protectionistische maatregelen geëist
zullen worden en dat maatregelen van `Europa' daartegen het draagvlak
voor Europa eerder zal verkleinen dan vergroten. De vraag rijst hoe
deze, in de ogen van de VVD-fractie, heilloze situatie kan worden
doorbroken. Welke opvattingen heeft de regering over de vraag hoe een
begaanbare weg kan worden gevolgd?
De Europese Commissie heeft op 25 oktober j.l. een Mededeling
gepubliceerd over de toepassing van de staatssteunregels op
maatregelen met betrekking tot financiële instellingen. Verwacht de
regering een vergelijkbare Mededeling van de Europese Commissie met
criteria om te beoordelen hoe enerzijds wel steun kan worden gegeven
aan een industrie of een ondernemingsactiviteit in een lidstaat
terwijl er anderzijds geen sprake is van protectionisme en de regels
van de gemeenschappelijke markt in acht worden genomen? Welke criteria
acht de regering van belang? Wat heeft de Europese top van 1 maart
j.l. in dit opzicht gebracht?
3) Het derde kernprobleem is dat een uitholling van de EMU
dreigt, gezien de onhoudbare schuldenpositie van de zwakkere EMU
landen. Dit raakt direct aan de positie van de Euro. Zo is het
vertrouwen in het financieringsbeleid van landen als Griekenland,
Ierland, Italië, Spanje en Portugal nog verder gedaald. Resultaat
daarvan is dat deze landen problemen zullen ondervinden met de
financiering van hun overheidstekort en dat zij in ieder geval hogere
rentes op hun staatsleningen zullen moeten betalen. Deze landen kijken
naar sterke landen als Duitsland en Nederland om hun de helpende hand
te bieden, maar het bieden van hulp aan landen die in problemen zijn
is weer in strijd met het EMU verdrag. Aan de andere kant, als er geen
hulp wordt geboden, gaat het vertrouwen in de euro wankelen. Wat vindt
de regering van deze problematiek?
Buiten de EMU zijn onder andere de Oost-Europese lidstaten hard
getroffen door de crisis, bijvoorbeeld Hongarije en Letland. De
lidstaten die tot de EMU behoren en die vele miljarden in de
Oost-Europese lidstaten hebben uitstaan lopen een groot risico. In dit
verband wekt de opmerking van de minister-president na afloop van de
Top van 1 maart j.l. verbazing. Ik begrijp uit de media dat de
minister-president de Oost-Europese lidstaten niet speciaal te hulp
wil komen in de huidige crisis. De West-Europese lidstaten hebben
alleen wél iets van EUR 800 miljard geleend aan de Oost-Europese
lidstaten. Als die landen geen helpende hand wordt geboden, is het
risico groot dat zij `omvallen' en dan is de ramp voor de Europese
Unie niet te overzien. En dan heb ik het niet alleen over een
financieel-economische ramp, maar ook over een veiligheidsramp.
Kortom, de minister-president heeft een kortzichtig standpunt
geponeerd. Ziet de regering dit inmiddels ook in en valt te verwachten
dat de regering op de Top van 19 en 20 maart a.s. dit punt met kracht
van argumenten naar voren zal brengen teneinde de andere West-Europese
lidstaten ervan te overtuigen dat een andere koers móet worden in
geslagen?
De Europese Raad concludeerde in december j.l. dat het
Stabiliteitspact, als hoeksteen van het begrotingskader, ruimte biedt
voor de uitvoering van alle maatregelen van het herstelplan dat de
Europese Commissie eind november j.l. voorstelde aan de Europese Raad.
Maar de vraag hoe de daardoor opgelopen staatsschuld van de lidstaten
in betere tijden wordt verlaagd, is noch door de Europese Raad noch
door de Europese Commissie gesteld, laat staan beantwoord. En die
vraag moet gesteld worden mede gezien de vergrijzing en de stijgende
zorgkosten. Kunnen de minister en de staatssecretaris informatie
verschaffen of inmiddels wel is nagedacht over de `herstelkant' van
het plan van EUR 200 miljard en zo ja, hoe en op welke termijn het zo
noodzakelijke herstel gerealiseerd kan worden? Is erover nagedacht wat
de consequenties zijn als de staatsschulden van de lidstaten niet
verlaagd blijken te kunnen worden?
