Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



Antwoorden op kamervragen van De Krom over genitale verminking

Kamerstuk, 17 maart 2009

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DMO/K-2919046

17 maart 2009

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister en de staatssecretaris van Justitie en de ministers voor Wonen, Wijken en Integratie en voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid De Krom (VVD) over genitale verminking (26 februari 2009).

Hoogachtend,
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid De Krom over genitale verminking.

(26 februari 2009)
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen "Marokkaanse man cel in voor besnijden dochtertje" 1), "Asielzoekers sturen dochters terug voor besnijdenis" 2) en "Vrouwenbesnijdenis: het gelijk van Ayaan"? 3) Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoeveel gevallen van genitale verminking bij meisjes zijn bij u bekend over de afgelopen vijf jaar? Bent u van mening dat in elk individueel geval van genitale verminking moet worden overgegaan tot vervolging en bestraffing van de verantwoordelijke ouder(s)? Zo nee, waarom niet? Vraag 3
Is in alle geregistreerde gevallen van kinderen waarbij genitale verminking werd geconstateerd overgegaan tot strafrechtelijke vervolging van de ouders? Zo nee, waarom niet? Waarom in het geval van deze Marokkaanse man wel 4)? Zo ja, zijn deze personen in alle gevallen bestraft? Antwoord 2 en 3
Op 6 februari 2009 ontving u het Van Montfoort rapport over de afhandeling van meldingen van vrouwelijke genitale verminking bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling en de Raad voor de Kinderbescherming. Ik verwijs u naar deze brief. De zaak waarnaar wordt verwezen in het artikel "Marokkaanse man cel in voor besnijden dochtertje" betreft een zaak die onder de rechter is. De minister van Justitie kan daar verder geen mededelingen over doen. Vraag 4
Deelt u het vermoeden dat slachtoffers van genitale verminking dit lang niet altijd melden en dat de geregistreerde gevallen slechts het topje van de ijsberg zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u dan de mening dat het in 2005 gelanceerde gespreksprotocol meisjesbesnijdenis en de inschakeling van het Advies Meldpunt Kindermishandeling voor deze problematiek niet werkt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u dan de mening dat alle meisjes uit risicolanden gericht en consequent door de schoolarts moeten worden onderzocht en dat genitale verminking direct moet worden gemeld aan de betreffende autoriteiten? Zo ja, hoe gaat u deze controles invoeren? Zo nee, waarom niet? Antwoord 4
Ten eerste verwijs ik u naar de brief van 6 februari jl. over het Van Montfoort rapport. Ten tweede zijn de brieven van 9 september 2008 en 20 november 2008 aan uw Kamer relevant waarin ik met de Ministers voor Jeugd en Gezin en van Justitie de verplichting van de meldcode huiselijk geweld, eergerelateerd geweld, kindermishandeling en vrouwelijk genitale verminking heb aangekondigd en uitgewerkt. Ik verwijs naar die brieven. Ik ben geen voorstander van een jaarlijks lichamelijk onderzoek door de jeugdgezondheidszorg omdat het niet de meest effectieve methode is voor het opsporen van VGV. Sleutelfiguren geven zelf aan dat het contact met de gezinnen dan verloren raakt. Daarnaast is de ervaring in Frankrijk dat het probleem hiermee niet opgelost wordt, maar verschuift naar latere leeftijden. Vraag 5
Gedoogt u genitale verminking? Zo nee, in hoeveel geregistreerde gevallen is overgaan tot vervolging en bestraffing? Kunt u toelichten waarom vorig jaar maar in één geval van besnijdenis tot daadwerkelijke vervolging is overgaan terwijl minstens 45 gevallen van genitale verminking bekend zijn? Kunt u garanderen dat elk gemeld dan wel geregistreerd geval van genitale verminking vanaf heden wordt vervolgd? Zo nee, waarom niet? Antwoord 5
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van de vragen 2 en 3. Vraag 6