4. Tijdens het Europadebat van vorig jaar heb ik namens mijn fractie
uitgesproken dat de lidstaten die deelnemen aan de Economische en
Monetaire Unie in de huidige crisis beduidend minder kwetsbaar zijn
gebleken dan de landen die er alleen voor staan. Die constatering doe
ik opnieuw, zij het met de kanttekeningen die ik zojuist gemaakt heb,
en het is niet voor niets dat landen als Denemarken en Zweden de
invoering van de euro thans serieus overwegen. Ik heb toen tevens een
lans gebroken voor een Europese financieel-economische toezichthouder
vergelijkbaar met de Securities and Exchange Committee (de SEC) in de
VS. Nu heeft de SEC het ook lelijk laten afweten voorafgaand aan de
huidige crisis, maar dat is geen reden om niet nog eens de oproep van
de VVD te herhalen. De werkgroep onder voorzitterschap van De
Larosière is met een rapport gekomen waarin zo'n overkoepelende
Europese toezichthouder niet wordt aanbevolen. Bij het nalezen van de
Handelingen van het debat van vorig jaar, viel mij op dat de
staatssecretaris exact hetzelfde antwoord op mijn vraag gaf als nu het
advies van de werkgroep De Larosière luidt. Dat doet bij mijn fractie
de vraag rijzen: is de werkgroep De Larosière met een bepaalde
boodschap op pad gestuurd of heeft de commissie opgeschreven wat zij
in de hoofdsteden te horen kreeg?
Vooralsnog is mijn fractie niet overtuigd geraakt door de argumenten
van de werkgroep. Kan de regering aangeven hoe de voorstellen van de
werkgroep De Larosière zich verhouden tot de ideeën van de president
van de Europese Centrale Bank, de heer Trichet, die nadrukkelijk
gewezen heeft op de mogelijkheid dat de ECB een rol van betekenis zou
kunnen spelen in het toezicht op de financiële sector?
Wat is overigens nú de opvatting van de Nederlandse regering over een
Europese toezichthouder met de kennis achteraf van de oorzaken die
geleid hebben tot de financiële crisis?
5. Het tweede onderwerp van het debat van vandaag betreft het Verdrag
van Lissabon en de gevolgen voor het institutionele evenwicht.
Voorzitter, ook dit onderwerp is vorig jaar tijdens het Europadebat en
het debat over de goedkeuringswet voor het Verdrag van Lissabon
uitvoerig aan de orde geweest. De vragen die ik toen namens mijn
fractie heb gesteld, zoals hoe zal qua gewicht de verhouding zijn
tussen de permanente voorzitter van de Europese Raad en de voorzitter
van de Commissie, zal ik niet nogmaals herhalen. De vragen die ik toen
stelde, zijn nog steeds actueel. Ik heb zojuist al aangegeven dat mijn
fractie op dit moment een verschuiving van de machtsverhoudingen ziet
naar de Europese Raad ten koste van de Commissie. Als het Verdrag van
Lissabon door alle lidstaten, inclusief Ierland, geratificeerd wordt
en in werking treedt, zal de praktijk moeten uitwijzen wat de
betekenis ervan is voor het institutionele evenwicht in de Unie.
Recent is een tweetal ontwerprapporten van de commissie
Constitutionele Zaken van het Europees Parlement uitgebracht. Het ene
rapport, opgesteld door Elmar Brok, behandelt de betrekkingen tussen
het Europees Parlement en de nationale parlementen en het tweede
rapport, opgesteld door Jean-Luc Dehaene, behandelt de gevolgen van
het Verdrag van Lissabon op de ontwikkeling van het institutioneel
evenwicht van de Europese Unie. Het Europees Parlement heeft besloten
deze rapporten op dit moment niet te behandelen, omdat het niet wenst
vooruit te lopen op de eventuele ratificatie van het Verdrag van
Lissabon door alle lidstaten, inclusief Ierland. In dit verband merk
ik op dat de VVD-fractie het zeer zou waarderen als de Ieren alsnog
per referendum instemmen met het Verdrag. Er moet echter geen druk
worden uitgeoefend op de Ieren. Zoals mijn partijgenoot Hans van
Baalen tijdens het Europa-debat op 6 november j.l. in de Tweede Kamer
heeft gezegd: als het niet anders kan, valt er ook wel te leven met
Nice. In ieder geval geldt voor de verkiezingen van het Europees
Parlement van 4 juni a.s. en vervolgens de keuze van de nieuwe
voorzitter van de Commissie en de benoeming van de Commissie, zoals
ook Graham Watson de voorzitter van de ALDE groep in het Europees
Parlement heeft gezegd, het Verdrag van Nice en kan en moet er niet
worden vooruit gelopen op het Verdrag van Lissabon. Voor Nederland
betekent verkiezingen onder het Verdrag van Nice dat Nederland terug
valt naar 25 zetels. Onder het Verdrag van Lissabon heeft Nederland
recht op 26 zetels. Heeft de regering erover nagedacht hoe dat moet
worden opgelost in het geval het Verdrag van Lissabon wordt
geratificeerd? Moeten er dan nieuwe verkiezingen plaats vinden voor
één zetel?
Zoals gezegd, zal de praktijk moeten uitwijzen hoe de institutionele
verhoudingen in de Europese Unie zich onder het Verdrag van Lissabon
zullen ontwikkelen. Vooralsnog lijkt het erop dat de instellingen een
harde dobber zullen hebben aan het terug winnen van terrein op de
Europese Raad. In een recent artikel in het Nederlands Juristen Blad
van 6 maart j.l. schrijft prof. Van Empel dat het Verdrag van Lissabon
de positie van de grote lidstaten versterkt ten opzichte van de
positie van de Europese Commissie. Daarbij wijst hij op de verkleining
van de Commissie, waarbij de grote lidstaten altijd wel een eigen
commissaris zullen houden. De kleine lidstaten zijn dan de verliezer,
omdat zij bij toerbeurt een commissaris leveren. Hij wijst op de
permanente voorzitter van de Europese Raad die in totaal vijf jaar kan
aanblijven, even lang als de voorzitter van de Commissie en daarmee
een minstens zo invloedrijke positie bekleedt. Als derde punt wijst
hij op de positie van de Hoge Vertegenwoordiger voor het buitenlands
beleid tevens vice-voorzitter van de Commissie. Deze zal zich meer
richten op de grote lidstaten, omdat het buitenlands beleid meer een
intergouvernementele aangelegenheid is dan een communautaire.
Wat vindt de regering van deze analyse? Wat is de opvatting van de
regering over het institutionele evenwicht onder het Verdrag van
Lissabon? Heeft de regering een strategie? Wordt er, buiten Benelux
verband, nauw samen gewerkt met andere kleinere lidstaten om ervoor te
zorgen dat straks niet enkele grote landen de dienst uitmaken in de
Europese Unie ten koste van de instellingen?
6. Voorzitter, in 2005 is Frontex door de lidstaten in het leven
geroepen als organisatie om de buitengrenzen van de Europese Unie te
bewaken in de strijd tegen illegale immigratie. We zijn inmiddels
aanbeland in 2009. Mijn partijgenoot, lid van het Europees Parlement,
Jeanine Hennis heeft tijdens het Europadebat in de Tweede Kamer op 6
november van vorig jaar vragen gesteld over de bijdrage van Nederland
aan Frontex in de vorm van een fregat. Namens mijn fractie vraag ik
aan de regering: is er inmiddels een Nederlands fregat operationeel?
Is inmiddels duidelijk wat de bevoegdheidsverdeling is tussen Frontex
en de lidstaten? En zo niet, hoe lang moet er nog gewacht worden voor
er antwoord komt op dit soort vragen? Het Engelse Development Concepts
and Doctrine Centre voorspelt in zijn recente Global Strategic Trends
Programme op p. 72 dat de illegale immigratie vanuit Afrika vanwege
droogte, mislukte oogsten en conflictsituaties fors zal toenemen.
Baart het de regering geen zorgen dat ondertussen - en ik spreek over
een periode van 3 ½ jaar! - de effectiviteit van Frontex beperkt is?
Wat denkt de regering hieraan te doen?
7. Over de uitbreiding kan ik kort zijn. Daarover is door de minister
en de staatssecretaris enkele maanden geleden in een debat met de
Tweede Kamer uitgebreid gesproken. De enige kandidaat lidstaat die in
de komende tijd in aanmerking zou kunnen komen voor het lidmaatschap
van de Europese Unie is Kroatië. Het jaar 2009 zingt in dat verband
hardnekkig rond, maar ik zeg het opnieuw om daarover geen
misverstanden te laten bestaan: Kroatië kan alleen toetreden als het
land aan alle toelatingsvereisten voldoet. Wat zijn de verwachtingen
van de regering op welke termijn Kroatië daaraan zal kunnen voldoen?
Hoe is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot de
problemen met buurland Slovenië?