Welke systematiek heeft u in gedachten, of welke maatregelen gaat u nemen, om genitale verminking bij meisjes vanaf twaalf jaar op te sporen? Bent u van mening dat in alle gevallen waarbij sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden, tot verplichte medische controle en melding aan de betreffende autoriteiten moet worden overgegaan? Kunt u dat toelichten? Hoe staat u tegenover het voorstel om meisjes uit risicogroepen bij terugkeer in Nederland na een (kort) verblijf in een (het) land (van herkomst) waar genitale verminking praktijk is, verplicht medisch te controleren? Kunt u dat motiveren? Antwoord 6
Ik verwijs voor deze vraag naar de brieven van d.d. 6 februari jl. hierover en d.d. 9 september 2008 en d.d. 20 november 2008 over de meldcode. Vraag 7
Deelt u de mening dat indien er in een gezin sprake is van genitale verminking bij één of meer kinderen, de asielstatus of verblijfsvergunning onmiddellijk dient te worden ingetrokken dan wel hun asielaanvraag of aanvraag tot een reguliere verblijfsvergunning onmiddellijk dient te worden afgewezen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer bent u van plan dit in te voeren? Bent u van mening dat meisjes uit risicogroepen onmiddellijk nadat aanvragen tot asiel of regulier verblijf in behandeling worden genomen, altijd verplicht medisch moeten worden gecontroleerd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dat te garanderen? Antwoord 7
Er is een mogelijkheid om de verblijfsvergunning in te trekken, dan wel het asielverzoek af te wijzen, als dreiging van genitale verminking in het land van herkomst de reden voor verlening van de vergunning was, en er zou blijken dat genitale verminking reeds/alsnog heeft plaatsgevonden. Momenteel wordt verkend of het mogelijk is om een vrijwillige verklaring, opgesteld door een arts waarin staat dat het meisje niet genitaal verminkt is, in álle gevallen dat asiel op deze grond wordt gevraagd door asielzoekers uit risicolanden, te vragen. Dit zou nogmaals kunnen worden gevraagd op het moment dat er een vergunning voor onbepaalde tijd wordt aangevraagd. Het niet overleggen van een verklaring waarin wordt gesteld dat er geen sprake is van genitale verminking zou dan leiden tot afwijzing van het asielverzoek dan wel tot niet verlenen van een asielvergunning voor onbepaalde tijd. Wij verwachten dat hier een preventieve werking vanuit zal gaan, terwijl tegelijkertijd eventueel misbruik van de asielprocedure wordt tegengegaan. In alle overige gevallen (asiel of regulier) zal indien er sprake is van een onherroepelijke veroordeling toetsing plaatsvinden aan het geldende openbare ordebeleid en kan eventueel een verleende vergunning worden ingetrokken. Controle op genitale verminking is vreemdelingrechtelijk alleen zinvol (en daarmee proportioneel) als het relevant is voor de behandeling van de aanvraag. Voor bovengenoemde specifieke groep asielzoekers, die asiel vraagt op grond van dreigende genitale verminking, is dat het geval. In alle andere gevallen (asiel of regulier) ontbreekt de wettelijke grondslag om meisjes verplicht te controleren. Overigens ben ik wel bereid te onderzoeken of in de ontwikkeling van een medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn van de verbeterde asielprocedure, dit onderwerp aan de orde kan komen bij gezinnen met dochters uit risicolanden. Vraag 8
Wat vindt de staatssecretaris van Justitie ervan dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking de voorstellen van de leden van de VVD-fractie om de asielstatus in te trekken of de asielprocedure toch te stoppen afwijst zonder deze met u, de eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor het asielbeleid, te (willen) bespreken? Wat vindt u van de argumentatie van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking? Kunt u dat toelichten? Gaat u de minister hierop aanspreken? Vraag 9
Heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking u (en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) benaderd om de voorstellen van de leden van de VVD-fractie ter zake te bespreken? Zo ja, wat is de uitkomst van dat overleg? Zo nee, waarom niet en wat vindt u daarvan? Antwoord 8 en 9