Wat Turkije betreft speelt de evaluatie van het Ankara-protocol eind
2009 een belangrijke rol. De Amerikaanse president Obama zal
binnenkort Turkije bezoeken. Verwacht de regering dat dit bezoek een
bijdrage zal leveren aan een positieve evaluatie van het
Ankara-protocol? Het Europees Parlement heeft twee weken geleden de
parlementaire voortgangsrapportage besproken. Helaas moest
geconstateerd worden dat voor het 3^e jaar op rij er geen vooruitgang
is geboekt, maar dat er integendeel sprake was van stilstand met name
op het terrein van de burgerlijke vrijheden. Hoe beoordeelt de
regering dit?
Sinds het begin van de financieel economische crisis wordt met enige
regelmaat IJsland genoemd als mogelijke kandidaat lidstaat van de
Europese Unie. Wat is het standpunt van de regering daarover?
8. Voorzitter, de toch al enigszins gecompliceerde relatie van de
Europese Unie met Rusland is door het conflict in Georgië afgelopen
zomer en de problemen met de gasleveranties in januari j.l. verder
onder druk komen te staan. Inmiddels zijn de verhoudingen in zoverre
weer verbeterd dat de besprekingen over een nieuwe Partnerschaps- en
samenwerkingsovereenkomst hervat zijn. Dat is een positieve
ontwikkeling. Tegelijkertijd mogen we onze ogen niet sluiten voor het
feit dat Rusland als enige land, samen met Nicragua, de
onafhankelijkheid van de van Georgië afgescheiden provincies
Zuid-Ossetië en Abchazië heeft erkend en zelfs van plan lijkt te zijn
daar een marinebasis te vestigen. Het is begrijpelijk dat de Baltische
lidstaten van de Europese Unie met een Russische minderheidsbevolking
meer nog dan de andere lidstaten bezorgd zijn over dit soort
ontwikkelingen. Buiten het Europese continent is Rusland actief in
onder andere Venezuela en opnieuw Cuba en schuwt zij niet de
confrontatie met Canada in het Noordpoolgebied.
Ondertussen is Rusland wel heel hard getroffen door de economische
crisis en dat moet voor ons een zorg zijn. Rusland zal namelijk altijd
een factor blijven in de veiligheidsvergelijking in Europa en een
eventuele fragmentatie en destabilisatie van Rusland als gevolg van
de ernstige financieel economische problemen waarin het land verkeert,
moet dan ook voorkomen worden. Economisch gezien kan de Europese Unie
als belangrijkste handelspartner van Rusland daarin een rol van
betekenis spelen. Naar het oordeel van mijn fractie moet er met
Rusland constructief worden samen gewerkt. Er moet stevig worden
onderhandeld en tegelijk moet er rekening worden gehouden met
eventuele gevoeligheden over en weer. Hoe ziet de regering dit? Hoe
verlopen de onderhandelingen met Rusland?
In dit verband is het Oostelijk Partnerschap van belang. Op voorstel
van de Europese Commissie is het de bedoeling om de betrekkingen met
de landen Armenië, Azerbeidzjan, Belarus, Georgië, Moldavië en
Oekraïne te versterken. Vanuit het perspectief van de Oost-Europese
lidstaten is dit begrijpelijk: er wordt een soort met de Europese Unie
gelieerde buffer gevormd tussen de Oost-Europese lidstaten en Rusland.
Tegelijk is het belangrijk om, zoals Frankrijk voorstelt, Rusland - en
overigens ook Turkije - bij dit proces te betrekken om te voorkomen
dat de Europese Unie met een zeker superioriteitsgevoel zó opereert
dat Rusland zich bedreigd voelt en zich geroepen voelt om terug te
slaan à la het conflict met Georgië. Hoe is de stand van zaken? Zijn
Rusland en Turkije bij het Oostelijk Partnerschap betrokken? Komen
enkele van de genoemde landen zoals Armenië, Azerbeidzjan, Moldavië en
niet in de laatste plaats Belarus gezien hun interne politieke
constellatie überhaupt wel in aanmerking voor versterking van de
bilaterale betrekkingen met de Europese Unie? Kortom, wat is het
beleid van de regering in deze?
Voorzitter, over enkele maanden zijn de verkiezingen voor het Europees
Parlement. Laten we hopen dat de kiezers evenveel belangstelling tonen
voor de Europese Unie als wij vandaag in dit debat over de Staat van
de Unie. Wij wachten met belangstelling de beantwoording van onze
vragen door de regering af.
VVD