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking voert activiteiten uit die besnijdenis van meisjes in partnerlanden aanpakken. Via het vreemdelingenbeleid kan slechts een beperkte bijdrage worden geleverd aan het tegengaan van vrouwelijke genitale verminking, en in die zin stelt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking terecht dat er meerdere mogelijkheden zijn om de besnijdenis aan te pakken. Uiteraard vindt ook de minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat de mogelijkheden die er wel zijn binnen het asielbeleid, verkend en benut moeten worden. Vraag 10
Is genitale verminking betrokken bij de afweging voor het al dan niet toekennen van een verblijfsvergunning in het kader van de pardonregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt de staatssecretaris van Justitie de mening dat dit in alle gevallen tot een afwijzing zou moeten leiden, aangezien in de criteria van het Generaal Pardon is opgenomen dat indien een persoon is veroordeeld voor een of meerdere misdrijven welke opgeteld tot een maand of meer gevangenisstraf of vrijheidsbenemende maatregel leiden, er geen verblijfsvergunning verleend mag worden? Heeft genitale verminking ook in alle gevallen tot afwijzing van een verblijfsvergunning geleid? Zo nee, waarom niet? Antwoord 10
Als voldaan wordt aan de contra-indicaties van de Regeling ter afwikkeling van de nalatenschap van de oude vreemdelingenwet wordt uiteraard geen verblijfvergunning gegeven, maar de IND kan dit alleen maar beoordelen op basis van bekende criminele antecedenten. Als er sprake was van genitale verminking, maar die heeft niet geleid tot vervolging, zal de IND niet om die reden hebben kunnen afwijzen. Het vreemdelingenrecht volgt hier het strafrecht. Vraag 11
Bent u van mening dat elke persoon in Nederland - naast de ouders - die meewerkt aan genitale verminking en/of genitale verminking uitvoert, moet worden vervolgd en bestraft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in hoeveel gemelde en geregistreerde gevallen is dat gebeurd? Bent u van mening dat naast artsen ook anderen - bijvoorbeeld hulpverleners of scholen - in het geval van een gerechtvaardigd vermoeden een meldingsplicht moeten hebben? Is daar reeds een procedure voor? Antwoord 11
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen 2, 3 en 4. Vraag 12
Indien u de voorstellen van de leden van de VVD-fractie afwijst, welke maatregelen gaat u dan nemen om ervoor te zorgen dat elk geval van besnijdenis c.q. genitale verminking wordt gemeld, geregistreerd en gesanctioneerd? Antwoord 12
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen 2 3, 4 en 6. Vraag 13
Kan worden aangegeven op welke wijze de minister voor Wonen, Wijken en Integratie bovenstaande problematiek bespreekbaar maakt in de overleggen die hij voert met de relevante migrantenorganisaties? Antwoord 13
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie overlegt regelmatig met relevante migrantenorganisaties over beleidsvoornemens en maatregelen, dit onder andere in het kader van de Wet Overleg Minderhedenbeleid (WOM). Dit overleg vindt veelal plaats met leden van het kabinet die eerstverantwoordelijk zijn voor het te bespreken beleidsvraagstuk. De ervaring heeft geleerd dat overleggen met relevante migrantenorganisaties over vraagstukken als vrouwelijke genitale verminking (VGV) en eergerelateerd geweld plaatsvinden vanuit een sterk gedeelde opvatting dat alle geweld, ook wanneer dat cultureel gemotiveerd is, onaanvaardbaar is. Ik heb, als eerstverantwoordelijke bewindspersoon voor de aanpak van VGV, na overleg met Vluchtelingenorganisaties Nederland (VON) en FSAN besloten participatie en bereik van sleutelfiguren uit de gemeenschappen een integrale plaats te geven in de aanpak van VGV door de GGD'en. Volgende maand wordt met VON overlegd over de meest recente voornemens van de staatssecretaris van VWS, waarover uw Kamer onlangs is geïnformeerd.
1) Elsevier, 7 februari 2009

2) Elsevier, 12 februari 2009

3) Elsevier, 12 februari 2009

4) zie 1